31 MEI 2015

IN HET HART VAN DE DRIEVULDIGHEID:
MARIA ONBEVLEKT ONTVANGEN

HET mysterie van de relaties van de Maagd Maria met de drie Personen van de H. Drievuldigheid behoort tot de kern van ons geloof. Ik zou het hierover met jullie willen hebben door dit mysterie uitermate te vereenvoudigen, in de hoop dat jullie door deze meditatie Maria Onbevlekt nog meer zullen beminnen: als dochter van de Vader, bruid van het Woord, tempel van de H. Geest.

1. DOCHTER VAN GOD

Doorzoeken we de grondeloze diepte van deze adoptie als dochter. Bekijken we Maria als het uitverkoren schepsel dat God vervuld heeft door haar te beeldhouwen uit de klei waaruit elk schepsel is gemaakt. Hij heeft haar uit het niets gehaald door haar een onbevlekte ziel te geven. Hij heeft haar vervuld van genade zoals een vader dat doet met zijn enige dochter, het voorwerp van al zijn liefde, al zijn tederheid en zijn bekommernis. Hij laat haar delen in al zijn privileges. De Maagd Maria, bewaard door een genade van God, is bij voorbaat het voorwerp van de barmhartigheid geworden. Ze heeft niet de ongeregeldheid van de erfzonde gekend, ze is de Onbevlekte Ontvangenis, de nieuwe Eva in het paradijs waartoe het menselijk ras weldra zal opgeroepen worden om er binnen te treden door haar moederschap. Zij is het die het aards paradijs terug geopend heeft, of juister: God heeft het voor haar terug geopend. Het is in haar en door haar hersteld, vanaf de dag van haar geboorte.

De schitterende wijsheidsteksten die de liturgie van de Kerk toepast op de Maagd Maria laten ons toe om haar te zien als de nieuwe Eva onder Gods oog, van bij het begin van zijn werken, op gelijke hoogte met de goddelijke Wijsheid. Ze is daar, optredend te midden van de mensenkinderen, ze is daar terwijl ze speelt met de werken van de eerste schepping: de maan, de zon en de sterren zijn er als om haar schoonheid te versterken. Zij is de voorbestemde, bevoorrechte Dochter van God.

Maria van Nazareth ziet God, haar Vader, in het geloof. Ze kent God in zijn woorden, die van het Oude Testament dat ze doorzocht heeft, vervolgens die van de engel en dan tenslotte het levende woord van God dat Jezus voor haar zal zijn: « Wie Mij ziet, ziet de Vader.» De Maagd Maria ziet Hem, maar opgepast, met de ogen van het geloof. Door Hem te zien ziet ze de Vader die zijn enige Zoon naar de aarde stuurt. Deze dochter van Israël leeft dus zoals wij, in het geloof, maar met welke zuivere blik…

2. BRUID VAN HET WOORD

Ik wil haar goddelijk moederschap niet naar de achtergrond terugdringen noch het belang ervan afzwakken, zeker niet! Dit moederschap is een welbepaalde relatie, uniek, van primordiaal belang, tussen de Maagd Maria en het Woord van God aan wie zij zijn menselijk wezen schenkt. In de orde van het vlees, in de orde van onze mensengeschiedenis, is de Maagd Maria allereerst en als enige Moeder van God! Dat is zeker.

Maar dankzij deze geestelijke en lichamelijke band waardoor zij Moeder van God, van Jezus Christus geworden is, zal zij met de drie goddelijke Personen betrekkingen onderhouden die heel haar wezen en heel haar unieke roeping uitmaken. Omdat zij Moeder van God is, ziet zij zich van bij het begin bevoorrecht met zo’n grote genaden en is zij bij uitstek Dochter van de Vader. Omdat zij Moeder van God is, is de Maagd Maria werkelijk, en meer dan elk ander schepsel dat dit niet kan zijn en nooit zal zijn, Bruid van het Woord.

Want wat onderstreept de term Bruid van het Woord, die ik haal uit het Hooglied? Het is de volheid van haar vereniging met God waaruit haar moederschap voortkomt, zonder dat ze nochtans de relatie als dochter van God de Vader noch haar band met de H. Geest uit het oog verliest. Maar als zij de Moeder van haar Verlosser is kunnen zijn, is dat op de eerste plaats omdat ze verbonden was met Hem, in zijn hoedanigheid van Wijsheid, van Woord van God, op een bijzonder intieme wijze.

Ze is Dochter van de Vader, dat is zo fundamenteel dat niets ons dit mag doen vergeten. Geschapen door de meest wijze en liefdevolle almacht van God, is en blijft zij zijn Dochter, uitverkoren, hoog verheven boven allen, zeker, maar ze blijft zijn Dochter. En om die reden aanbidt zij God en onderwerpt zich aan Hem, altijd nederig, bij de overweging van zijn onbegrensde grootheid. Dat is het volmaakte schepsel, de Maagd Maria, Dochter van God.

Deze dochter van God vinden we reeds in het Hooglied en ze is geroepen, zoals in Ezechiël (hoofdstuk 16), om zijn bruid te zijn. Zij is het, verpersoonlijking van Israël, die zich tot God zal richten met al de kracht van haar liefde: « Ach, als u kon afdalen, de wolken doorboren», wordt er gezegd in de profeet Isaias. En verder in het Hooglied: « Ach, als gij mijn broeder waart en ik kwam u buiten tegen, dan zou ik u kunnen omhelzen zonder dat men met mij spot; ik zou u in de tempel kunnen doen komen en daar zou ik u ondervragen, en daar zou ik naar u luisteren.» Het is de mensheid die roept tot haar God, die haar Vader en rechter is, maar zij roept hem op af te dalen, zij roept Hem op haar Verlosser, haar Broeder, haar Vriend en werkelijk haar Bruidegom te worden, dat wil zeggen haar gelijke. Haar gelijke worden opdat Hij haar helemaal tot zich zou nemen!

En door de Incarnatie komt het huwelijk van het Woord en de mensheid tot stand. Dit zijn woorden van de H. Cyrillus van Alexandrië, en het is gemeengoed in de patristieke traditie, de Griekse in het bijzonder, dat de Incarnatie het huwelijk is van het Woord en de mensheid. De Maagd Maria is de meest volmaakte, de meest suggestieve persoon van deze mensheid.

Bruid van de goddelijke Wijsheid, die ze zich op dat punt eigen gemaakt heeft, en aangetrokken door zijn schoonheid en door zijn gebed, bekomt Zij van de Hemel niet alleen dat ze deze Wijsheid omvat in haar verstand door aanschouwing, maar ook dat ze die insluit in haar schoot en Hem haar vlees geeft bij de geboorte. Beschouw dus de Maagd Maria, Moeder van God, in heel de orde van haar lichamelijke en aardse betrekkingen. Ze draagt haar Kind in haar armen, zoals alle beelden en afbeeldingen van de wereld ons het tonen, maar zie haar ook in haar geest, Bruid van het Woord, dat wil zeggen teder verbonden met haar Zoon in een soort gelijkheid en in een soort eeuwig durende wederzijdse vervoering.

Want kijken we naar het vervolg: vanaf dan wijdt ze elk ogenblik aan Hem toe, ze volgt Hem overal, ze luistert naar Hem vol toewijding, als de beste van zijn volgelingen, als een nieuwe Eva die steeds toegewijd is tegenover de nieuwe Adam, in die mate dat Maria Magdalena – die nochtans zoveel beminde en bemind werd – door Maria in de schaduw gesteld wordt. De Maagd Maria stelt elk ander schepsel dat Jezus omringt in de schaduw; ze bekleedt een absoluut onvergelijkbare plaats en is dermate volmaakt dat ze zijn unieke bruid is

Tenslotte verenigt ze zich met haar Heer, haar Bruidegom en haar goddelijke Zoon, dit is een en hetzelfde, in het uiterste Offer van het Kruis. Daar op het Kruis heeft Christus zich op een nieuwe wijze verenigd met het vlees van Maria, door het vlees, het bloed en het hart van de H. Maagd, en heel haar wezen, te behandelen zoals Hij zichzelf behandelde, dat wil zeggen door haar te doen delen, door met haar te delen, zoals een bruidegom met zijn bruid al zijn smarten, al zijn pijn, al zijn onbeschrijfelijk lijden deelt. Hij voltrekt op het Kruis, aldus de Kerkvaders, een bloedig Offer, en zij brengt op hetzelfde ogenblik een offer van geestelijke medeverlossing tot stand. Haar Hart wordt doorboord met een zwaard op hetzelfde ogenblik waarop de lans het Hart van Jezus Christus doorboort. Ziedaar het volmaakte delen van de echtgenoten waarin een eenheid bezegeld wordt van overgeleverd vlees, van vergoten bloed, een geestelijke eenheid, een volmaakt geestelijke eenheid. Dat is de volledige cyclus van het mystieke huwelijk van de H. Maagd en Jezus.

3. DE MAAGD MARIA, TEMPEL VAN DE H. GEEST

Misschien zullen jullie ontgoocheld zijn door het woord “Tempel” dat op het eerste gezicht zo arm lijkt. Zeggen dat de Maagd Dochter van God is, spreekt ons hart aan omdat de band van vader en zoon of van vader en dochter tot onze dagelijkse ervaring behoort. Hetzelfde geldt voor de band tussen echtgenoot en echtgenote. Ik denk dat als men heel dikwijls over de Maagd Maria gezegd heeft dat zij de Bruid van de H. Geest is, dat dit gebeurde bij gebrek aan een woordgebruik om deze bijzondere band op een warme manier duidelijk te maken. Die band moet men nochtans aanduiden met de meest toepasselijke benaming, die van een woonst, een verblijf: de Maagd Maria is de verblijfplaats van de H. Geest, ze is er de tempel van, dat wil zeggen dat de H. Geest in haar komt wonen. De H. Geest is geen andere onderscheiden Persoon die de H. Maagd Maria gaat beschouwen, neen, het is de Geest die haar mystieke Echtgenoot haar nalaat; het is de Geest van haar welbeminde Jezus en deze Geest bezit zij, behoudt zij in haar; Hij woont in haar.

De H. Geest is een onzichtbaar Persoon, het is geen historisch personage temidden van ons zoals Jezus dat was (en nog steeds is, vermits Hij aanwezig is in alle tabernakels op aarde). De H. Geest daarentegen is in ons, het is de ziel van onze ziel. Hij werkt met ons samen, Hij verheft ons, Hij voert ons naar Christus, dermate dat men zich door Hem gedreven voelt, dat men zich door Hem opgetild voelt, maar Hem ziet men niet!

En omdat deze banden van de H. Geest met ons niets vergelijkbaars hebben binnen onze menselijke ervaring, hebben we geen woorden om er uitdrukking aan te geven, tenzij koele, stoffelijke woorden zoals “tempel, huis, verblijfplaats”. Wat er echter dicht bij komt is de uitspraak over iemand die de geest van een ander bezit: « O, deze persoon bezit echt de geest van zijn meester, de geest van zijn leraar.» Het is een geesteshouding, het is een volmaaktheid die zich toevoegt aan zijn karakter, aan zijn persoonlijkheid, en deze geesteshouding, deze volmaaktheid zijn als de inprenting in zijn ziel van het werk van een ander, van een ander persoon.

Het is wel degelijk zo dat we de Geest van God bezitten. De Maagd Maria ook, maar veel meer dan wij: het is in volheid dat ze de geest van haar Zoon Jezus bezit.

De eerste christenen hebben dit wonderlijk schouwspel bijgewoond, na de Hemelvaart van Christus. Men hoefde er slechts in gebed te zijn met de Maagd, men moest haar maar bezig zien om werkelijk de Geest van Jezus te hebben, dat wil zeggen: een levende en levend makende Geest, steeds in staat om ons woorden van Jezus te doen herinneren (cf. Lc 2, 19), ze te interpreteren zoals het hoort, ze in praktijk te brengen binnen de stichting van de Kerk en volgens de deugden van de christenen, zoals Jezus het zou gewild hebben en wilde.

De H. Geest is daar en de H. Maagd Maria werkt met Hem samen. Zoals een gezamenlijk instrument biedt zij de H. Geest deze lichamelijke aanwezigheid aan, dit woord, deze blik, dit levende voorbeeld dat de apostelen nog nodig hebben om de H. Geest van Jezus Christus te begrijpen. Zij is het centrum van de Kerk waarnaar alle blikken gewend zijn.

abbé Georges de Nantes
uittreksels uit een retraite