14 JANUARI 2018

De Heilige Duif: «ik hou van u, Maria!»

WE hebben aan onze devotie twee nieuwigheden toegevoegd. De eerste is de pre-existentie, het voorafbestaan van de persoonlijke ziel van de Maagd Maria, van haar ziel die Gods nabijheid aanschouwt in eeuwigheid, en niet eenvoudigweg sinds het begin van de wereld. De tweede is de intieme gelijkenis die we opgemerkt hebben tussen de Duif van de H. Geest op de dag van het doopsel van Jezus en de Maagd Maria.

In de Bijbel is de Duif een volkomen poëtisch symbool van zachtheid, zuiverheid, vrede, maar ook van hevige liefde. De duiven strelen elkaars bek met een hevigheid die kinderen amuseert en volwassenen doet nadenken. Maar ook is de duif symbool van vruchtbaarheid. Het is werkelijk een dier dat tot de mens spreekt over veel deugden. Het is een voorafbeelding: bepaalde duiven hebben in de Bijbel een grote betekenis.

Vooreerst is er de duif van Noë die, in tegenstelling tot de raaf, een wezen van licht is, een wezen dat de vrede oproept, dat de eenheid symboliseert, het verbond tussen God en de mensen. Er is iets gemeenschappelijks met de duif die boven Christus vliegt, tussen de Vader en Jezus, voorwerp van alles waarin Hij behagen stelt. Het is een beetje als God die de duif naar Noë stuurt om hem aan te kondigen dat het gedaan is, zoals met het teken van de regenboog.

Een uitbundiger voorafbeelding is de duif van het Hooglied. Daar beduidt de duif de maagd of zelfs de bruid die boete doet en haar volmaakte zuiverheid terugvindt in de liefde van haar bruidegom. Dat is helemaal het thema van het Hooglied. Die bruid wordt zodanig geloofd, bewonderd, dat de bruid van het Hooglied de heilige ziel is, de mystieke ziel en dat is bij uitstek, als eerste analogie, de Maagd Maria. Vanaf dan kan men niet langer spreken over een duif zonder te spreken over de Maagd Maria. Als we een duif zien verschijnen, dan is het om de Maagd Maria aan te duiden.

In het Nieuwe Testament en in de tijd van de Kerk verschijnen de heilige zielen in de gedaante van duiven: de ziel van de H. Scholastica die de H. Benedictus meteen naar de Hemel zag opstijgen, de ziel van de H. Jeanne d’Arc die de brandstapel – waar haar lichaam verteerd wordt door de vlammen – verlaat naar de Hemel toe. Dat alles is voor ons veelzeggend en wanneer we te Fatima zien hoe duiven zich nestelen aan de voeten van het beeld van de Maagd dat in processie de wereld rondgaat, dan verwondert ons dat niet. Daar zijn het echte duiven die zich ten dienste stellen van de H. Maagd en de trouwe zielen symboliseren waarmee zij zich graag omringt. Het is een voldoende rijke beeldspraak om te zeggen dat daar waar er een duif is, zij een symbool is van een zeer zuivere, zeer toegewijde ziel, geroepen om de intieme bruid van Christus te zijn.

Wat gebeurt er bij het doopsel van Jezus?

« En op hetzelfde ogenblik dat Hij uit het water opsteeg, zag Hij de hemel openscheuren en de Geest als een duif op zich neerdalen

De H. Geest openbaart zich onder de gedaante van een duif. De Maagd Maria legt het verband. Zij is de duif van de H. Geest. De H. Geest, die zich wil openbaren in een menselijke gedaante, een natuurlijke, levende gedaante die ons verstand vervult met alle deugden die Hem eigen zijn, vindt onder de dieren op aarde niets waarmee Hij vergeleken kan worden. Maar Hij vindt dit in de vrouw bij uitstek die de Maagd Maria is.

Ik ga zo ver te denken dat wanneer deze duif zich boven Jezus bevindt, de Maagd Maria die te Nazareth is geestelijk naar die plaats wordt gevoerd. De H. Geest laat haar dit doopsel bijwonen, laat haar de rol van Middelares spelen. Zij is de Moeder van Jezus, de Middelares ook van de genade. Er is daar een aanwezigheid van de Maagd Maria.

Vanaf dan zijn we vertrokken voor een immense zoektocht en aanschouwing omdat overal waar wij horen spreken over de H. Geest wij de gedaante van onze duif zien verschijnen, dat wil zeggen de verschijning van de Maagd Maria. Het verwondert ons niet dat ze verschijnt te Fatima of elders: het is de H. Geest in haar die iets wil zeggen aan de mensheid.

Behouden we dat beeld van de duif met veel liefde en laat ons inzien dat men niet kan bidden tot de Maagd Maria, mystieke en zeer schone Duif van de H. Geest, op een volgehouden en vurige wijze zonder veel liefde voor Haar. Ik vind dat onze gebeden dikwijls te mechanisch klinken, als verplichte gebeden; we hebben niet voldoende dat gevoel dat ons zou moeten overweldigen, dat van ons ook duiven van de H. Maagd moet maken, de duiven van Fatima. We zouden zeer liefdevolle harten moeten worden die teder houden van dat zeer liefdevolle, geheel onbevlekte, zeer zuivere en zeer gelukkige, zeer moederlijke Hart van de Maagd Maria.

abbé Georges de Nantes uittreksels uit de homilie van 13 januari 1994