14 JUNI 2015

De devotie tot het Heilig Hart

Heilig Hart

WAT is de devotie tot het H. Hart? Ik zou jullie deze morgen willen zeggen dat deze devotie een intiem geheim is tussen elk van onze zielen en Jezus Christus, onze Verlosser, aan het Kruis gestorven voor onze zonden.

Om hierin binnen te treden op een manier die jullie zeker zal raken, zal ik de absoluut universele vergelijking maken met een liefde, een vriendschap, een genegenheid tussen twee menselijke wezens.

Deze vriendschap, deze genegenheid, deze tederheid zijn soms turbulent; ik zou zelfs zeggen dat ze altijd turbulent zijn, omdat het idyllische tussen twee menselijke wezens van vlees en bloed niet eeuwigdurend kan zijn. Het vlees is steeds in een gevecht met de geest, zegt Sint-Paulus ons, en de mens is innerlijk verscheurd. Hoe zouden ze dan niet verscheurd zijn als ze met twee zijn? Een moeder en haar dochter, een echtgenoot en zijn echtgenote, twee broers of twee zussen, zelfs twee religieuzen! Hoe zouden ze op zekere dag niet noodzakelijkerwijs ontgoocheld zijn, de een in de ander?

Deze woelige vriendschappen en liefdes die we allemaal kennen, kunnen verbroken worden. Men heeft bemerkt dat men niet dezelfde ideeën had en hoewel men van elkaar hield heeft deze barrière van een verschil van overtuiging tussen ons een wand opgetrokken, een wand die soms van glas is. Maar als men van gedachten verschilt, eindigt het ermee dat men niet meer weet hoe tot elkaar te spreken. Ofwel heeft men niet dezelfde smaak, dezelfde gevoelens. Het is moeilijk. Men wordt er moedeloos van; men plooit terug op zichzelf.

Tegengesteld aan deze kracht die tot inertie leidt, is de liefde, waarvan de Bijbel ons in het Hooglied zegt dat ze sterker is dan de dood; de liefde die anderzijds, zo zegt ons ook het Hooglied, niet kan gekocht worden, zelfs niet met al de rijkdommen van de wereld, de liefde die een soort van voortdurende schepping is, een kracht die God ons gegeven heeft om te reageren tegen de zonde, tegen het egoïsme, tegen de inertie.

Liefde houdt in te aanvaarden, ermee in te stemmen dat de andere anders is dan wij, te aanvaarden dat hij ons gekwetst heeft en hem toch graag zien. Dat wil zeggen: loyaal zijn, vergeven, inzien dat wijzelf niet veel voorstellen en dat wanneer hij of zij ons ontgoocheld heeft wij hem of haar uiteindelijk ook zeker ontgoocheld hebben! Of als we hem nog niet ontgoocheld hebben, dan zullen we dit op zekere dag doen...

Wat een wonder! Hoe wonderlijk is het menselijk hart als het in staat is tot liefde, loyale liefde, onuitputtelijke liefde, en elke ochtend zijn grootmoedigheid en vergeving kan vernieuwen, als het kan aanvaarden om de vergeving van de andere te ontvangen: « Vergeef ons onze zonden zoals wij onderling elkaar vergeven, zoals wij elkaar vergeven of elkaar zouden moeten vergeven. » Daar treedt een radicaal verschil op, onmerkbaar in het begin, maar wat heel het leven gaat sturen, al naargelang deze vriendschap, deze gevoelens, deze liefde van verder komen dan onszelf, door God gewild zijn, dan wel of ze het product zijn van onze willekeur, onze grillen. Ik heb dit gewild, ik heb hiervoor gekozen omdat zij of hij mij beviel. De dag waarop ik ontgoocheld werd, heb ik het opgegeven omdat ik in die vriendschap, in die liefde, in die tederheid mezelf zocht, niet haar of hem!

Er zijn liefdesrelaties, vriendschappen, gevoelens die van verder komen dan van onszelf. Op het ogenblik van de desillusie, van de beroering, in het tumult van onze hartstochten, van wederzijdse tegenstellingen, wanneer men beiden opgesloten lijkt in een boksring om te weten wie van de twee de sterkste zal zijn, zijn tegenstander zal uitputten, zich zal wreken voor alles wat hem gekwetst heeft, als men op dat moment aan een onbetwistbaar teken kan herkennen dat het God is die gewild heeft dat we samenzijn, voor altijd, in vreugde en verdriet, dan kan de liefde herboren worden, zelfs door stenen heen.

Of het nu gaat om het beminnen van mijn vader of moeder, ook als ze mij verraden hebben; of het nu de liefde tot mijn kind betreft, ook als ik het vervloekt heb; of het nu gaat om te vergeven aan mijn echtgenoot, aan mijn echtgenote, zelfs als die mij het grootst mogelijke kwaad heeft aangedaan; of het nu eenvoudigweg voor een vriend is, of voor twee kloosterlingen, voor een broeder en een zuster en heel hun kloostergemeenschap. De dag waarop het drama zich voltrekt, zijn diegenen gelukkig die tot elkaar kunnen zeggen: het is onze Vader in de Hemel die gewild heeft dat we samen zijn; we zullen elkaar nooit in de steek laten omdat we ons samen moeten redden, of ons samen vervloeken door uit elkaar te gaan.

Jullie zullen me zeggen: maar waar wilt u tenslotte uitkomen? Ik kom tot mijn besluit, want door naar me te luisteren, met al de ervaring die ieder van jullie heeft over het leven en ons « arm mensenhart », kunnen we allemaal begrijpen wat de liefde van Jezus voor ons is. Jezus is de bruidegom van onze ontrouwe zielen, van onze overspelige zielen, van onze zielen die onophoudelijk ondankbaar, onrechtvaardig zijn geweest tegenover Hem, vol misprijzen en onwetendheid. Hij is daar als de echtgenoot die zich ophoudt aan de deur en aanklopt. Hij is bereid zijn ontrouwe echtgenote terug bij zich te nemen omdat zijn liefde schepper van genade is en elke dag vergeeft. Elke dag herschept Hij de band die wij van onze kant proberen te vernietigen omdat we zondige schepsels zijn!

Als Jezus het niet moe wordt en geworden is om, tot aan de dood op het Kruis, zich het Hart te laten doorboren om aan die mensheid, aan elk van ons te tonen dat Hij ons alles gaf, tot de laatste druppel van zijn Bloed, tot de laatste slag van zijn Hart, als Jezus zoiets doet, is dat dan omdat Hij op een dag zou aarzelen om ons te vergeven? Hij heeft geaarzeld in de Hof van Olijven, Hij was de mensheid moe. Bij de gedachte aan wat Hij nog ging lijden voor een in het kwade verharde mensheid heeft Hij geaarzeld, zoals wij ook soms aarzelen om nog te vergeven.

Hij heeft geaarzeld, maar heeft aanvaard omdat Hij zich herinnerd heeft dat dit de wil van zijn Vader was. De echtgenote die Hij gekozen had en die de zondige mensheid was, en ieder van ons, dat gebeurde niet door een persoonlijke gril, door een onafhankelijke hartstochtelijke opwelling om haar te behagen, dat gebeurde uit gehoorzaamheid aan zijn Vader: « Ecce venio », « Zie, Vader, hoe ik kom om uw wil te doen. »

Het was de wil van zijn Vader dat Hij de mensheid zou huwen en met zich meevoeren naar de Hemel. Het is door de wil van zijn Vader dat Hij terug opgestaan is, dat Hij zich overgeleverd heeft aan zijn beulen, dat Hij ons gered heeft terwijl Hij had kunnen breken met ons; en als Hij brak met ons betekende dit zoveel dat we definitief verloren waren. Dat is het mysterie van zijn Hart, het intieme mysterie van het Hart van Jezus.

Hoe kan men dan anders besluiten dan door erkentelijkheid? Het kan niet anders of ieder van ons die deze uiteenzetting gehoord heeft zegt bij zichzelf:

1) We moeten een onbegrensde dankbaarheid tonen omdat Jezus ons niet in de steek gelaten heeft, omdat Hij ons nooit zal verlaten. In onze zwakheid zouden we kunnen twijfelen en beangstigd zijn. Tot nu toe heeft Hij mij vergeven, maar wat zal de toekomst zijn? Het is nog mogelijk dat ik Hem verlaat. En als ik Hem kwam te verliezen? Tot aan het einde zal Hij er zijn! Zijn liefde is werkelijk onuitputtelijk. Ik zal Hem altijd bereid vinden om me te ontvangen, als ik me maar tot Hem keer, Hem vergiffenis vraag en opnieuw probeer Hem oprecht te beminnen.

2) Als Christus zo tegenover ons handelt, hoe zouden wij dan anders kunnen handelen tegenover onze naaste? Ik heb dit sermoen deze morgen niet kunnen voorbereiden en evenmin kunnen nadenken zonder schaamte te voelen, want uiteindelijk verkeren wij allemaal in hetzelfde geval als we het geheel van onze relaties, onze vriendschappen, onze gevoelens onderzoeken. Ook ik blijf in gebreke, ook ik heb het opgegeven, ook ik heb niet altijd vergeven! Hoe kunnen wij dit mysterie van de liefde van Christus verkondigen als wijzelf niet vergeven hebben of als we niet vastberaden zijn om te vergeven, die vriendschap die we verworpen hebben terug op te nemen, deze genegenheid waarin we ontgoocheld hebben. Jullie zelf, wanneer jullie deze uiteenzetting horen, begrijpen goed dat jullie Christus straks in de Eucharistie niet kunnen ontvangen tenzij met gevoelens van dankbaarheid tegenover Hem en met de belofte – voor zover dit mogelijk is in jullie leven – door zijn genade, naar zijn voorbeeld, zoals Hij, in zijn Hart, de gebroken vriendschappen terug op te nemen, te vergeven aan wie ons gekwetst heeft, het koste wat het wil met een eerlijke en diepe genegenheid al deze banden te onderhouden. Banden die we misschien tijdens onze jeugd, in een moment van blinde passie, bezegeld hebben maar die Christus gezegend heeft. « Onsterfelijke banden », zoals een prachtig boek zegt, die slechts kunnen overleven door de wil van de Vader, in het Hart van Christus, in het Hart van Jezus, door de kracht van de H. Geest.

Dit is de intieme boodschap van dit Hart; we kunnen het niet bekijken, met daarboven zijn Kruis, zonder eraan te denken dat de liefde gevoed wordt door het offer, dat de liefde gevoed wordt door een onuitputtelijk vergeven, voortdurend en wederzijds, opdat wij ons allen zouden terugvinden in het Hart van Christus voor het eeuwig leven.

abbé Georges de Nantes
sermoen van de Mis van 8 juni 1975