12 MAART 2016

Jezus van gedaante veranderd

NADAT Jezus de duivel overwonnen en de drie bekoringen weerstaan had, zal Hij – volgens de traditionele chronologie – een vijftiental maanden doorbrengen in Galilea, waar Hij duivels verjaagt door zijn goddelijke macht en waar Hij zonden vergeeft, een andere goddelijke macht die Hij soeverein uitoefent. Hij geneest ook de zieken om zijn macht te tonen en Hij predikt en onderwijst het volk. Dit alles zonder veel opzien te baren. Het is werkelijk een zeer nederige, zachtmoedige Jezus, vol vaderlijk gezag.

De reden van die vaderlijkheid is mensen niet met illusies te laten, maar hen beetje bij beetje te vormen naar zijn geest die een geest van matigheid en offer is. Het resultaat : vijftien maanden na het begin van zijn openbaar leven wordt de vermenigvuldiging van de broden gevolgd door een soort opstand in Kafarnaüm en is het een compleet fiasco. De “ idylle van Galilea ” is voorbij.

Jezus wordt ertoe gedwongen zijn geliefde land te verlaten en Hij trekt naar het noorden, naar Ithuria, in heidens land. De twaalf apostelen volgen Hem, dankzij de H. Petrus die, op het tragisch moment van de algehele desertie, woorden van trouw heeft gevonden : « Naar wie zouden wij gaan, Heer ? Gij hebt woorden van eeuwig leven ! We weten dat Gij de Heilige Gods zijt ! »

Daar belanden we bij het centrum van het Evangelie. Men fluisterde om zo te zeggen Jezus in, als Hij al nood aan raad zou gehad hebben : « Het is tijd om U te openbaren ! Binnen negen maanden zult Gij niet meer van deze wereld zijn. » Maar Jezus weet dat alles heel goed !

Jezus trekt dus met zijn apostelen, de twaalf die Hem trouw zijn, en misschien ook met enkele andere personen, enkele heilige vrouwen, naar Ithurië. Aangekomen te Caesarea van Filippus, de stad waarvan de tempel gebouwd is op een indrukwekkende rots, ondervraagt hij zijn apostelen : « Wie zegt men dat ik ben ? »

Het is het grote moment voor Petrus. Hij antwoordt : « Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God ! » Jezus spreekt dan een dankgebed uit en doet over zijn apostel verbazingwekkende voorspellingen : hij is het die de rots zal zijn waarop zijn nieuwe tempel, de Kerk, gebouwd zal worden.

Dat is iets wat iedereen weet. Maar we vergeten teveel dat vanaf dat moment Jezus hen begint te openbaren wat er met de rest van zijn leven zal gebeuren : zijn Lijden te Jeruzalem, zijn vernedering, zijn wrede dood en zijn Verrijzenis. En dezelfde Petrus is het die lichtvaardig en onbeschaamd zegt – want, zegt de H. Marcus, hij wees Christus terecht – hij die net werd verheven boven de anderen : « Ach Heer, dat zal niet gebeuren ! » Hij verzet zich tegen Jezus !

Hij haalt volgend antwoord over zich heen : « Ga weg, Satan, terug ! Gij zijt Mij een aanstoot ! » Grootsheid en mislukking van de apostel. Verdienste, grote verdienste van de H. Petrus omdat hij het geloof heeft in Jezus Christus, maar zwakheid nog van de mens die tegen het perspectief aanloopt van een leven van gekruisigde.

Het is hier, in deze context – het Evangelie van de Transfiguratie zegt ons met aandrang dat dit precies zeven dagen later plaatsvindt – dat Jezus drie van zijn apostelen meeneemt : uiteraard Petrus, die de leider is, verder Jacobus en Johannes, zijn broer. Met deze drie beklimt Jezus de berg. Wanneer men naar het Heilig Land gaat, doet men een bedevaart naar de berg Thabor : het is deze berg, zegt de Overlevering, waarop Jezus van gedaante veranderd werd. Het is een heel hoge berg die heel de streek overheerst.

We zien heel goed hoe Sint-Lucas, die zeer waarschijnlijk vertrouwelijke informatie van Sint-Jan gekregen heeft, zijn verhaal vervolgt door woord voor woord de hoofdstukken 19 en 20 van het boek Exodus te hernemen. Zoals Mozes met Aäron en twee anderen de berg beklommen heeft om er God te ontmoeten, zo beklimt Jezus DE berg. Jezus doet wat Mozes voor Hem gedaan heeft en Hij gaat erheen om God te ontmoeten.

Er is een verbazend parallelisme tussen beide taferelen, tussen de grootse scène van het Oude Testament wanneer Mozes op de Sinaï God ziet in een wolk van glorie en van Hem de Tien Geboden ontvangt, en de scène wanneer Jezus DE berg bestijgt om er tot God te bidden.

Lange tijd heb ik, samen met vele andere commentatoren, gedacht dat deze grote scène voornamelijk een pedagogisch doel had : de vorming van de apostelen. Maar het lijkt me nu dat deze bedoeling secundair is. Het komt me voor dat Sint-Lucas, verlicht door Sint-Jan, begrepen heeft dat Jezus die hoge berg op de eerste plaats voor zichzelf beklommen heeft. Vooreerst om te bidden : Hij voelt de behoefte zich toe te vertrouwen aan zijn Vader. Terwijl Hij bad, werd de glorie in Hemzelf zichtbaar, zijn gelaat straalde. De H. Mattheüs zegt ons dat het als de zon was. Zijn kledij is plots verlicht door de kracht van dit inwendig licht. Jezus brandt van deze goddelijke glorie door de intensiteit van zijn gebed.

Het lijkt dat dit een eerste beloning is die God geeft aan de heilige mensheid van zijn Zoon. Hij is zo vroom, zo vurig, zo gehoorzaam aan zijn Vader dat zijn lichaam tevoren reeds die schittering kent die het zal kennen na zijn glorievolle Verrijzenis.

En terwijl Hij aan het spreken is met God zijn Vader en zegt bereid te zijn om zijn volledige wil te doen – de duivel het hoofd bieden, zijn Lijden en Kruis aanvaarden, sterven voor de redding van de wereld – verschijnen aan zijn zijde Mozes en Elias. Ze komen om door zijn woorden onderricht en gesticht te worden. Hij, Mozes was dikwijls opstandig geweest tegen de stem van God ; nu is hij in de glorie en verschijnt hij eveneens omgeven door licht. Elias was in wanhoop vervallen op de weg naar de Horeb, vervolgd door Achab en Jezabel. Hij was gaan liggen om ter plaatse te sterven omdat hij genoeg had van het leven. Maar Elias werd door God gesterkt. Mozes en Elias zijn de twee grote personages van het Oude Testament – de meester van de Wet, de meester van de Profetie. Beiden hadden in een ernstige omstandigheid van hun leven de Sinaï beklommen en op de Sinaï hadden ze God ontmoet en zich met Hem onderhouden.

Als de evangelisten ons verhaaltjes zouden vertellen, als ze ons wilden tonen dat Jezus groter dan Mozes is, dan hadden ze gewoon kunnen zeggen dat het Jezus toegestaan werd binnen te gaan in Gods glorie. Maar neen, ze vertellen een historische gebeurtenis, want als het parallellisme van de tekst met die van Exodus verbazingwekkend is, dan zijn de afwijkingen fundamenteel. Jezus is God zelf. Mozes had God gezien, hij had Hem gezien – door zijn ogen te beschermen om er niet door te sterven – onder de vorm van een grote vlam en het volk, aan de voet van de berg, zag de Sinaï doorkliefd met bliksems en een grote vlam en veel rook ervan uitgaan als van een vulkaan. God was een vuur, een verterend vuur. Hier is dit vuur, deze vlam het Gelaat van Jezus Christus zelf, het is het Lichaam van Christus zelf. God is in Hem en dit licht is binnen Hemzelf. Het straalt uit en wekt uiteindelijk de apostelen. Aldus ontvangt Jezus niet de Wet om die aan zijn volk te geven. Hijzelf is de Wet. Hij spreekt tot zijn Vader, Hij biedt zich aan. Hij weet wat Hij moet doen, Hij is de grote wetgever van de nieuwe tijden.

Dat alles was nodig om de apostelen wakker te doen worden, want ze sliepen. Misschien heeft Sint-Jan, die de discretie zelf is, niet willen toegeven dat hij zelf niet sliep... Want als Sint-Lucas ons het verhaal van Mozes en Elia met Jezus vertelt dan is dit wel degelijk omdat iemand het gehoord heeft.

Toen Petrus wakker werd, sprak hij dwaze woorden. De Evangelies zeggen ons : Hij wist niet wat hij zei. Lange tijd heb ik gedacht dat zijn woorden geen ander doel hadden dan de trouwe reproductie te zijn van de gebeurtenis in al zijn details. Hij zegt tot Jezus : « Heer, als Gij wilt gaan wij – in het verhaal van Marcus dat waarheidsgetrouwer is : “ ga ik ” – hier drie tenten opslaan, een voor U, een voor Mozes en een voor Elia, en zo zullen we de nacht kunnen doorbrengen, zult Gij op de top van de berg kunnen blijven ! » Hij heeft er zin in dat dit blijft duren, dat deze glorie, dit geluk dat ze hebben om het Gelaat van Jezus, stralend van de glorie van God zelf, te kunnen aanschouwen, steeds blijft duren.

Maar hij wist niet wat hij zei, aldus Sint-Lucas. Onder invloed van Sint-Jan die veel dieper is, doet Sint-Lucas ons door deze opmerking begrijpen dat ze niet naar die plaats waren geklommen om te genieten, maar om er krachten op te doen om de komende strijd aan te kunnen. Hij wist niet wat hij zei ! Hun woonplaatsen zijn geen tenten die men gaat bouwen om daar te blijven ; hun woonplaats is God. Hun woonplaats is de glorie van God.

De wolk die, in het Oude Testament, de aanwezigheid van God uitdrukt, slorpt hen dan op. Ze slorpt eerst Christus op. Het is een licht gevende wolk, verduidelijkt Mattheüs. Het is als een mist die schittert van een zacht en nochtans flitsend licht. De mist komt tot Mozes en Elia die in deze wolk verdwijnen. Hij komt tot aan de apostelen. Op het moment waarop ze ervan doordrongen worden, erdoor omgeven worden – ze verdrinken in dit licht – werpen ze zich ter aarde neer, uit schrik te sterven zoals de mannen van het Oude Testament. Met het aangezicht tegen de aarde aanbidden ze God die hen bij Zichzelf opneemt. En terwijl ze daar met het aangezicht tegen de aarde liggen en God de Vader die aanwezig en werkzaam is aanbidden, horen ze volgende woorden : « Dit is mijn Zoon, de Welbeminde, in wie Ik mijn behagen heb gesteld ; luistert naar Hem ! » Dit « luistert naar Hem ! » is een bevel.

Zoals God de Decaloog gegeven had en Mozes belast was hem voor het volk af te kondigen, gaat Jezus deze berg afdalen. Nu is Mozes verdwenen, het is gedaan met Mozes ! Jezus is de wetgever van de nieuwe Wet. Petrus, Jacobus en Johannes zijn de getuigen.

Ik besluit door op onszelf deze grote les toe te passen. Bij het afdalen zijn de apostelen een beetje sprakeloos en toch stellen ze Jezus nog een vraag : « We hebben Elia gezien, maar er is gezegd dat Elia moet komen om de wegen van de Messias voor te bereiden. Wanneer zal Elia dus komen ? We hebben hem gezien, hij is terug ten hemel geklommen. » En Jezus legt dan uit dat Elias slechts de voorafbeelding van Johannes de Doper is. De Doper is gekomen om de wegen van de Messias voor te bereiden en Johannes de Doper heeft ook zijn Achab en zijn Jezabel ontmoet : dat waren Herodes en Herodiades. Nadat Johannes de Doper mijn glorie heeft gezien is hij zijn lijden binnengegaan en als martelaar gestorven. Onder verstaan : ook mij hebt gij gezien in mijn glorie en nu stap ik af op mijn Lijden. En herinnert gij u nu dit moment van glorie want gij ook zult uw lijden binnengaan...

Als we moedig in het voetspoor van Christus willen stappen, moet men hem aanschouwen in zijn glorie om te beseffen welk geluk voor ons is weggelegd. Maar ook moeten we Jezus Christus tot ons horen zeggen Hem elke dag te volgen en door ons kruis op te nemen en door onze eigen dood ons te vereenzelvigen met zijn Offer om het eeuwig leven binnen te gaan.

abbé Georges de Nantes uittreksels uit de homilie van 3 maart 1985