11 JANUARI 2015

Vrede en vreugdevolle hoop, gisteren zowel als vandaag

« Joannes de Doper verbleef in de woestijn en predikte een doopsel van bekering tot vergiffenis van zonden. En heel de landstreek van Judea en alle inwoners van Jeruzalem trokken naar hem uit en lieten zich door hem dopen in de rivier de Jordaan, terwijl zij hun zonden beleden » (Mc 1, 4-5).

Rogier van der Weyden

Voor ieder rechtgeaard mens op wie de goddelijke genade inwerkt kunnen zijn oorspronkelijke toestand van zondaar waarin hij geboren is en alles wat zijn eigen wil daar later aan toevoegt geen rust schenken. « Hij strekt de armen uit naar de Bevrijder» (Pascal, Pensées, 422). Deze benauwende verwachting, deze steeds vuriger hoop komen in de heidense godsdiensten alsmaar prachtiger tot uitdrukking in de geschriften van de geïnspireerde Wijzen en in de gebeden van de psalmisten van het Oude Testament. Ze drijven de menigten naar het doopsel van boetedoening dat door Johannes gepredikt wordt in de woestijn. Dit doopsel schenkt uiteindelijk verlichting aan het joodse volk en brengt het in het voetspoor van Jezus om zo «de kwijtschelding», de «vergeving van hun zonden» te bekomen.

Welnu, Jezus die zijn persoonlijk gezag en het goddelijk initiatief openbaart, vergeeft de zonden, vergeeft de zondaar. Door zijn woord wordt de belediging tegenover God vergeten, wordt de schuld kwijtgescholden, wordt de genade geschonken of teruggeschonken en wordt ongetwijfeld elke straf opgeheven. Zoals toen Jezus zei tot de goede moordenaar: «Vandaag nog zult gij samen met mij in het Paradijs zijn» (Lc 23, 43).

Het is diezelfde goddelijke macht om zonden te vergeven, ze kwijt te schelden, dat wil zeggen ze « te zuiveren, op te heffen, ongedaan te maken door de heilige boetedoening» (H. Franciscus van Sales), die Onze-Lieve-Heer schenkt aan Petrus en aan alle apostelen op de avond van zijn Verrijzenis, na het hun beloofd te hebben tijdens zijn openbaar leven (Mt 16, 17-20; 18, 18; Jo 20, 23 ; cf. Lc 24, 47). Na hen is die macht die hen werd gegeven als overdraagbaar toevertrouwd aan alle bisschoppen en priesters door de priesterwijding, hoewel deze laatsten die macht slechts geldig kunnen uitoefenen in verbondenheid met de bisschop, in elk bisdom, als daadwerkelijke instrumenten van de goddelijke Barmhartigheid.

De Kerk oefent deze goddelijke macht uit door de sacramenten, eerst en vooral door de sacramenten van doopsel en biecht. Want God de Vader wil dat de vergeving en de genade van de redding, op smartelijke wijze bekomen door zijn Zoon Jezus Christus op het kruis, ons worden gegeven door hun goddelijke Wijsheid en Wil, waarbij de Derde Persoon van de H. Drie-eenheid in de Kerk werkzaam is door de sacramentele gebaren en woorden. Zelfs in het uitzonderlijke geval van de door God geschonken onmiddellijke vergeving bij «volmaakt berouw», dringt de toevlucht tot Christus en zijn H. Geest zich op; het ontvangen van de gebruikelijke sacramenten van de Kerk moet een teken zijn van christelijk geloof en gehoorzaamheid.

DE VERGEVING VAN DE ZONDEN SINDS VATICANUM II

Deze evangelische waarheid, dit artikel van het Credo brengt er ons toe de catastrofale balans op te maken van de catechismus «Pierres Vivantes» en van alle catechismussen die hierop lijken. In «Pierres Vivantes» neemt God de Vader een onzichtbare gestalte aan, veraf, zeer weinig bekommerd om de mensen die met Hem doen wat ze willen. Jezus is er een man die ontroert door zijn goedheid en onschuld, niet bij machte zich kwaad te maken tegen om het even wie, een pacifist. Ook met Hem doet men wat men wil. Hij is « levend», Hij wil dat de mensen « gelukkig» zijn, want dat is hun « recht»! De H. Geest is in alle mensen de « adem» van hartelijkheid die hen aanzet tot het goede, tot eerbied voor de gedachten van de anderen, tot engagement voor de vrede en de rechtvaardigheid in de wereld; deze internationale Geest is van zijn kant evenmin rustverstorend.

En wat dan met de zonde, de vergeving van de zonden? Als deze vermeld worden in «Pierres Vivantes» dan is dat volgens wat een herinnering aan de dogma's en de sacramenten van de Kerk minimaal vereisen. In de index is niets te vinden voor Vergeving en zijn er twee verwijzingen naar de Zonde: in het hoofdstuk «zonde van de wereld» (wat voorheen erfzonde heette) en in het hoofdstuk «verzoening» (voorheen sacrament van de biecht).

Wat vaststaat is dat noch God, noch de mens in enige mate getroffen worden door de zonde. Het is een vaag kwaad of ongeluk, zoals een ziekte, maar niet dodelijk! Men zou er graag van bevrijd zijn, zoals van een vlek, een ongewenste schaduw op het gelukkig gezicht van de mens wanneer deze zich in de spiegel ziet.

Men kan niet tot deze visie komen zonder het Woord Gods grof vervalst te hebben. Immers, hoe kan men de Bijbel citeren zonder dat er sprake is van zonde, toorn, straffen en vervolgens alleen van barmhartigheid en vergeving? Talrijk zijn de vervalsingen van de Heilige Schrift in «Pierres Vivantes». We weerhouden slechts enkele voorbeelden.

Een citaat uit hoofdstuk 5 van Deuteronomium (de Decaloog) laat de cynische verzwijging zien van twee verzen: «Want Ik, de Heer uw God, ben een jaloerse God, die de schuld van de vaders wreekt op hun kinderen tot in de derde en vierde generatie van degenen die Mij verwerpen. Maar Ik bewijs goedheid tot in de duizendste generatie van degenen die Mij liefhebben en mijn geboden onderhouden» (p. 9)

Van het bewonderenswaardige orakel van Hosea, hoofdstuk 11, wordt vers 2 geamputeeerd zonder dat er iets verwijst naar deze weglating. Vers 1: « Toen Israël nog jong was, kreeg Ik hem lief en uit Egypte heb Ik mijn zoon geroepen.» Vers 2 wordt overgeslagen zonder een krimp te geven: «Maar hoe Ik hem ook riep, zij liepen van Mij weg. Zij brachten offers aan de baäls en brandden wierook voor de afgodenbeelden». «Pierres Vivantes» geeft de Mens nooit ongelijk! Vers 3, «Maar ik die hem toch leerde lopen…», wordt veranderd in « Ik ben het die...» om de verminking van de heilige tekst te verhullen (p. 17). Nieuwe amputatie van de verzen 5, 6, 7 die de straf aankondigen, de diaspora van Israël over de naties, in ballingschap. «Pierres Vivantes» gelooft niet meer in straffen van godswege. Het komt erop neer dat ze de Bijbel vertrappelen!

Van Jeremias heeft men het verhaal van zijn roeping weerhouden en van Ezechiël het troostende einde van het vreselijke hoofdstuk 36, orakel van woede tegen en bestraffing van Israël (p. 24). Door het verbannen van elk drama, elke rancune, verliest de goedheid zijn verdienste en zijn genade. En wat te zeggen over de interpretatie van de Babylonische ballingschap in de marge van deze opgefleurde tekst? « De huizen worden geplunderd en de Israëlieten als gevangenen in ballingschap ver weg meegevoerd. De profeet Ezechiël laat hen verstaan dat dit ongeluk (sic) een teken is (zozo, een teken waarvan dan?). Ze moeten dit teken goed begrijpen: het roept hen op trouw te zijn aan het Verbond met God. Want de Heer laat hen niet in de steek. De Heer verzamelt hen opnieuw», enz. Dit alles om aan de moderne Mens niet de waarheid te vertellen, namelijk dat Jeremias, Ezechiël en de anderen tien jaar voor de catastrofe luidkeels aan de inwoners van Jeruzalem verkondigden: Jullie spotten met God? Wel, de straf is nakend. Jeruzalem zal worden vernietigd en jullie zullen allen in ballingschap gaan als straf voor jullie goddeloosheid, hoogmoed en misdaden!

Zelfde scheeftrekking van de H. Schrift op de vorige bladzijde, waar de andere val van Jeruzalem ook beschouwd wordt als een neutrale gebeurtenis, een « ongeluk»: « Op een dag weende Jezus over Jeruzalem bij het zien (sic) van de ongelukken (sic) die de Tempel en Jeruzalem overkwamen» (p. 22). Maar dat is een leugen! Jezus voorspelde de bestraffing van de ongelovige Stad die geweigerd had hem te erkennen (Mt 23, 37; Lc 13, 34)! Onze bisschoppen zijn leugenaars over het Woord van God, leugenaars over Jezus Christus! De enige zonde die op elke bladzijde van «Pierres Vivantes» voorkomt, is… de zonde van verzwijging.

Met betrekking tot het Nieuwe Testament zijn er twee verdoken verwijzingen naar de parabel van de Verloren Zoon. De parabels van het Verloren Schaap, de Goede Herder, de geldschieter en de twee schuldenaars… komen niet meer voor. Weglating van de belangrijkste teksten over het berouw, van het genre: «Bekeert u, want het koninkrijk der hemelen is ophanden», woorden van Joannes de Doper (Mt 3, 2) en van Jezus (4, 17)! Citaat van Joannes: «Zie het Lam Gods» (p. 17), maar afgesneden van zijn vervolg: «dat wegneemt de zonde der wereld» (Jo 1, 29).

Nog erger, revolterend en een bewijs van de ketterse geest van onze bisschoppen: de woorden van de consecratie van de kelk. «Dit is mijn bloed, het bloed van het nieuw en eeuwig Verbond» uitgesproken door Jezus «op de vooravond van zijn dood» (sic), wordt afgesneden van zijn noodzakelijk vervolg: «…dat vergoten zal worden voor u en voor de menigte ter vergeving van de zonden», woorden die zelfs de nieuwe mis bewaard heeft!

Deze conciliaire catechismus en zovele andere van hetzelfde genre zijn verantwoordelijk voor het verlies van het geloof van ganse generaties kinderen… Tot hoe lang zal dit duren? Tot wanneer zal Rome diegenen ongestraft laten die kardinaal Daniélou «de moordenaars van het geloof» noemde?

Abbé Georges de Nantes
uittreksels uit «Heel onze godsdienst»