6 MAART 2016

De parabel van de verloren zoon

DE parabels van het Evangelie zijn schitterend door hun zachtheid, hun diepgang, hun eenvoud, hun edel karakter. Ze openbaren de morele en intellectuele voornaamheid van Jezus, zijn immense goedheid. Herlezen we samen de ontroerende en fascinerende parabel van de Verloren Zoon. Jezus openbaart er zich, eens te meer, als een onvergelijkbare meester : nooit had iemand al gesproken en onderwezen zoals deze man. Het is echt niet verwonderlijk dat Hij bij de eenvoudige mensen een wonderlijk prestige verwierf. Maar daardoor zal Hij bij de Schriftgeleerden en de Farizeeën, die dachten wijzer te zijn en betere kenners van de Wet dan Hij, een moordzuchtige afgunst uitlokken.

Jezus zei : « Iemand had twee zonen. De jongste zei tegen zijn vader : “ Vader, geef mij mijn deel van de erfenis. ” « Jullie houden de blik gericht op de vader, zelfs als het de zoon is die spreekt. Je camera mag zich niet afwenden van het gezicht van de vader. Deze wordt door zijn zoon zeer brutaal verzocht om reeds zijn bezittingen te verdelen en hem zijn deel te geven. Ongelofelijke arrogantie ! En de vader schikt zich naar de vraag van zijn zoon. Hij stemt toe.

En niet lang daarna, toen hij zijn deel verworven had, vertrok de jongste zoon naar een ver land en hij verkwistte heel zijn fortuin in een losbandig leven. Er wordt gezegd “ losbandig ”, een voorzichtige manier om werkelijk aanstootgevende dingen uit te drukken. Ik zeg dit omdat de oudste zoon de dingen op een meer heldere, zeg maar grimmige wijze bekijkt.

« Toen hij alles opgemaakt had, kwam er een zware hongersnood over dat land. »

Hij begon gebrek te lijden. Hij trad in dienst bij een landbouwer van dat land die hem het veld instuurde om varkens te hoeden : dieren die als onzuiver bekend stonden en die evenzeer hen besmeurden die ze hoedden dan hen die er het vlees van aten.

« Graag had hij zijn honger gestild met het voer dat de varkens aten, maar niemand gaf hem wat. Toen kwam hij tot zichzelf (dit is een begin van bekering, maar een slaafse bekering : hij vergelijkt zijn huidige leven met het gelukkige leven bij zijn familie) en zei : “ Zoveel dagloners van mijn vader hebben brood in overvloed, en ik verga hier van de honger ! Ik ga terug naar mijn vader. Ik zal hem zeggen : Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u ; ik ben het niet meer waard om uw zoon te heten, behandel me als een van uw dagloners. ” Vastbesloten vertrok hij naar zijn vader. Hij heeft de barmhartigheid en de tederheid van zijn vader niet juist ingeschat. Zijn vader is een rechtvaardig, machtig man die het gedrag van mensen kan nagaan en evengoed de schuldige kan straffen als vergeving schenken aan hem die ten onrechte beschuldigd wordt. Hij zal dus terugkeren naar zijn vader en zichzelf recht verschaffen door zijn vader te vragen, niet om zijn genade, maar om een van zijn dienaren te worden om zijn honger te kunnen stillen. Het gaat niet verder dan dat.

« Toen hij nog ver van huis was, zag zijn vader hem al en werd ontroerd ; snel liep hij op hem toe, viel hem om de hals en kuste hem. » Het is onrealistisch. De woorden van Jezus zijn steeds raadselachtig. Hij geeft de indruk een fait divers te vertellen, maar plots is er iets wat botst. Het bestond toen niet en de hemel geve dat het vandaag nog bestaat : de vader die zijn zoon opwacht. Hij wachtte hem op, die zoon die op een mooie dag, zonder te verwittigen, thuiskomt van een lange reis. De vader was er : wil dit zeggen dat de vader op de uitkijk stond naar zijn komst ? Een vader die even lang uitziet naar de komst van zijn verloren zoon als die laatste zijn geld verkwist zonder van zich te laten horen, een vader die klaar staat op de dag dat die zoon terugkeert ? Niet de zoon is ontroerd, wel is het de vader die bewogen is door medelijden. Van zodra hij hem in de verte ontwaart, wordt de vader door medelijden aangegrepen. Hij heeft dus niet opgehouden van hem te houden ? Wat een hart, wat een vaderhart !

« En hij liep op hem toe, viel hem om de hals en kuste hem. » Dat is het tegenovergestelde van wat had moeten gebeuren. Toen zei de zoon tegen hem : “ Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u ; ik ben het niet meer waard om uw zoon te heten. ” Het zijn mooie woorden, maar hij heeft ze uit het hoofd geleerd, ze zijn berekend. Het is uit berekening dat hij zo spreekt : hij hoopt dat zijn vader niet woedend wordt en hem als een ellendeling afwijst. Laat ons een soort van nieuw contract opmaken.

Maar de vader sprak tot zijn dienaren : “ Haal vlug de mooiste kleren en trek ze hem aan, doe een ring aan zijn vinger en schoenen aan zijn voeten. Haal het gemeste kalf en slacht het ; laten we eten en feestvieren, want mijn zoon hier was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is teruggevonden. ” Hij was dood omdat een zoon die weggaat van zijn vader om een leuk leven te leiden met het geld van de familie, moreel dood is. Hij zal onder Gods wet vallen, hij is dood. Maar zie nu hoe hij terug levend geworden is, verrezen. Hij was verloren en is teruggevonden. Dat is de morele betekenis.

« En het feest begon. Maar zijn oudste zoon was nog op het land. » Daar is degene aan wie men geen aandacht schenkt. Waarom de oudste ? Dat is nu zo. In de allegorie wordt het Joodse volk ten tonele gevoerd tegenover de verdorven heidenen die niet gedurende eeuwen onderricht werden door het Woord van God, die de profeten niet gekend hebben, noch Mozes, noch Abraham, noch David. Ze zijn zich van niets bewust. En daar heb je de oudste zoon : het volk van Israël dat God al gedurende eeuwen kent.

« De oudste zoon was op het land, hij werkte. Toen hij naar huis kwam, hoorde hij muziek en dans. Hij riep een van de knechten en vroeg wat er te doen was. Die antwoordde : “ Uw broer is thuisgekomen en uw vader heeft het gemeste kalf geslacht, omdat hij hem gezond en wel terug heeft. ” «
Bemerk hoe dit alles vol is van laster en beschimpingen. Het is niet waar dat de vader de jongste gezond en wel teruggevonden heeft : hij heeft hem arm en uitgehongerd aangetroffen, naar huis teruggekeerd om een beetje brood te hebben samen met de dienaren. Die dienaren doen reeds aan uitsluiting. Voor hen is hij verloren, zijn terugkomst stoort hen alleen maar. « Maar de oudste zoon werd kwaad en wilde niet naarbinnen gaan. Daarop kwam zijn vader naar buiten en probeerde hem tot andere gedachten te brengen. » Beeld jullie een “ normale ” familievader in : « Je wil niet binnenkomen ? Blijf dan maar buiten, vriend ! » Neen, deze vader is goed, oneindig goed. Het is de hemelse Vader, die Jezus ons wil doen beminnen en leren kennen, zijn eigen Vader.

des courtisanes est revenu, tu fais tuer le veau gras pour lui ! ” Son père lui dit : “ Toi, mon enfant, tu es toujours avec moi. ” Parole merveilleuse, tu as de la chance, tu vis avec moi, tu n’avais qu’à me demander. “ Mais il fallait festoyer et se réjouir, car ton frère (rappelle-toi que c’est ton frère) était mort et il est revenu à la vie, il était perdu et il est retrouvé. ”

« Maar de oudste zoon gaf zijn vader ten antwoord : “ Ik dien u nu al zoveel jaren en nooit heb ik een gebod van u overtreden, maar mij hebt u nog nooit een bokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. ” « Ha ! Hij had dus nog een ander leven voor ogen, hij had willen feestvieren met zijn vrienden ? Waarom heeft hij dit niet aan zijn vader gevraagd ?

« “ Maar nu die zoon van u is thuisgekomen, die uw vermogen met hoeren heeft verbrast, hebt u voor hem het gemeste kalf geslacht ! ” Zijn vader zei tot hem : “ Jongen, jij bent altijd bij me. ” « Schitterende woorden : jij hebt geluk, jij leeft met mij, je had het maar te vragen. « “ Maar vandaag moeten we feestvieren en blij zijn, want die broer van je (bedenk dat het je broer is) was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is teruggevonden. ” «
Dit is een schitterende parabel. Wij zijn allemaal verloren zonen. Wij mogen niet op een hypocriete manier trouw zijn, met een gevoelloos hart in het huis van de Vader, want als zo iemand vertrekt, zal hij nooit meer terugkeren en zal zijn Vader hem nooit opwachten aan de weg. En dat is erg.

Bij wijze van geestelijke ruiker herinneren we ons wat Jezus vriendelijk tot Margaretha-Maria Alacoque zei terwijl Hij zijn Hart toonde : “ Heb je niet genoeg aan mij ? Kan een kind dat zozeer bemind wordt als Ik jou bemin omkomen in de armen van een almachtige Vader ? ” Men moet zich dan wel nog in de armen van zijn Vader willen gooien... Mocht dat ons voornemen zijn op deze vierde zondag van de Vasten.

abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de homilie van 30 augustus 1997