2. De storm steekt op

HET jaar 1950 is een heilig jaar; het is ook het hoogtepunt van het pontificaat van paus Pius XII. Sinds het einde van de oorlog neemt de verering voor het Onbevlekt Hart van Maria van langsom meer een grootse vlucht. In Spanje, Italië, Frankrijk en Canada brengen grote samenkomsten ter ere van de Heilige Maagd massa’s mensen op de been, terwijl de wereldreis van het beeld van Onze-Lieve-Vrouw van Fatima een aanvang neemt. Overal registreert men een grote golf van bekeringen tot het katholicisme, vooral in de Verenigde Staten.

Pius XII
Pius XII bij de afkondiging van het dogma van de Tenhemelopneming van Maria in 1958.

Maar vermits de Paus Rusland nog altijd niet toegewijd heeft aan het Onbevlekt Hart van Maria, kent het einde van de jaren 40 ook een opvallende vooruitgang van het communisme. Heel Oost-Europa komt onder de knoet van Moskou terecht en de door de Sovjetunie in gang gestoken onafhankelijkheidsoorlogen zetten onze katholieke kolonies één na één in brand. In Rome wordt er een complot gesmeed om Fatima en zuster Lucia in diskrediet te brengen.

Toch is de Paus niet blind voor de grote gevaren die de christenheid bedreigen. Hij hernieuwt de veroordeling van het modernisme, verklaart Pius X heilig en vat het plan op een oecumenisch Concilie bijeen te roepen om een dam op te werpen tegen de moderne dwalingen. Op Allerheiligendag 1950 kondigt hij het dogma af van de Tenhemelopneming van Maria. Enkele dagen tevoren, op de achtste verjaardag van de toewijding van de wereld aan het Onbevlekt Hart van Maria, kreeg de Heilige Vader tijdens zijn wandeling in de tuinen van het Vaticaan hetzelfde buitengewone schouwspel van de zonnedans te zien als de 70.000 pelgrims in de Cova da Iria, op 13 oktober 1917.

In diezelfde periode leest Abbé de Nantes een werk van een dominicaanse theoloog Yves Congar, Vraie et fausse réforme dans l’Église. Tien jaar later zal dit boek het handvest worden van het Tweede Vaticaans Concilie.

« Het is op grond van mijn liefde voor de Kerk, van de eerbied waarvan mijn dankbaar hart vervuld is, dat ik protesteer tegen het onderscheid dat pater Congar maakt tussen de onveranderlijke “structuren” van de Kerk en de toevallige en veranderbare “superstructuren”. Het onderscheid lijkt, op het eerste gezicht althans, gegrond. Ook in een menselijk wezen vinden we een skelet en levensnoodzakelijke organen; ze worden bekleed door andere elementen, die minder levensnoodzakelijk zijn: vlees, spieren, huid, haren. Maar de ziel, de persoon, het geliefde wezen, zitten die niet evenzeer in het ene als in het andere, zowel in het skelet als in het vlees errond?

Amicus
Abbé de Nantes in 1950, toen hij schreef voor het weekblad « Aspects de la France » onder het pseudoniem Amicus.

Wat de Kerk betreft: ik hou niet van een skelet of van vitale organen, ik hou van Haar gezicht, van Haar schitterend kleed en zelfs van Haar sandalen: van heel Haar wezen. Wie echt van de Kerk houdt, zal mij begrijpen! Tot in haar kleinste trekken en gebaren heeft iets onzegbaar heerlijks mij in verrukking gebracht.

De liturgische gebaren, de gezangen, de versiering van de kerken, de woorden van de catechismus en de preken...: dat alles was de uitdrukking van de eeuwige, universele ziel en van het intieme leven die ons warmte schonken. Het was de Heilige Geest zelf, in eigen Persoon! »

Abbé de Nantes ontdekte dus onmiddellijk de perversiteit van de thesis van Congar die het voorwendsel kon worden voor een volledige ontwrichting van de Kerk. Hij achtte het zijn plicht het boek in Rome aan te klagen bij kardinaal Ottaviani, de prefect van het Heilig Officie. Het gevolg hiervan was dat op bevel van paus Pius XII het boek uit de handel werd genomen, maar de auteur werd niet geëxcommuniceerd en zelfs niet verplicht zich te herroepen.

Abbé de Nantes interesseert zich ook voor de politieke situatie in Frankrijk en voor het wel en wee van heel de christenheid. Als volgeling van Maurras op dat vlak verzorgt hij onder het pseudoniem Amicus de rubriek over godsdienstige politiek in het dagblad van de Action Française, Aspects de la France. Jammer genoeg heeft de oude meester, die nog meer de gevangene is van zijn antichristelijk agnosticisme dan van de cellen van de Franse Republiek waarin hij sinds de Bevrijding opgesloten zit, een hekel aan deze artikels, die nochtans verbazend scherpzinnig zijn. De kloof tussen de Action Française en Abbé de Nantes zal in de loop van de jaren alleen maar dieper worden.

Sint-Martinuscollege in Pontoise
1953: leraar aan het Sint-Martinuscollege in Pontoise.

Naast al deze activiteiten bereidt hij twee universitaire thesen voor, de ene over de metafysische structuur van de persoon en de andere over het begrip Persoon bij de H.Thomas van Aquino. Ze worden geweigerd wegens... modernisme! De ironie wil dat het precies deze intellectuele constructie is die dertig jaar later in staat zal zijn de écht modernistische gnose van Karol Wojtyla te weerleggen en die zo de basis legt voor een katholieke renaissance, aangepast aan onze moderne wereld.

Maar ondertussen wordt Abbé de Nantes, naar aanleiding van een conferentie in de stad Nantes over de heimelijke verstandhouding tussen de christen-democratische partij en het communisme, door kardinaal Feltin uit het diocees Parijs verbannen. Dat is zijn eerste kerkelijke sanctie en het zal niet de laatste zijn.

Maar alles is Voorzienigheid: hij wordt professor aan het Sint-Martinuscollege van Pontoise, waar hij al vlug naam maakt door zijn onderlegdheid en zijn didactische talenten. En daar ontmoet hij Bruno Bonnet-Eymard en Gérard Cousin, de latere broeders Bruno en Gérard, die zich aan hem hechten als aan een leermeester en een geestelijke vader.

Hij verlaat het Sint-Martinuscollege om in te treden bij de karmelieten, maar wordt er geweigerd wegens zijn monarchistische en reactionaire reputatie. Daarom keert hij terug naar het onderwijs, ditmaal in het Normandisch College nabij Rouen. Tegelijkertijd is hij ook pastoor van het naburige dorpje Anceaumeville.

Juni 1955
Juni 1955: Georges de Nantes neemt afscheid van het college van Pontoise, waar hij aalmoezenier en leraar filosofie was (1952-1955). Zijn leerlingen schonken hem als blijk van genegenheid een mooie kelk.

Daar schrijft hij op 1 oktober 1956 de eerste Lettre à mes amis, gekopieerd op 60 exemplaren, waarvan het einde als volgt luidt:

« God is goed wanneer Hij iemands carrière breekt. Alle valse grootheid en aardse rijkdom worden hem dan ontnomen. En als hij de genade ontvangt van de hoop te verliezen dat alles terug te winnen, dan is er in hem plaats voor de ware rijkdom van de contemplatie. Ik wens iedereen zo’n breuk in zijn carrière toe. Niemand zal eraan verliezen: uw naasten niet, uw vaderland niet, de Kerk niet. »

Deze Lettre à mes Amis geeft goed de toon aan van de KCR–strijd die op til is. Want na het hoogtepunt van 1950 wint in Rome de ondermijning op onverklaarbare wijze veld. Onverklaarbaar, tenzij men de weigering te gehoorzamen aan de verzoeken van Onze-Lieve-Vrouw van Fatima als oorzaak erkent. Pater Dhanis, een Vlaams jezuïet, slaagt erin de authenticiteit van de boodschap van Fatima in twijfel te trekken, zodanig dat paus Pius XII zelf zich ervan afkeert: hij weigert het Derde Geheim te lezen. In 1955 wordt zuster Lucia het zwijgen opgelegd achter de tralies van haar Karmel. In het Vaticaan neemt Mgr. Montini, de toekomstige paus Paulus VI, de modernisten in bescherming; hij verzet zich tegen de reactionaire beslissingen van de Paus en begint een dialoog met Moskou.

Zuster Lucia
Zuster Lucia, het zwijgen opgelegd
in de karmel van Coïmbra

In 1957 verklaart zuster Lucia aan pater Fuentes, de postulator van de zaligverklaring van Francisco en Jacinta: “ Pater, de Allerheiligste Maagd is erg bedroefd omdat niemand rekening houdt met haar boodschap. (...) Maar geloof me, pater, God gaat de wereld straffen op een verschrikkelijke manier. Mijn zending is het iedereen te wijzen op het dreigende gevaar dat onze ziel voor eeuwig zal verloren gaan als wij volharden in de zonde. Laat ons niet wachten tot er uit Rome een oproep van de Heilige Vader tot heel de wereld komt om boete te doen. Laat ons ook niet wachten tot onze bisschoppen in hun diocees of de religieuze congregaties ons ertoe oproepen. Neen, Onze-Lieve-Heer heeft deze middelen al heel dikwijls gebruikt en de wereld ging er niet op in. Daarom moet ieder nu aan zijn eigen geestelijke hervorming beginnen. Iedereen moet niet alleen zijn eigen ziel redden, maar ook alle zielen die God op zijn weg heeft gezet.

Daarop juist wil Abbé de Nantes zich toeleggen. Hij wil nog altijd monnik-missionaris zijn, maar alles in die richting is besmet met illuminisme of progressisme. Opdat hij deze roeping zou kunnen volgen, laat pater Théry – een dominicaan met wie hij in contact was gekomen naar aanleiding van diens werken over de Koran – hem het ontwerp voor een kloosterregel opstellen; dezelfde pater zorgt ook voor een ontmoeting met Mgr. Le Couëdic, bisschop van Troyes, die de regel goedkeurt.

Abbé de Nantes met de eerste broeders
Abbé de Nantes met de eerste broeders vóór de kerk van Villemaur.

Op 15 september 1958, de honderdste verjaardag van de geboorte van Charles de Foucauld, zingt Abbé de Nantes voor de eerste maal het Officie in het koorgestoelte van de stemmige kerk van Villemaur, waarvan hij pastoor is geworden. De Communauteit van de Kleine Broeders van het Heilig Hart van Villemaur is gesticht...

In feite is Abbé de Nantes zeer dikwijls alleen in zijn drie landelijke parochies Villemaur, Pâlis en Planty, want de eerste broeders zetten hun studies op het seminarie verder en vervullen daarna nog hun militaire dienstplicht in Algerije. Frère Bruno is onderwijzer in een oase ergens in de Sahara, Frère Gérard sectiehoofd van een infanterieregiment en Frère Christian verpleger in een regiment van valschermspringers.

Tot grote tevredenheid van zijn bisschop slooft Abbé de Nantes zich uit in de zielzorg. Hij past ijverig de oude en bovennatuurlijke apostolaatsmethodes toe en hij stelt vast dat zij nog altijd dezelfde uitstekende vruchten voortbrengen. Weldra kan hij die vruchten ook plukken: méér praktiserende gelovigen, roepingen tot het priesterschap en tot het religieuze leven, groeiende invloed op de jeugd.

De naburige parochie is die van Mesnil-Saint-Loup, heiligdom van Onze-Lieve-Vrouw-van-Goede-Hoop, waar hij vaak op bedevaart gaat.

Mgr. Le Couëdic is zo opgetogen dat hij op 6 augustus 1961 de monnikenpij overhandigt aan Abbé de Nantes en de eerste broeders.

Maar donkere wolken pakken zich samen... Paus Joannes XXIII, die Pius XII heeft opgevolgd op de Heilige Stoel, leest in augustus 1959 het Derde Geheim van Fatima. De H. Maagd had aan zuster Lucia laten weten dat dit Geheim uiterlijk in 1960 aan de wereld bekendgemaakt moest worden, « want dan zouden de zaken duidelijker zijn ». Maar de Paus verbiedt de bekendmaking die door de gelovigen voor de 13de oktober 1960 verwacht werd.

Het Geheim van Maria wordt met misprijzen behandeld: de verschrikkelijke straf die erdoor aangekondigd wordt, zal dan ook niet lang op zich laten wachten. Als gevolg van het in gebreke blijven van de hiërarchie verspreidt de geloofsafval zich overal en verzwakt de tegenstand zienderogen. Op dertig jaar tijd krijgt de apostasie heel de wereld in zijn greep, zonder dat er van serieuze oppositie sprake is. Eén enkele stem roept nog in de woestijn, terwijl zuster Lucia lijdt en bidt in haar Karmel.

Mgr. Le Couëdic
Mgr. Le Couëdic, bisschop van Troyes.

In het begin van de jaren zestig doet de Algerijnse oorlog de passies in Frankrijk hoog oplaaien. Abbé de Nantes aarzelt niet om zijn parochianen te wijzen op hun plichten van rechtvaardigheid en naastenliefde ten opzichte van hun christelijke broeders en Franse medeburgers die overgeleverd zijn aan de messen van de fellaghas. Frankrijk heeft het recht niet het immense Algerijnse land in de steek te laten en over te leveren aan de islam en het communisme. Zowel op de preekstoel als in zijn Lettres à mes amis (waarvan de oplage ondertussen gestegen is tot 1000 exemplaren) is de pastoor van Villemaur één van de weinige priesters die krachtdadig opkomt voor een Frans Algerije, in naam van de katholieke moraal. Daarmee komt hij in aanvaring met het staatshoofd, generaal De Gaulle, maar ook met het dwaze antikolonialisme van de clerus en van Rome zelf. Het levert hem zijn eerste moeilijkheden op met Mgr. Le Couëdic, zijn bisschop, die een fervent gaullist is.

« Als men naar mijn verzoeken luistert, zal Rusland zich bekeren en zal men vrede hebben. Zoniet zal Rusland zijn dwalingen over de wereld verspreiden en oorlogen en vervolgingen tegen de Kerk uitlokken... » Zo stond het al in het Tweede Geheim van Fatima.

Het is de verdienste van Abbé de Nantes, ongetwijfeld dankzij een bijzondere genade, om vanaf 1958 het verband begrepen te hebben tussen de dwalingen van Rusland enerzijds en de apostasie van de Kerk anderzijds – anders gezegd: het verband tussen het Tweede en het Derde Geheim. 

Tweede Vaticaans ConcilieInderdaad schrijft hij tussen 1958 en 1963 een reeks Lettres à mes amis met als ondertitel: « Het mysterie van de Kerk en de Antichrist ». Daarin maakt hij een synthese van het progressisme, de moderne ketterij die in het verlengde van het modernisme overal ter wereld van de Kerk de beste bondgenoot van het communisme zal maken!

Voor een nietsvermoedend toeschouwer zijn de duizenden kleine veranderingen ten opzichte van de traditie onsamenhangend en dus onschuldig. Maar Abbé de Nantes toont aan dat alles verklaard wordt door een samenhangende idee: het progressisme, dat gewoonweg een revolutionair principe binnen de Kerk is. Daarom reageert hij aanvankelijk gunstig op de aankondiging van het Tweede Vaticaans Concilie, op voorwaarde dat dit de gelegenheid zal bieden voor een veroordeling van de moderne dwalingen.

Helaas neemt het Concilie, dat plechtig geopend wordt op 11 oktober 1962, onmiddellijk een andere wending. Tweeduizend vierhonderd bisschoppen komen samen rondom de reeds zwaar zieke paus Joannes XXIII. Zijn openingstoespraak, in feite opgesteld door kardinaal Montini (de latere Paulus VI), veroordeelt de onheilsprofeten en kondigt de opening naar de wereld aan; zij gaat dus in de richting van de ondermijning zoals die in de Lettres à mes amis aan de kaak gesteld werd.

Dezelfde dag nog kondigt Abbé de Nantes in zijn Brief nummer 120 zijn oppositie aan. Hij is dan ook niet verwonderd als hij op 11 maart 1963 verneemt dat de bisschop van Troyes hem beveelt zijn parochies én het bisdom te verlaten. Hij gaat daarop naar Rome om gerechtigheid te verkrijgen. In de Eeuwige Stad maakt hij de dood van Joannes XXIII en de uitverkiezing van Paulus VI mee, maar niemand is bereid om openlijk voor hem partij te kiezen en hem te verdedigen tegen de willekeur van Mgr. Le Couëdic.

15 september 1963
15 september 1963: op bevel van zijn bisschop, Mgr. Le Couëdic, moet Abbé de Nantes de parochie van Villemaur verlaten, waar hij sinds september 1958 pastoor was en de communauteit van de Kleine Broeders van het Heilig Hart van Villemaur stichtte.

Daarom verlaat de communauteit van de broeders op 15 september 1963 Villemaur, om haar intrek te nemen in het Maison Saint-Joseph, een klein domein in de omgeving van Troyes. De broeders Bruno en Gérard hebben hun militaire dienstplicht volbracht, maar de priesterwijding wordt hen geweigerd! Abbé de Nantes mag niet meer preken of de biecht horen in het bisdom Troyes; hij draagt de mis op in de plaatselijke parochiekerk: een gelezen mis, vóór dag en dauw...

Saint-Parres-lès-Vaudes
16 september 1963: de kleine communauteit vestigt zich in het Maison Saint-Joseph in Saint-Parres-lès-Vaudes.

Deze maatregelen zijn volkomen onrechtvaardig en tegenstrijdig met het kerkelijk Recht, maar Abbé de Nantes onderwerpt zich om duidelijk te maken dat hij een afschuw heeft van elke vorm van schisma. Achteraf bekeken kan men zeggen dat zijn verwijdering uit Villemaur hem de ruimte heeft gegeven om zich te concentreren op een groot werk: de analyse van de conciliaire Acten.