25 DECEMBER 2017

De sublieme roeping
van de voortdurende aanwezigheid

WE hebben onze ogen gericht op de kribbe. We kunnen ook, als we dat beeld levendiger willen maken, de ogen sluiten en doen wat de geestelijke auteurs een "plaatsbeschrijving" noemen. Men sluit de ogen om zich de kribbe, de dieren, de mensen... voor te stellen. Het wordt aanbevolen door de auteurs van geestelijke werken. Eens men zich aan de kribbe bevindt, zijn plaats gekozen heeft, aan deze of gene zijde, heeft men zijn verbeelding vastgelegd, al zijn gevoelens over deze samenstelling, dat innerlijk schilderij. Dat maakt dat het verstand geleid wordt bij de meditatie in plaats van verstrooid te worden door alle mogelijke oppervlakkige voorstellingen.

Ik stel jullie een korter middel voor dat erin bestaat om te proberen een "psychologische" samenstelling te maken. Men sluit de ogen en brengt de personages voor de geest: Jezus, de Maagd Maria, Sint-Jozef, de herders, de inwoners van Bethlehem. Maar in plaats van zich hun kledij, hun leeftijd, hun aantal, de honden en schapen die hen begeleiden voor te stellen, probeert men zijn aandacht te vestigen op hun gevoelens.

Deze avond laat ik jullie een onderscheid opmerken. Ik zie heel goed dat er in die stal twee soorten mensen zijn: de "permanent aanwezigen" en de "voorbijgangers".

Er zijn er die gekomen en terug vertrokken zijn zoals de herders. Wat is er van hen geworden? Men weet het niet. Maar ik ben ervan overtuigd dat de herders van Bethlehem een onnoemelijk grote genade ontvangen hebben bij die aanblik van Jezus die ze aanbeden hebben. Overigens waren zij zeker voorbestemden voor de genade. Ze waren zeer arm en leidden een hard leven, werden misprezen, maar niettemin waren het rechtvaardigen in de ogen van God. Die herders waren goed voorbereid op de genade die hen geschonken werd. Die genade is gekomen en heeft hun leven overhoop gehaald. Ik ben ervan overtuigd dat de herders van Bethlehem en zij die het Kindje Jezus in de stal aanbeden hebben in de hemel zijn.

Maar er zijn er anderen, de inwoners van Bethlehem, die gekomen zijn en belangstelling getoond hebben. Het voornaamst zijn echter de Maagd Maria en Sint-Jozef. Zij zijn toch een heel andere categorie! Zij hebben het Kindje Jezus ontvangen; dat is een unieke, extreme vreugde die we deze nacht, om middernacht, geëvoceerd hebben. Wat onmiddellijk na de vreugde van deze geboorte op hun schouders, op hun gemoed moet gewogen hebben, is het besef van hun verantwoordelijkheid. Ik denk dat Sint-Jozef en de Maagd Maria dit hebben gevoeld, vanaf het eerste moment. Wat een enorme verantwoordelijkheid, dat Kind!

We denken hier misschien niet aan: ze moeten dit ervaren hebben gedurende gans die kerstdag tijdens dewelke al die mensen moesten langskomen, de kletstantes van het dorp, de mensen die daarheen gingen om hun diensten te bewijzen, die luid spraken, die de ingetogenheid en de vreugde van de H. Familie verstoorden. En onmiddellijk die problemen. Wat te doen? Moet men gaan logeren bij de inwoners? De verantwoordelijkheden, de problemen, de moeilijkheden...

Op de avond van Kerstmis zijn al deze mensen weer vertrokken. Sint-Jozef en de Maagd Maria waren terug op zichzelf aangewezen, vermoeid van die dag en bewust van het feit dat alles de volgende dag zou herbeginnen. Nu hadden ze de zorg voor dit kind. « Dat ongemakkelijk kind dat, overal waar het binnengaat, vergezeld is van zijn Kruis», zoals Bossuet het zei in een prachtige redevoering over Sint-Jozef. Hij is vooreerst binnengegaan in het lichaam en de schoot van de Maagd Maria en in het hart en de geest van Sint-Jozef, als een dagelijkse zorg. Zij behoren tot de “permanenten”!

Wat moet men dan doen? Moet men Sint-Jozef en de Maagd Maria beklagen? Zeggen: « Wat een kruis!»? Neen, maar wel: « Wat een geluk!», maar een geluk dat duur betaald wordt, een geluk dat vergezeld gaat van een zware last en een groot lijden. Weldra zal dit de vlucht naar Egypte zijn, de vrees voor het kind, onbeschrijfelijke minuten. En het zal eindigen, ze weten het goed op voorhand, zoals we het zongen in dat wonderlijke kerstlied van deze morgen, met het Kruis dat oprijst aan de horizont van hun leven. De Maagd Maria en Sint-Jozef weten perfect dat dit kind niet op aarde komt om gelukkig te zijn, zoals de nieuwe priesters zeggen, om aan de mensen te leren hoe ze gelukkig moeten zijn op aarde, om hen het voorbeeld van aards geluk te geven. Jezus komt op aarde om te lijden, te sterven om te verrijzen en de wereld te redden. Maria en Jozef zullen deelnemen aan dat leven dat, zoals De navolging van Christus het zegt, dagelijks een kruis en een martelaarschap was: « Heel het leven van Christus was een kruis en een martelaarschap.» Op een bepaalde manier was dit ook voor het leven van Maria en Jozef het geval.

Waar wil ik uitkomen? Het is een verheven roeping die voortdurende aanwezigheid te beoefenen, te komen en te blijven. Dat duidt niet zomaar op het religieus leven; het is waar dat de beste manier van leven met Jezus erin bestaat alles achter te laten om Hem te volgen, zoals Maria en Jozef, af te zien van alles omwille van de liefde voor Christus, omwille van de zaak van Christus, voor het dienen van Jezus. Er zijn echter ook tal van mensen in de wereld die, door het waarnemen van de taken van hun leven, door voortdurend in die genade te leven, door te leven in de toewijding voor Christus in zijn naaste en wie hen zijn toevertrouwd, ook deelhebben aan de lasten en de genade van de H. Familie.

Tot daar mijn kleine meditatie over de kribbe. Er zijn zij die blijven en zij die vertrekken. Anderen zijn gekomen en blijven. Dat is het beste. Natuurlijk moeten we nogmaals nadenken over die last, over die zware verantwoordelijkheid, maar wat een eer voor Sint-Jozef en de Maagd Maria en voor allen die hen zullen volgen en navolgen.

Dat Kindje Jezus is de Zoon van God, maar Hij is zwak, broos, Hij heeft er nood aan gevoed te worden aan de borst van zijn Moeder, beschermd, verwarmd te worden. Weldra zal men Hem moeten wegvoeren naar Egypte. Hij heeft mensen nodig, het was zijn wil ons nodig te hebben. Hij roept ons dus op, Hij roept de besten onder ons, de meest edelmoedigen op om zich over Hem meer te ontfermen dan over eender welke andere zaak. Het is een belangrijke oproep en deze oproep mag niet zonder antwoord blijven in onze hedendaagse Kerk. Maar zij die Jezus bij zich zullen opnemen of die in Gods huis zullen blijven om helemaal in zijn dienst te staan, zij zullen zeker tot de zaligen van de Hemel behoren, tot hen die Jezus zal kronen omdat ze, na eerst met Hem de lasten gedeeld te hebben, vervolgens met Hem in de glorie zullen opgenomen worden.

Laten we dichtbij Jezus blijven, laat ons proberen ons toe te wijden aan de dienst van zijn Kerk opdat we gelukkig mogen zijn in de Hemel!

Abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de homilie van 25 december 1972