« IN REBELLIE TEGEN DE REBELLEN »

In mei 1971 verscheen in L’action municipale Nice-Côte d’Azur een interview met de toen 47-jarige abbé Georges de Nantes. Hoe paradoxaal het ook mag klinken, in feite is dit interview nog altijd even actueel. Toen reeds was de analyse van abbé de Nantes vlijmscherp én juist, en geen woord van wat hij toen zei zou hij vandaag moeten terugnemen. Alleen is het zo dat de crisis in de Kerk ondertussen véél erger geworden is, dat zij zelfs apocalyptische vormen aangenomen heeft. Veel lichtpunten die abbé de Nantes toen nog kon zien, zijn voorgoed uitgedoofd. Waar hij toen nog zijn hoop op mensen van goede wil kon stellen, vraagt hij ons nu alle hoop op Onze-Lieve-Vrouw te richten. Uit dit unieke document publiceren we hieronder, ter illustratie, het laatste gedeelte.

* * *

VRAAG : Mgr. Jean Mouisset (de bisschop van Nice) heeft in het decembernummer van het officiële orgaan van het bisdom de katholieken gewaarschuwd voor uw onderricht ; hij nodigt hen uit zich van u af te keren. Dat is een vorm van veroordeling die in tegenspraak lijkt te zijn met zijn zojuist geciteerde uitspraak (« Het concilie wil niet zoals in het verleden werken met veroordelingen »).

AdN : Een dergelijke houding is erger dan gelijk welke veroordeling, want het gaat om een veroordeling zonder óórdeel. Mgr. Mouisset én Rome oordelen mij niet, willen mij niet oordelen en met al de kracht van hun leergezag uitmaken of ik schuldig ben of onschuldig. Hij laat me vol goedheid gaan en verklaart dat zijn naastenliefde erin bestaat mij niet te oordelen. Nadien doet hij hetzelfde met Cardonnel [een progressistisch theoloog] en verklaart dat zijn goedheid erin bestaat ook Cardonnel niet te oordelen. En zo worden Cardonnel en ik doorverwezen naar de rechtbank van de publieke opinie. Maar Cardonnel mag nog zoveel laster uitkramen als hij wil, hij zal door de massa als onschuldig beschouwd worden, want hij heeft alle massamedia achter zich. Radio, dagbladen enz. zullen zeggen : « Cardonnel is niet veroordeeld, dat bewijst dat hij onschuldig is. » Maar wij daarentegen, die geen vat hebben op de opinievorming van het grote publiek en die radio en televisie niet aan onze kant hebben, wanneer wij onze stem verheffen tegen wat er tegenwoordig gebeurt, dan zegt men over ons : « Hij is natuurlijk niet veroordeeld omdat men niemand meer veroordeelt, maar hij is schuldig – dat spreekt voor zich. » Toen ik Rome en het H. Officie gedurende drie jaar het hoofd geboden heb, heeft Rome mij geoordeeld omdat ik vroeg dat mijn werken geoordeeld zouden worden. Er had een uitspraak van veroordeling of van vrijspraak moeten volgen. Maar het is geëindigd met het ultimatum dat ik mezelf moest herroepen, een ultimatum dat ik geweigerd heb. Ik heb dus niet aanvaard dat ik zou gereinigd worden van zogezegde dwalingen. Welnu, op dat moment moest men mij amputeren, omdat ik weigerde genezen te worden. Maar men heeft mij niet geamputeerd uit goedheid, men heeft zelfs niet gezegd dat ik een amputatie verdiende ; men heeft mij gewoon losgelaten en daarna heeft men de mensen gezegd : de Romeinse rechtspraak spreekt zich niet uit. Onnodig, niet ? Iedereen weet toch dat hij schuldig is ! De kranten schreven dat ik « gediskwalificeerd » was... met andere woorden, men deed een beroep op de publieke opinie. Daar protesteer ik tegen ! De rechtspraak begaat de grootst mogelijke onrechtvaardigheid als zij geen recht laat wedervaren en vermeende schuldigen overlevert aan levenslange laster, waaruit geen ontsnappen mogelijk is. Als het alleen maar om mij ging, dan zou ik niet protesteren ; maar gebruik makend van mijn naam stelt men geheel de traditionele beweging, die verzet biedt tegen de revolutie en de huidige hervorming, in staat van beschuldiging... zonder dat de rechtspraak van de Kerk tussenbeide gekomen is.

VRAAG : Hoe kan men uitleggen dat nog geen enkele hoge prelaat zich openlijk heeft durven verzetten tegen de conciliaire hervormingen die door u noodlottig genoemd worden, indien de Kerk volgens uw woorden écht in groot gevaar is ?

AdN : Dat is de hamvraag ! U legt de vinger op de wonde. En ik denk inderdaad dat de huidige crisis in de Kerk zijn weerga niet vindt in de kerkgeschiedenis. Deze keer is heel de hiërarchie betrokken bij de modernistische en progressistische beweging. Deze hervorming is absoluut onweerstaanbaar, vermits ze door iedereen beschouwd wordt als de beslissing van iedereen. Als ik het heb aangedurfd me hiertegen te verzetten, dan is het omdat ik beweer dat alle bisschoppen op het Concilie een hersenspoeling hebben ondergaan en bovendien het slachtoffer waren van een slinkse handelwijze : ieder van de 2400 prelaten werd ertoe gebracht om teksten aan te nemen in de veronderstelling dat de 2399 anderen « ja » gingen stemmen. Omdat iedereen ervan overtuigd was dat de anderen « ja » zouden stemmen, had iedereen schrik om alleen te blijven staan met zijn « neen » en zijn tegenstand. Meer is er niet nodig om verstandige mannen met karakter te veranderen in een grote troep schapen... Ik beweer dat de conciliaire en postconciliaire eensgezindheid van paus, bisschoppen en clerus een valse eensgezindheid is, een dubbelzinnige unanimiteit aan een lage prijs bekomen. Want als men hen ondervraagt en met hen discussieert (overigens weigeren ze meestal elke discussie), als men naar de bodem van hun ziel peilt, dan blijken onze bisschoppen bekommerd te zijn en aarzelend, en weten ze niet waar deze hervorming hen naartoe leidt. Ook al zijn ze het publiekelijk eens met alle bisschoppelijke commissies, met het bisschoppenconferenties en met de raden die hen steeds opnieuw herleiden tot passieve deelnemers aan beslissingen die bij voorbaat vaststaan, toch leggen ze in werkelijkheid hun persoonlijk gezag bij deze hervorming niet in de weegschaal. Zij ondergaan deze hervorming eerder dan dat zij ze leiden. Wanneer u me vraagt hoe de Kerk uit dit groot gevaar zal geraken, voorzie ik twee oplossingen. Ofwel zullen de bisschoppen die voor onze redeneringen toegankelijk zijn (en ze zijn talrijker dan men denkt) zich bekeren, d. w. z. contrareformisten worden ; zij zullen dan begrijpen dat alle kwaad voortkomt uit de Verklaring van Algemene Hervorming van 11 oktober 1962 en ze zullen hun taak van herders en leraars van hun volk hervatten. Ofwel zal een andere paus, gekozen uit het conclaaf van de kardinalen, de orde in de Kerk herstellen ; dan zullen er overal mensen van goede wil opstaan die heimelijk al lang God om een ware herder smeekten om de orde in zijn Kerk te herstellen.

VRAAG : Als, zoals iedereen weet, de vorming van jonge seminaristen te wensen overlaat, wat zal dit onderricht van het Evangelie dan in de toekomst zijn ? Want alle priesters en religieuzen van nu, die opgeleid zijn in de eerbied voor de traditionele katholieke godsdienst, zullen dan verdwenen zijn.

AdN : Deze vraag kan men alleen stellen als men de Kerk van altijd én de Kerk van nu slecht kent. Een katholiek die echt gelooft, stelt ze niet, omdat zijn geloof hem zegt dat de Kerk niet ten onder zal gaan, en om een diepere reden : onze Kerk is Eén, Heilig, Katholiek en Apostolisch. Wij weten niet alleen door het geloof dat zij niet ten onder zal gaan, maar wij hebben er ook een heel andere kennis van dan dat wat een buitenstaander ervan kan vatten. Terwijl de Kerk dus helemaal aangevreten lijkt door het huidige reformisme en haast onherstelbaar een weg is ingeslagen die ten dode voert, zien wij toch in deze Kerk, door de uiterlijke schijn heen, de aanwezigheid van het geloof, d. w. z. de aanwezigheid van de H. Geest. De priesters die de revolutie prediken, die de liturgie overhoop halen en die dikwijls de meest enorme dwaasheden propageren, diezelfde priesters die wij beschouwen als afgewekenen, zijn in hun diepste binnenste katholiek gebleven. lk zou u voorbeelden kunnen geven van seminaristen die zich, onder dwang of tamelijk gemakkelijk, plooien naar de nieuwe vormen en die toch een echte roeping hebben om God en de zielen te dienen. We mogen dus niet te vlug zeggen dat de hiërarchie naar het kamp van de vijand is overgelopen of dat de priesters hun geloof verloren hebben. Laat ons niet meer dan nodig is alarm slaan, laat ons niet wanhopen en zondigen tegen de hoop. Laat ons vermijden dat radeloze en wanhopige traditionalisten de Kerk verlaten, want niets ter wereld is gelijkwaardig aan de katholieke Kerk. Wat mij betreft, in « De katholieke Contrareformatie », ons tijdschrift, trek ik onafgebroken van leer tegen deze bekoring van schisma en wanhoop. Ik toon zoveel als ik kan de bestendigheid aan van het geloof, de hoop en de katholieke naastenliefde in de schoot van de meerderheid van de clerus, die ons nochtans rijp voor de revolutie leek. En ik zou zeggen dat, in tegenstelling tot de schijn, dit reformisme maar een laag vernis is die op het punt staat open te barsten, en dat in de zielen van de priesters, bisschoppen, de paus zelf, het geloof ononderbroken werkt zodat het vernis breekt en lost ; het zal in schilfers uiteenvallen, misschien zelfs zonder dat we er veel moeite moeten voor doen. Laat ons een voorbeeld nemen : ik ken ergens in een Frans seminarie een seminarist die niet van de daken schreeuwt dat hij me kent ; hij volgt onze inspanningen, plooit zich uiteraard naar de algemene discipline, volgt lessen die dikwijls te wensen overlaten wat het geloof betreft en werkt niettemin. Hij opent dus zijn Sint-Thomas, hij leest de bundel conciliaire teksten en van zodra hij zaken uit het verleden van de Kerk bestudeert, wordt zijn geloof gevoed en is hij op zijn hoede voor de moderne dwalingen ; en zijn confraters verkeren in hetzelfde geval. Het ergst zijn zij die niet werken. Zij die het wél doen, komen er één of andere dag onvermijdelijk toe de nieuwe ideeën te vergelijken met de oude ; en vermits de oude een aantrekkingskracht, een waarde, een heiligheid en een schoonheid hebben die de nieuwe niet bezitten, ontstaat er een strijdperk tegen het reformisme in al die katholieke zielen van seminaristen en priesters. Dit regelmatig werk zal op een mooie dag een gelukkige uitweg uit deze vreselijke crisis bieden.

VRAAG : Om te eindigen, Monsieur l’Abbé, denkt u dat uw actie in de schoot van de « Liga van de katholieke Contrareformatie », door u vorig jaar opgericht, een invloed kan hebben op de gebeurtenissen die de Kerk dooreen schudden ?

AdN : Het zou verwaand zijn te zeggen dat wij door onze Liga een massabeweging in gang hopen te brengen die, zoals een vloedgolf, het huidige reformisme weg zou vegen, de tegenstander in het zand doen bijten en de partij van de contrareformatie doen zegevieren. Zo’n gevecht willen wij trouwens niet aangaan, want dat zou zoveel betekenen als een godsdienstoorlog. Onze invloed ligt op een heel ander vlak. Onze kracht is dat wij gelijk hebben, en bij zulk een hersenspoeling als die waarover ik zojuist sprak hebben onze tijdgenoten er nood aan eenvoudigweg te weten dat er op de wereld nog mensen zijn die niet gecapituleerd hebben en die de nieuwe gang van zaken niet aanvaarden, mensen ook die - hoewel ze gekant zijn tegen de conciliaire Akten en de hervormingsgezinde toespraken van de paus – niettemin leden van de Kerk zijn : men heeft ze namelijk niet kunnen wegjagen of men hééft ze niet weggejaagd. Er bestaat vandaag de dag dus nog een mogelijkheid om katholiek te zijn zoals onze voorouders het geweest zijn in de schoot van de Ene Katholieke Kerk en zo de hemel te verdienen. Daarom is het zo dat, essentiëler dan de discussies, twistgesprekken of relletjes op het getouw gezet tijdens voordrachten van beruchte reformisten, ons werk in de diepte aandacht verdient : hoofdzakelijk het organiseren van reeksen conferenties ; iedereen mag komen, ook de plaatselijke bisschop als hij dat wil. Onze dieptewerking bestaat erin te laten weten dat men tégen de hervorming kan zijn. En verder willen we de katholieken uitnodigen om te ontwaken uit hun lethargie en de zin van het geloof terug te vinden, om van het in slaap gevallen volk dat sinds het Concilie een soort blinde kudde geworden is die alles uit gehoorzaamheid volgt, terug een volk te maken dat zich bewust is van zijn geloof en vastbesloten het te verdedigen. Onze actie zal dan opleveren wat God wil, maar uit ervaring kan ik u zeggen dat ik overal deze heilzame reactie zie ontstaan, en vooral binnen de clerus : talrijke priesters laten me weten dat zijzelf volledig akkoord gaan met onze doctrine van Contrareformatie. Zij geven op dit ogenblik nog geen teken van leven, omdat de ijskoude wind van de gehoorzaamheid alles bevriest. Maar zodra het gezag de teugels wat viert, zodra het stalinisme (waarover men zoveel gesproken heeft om het pontificaat van Pius XII te brandmerken en dat precies vandaag zozeer in zwang is) zal wijken en een wind van echte vrijheid over de Kerk waait, zal alles wat onder de aarde kiemt, in de harten van priesters en katholieke gelovigen, plots tevoorschijn komen. Dan zullen we de bloei van een nieuwe lente zien. En als wij ertoe bijgedragen hebben om die dag te verhaasten, dan zal dat onze grootste eer zijn en onze grootste vreugde : de lente van de Kerk, de restauratie van de Kerk zien aanbreken na die verschrikkelijke winter van een hervorming die alleen maar afbreekt en geen toekomst biedt. Moge het zo zijn !

KCR 24ste jaargang nr. 2, maart-april 1996, pp. 2-4