24 FEBRUARI 2017

« Zoek eerst het koninkrijk gods... »

HET Evangelie van deze achtste zondag door het jaar spoort ons aan ons over te geven aan de goddelijke Voorzienigheid van onze zeer geliefde Vader in de Hemel. Dit wil echter niet zeggen dat we ons zouden moeten verliezen in lichtzinnigheid. Neen. Laten we om te beginnen onze plicht van staat te doen, die duidelijk een plicht van voorzichtigheid is. God die ons een beetje verstand gegeven heeft, vraagt ons het te gebruiken en onze deugden in te zetten opdat ons leven hier op aarde goed zou zijn, maar niet meer dan Hij gevraagd heeft. En laten we verder vertrouwen hebben in Hem, die ons instincten gegeven heeft om te werken, een verstand om voorraadzolders voor ons graan te bouwen : we zouden dwaas zijn het niet te doen. Jezus veroordeelt slechts het overdreven met die zaken bezig zijn, alsof Hij niet bestond.

« Weest niet bezorgd voor uw leven, wat ge zult eten en wat ge zult drinken, en ook niet voor uw lichaam, wat ge zult aantrekken. Is het leven niet meer dan het voedsel en het lichaam niet meer dan de kleding ? Let eens op de vogels in de lucht : ze zaaien niet en maaien niet en verzamelen niet in schuren, maar uw hemelse Vader voedt ze. Zijt gij dan niet veel meer waard dan zij ?

« Kijkt naar de leliën in het veld : hoe ze groeien. Ze arbeiden noch spinnen. Als God nu het veldgewas dat er vandaag nog staat en morgen in de oven wordt geworpen, zo kleedt, hoeveel te meer dan u, kleingelovigen ? Maakt u dus geen zorgen over de vraag : wat zullen wij eten of wat zullen wij drinken ? Met wat zullen wij ons kleden ? Uw hemelse Vader weet wel dat gij al deze dingen nodig hebt. Maar zoekt eerst het Koninkrijk en zijn gerechtigheid : dan zal dat alles u erbij gegeven worden. »

De parabel van Jezus, zo eenvoudig dat hij naïef lijkt, behoort tot de orde van universele wijsheid die Jezus kende omdat Hij de scheppende Wijsheid zelf is. Laten we onze plicht doen en de rest zal goed gaan.

Maar dit Evangelie, dat zich slechts lijkt bezig te houden met materiële dingen, heeft een andere betekenis : namelijk wanneer het gaat over de redding van de zielen. Men denkt hieraan niet zoveel omdat, wanneer de Kerk kalme tijden doormaakt, het heil der zielen geen probleem vormde in onze christelijke landen. Ook op dit punt had Jezus kunnen zeggen : maak u niet teveel zorgen over uw geestelijk welzijn, wij hebben erin voorzien, de Vader in de Hemel en Ik en de H. Geest. Doe alleen uw godsdienstige plicht en alles zal goed gaan.

Het is in deze geestelijke zaken waar alles eertijds eenvoudig was dat we nu een groter vertrouwen moeten hebben. Geen onbezorgdheid, begrijp dit goed, maar een afgewogen zorg voor ons eeuwig heil. We bevinden ons namelijk nu in zo’n moeilijke situatie dat alle goederen die gewoonlijk de christenen gemakkelijk hielpen om hun redding te bewerken nu ontbreken ; de gedachte aan ons eeuwig heil dreigt daardoor een voortdurende, verpletterende obsessie te worden.

Het Evangelie, met de rust die uitgaat van Jezus, mag ons niet als iets naïefs overkomen, maar als een kracht van hierboven. Het gaat hier niet om lichtzinnigheid : werk aan uw heil, aan het heil van uw kinderen, en stel dan vervolgens vertrouwen in God. Want God heeft in zijn eeuwige wijsheid alles voorzien voor het welzijn van zijn uitverkorenen, zelfs in de vreselijke tijd waarin we ons bevinden. De redding is dus nog mogelijk omdat God alles zodanig heeft geregeld dat eenieder van ons zijn redding kan bewerken.

Het zou onmogelijk zijn in deze zo moeilijke tijd te leven zonder een zwarte wanhoop, zonder te wanhopen aan de redding van onze dierbaren. Het zou onmogelijk zijn te leven volgens de deugd van de hoop als wij niet juist dat onderricht van Jezus hadden.

De gebeurtenissen die we materieel meemaken en zullen meemaken zijn lastig, maar JEZUS, onze Meester, zegt ons : « Vrees niet, doe zoals de vogels in de Hemel, de leliën op het veld, wees volkomen in overeenstemming met de natuur die God u gegeven heeft, beoefen de deugden van uw natuur en God bekommert zich om de rest. » Wat jullie eeuwig heil betreft, is het heel goed mogelijk dat de geloofsafval waarin we verkeren erger wordt dan ze al is, en toch hebben we geen reden om te wanhopen : we zullen in de bovennatuurlijke middelen die de Kerk ons aanreikt steeds vinden wat voor ons noodzakelijk is, want over de rest ontfermt God zich.

Op die manier kunnen we de onnoemelijke verdienste bekomen deze tijden, die zowel voor stoffelijke als geestelijke zaken moeilijk zijn, door te komen in vertrouwen en hoop op God. En dat vertrouwen zal niet beschaamd worden.

We leven met deze hoofdbekommernis : zoek.. het Rijk Gods en zijn gerechtigheid, dat wil zeggen zijn heiligheid, en de rest zal u erbij gegeven worden. De rest, dat wil zeggen het eeuwig leven, en reeds hier op aarde het leven in de liefde van God, in de liefde tot de naaste, een draaglijk leven, een verdienstelijk leven waardoor we afstevenen op een geluk dat nooit zal voorbijgaan, nooit, nooit.

Abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de homilie van 13 september 1987