19 APRIL 2015

De leerlingen van Emmaüs

OP de dag van Pasen keren twee mannen terug naar huis terwijl ze van gedachte wisselen over de gebeurtenissen van de crisis die Jeruzalem door elkaar geschud heeft. Een reiziger heeft hen ingehaald en mengt zich in hun gesprek. Hun onrustige tred begeleidt de onrust in hun gedachten. Het zijn leerlingen, ze zijn bedroefd, ze gaan uitleggen waarom. Ze zijn verwonderd dat onder de honderdduizenden pelgrims deze ene man geen kennis genomen heeft van de gebeurtenissen die net hebben plaats gevonden. Dat bewijst in welke mate het Lijden van Jezus heel Jeruzalem van slag heeft gebracht, zoals ze hem met aandrang zullen vertellen.

Jezus veinst onwetendheid, maar doet dit om hun hart te raken, opdat ze zouden zeggen wat hun geloof is. We vinden hier de gelegenheid om de balans op te maken van meer dan twee jaar openbaar leven van Jezus. Deze twee goedhartige, middelmatige leerlingen hebben het volgende onthouden, wat reeds niet slecht is: “ Jezus van Nazareth ”. Het gaat dus om een historische figuur. Hij komt uit Galilea, zijn naam is Jezus, zijn stad is Nazareth: “ Jezus van Nazareth, een man die een profeet was ”. De profeten kent men van het Oude testament, er zijn er van eeuw tot eeuw geweest; het zijn mensen die spreken in naam van God, mannen begunstigd door goddelijke openbaringen. De twee leerlingen hebben grote bewondering voor Jezus: “ een profeet machtig in woorden en daden ”. Het was een man die mirakels deed.

Merken we hierbij op dat we zeker te maken hebben met tijdgenoten van de gebeurtenissen. Wanneer dit Evangelie neergeschreven wordt, zijn de inwoners van Jeruzalem nog steeds dezelfden als ten tijde van de feiten. Men kan hen geen leugens vertellen. De Joden van Jeruzalem, zij die naar de Heilige Stad gekomen zijn om Pasen te vieren, of ze nu Jood zijn of proseliet (heidenen aangetrokken door de joodse godsdienst), al deze mensen wisten dat Jezus wonderen deed, dat Hij een onderricht gaf dat het onderricht van schriftgeleerden en Farizeeën oversteeg en dat dit onderricht vergezeld ging van voorspellingen. Het volk in zijn geheel beschouwt Jezus als de grootste profeet van het joodse tijdperk.

“ Onze hogepriesters... ” Eigenlijk was er in Israël slechts één enkele hogepriester, Kaïfas, maar die werd dat bepaalde jaar overheerst door zijn schoonvader Annas; deze Annas was het jaar tevoren hogepriester geweest en had ervoor gezorgd dat achtereenvolgens zijn beide zonen en zijn schoonzoon (Kaïfas) de functie kregen, zodat het werkelijke gezag in zijn eigen handen bleef. Toen Jezus aangehouden werd, bracht men Hem allereerst bij Annas, die geen hogepriester was maar die zich die macht toe-eigende. De leerlingen van Emmaüs getuigen van die verwarring.

“... hebben Hem uitgeleverd ”. Men komt dit woord tienmaal tegen in het Passieverhaal. Judas heeft Hem verraden door Hem uit te leveren en de Joden plegen verraad door Hem uit te leveren met een heel precieze bedoeling. Ze hebben Hem uitgeleverd om Hem ter dood te laten brengen, want enkel de Romeinen hadden het recht over de doodstraf in alle landen die ze bezetten. De Joden leveren Jezus uit aan de Romeinen om het recht te krijgen Hem te doden. Hun bedoeling is reeds moord. “ Ze hebben Hem gekruisigd ”, het gaat over de Joden. Ze hebben Jezus overgeleverd aan de Romeinen, net zolang tot Pilatus Hem ter dood veroordeeld heeft. Deze weigert eerst en wanneer hij het uiteindelijk moe wordt en schrik krijgt, levert hij Hem uit opdat zij zich ermee zouden gelasten.

Dit zijn de gevoelens van die mannen geconfronteerd met die vreselijke gebeurtenis, de dood van hun meester. Mensen die een meester of een leider volgen in de hoop op roem, succes, rijkdom vindt men met hopen doorheen de geschiedenis. Maar als de leider wegvalt, wat moet men dan doen? Hem trouw blijven of hem in de steek laten bij de eerste mislukking, om zijn toevlucht te nemen tot een nieuwe meester? Met dit probleem zullen we beslist te kampen hebben in de jaren die komen, in een Kerk die teloor gaat en verdwijnt, in een ontkerstenende wereld die steeds meer fanatiek, antichristelijk, antiklerikaal wordt. Zullen wij trouw blijven aan Jezus tot het einde? Het probleem van de twee leerlingen van Emmaüs is nog steeds actueel!

Vers 21: de teneur van de tekst is buitengewoon theologisch omdat “ Israël bevrijden ” zuivering betekent, maar ook losprijs: het gaat om bevrijding, maar door een offer. De overgrote meerderheid van de Joden verwachtte een Messias die hun Verlosser zou zijn en die, te vuur en te zwaard, het volk in opstand zou brengen, de oorlog zou verklaren aan de Romeinen, hen zou verjagen en Israël zijn onafhankelijkheid zou geven, zelfs zijn overheersing over alle omringende landen.

De twee leerlingen van hun kant verwachtten een Messias die, tegelijk, hen zou zuiveren van hun zonden en het volk van Israël zou bevrijden door het zijn status terug te geven van uitverkoren volk, van eerste onder de volkeren. Ze waren van hun tijd en nochtans hadden ze toch enigszins de juiste ingesteldheid. Ze wilden dus dat Christus van de ene overwinning naar de andere zou gaan; zijn terechtstelling ontgoochelt hen vreselijk. Hoe moeten zij de hoop bewaren op de redding die moest komen van deze man die machtig was in woord en daad? Hij heeft zich niet verdedigd, Hij is door hun leiders veroordeeld en Hij is gekruisigd door de Romeinen. Wat te doen? Is dit het einde van de hoop?

Verzen 22-24: de vrouwen zijn in de vroege ochtend gaan zien bij het graf. Ze hebben gemeend te zien... Maar hoe zou men vrouwen geloven aan wie engelen gezegd zouden hebben dat Jezus levend was? Petrus en Joannes hebben zich naar het graf gehaast. Het was leeg, ze hebben de Lijkwade van de Heer gezien, opgeplooid opzij gelegd. Joannes was er erg van onder de indruk... Onze leerlingen van Emmaüs geven een samenvatting van alle informatie door de onwetende bedevaarder in te lichten.

Vers 25: « Wat zijn jullie toch onverstandig! » Dat wil zeggen: jullie zijn niet erg verstandig, jullie dringen niet door tot de kern van de mysteries. Vooral: de H. Geest ontbreekt jullie. Jezus zal hen verwijten maken zonder hen te beschuldigen, want het zijn mensen van het Oude Testament. Ze kunnen niet alles begrijpen zoals wij vandaag. De H. Geest ontbreekt hen en verder zijn ze traag van begrip. Ze hebben niet de vurigheid van hart die doet geloven, zoals bij Maria Magdalena of bij Sint-Jan, die geloofd hebben zelfs voor ze zagen; het geringste teken van Verrijzenis heeft hun hart beroerd omdat het vurig was. Het ontbreekt deze twee leerlingen aan de H. Geest, die hen pas geschonken zal worden met Pinksteren.

De profeten van het Oude Testament hadden dit alles voorzien en Jezus zegt het in een onsterfelijk geworden zin: « Moest de Christus dit alles niet lijden om binnen te gaan in zijn glorie? » (v. 26). Christus moest deze vernederingen ondergaan, Hij moest zichzelf tot zoenoffer maken, het zijn de eigen woorden van Jesaja (hfdst. 53). Zeshonderd jaar tevoren had de Onbekende van de ballingschap deze verbazingwekkende voorspellingen gedaan door de drie voornaamste Hebreeuwse woorden van de Bijbel uit te spreken: « Als Hij ermee instemt zijn leven als zoenoffer op te dragen, zal Hij een talrijk nageslacht hebben... » Dan zal de Kerk gesticht worden en zullen de mensen gered worden. Maar het was nodig dat de Christus niet de wereldse glorie zoekt, maar dat Hij aanvaardt een slaaf te worden, dat Hij als een aardworm wil zijn, de hoogste verachting ondergaat, tot de dood toe. De profeet Jesaja voorspelt het in zijn eigen woorden: Hij stierf en uit deze dood zal Hij terug geboren worden. Op dat ogenblik zal zijn rijk aanvatten en niemand zal Hem meer kunnen tegenhouden.

Hadden de leerlingen van Emmaüs maar een kleine geluidsrecorder op zak gehad om de les exegese en theologie die Jezus hen geeft op te nemen! Christus zegt hen: als jullie de H. Geest zouden bezitten om de Schrift te begrijpen, zouden jullie zien dat op elke bladzijde staat dat de Messias moest tenonder gaan om vervolgens zijn glorie binnen te gaan. Hij sprak en sprak en ondertussen nadereden zij het dorp.

Verzen 28-29: « Jezus deed alsof Hij verder moest gaan. » Onze leerlingen zijn aangetrokken door die ongelofelijke pelgrim die bezig is hun ogen en hart te openen voor de Schrift. Nu zijn ze bij het huis aangekomen. Wij hebben dat allemaal al eens meegemaakt, broeders: wanneer men samen is met een goede vriend en als men dan aankomt bij zijn deur, dan heeft men spijt en men zou willen dat de reis langer duurde om nog langer van het gezelschap te genieten.

Verzen 30-31: Jezus gaat naar binnen en gaat aan tafel met hen, vervolgens zegent Hij het brood. Het is de zegening die men in die tijd onveranderlijk deed aan het begin van elke maaltijd en die we nog doen. Bij het breken van het brood gaan hun ogen open. Het mirakel geschiedt. Hun hart is zo vurig in het geloof dat het hun blikken leidt, dat het hun verstand verlicht en ze herkennen Jezus die meteen uit hun gezicht verdwijnt... Hun hart brandde door zijn aanwezigheid en nu Hij er niet meer is, blijft Hij toch onzichtbaar aanwezig. Wanneer we zien dat ze aandringen opdat Hij bij hen zou blijven, moeten we slechts twee pagina’s omslaan in het Evangelie om te lezen wat Jezus op het moment van zijn Hemelvaart zegt: « Zie, Ik blijf altijd bij u, tot aan de voleinding der wereld. »

Deze bijeenkomst te Emmaüs is de voorafbeelding van wat Jezus gaat doen helemaal op het einde van zijn leven, juist vooraleer Hij opstijgt naar de Hemel. Hij zal daar blijven om onze ogen te openen en onze harten te doen ontvlammen door de interpretatie van de door de H. Geest geïnspireerde Schriften en anderzijds dankzij het H. Misoffer.

Tijdens de mis vandaag is het Jezus die op het altaar komt om ons te voeden met zijn Lichaam en zijn Bloed, maar er is ook de homilie na het Evangelie om ons verstand ontvankelijk te maken voor de waarheid van Christus. Jezus is steeds daar, Hij keert steeds terug om ons zijn brood en mystieke wijn te geven opdat ook wij in zijn voetspoor zouden kunnen stappen. Hij wacht ons op aan het einde van de weg, waar we Hem zullen terugvinden.

Wanneer men iets zeer wonderlijks begrepen heeft, kan men het niet voor zich houden. Daarom springen de leerlingen van Emmaüs meteen op hun ezeltjes en haasten zich naar Jeruzalem om de apostelen te berichten dat het graf leeg is. Ze zijn in vervoering van vreugde... Zie hoe ze terugkeren en aankloppen bij het Cenakel. Ze gaan naar binnen en met luide stem vertellen ze het nieuws aan de portierster die voor hen de deur heeft geopend die gesloten was uit vrees voor de Joden. We hebben Jezus gezien! Ze dachten de eersten te zijn, maar ongelukkig genoeg hebben ze hun primeur gemist want de portierster zegt hen: « Niet zo’n kabaal, Hij is ook verschenen aan Petrus deze middag. » Verbijstering! Ze vragen zich af hoe Jezus hen is kunnen verschijnen op 20 kilometer daar vandaan en vervolgens, bijna op hetzelfde ogenblik, aan Petrus.

Het is op deze manier, door het onweerlegbaar getuigenis van de leerlingen en de apostelen, dat het historisch en ongezien feit van de Verrijzenis van Christus zich opgelegd heeft aan de wereld, en dat het geloof van de enen, versterkt door het geloof van de anderen, tot op vandaag bewaard blijft. Mochten we, dankzij deze twee leerlingen van Emmaüs, sterk worden in het geloof, een en al brandend van liefde zodat we nog slechts één wens hebben: het geloof verkondigen aan een wereld die ten onder gaat in scepticisme en atheïsme.

abbé Georges de Nantes
sermoen van de H. Mis van paasmaandag 20 april 1998