1 OKTOBER 2017

Verheug u ten dienste van Jezus te staan !

WE hebben een retraite achter de rug over de parabels en hebben de zekerheid verkregen dat om goed te kunnen bidden we maar hoeven terug te keren naar de essentiële waarheid en lieftalligheid van het Evangelie.

Nemen we bijvoorbeeld de parabel van de twee zonen: « Een man had twee zonen. Hij ging naar de eerste toe en zei: "Mijn zoon, ga vandaag werken in mijn wijngaard." “Goed vader", antwoordde deze, maar hij deed het niet. Toen ging hij naar de tweede en zei hetzelfde. Deze antwoordde: "Neen, ik wil niet". Maar later kreeg hij spijt en ging toch. Wie van beide lijkt u de beste zoon?»

Tijdens onze retraite hebben we hierover gemediteerd en ik verklaarde jullie deze parabel door te zeggen dat hij die « ja» zegt en toch niet gaat, overeenkomt met de ongelukkige, tegen Christus opstandige Jood – toen Christus predikte in Galilea en daarna in Jeruzalem – opstandig tegen God en vals in zijn voorgewende gehoorzaamheid aan de Wet van Mozes met de woorden: « Ja, ja, ik ben volmaakt, ik onderhoud heel de wet van God, ik, de Farizeeër», terwijl hij in werkelijkheid de Wet niet volgt. Hypocrisie!

Hij die zegt: « Neen, ik zal niet gaan!», dat is de heiden. Hij wil de God van de Joden niet aanbidden, hij is de opstandige heiden omdat hij onwetend is. Hij heeft een goed hart, koppig en rebels, maar wanneer hij tenslotte kennis van zaken krijgt zal hij zich bekeren en ten volle de roepstem van God beantwoorden.

We moeten deze parabel actualiseren. In welk geval bevinden jullie zich?

Noch in het ene noch in het andere. Tweeduizend jaar zijn sindsdien voorbij gegaan en de heidenen zijn massaal de Kerk binnen gegaan terwijl het nog steeds wachten is op de goede wil van de Joden om op hun beurt de Kerk binnen te gaan en Jezus Christus te aanbidden. Wijzelf zijn de vruchten van het apostolaat van de grote apostelen en heiligen die ons zijn voorgegaan. We zijn geboren onder een goed gesternte, voorbestemd door God. Hij heeft voor de meesten onder ons gewild dat we geboren werden in goede christelijke families, dat we gedoopt werden vanaf onze geboorte zonder dit enigszins verdiend te hebben. Dit is ons zomaar gegeven door de genade van God en louter door de toewijding en wijsheid van onze ouders. En dus, wanneer de Vader ons zegt: « Ga werken in mijn wijngaard», antwoorden wij: « Ja Papa, ik ga erheen!» Wat een geluk valt ons ten deel!

Maar we moeten ons ongerust maken, want de tijden zijn slecht en we staan oog in oog met deze twee soorten van slechte dienaars. De ene, hypocriet, beoefent niet de godsdienst waarvan hij veinst die méér te belijden dan de anderen. We zijn in het gezelschap van valse christenen die de Kerk een onmetelijk kwaad gedaan hebben en nog steeds doen. Deze hypocrisie is werkelijk walgelijk want Jezus heeft ze vervloekt.

Er zijn echter anderen die opstandig zijn en die van het Evangelie afstand genomen hebben onder slechte invloed. Maar onder hen zijn er sensationele bekeringen. Omdat ze een goed hart hebben, hebben ze plots een wending gemaakt en hebben ze «ja» gezegd.

Dat doet me nadenken. Met mijn ervaring van priester zie ik dat het zo’n groot geluk is God te dienen. Wanneer men 70 jaar wordt en men achter zich een heel leven van dienst aan God heeft, zouden we in plaats van jaloers te zijn op degene die duizend stommiteiten begaan heeft en zich op het laatste moment bekeert, vervuld moeten zijn van medelijden tegenover hem. Pater de Foucauld heeft het gezegd: ten tijde van zijn dwaze jeugd organiseerde hij feestjes die de vrienden de ogen uitstaken, hij gaf een belachelijk groot fortuin uit en toen alles klaar was en de genodigden aankwamen overviel hem een dodelijke verveling!

Laten we goede kloosterlingen, goede falangisten zijn, gelukkig over ons leven. Beklagen we hen die dit geluk niet even vroeg als wij gekend hebben, maar laat ons niet jaloers zijn op hen! Zo zullen we behagen aan Onze Heer Jezus Christus en onze Heilige Moeder, de Maagd Maria.

abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de homilie van 4 juni 1993