DE « WITTE DAME » VAN DONGLU

« In juni 1900 vallen veertigduizend Boksers het dorp Donglu aan, op ongeveer 175 km ten zuiden van Peking. Ze zijn gewapend met speren en hakmessen en achten zich onkwetsbaar. Maar deze keer stoten ze op onvoorziene weerstand. De zowat zevenhonderd christenen van het dorp, versterkt door meer dan negenhonderd vluchtelingen, hebben hun verdediging opgezet. Ze hebben brede grachten gegraven rond het dorp, de aarde aan de binnenkant opgegooid om verdedigingswallen te vormen en kale takken voorzien van lange doornen in de grond gestoken. Twee onder hen zijn struikrovers geweest in Mongolië. Ze hebben elk een geweer en kogels. De Boksers vallen viermaal aan, maar worden telkens teruggedrongen met grote verliezen. De christenen achtervolgen hen terwijl ze roepen: “ Dood aan de Duivel, dood aan de Duivel!  ” Elke dag draagt een priester het Heilig Sacrament rondom de versterkingen. De christenvrouwen en de kinderen volgen hem terwijl ze het Rozenhoedje bidden en de litanieën van de Heilige Maagd: “ Hulp der christenen, bid voor ons!  ”

« In de maand juli doen de Boksers een beroep op het keizerlijk leger. Verschillende duizenden soldaten bewapend met geweren en oude kanonnen, gaan in de aanval – vierenveertig keer zegt men. Telkens worden ze teruggedrongen, waarbij ze op het terrein kanonnen en geweren achterlaten. Na 15 augustus bereikt het nieuws van de inname van Peking door de buitenlandse troepen Donglu. De Chinese soldaten trekken zich terug terwijl ze van ver roepen: “ Leef in vrede, we ver trekken. ” Tweeëntwintig christenen waren gestorven, het merendeel door ongelukken met wapens die ze tevoren nooit gehanteerd hadden. Talrijke Boksers die later bekeerd werden, geven toe dat hen de grootste schrik ingeboezemd was door een “ witte Dame  ” die herhaaldelijk verschenen was boven de plaats. In hun ogen was dit het vanzelfsprekende teken dat wie het dorp zou binnengaan er niet levend uit zou komen [dit is het teken van de « Vrouw » die de Draak overwint...]

« Na de succesvolle weerstand tegen de Boksers verbetert men de versterkingen van het dorp: grote poorten naar het oosten, het westen, het noorden en het zuiden, en boven elke poort een inscriptie: “ Hulp der Christenen ”, “ Toren van David ”, “ Heilige Michaël ”, “ Heilige koning Lodewijk ”. De lazaristen bouwen een grote kerk, scholen en een klooster voor Chinese zusters, de Josefienen, die de meisjes onderricht geven. Op 15 augustus 1915 wordt Donglu het centrum van een decanaat dat dertien parochies omvat, negentien priesters en tweeënveertigduizend christenen verspreid over zowat tweehonderd christelijke gemeenschappen. De streek wordt terzelfdertijd een groot centrum van Mariadevotie. Een eerste schilderij van Maria die het Kind Jezus draagt en omringd is door de gelovigen van Donglu, wordt achter het altaar geplaatst: Onze-Lieve-Vrouw van Donglu.

« In 1908 laat pater Flament een ander, nog indrukwekkender schilderij maken in het atelier van de jezuïeten van Sjanghai. Het is Maria, Koningin van China: de Heilige Maagd is gekleed als keizerin van China, gezeten op de keizerlijke troon, met een kleine Jezus die links van de troon rechtop staat en gekleed is als Chinese prins. Bovenaan het schilderij kan men lezen: “ Moeder Gods, Koningin van Donglu, bid voor ons. ”

« In 1928 vragen de pauselijke afgevaardigde, Mgr. Costantini, en talrijke bisschoppen aan pater Trémorin, lazarist en pastoor van de plaats, om van Donglu een bedevaartsoord te maken. In mei 1929 [jaar van de verschijningen in Tuy!] wordt de bedevaart plechtig insgehuldigd in aanwezigheid van vier bisschoppen.

« Tijdens de Tweede Wereldoorlog teisteren het Japanse leger en de communistische guerilla’s de streek. Alle kerkgebouwen worden in brand gestoken op Stille Zaterdag 1941.

« Vandaag herrijst de christenheid van Donglu uit haar ruïnes. Een grote basiliek toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw van China is in aanbouw van maart 1989 tot mei 1992. Het enorme bouwwerk uit baksteen, bedekt met glanzende metaalplaten, verheft zich aan de rand van het dorp. Twee hoge spitsen wijzen naar de hemel. Zoals in Chartres domineert het grote gothische bouwwerk een onmetelijke vlakte waar de tarwe-en maïsoogsten rijpen. Het is het werk van de arme landbouwers, katholieken ondanks en tegen alles. Elk jaar in de maand mei komen twintigduizend pelgrims te voet toegestroomd uit heel de streek, zonder acht te slaan op de wegversperringen die door de staatsveiligheid zijn aangebracht. »

(pater J. Charbonnier, Histoire des chrétiens de Chine, Desclée, 1992, pp. 241-243)

De geschiedenis van Donglu, bloem van de missies die de lazaristen in Noord-China hadden, is sterk zinnebeeldig. Vóór zijn bekering was het dorp verdeeld in twee “ clans ”. Het werk van de missionarissen gekoppeld aan de mirakels en de genaden die de Onbevlekte er overvloedig verspreid heeft, hebben van deze christenheid iets prachtigs gemaakt, maar onder de communistische vervolging heeft de ingewortelde verdeeldheid opnieuw de kop opgestoken: de “ ondergrondsen ” staan tegenover de “ officiëlen ”. Morgen zal de Onbevlekte het mirakel bewerken al deze katholieken terug te verenigen in één en dezelfde Kerk!

Toen de Rooms-katholieken van Donglu (90% van de bevolking!) in mei 2013 een grote Mariaprocessie wilden houden, werd hun stadje door politieblokkades hermetisch van de buitenwereld afgesloten: geen gelovigen van elders of pottenkijkers toegelaten !