19 SEPTEMBER 2018

De geloofsbelijdenis van Petrus
te Caesarea en de aankondiging v an het Kruis

Mc 8 27 Jezus trok nu met zijn leerlingen naar de dorpen rond Caesarea van Filippus. Onderweg stelde Hij aan zijn leerlingen de vraag: “Wie zeggen de mensen dat Ik ben?” 28 Zij antwoordden Hem: “Johannes de Doper, anderen zeggen Elia en weer anderen, dat Gij een van de profeten zijt.” 29 Daarop stelde Hij hun de vraag: “Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben?”  Hier volgt het hoogtepunt van het Evangelie; het is vervat in de enkele verzen die volgen. Jezus stelt uiteindelijk de dramatische vraag, de vraag van vertrouwen en Petrus – door zijn antwoord: "Gij zijt de Christus" – antwoordt in naam van al de anderen, niet zonder een bijzondere verlichting. Hij sterft omwille van deze uitspraak, hij zal zijn bloed vergieten na een leven van zwaar apostolaat omdat hij geloofde dat Jezus de Christus was.

30 Maar Hij verbood hun nadrukkelijk iemand hierover te spreken. Hij zegt niet dat het onjuist is, maar Hij zegt hen zeer streng: «Zwijg daarover». Het is het messiaanse geheim. Jezus wil niet dat deze uitspraak wordt opgelegd aan de zielen zonder bewijs en zonder na te denken. Ze moeten de tijd krijgen om een weg af te leggen waardoor het van binnenuit begrepen wordt. Maar het is gebeurd, Hij is door de apostelen erkend en nu is het van het leven naar de dood waarbij één enkele verraad zal plegen.

31 En Hij begon hen te onderrichten. Terstond onderrichte Jezus hen; nauwelijks weten ze dat Hij de Christus is, nauwelijks hebben ze de stap van het geloof gezet of Hij antwoordt hen: "De Mensenzoon moet veel lijden, verworpen worden door de oudsten, de hogepriesters en de schriftgeleerden, gedood worden en, na drie dagen, verrijzen. Jezus onthult hen het plan van God met Hem. Het plan van zijn Vader opent voor hen de poort van de vreselijke toekomst die in absolute tegenstelling is tot alle dromen van de Joden van die tijd aangaande de Messias! Jezus kon dit niet zeggen aan de bevolking van Galilea die Hem in de steek zou gelaten hebben. Hier zegt Hij het als antwoord op hun geloof.

32 En het was zonder terughoudendheid dat Hij deze woorden sprak. Petrus, die Jezus terzijde nam, begon Hem ernstig daarover te onderhouden. 33 Maar zich omkerend keek Hij naar zijn leerlingen en voegde Petrus op strenge toon toe: “Ga weg, satan, terug! want gij laat u leiden door menselijke overwegingen en niet door wat God wil!”

Jezus maakt een ware doodsstrijd mee, want als Hij in volle bezit van zijn morele kracht geweest was, zou Hij tot Petrus gezegd hebben dat hij zich vergiste. Maar dat «achteruit Satan» wil zeggen dat Jezus, op hetzelfde moment waarop Hij erkend wordt als de Christus, met al zijn menselijke kracht, zijn verlangen de zielen te redden, zijn verlangen te heersen over de wereld, zijn Vader te verheerlijken, dat Jezus in zijn menselijke natuur het succes nastreeft. Hij is zoals de apostelen, de heilige Vrouwen, het volk van Galilea en Judea; Hij verwacht de bevrijding van Israël, Hij verwacht de verwezenlijking van het messiaanse tijdperk zoals de profeten het hebben aangekondigd. Hij zou willen dat het terstond gebeurt, evenzeer zoals wij vandaag het succes van onze doctrine zouden willen, de verrijzenis van de Kerk! Satan is de verleider, hij die gedurende 40 dagen geprobeerd heeft Jezus te doen vallen aan het begin van zijn zending. Hij keert hier terug in de persoon van Petrus. Petrus is bezeten door Satan, de verleider van Jezus. Daarop spreekt Jezus, werkelijk geschokt, die vreselijke woorden uit: «Ga weg, houd op me te verleiden! Uw overwegingen zijn niet die van God, maar die van de mensen».

Tijdens de broodvermenigvuldiging, toen Jezus zag dat vijfduizend mannen klaar stonden om Hem toe te juichen, om Hem hun hart te geven, kon Hij niet ongevoelig blijven voor deze ovatie. Hij heeft hen tot bedaren moeten brengen door zichzelf te bedwingen. Hij wist wat moest gebeuren, maar zei er aan niemand iets over. Nu de apostelen hun geloof in Hem beleden hebben, is er geen minuut te verliezen. Binnen enkele maanden zal alles volbracht zijn. Daarom opent Hij hen de ogen, Hij probeert het tenminste. En die dwaas van een Petrus gaat dwarsliggen! Het is niet alleen een dwaas, het is de duivel die voor Jezus staat. Het gaat om de doodsstrijd, de ware aarzeling van Jezus. Door Petrus weg te jagen en hem stevig onder handen te nemen beslist Jezus in te stemmen met de wil van zijn Vader. Wat Hij voorspeld heeft, wil Hij ook werkelijk. We gaan van de ene belangrijke zaak naar de andere.

34 Nadat Hij behalve zijn leerlingen ook het volk bij zich had laten komen, sprak Hij tot hen: “Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen."  Tot nu toe was het Rijk Gods iets wat men niet al te goed kende. En zie nu hoe plots de bolster barst, men ziet de kern, de vrucht: het is het kruis! Het woord Kruis is gevallen. Jezus heeft het zeker uitgesproken, Petrus heeft het niet uitgevonden. Telkens er opstanden geweest waren, hadden de Romeinen alle opstandelingen gekruisigd en de mensen beefden er nog van. Jezus behoort niet tot de meute van de leugenaars die zeggen: «Ik ga mijn volk bevrijden en we zullen van overwinning naar overwinning gaan». Neen. Hij zegt hen: «Ik verwittig u, het zal een mislukking worden. Als gij mijn leerling zijt, moet gij nu reeds uw kruis dragen.»

Men ziet het schouwspel van hem die zijn kruis draagt. Dat wil niet zeggen dat ze elke dag hun kruis zullen dragen. Maar dat ze beseffen dat het zo zal eindigen en dat ze, elke dag, denken: ik ben zoals Jezus tot het Kruis veroordeeld. 35 Want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen. Maar wie zijn leven verliest omwille van Mij en het Evangelie, zal het redden.

Heel het Evangelie ligt vervat in dat hoofdstuk 8 van de H. Marcus. De grote openbaring is begonnen door de geloofsbelijdenis van Petrus over Jezus als Messias. Ze leert ons dat de roeping van de christen erin bestaat te sterven om te leven, te sterven als martelaar, als leerling van Christus. Zij die trouw zijn aan Jezus gaan de dood tegemoet, om daarna het ware leven te ontvangen.

Abbé Georges de Nantes
uittreksels uit een retraite over het Evangelie van de H. Marcus, herfst 1986