6 NOVEMBER 2016

In de hemel zullen we van gedaante veranderen

DE evangelietekst van vandaag toont ons hoe Jezus ten prooi is aan de ongelovigheid van de Sadduceeën, die weigeren te geloven in de verrijzenis van de doden. Hij zegt dat zij die waardig zullen bevonden zijn deel te hebben aan de komende wereld en aan de verrijzenis uit de doden, op de engelen zullen gelijken. Wat betekent dat ? Hoe zullen onze lichamen van vlees en bloed kunnen schitteren van de glorie van God ?

Sint-Paulus zegt ons in de Brief aan de Korintiërs dat ons lichaam de tempel van de H. Geest is. Hij zegt dit duidelijk op een plaats waar hij de kuisheid, de zuiverheid, de waardigheid van ons lichaam ter sprake brengt. Hij wil dat we ons waardig gedragen omdat ons lichaam de woonplaats is van de H. Geest, van God.

Dit onthult ons dat God het lichaam dat Hij geschapen heeft, bekleed met zijn glans, in eeuwigheid niet wil verliezen. Het menselijk lichaam behield van generatie tot generatie een zekere volmaaktheid, een zekere adel, om het lichaam te worden van de mens geworden Zoon van God in de schoot van de Maagd Maria. En Jezus wist heel goed dat men doorheen zijn lichaam zijn ziel zou beminnen, zijn hart zou bereiken.

Nadat God dit menselijk lichaam voor zijn Zoon had geschapen, heeft Hij dat prachtig lichaam ook willen bewaren voor de Hemel. Hij wist goed dat zij die Hem in dit lichaam zouden gekend hebben – de Maagd Maria in de eerste plaats – graag zijn gelaat zouden terugvinden om Hem te omhelzen, Hem in hun armen te houden, zich te realiseren dat Hij bestaat, dat Hij levend is en dat Hij ons gegeven wordt om Hem te beminnen, Hem voor eeuwig te roemen. Ziedaar wat Jezus voor zijn eigen lichaam gedaan heeft !

Tot de H. Thomas heeft Hij gezegd : « Thomas, gij gelooft omdat gij uw vingers in mijn wonden, uw hand in mijn zijde hebt gelegd ; maar zalig zij die geloven zonder te hebben gezien ! » Dat wil zeggen : zalig die ontzaglijke menigte waar wij deel van uitmaken en die Jezus nooit in zijn Lichaam gezien heeft, tenzij in de H. Hostie. Deze menselijke gedaante behoudt Jezus in de Hemel om zich aan ons te geven omdat we het verdiend hebben, tenminste indien het ons toegestaan wordt de Hemel binnen te gaan.

Aan de Maagd Maria heeft God het wonderlijk lichaam van een vrouw gegeven. Het lichaam van de Onbevlekte is een ware schittering ! Dat lichaam dat straalt van Gods genade had onmogelijk verstoten kunnen worden om te ontbinden in het graf.

Een ontaard wezen gaat het graf in en als het verrijst dan zal het zijn om naar de hel te gaan. Maar wat het lichaam van de H. Maagd Maria betreft, heeft de Kerk steeds begrepen en onderwezen dat het zo schoon was, zo zuiver, dat het dusdanig aan God toebehoorde – na Jezus ter wereld gebracht te hebben, Hem op haar knieën te hebben gehouden, omhelsd, levend in haar armen te hebben gehouden en dan dood bij de kruisafneming – dat dit lichaam, omdat het heilig was, moest opstijgen naar de Hemel. Jezus heeft dit gewild opdat het ons een hulp zou zijn om ons lichaam kuis te houden, om het geluk te hebben de Maagd Maria te omhelzen als we daarboven zullen aankomen, als haar kinderen, haar intimi. We zullen verrukt zijn te zien hoe haar maagdelijk lichaam de heiligheid van haar ziel weerspiegelt.

Mijn besluit is dat bedorven zielen niet verlangen om naar de Hemel te gaan omdat ze niets in zich hebben wat hen hiernaar doet verlangen. Zoals een zieke aan wie men een grote maaltijd toont, maar die geen honger heeft. Men moet hier op aarde zuiver zijn om ernaar te verlangen de Maagd Maria te zien in de Hemel...

Dus zij die zich ontdaan hebben van hun hartstochten en reeds op aarde kuise, geestelijke liefde kennen, liefde vol goedheid, die ervan houden samen te zijn, onder vrienden, als echtgenoten tot op een hoge leeftijd, zij hopen elkaar in de Hemel terug te zien. Vraag dus aan deze personen : « Gaat u zich vervelen in de Hemel ?Ik, me vervelen ? Maar als ik bij mijn vrouw ben, bij mijn echtgenoot, als ik mijn kind terugvind dat ik verloren heb in een auto-ongeval, dan zal ik me nooit vervelen ! » Het is een genade te beseffen dat we ons in de Hemel nooit zullen vervelen omdat we verenigd zullen zijn rondom Christus en Maria en met allen van wie we hier op aarde hielden.

De Hemel zal een aanschouwing, een onvermoeibare conversatie zijn. Als men dit begrepen heeft, begint men naar de Hemel te verlangen om samen met Jezus en Maria te zijn, met al degenen die we verloren hebben, om ze terug te zien, hen te omhelzen, naar hen te luisteren, hen te roemen. Dat is ons beloofd. Dat overstijgt alles wat men op aarde kan kennen, maar het gelijkt op wat men er gekend heeft. Als men maar zuiver leeft, vol genegenheid de enen voor de anderen, dan is dat een begin van de Hemel op aarde !

Abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de homilie van 18 augustus 1988