2 APRIL 2017

Jezus is Meester over leven en dood

OP deze vijfde zondag van de Vasten geeft de Kerk ons de zeer belangrijke gebeurtenis van de opwekking van Lazarus ter overweging. Ze is sterk bestudeerd door Sint-Jan die getuigt van de kennis die Jezus heeft over de toekomst van de mensen na de dood. Jezus van Nazareth, die de Zoon Gods is, op aarde gekomen om ons te redden, is de enige mens die weet wat er na de dood is. Dit is wonderlijk en zou vermeld moeten worden in alle handleidingen over godsdienstige sociologie. In geen enkele godsdienst hebben we iets gelijkaardigs. Jezus spreekt uit ervaring over het toekomstig leven waarvan Hij een volmaakte kennis heeft.

Reeds in hoofdstuk zes, wanneer Hij de H. Eucharistie aankondigt, heeft Jezus ons gezegd: « Wie dit Brood eet, zal eeuwig leven». Hij belooft dat zij die zullen eten van dit uit de Hemel neergedaalde brood niet zullen sterven, dat hun lichaam zal verrijzen. Met de gebeurtenis van de opwekking van Lazarus zullen we zien dat Jezus, zoals Hij het aan Martha zal zeggen, werkelijk «de Verrijzenis en het Leven» is, dat hij die in Hem gelooft, ook al is hij dood, eeuwig zal leven.

« Er was iemand ziek, een zekere Lazarus uit Bethanië, het dorp van Maria en haar zuster Martha. Maria was de vrouw die de Heer met geurige olie had gezalfd en zijn voeten met haar haren had afgedroogd. De zieke Lazarus was haar broer. De zusters stuurden Hem nu de boodschap: “Heer, hij die Gij liefhebt, is ziek.” Toen Jezus dit hoorde, zei Hij: “Deze ziekte voert niet tot de dood, maar is om Gods glorie, opdat de Zoon Gods er door verheerlijkt moge worden.”« Verbazing bij de apostelen. Wat Jezus wil zeggen, is dit: Lazarus is ziek, maar Jezus gaat hem genezen van zijn ziekte. Het zal een meer spectaculaire genezing zijn dan de andere en het zal voor Christus de gelegenheid zijn om zijn macht, de glorie van God in Hem, te openbaren.

« Jezus hield veel van Martha, haar zuster en Lazarus. Toen Hij dan ook hoorde dat Lazarus ziek was, bleef Hij weliswaar nog twee dagen ter plaatse, maar daarna zei Hij tot zijn leerlingen: “Laat ons weer naar Judea gaan.” De leerlingen zeiden: “Rabbi, nog pas probeerden de Joden U te stenigen en gaat Gij er nu weer heen?”«
We maken een heel tragisch moment mee: de terugkeer naar Jeruzalem waar Jezus door de Joden met de dood bedreigd wordt en de apostelen vrezen voor zijn en hun leven. « Jezus antwoordde: “Heeft de dag geen twaalf uren? Overdag kan iemand gaan zonder zich te stoten, omdat hij het licht van deze wereld ziet. Maar gaat iemand ’s nachts dan stoot hij zich, omdat het licht niet in hem is.”»

Steeds zeer symbolisch en moeilijk te interpreteren willen deze woorden zeggen: vermits Ik te Jeruzalem moet sterven, zal Ik er sterven, maar dat zal gebeuren als het uur der duisternis aanbreekt. Voor het ogenblik is het evenwel het uur van de dag, laten we er onbevreesd naartoe gaan. En dan voegt Hij eraan toe: “ Onze vriend Lazarus is ingeslapen, maar Ik ga er heen om hem te wekken.” De leerlingen zeggen dus: “ Heer, als hij slaapt, zal hij beter worden.”

« Jezus had echter van zijn dood gesproken, terwijl zij meenden dat Hij over de rust van de slaap sprak.» Wat duidelijk is: Jezus beschouwt de lichamelijke dood als een slaap. Om die reden zal men zeggen: « Zij die ingeslapen zijn.» Sint-Paulus spreekt in Korintiërs over de dood in termen van inslaping; men zal dit ook zeggen over de H. Maagd Maria.

« Daarom zei Jezus hun toen ronduit: “Lazarus is gestorven".» Hij legt hen uit: ja, vanuit uw zienswijze is Lazarus dood, « en ik verheug me voor u er niet aanwezig geweest te zijn, opdat ge zoudt geloven. Maar laten we naar hem toegaan!» Hij zegt: ik heb het met opzet gedaan, het is een bevel van mijn Vader, ik verheug mij erover dat mijn Vader gewild heeft dat deze genezing er een zou zijn van een man die Ik heb laten sterven, omdat de glorie des te groter zal zijn en dat gij, de apostelen, misschien zult geloven.

« Toen zei Thomas, bijgenaamd Didymus, tot zijn medeleerlingen: “Laten ook wij gaan om met Hem te sterven!”« Daar spreekt hij de zin van zijn leven uit! Hij is het misschien vergeten, maar toch is het mooi! Dit bewijst dat de situatie ernstig was! Men moet beseffen dat de wettelijke termijn na afloop van dewelke de dood erkend werd in die tijd, toen men nog niet al die medische kennis bezat, drie dagen bedroeg.

« Bethanië nu was dichtbij Jeruzalem, op een afstand van ongeveer vijftien stadiën. Vele Joden waren dan ook naar Martha en Maria gekomen om hen te troosten over het verlies van hun broer. Zodra Martha hoorde dat Jezus op komst was, ging zij Hem tegemoet; Maria echter bleef thuis. Martha zei tot Jezus: “Heer, als Gij hier was geweest, zou mijn broer niet gestorven zijn. Maar zelfs nu weet ik, dat wat Gij ook aan God vraagt, God het U zal geven."»

Ziedaar het verschil tussen het verlangen van de mensen om hun dode te zien verrijzen of hun zieke terug kracht te zien krijgen, en vervolgens het bovennatuurlijk vertrouwen in Jezus, vol wijsheid. « Jezus zei tot haar: “Uw broer zal verrijzen.” Martha antwoordde: “Ik weet dat hij zal verrijzen bij de verrijzenis op de laatste dag."« Martha gelooft niet dat hij onmiddellijk zal verrijzen; ze citeert uit haar catechismus: « Ja, Heer, nu weet ik dat hij zal verrijzen op de laatste dag; ik behoor tot de vrome Joden die geloven in de verrijzenis.» Het gaat over heel wat anders! « Jezus zei haar: “Ik ben de Verrijzenis en het Leven. Wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven, en ieder die leeft in geloof aan Mij, zal in eeuwigheid niet sterven.”»

Dat wil zeggen: in elk geval is hij in leven wat het wezenlijke van zijn persoon betreft. « Gelooft ge dit? Zij zei tot Hem: “Ja, Heer ik geloof vast dat Gij de Messias zijt, de Zoon Gods, die in de wereld komt.” Na deze woorden ging zij haar zuster Maria roepen en zei zachtjes: “De Meester is er en vraagt naar u.” Zodra zij dit hoorde, stond zij vlug op en ging naar Hem toe. Jezus was nog niet in het dorp aangekomen, maar bevond zich nog op de plaats waar Martha Hem ontmoet had. Toen de Joden die met Maria in huis waren om haar te troosten, haar plotseling zagen opstaan en weggaan, volgden zij haar in de mening dat zij naar het graf ging om daar te wenen. Toen Maria op de plaats kwam waar Jezus zich bevond, viel zij Hem te voet zodra zij Hem zag en zei: “Heer, als Gij hier waart geweest zou mijn broer niet gestorven zijn.” Toen Jezus haar zag wenen, en eveneens de Joden die met haar waren meegekomen, doorliep Hem een huivering en was Hij diep ontroerd

Hoezeer beminde Hij hem! Wat voor Hart heeft Jezus dat Hij de schok kent van de dood van een vriend, in een geliefde familie! Hij huivert tegenover deze dood die de bestraffing is van de zonde en in zichzelf haar verschrikking inhoudt. « Hij sprak: “Waar hebt gij hem neergelegd?” Zij zeiden Hem: “Kom en zie, Heer.” Jezus begon te wenen, zodat de Joden zeiden: “Zie eens hoe Hij van hem hield!” Maar sommigen onder hen zeiden: “Kon Hij, die de ogen van een blinde opende, ook niet maken dat deze niet stierf?"»

Jezus kende een schok, maar een geestelijke. Hij denkt aan heel die mensheid die ter dood veroordeeld is door de erfzonde. Hij is helemaal niet aan het wenen voor Lazarus omdat Lazarus voor altijd verdwenen zou zijn. De Joden interpreteren het zo, steeds ten onrechte; ze zijn niet op het gewenste niveau.

« Bij het graf gekomen overviel Jezus opnieuw een huivering» (dit is vanuit zijn verontwaardiging over hun ongeloof). Het was een rotsgraf, een graf in de grond – en niet bovengronds zoals de grot waarin Hij weldra zou neergelegd worden – en er lag een steen op. « Jezus zei: “Neemt de steen weg.” Martha, de zuster van de gestorvene, zei Hem: “Hij riekt al, want het is al de vierde dag.”« De vier dagen worden een heel bijzonder element in het bewijs van de verrijzenis, zoals de drie dagen in het geval van Jezus. Maar we zijn nu vier dagen ver en reeds ruikt hij omdat hij in ontbinding verkeert, niet zoals Christus. « Jezus gaf haar ten antwoord: “Zei Ik u niet, dat gij Gods heerlijkheid zult zien als gij gelooft?”« Niet “gij zult uw broer in leven zien”, maar “gij zult de glorie van God zien”, dat wil zeggen een wonderlijke manifestatie van de goddelijke macht.

« Toen namen zij de steen weg. Jezus sloeg de ogen ten hemel en sprak: “Vader, Ik dank U dat Gij Mij verhoord hebt. Ik wist wel, dat Gij Mij altijd verhoort, maar omwille van het volk rondom Mij heb Ik dit gezegd, opdat zij mogen geloven, dat Gij Mij gezonden hebt.” Na deze woorden riep Hij met luider stem: “Lazarus, kom naar buiten!” De gestorvene kwam naar buiten, voeten en handen met zwachtels omwonden en met een zweetdoek om zijn gezicht. Jezus beval hun: “Maakt hem los en laat hem gaan.”»

Dit verhaal uit het Evangelie is de meest aangrijpende uiteenzetting die Jezus ons geeft over wat ons te wachten staat na de overgang van de dood: we zullen met Hem verrijzen. Maar eerst moet Hij de dagen van zijn Lijden doormaken en verrijzen. Hij moet ons als eerste voorgaan opdat we zouden weten hoe de zaken zullen verlopen als wij aan de beurt komen. Dat is wat we weldra zullen zien door de tragische gebeurtenissen van de Goede Week te herbeleven.

abbé Georges de Nantes uittreksels uit de homilie van 8 maart 1992