11 NOVEMBER 2018

Jezus predikt tot het volk van Jeruzalem

JEZUS heeft het einde bereikt van zijn twistgesprekken met de Schriftgeleerden, de Farizeeën en de hogepriesters. Hij heeft de kooplieden verjaagd uit de Tempel; Hij heeft zich de woorden van de H. Joannes de Doper toegeëigend om zijn messsiaans gezag te bevestigen en heeft zo zijn tegenstanders sprakeloos gelaten. De parabel van de moordzuchtige wijngaardeniers toont hen dat Jezus alles weet over hun voornemen om Hem ter dood te brengen. Nog voor Hij berecht is, is Christus reeds ter dood veroordeeld door het religieus gezag van Jeruzalem. Vandaag zullen we zien hoe Hij, tot de grootste vreugde van het gewone volk, de hypocrisie ontmaskert van deze intellectuelen die zo misprijzend neerkijken op de brave mensen.

38 Jezus zei ook in zijn onderricht: "Hoedt u voor de Schriftgeleerden die er behagen in scheppen rond te lopen in lange gewaden, begroetingen te ontvangen op de publieke plaatsen, 39 in het bekleden van de zetels op de eerste rij in de synagogen en de eerste ligzetels tijdens feesten, 40 die de goederen van weduwen verslinden en doen alsof ze lange gebeden bidden. Hen zal een strengere veroordeling te beurt vallen."

Jezus heeft die Schriftgeleerden gezien, hoe ze rondliepen in een lang gewaad, de begroetingen in ontvangst namen, de eerste plaatsen innamen in de synagogen. In die synagogen stonden er banken tegen de muur en de Schriftgeleerden eigenden zich de eerste rij toe zonder dat er iets in de wet van Mozes of de traditie was dat dit privilege fundeerde. Het was bezeten door deze kastehoogmoed dat ze plaats namen op de eerste ligzetels tijdens feesten. Jezus ontmaskert hun hoogmoed.

We worden teruggebracht naar het dagelijks leven te Jeruzalem dat goed gekend was door Marcus. Het is in deze stad dat hij geboren is, dat hij opgegroeid is. Hij kent er de kleinste gebruiken van en beschrijft ze ons op zijn manier van ooggetuige door kleine, waarachtige gebeurtenissen te vertellen die ons charmeren en onderrichten.

Maar plots gaan we over van deze veeleer komische en belachelijke gedragingen naar een veel gewichtiger zaak: ze verslinden de goederen van weduwen. Deze zogenaamde Schriftgeleerden, mannen van God, houden zich dus ook bezig met de financiële zaken van de mensen en ze hebben geen enkele scrupule om de eigendommen te stelen van hen die weerloos zijn. Leugenaars en dieven als ze zijn, beroepen ze zich nochtans op de heiligheid en veinzen lange gebeden te bidden. Nog een domein van activiteit waar Jezus hen beschuldigt te doen alsof, God en de mensen te misleiden.

Maar als ze mensen misbruiken, heeft God in de persoon van Jezus hen ontmaskerd en kondigt Hij hen aan wat hen te wachten staat. Het is een vorm van naastenliefde van zijn kant hen te verwittigen om hen tot bekering aan te zetten alvorens het te laat is, want anders "zal dezen een strengere veroordeling te beurt vallen." Veel strenger dan die van de Sadduceeën, die materialisten die openlijk en schaamteloos profiteren van hun positie van priester of hogepriester om zich te verrijken.

41 “Neergezeten tegenover de Schat". Ook daar verrast ons het zo concrete karakter van dit Evangelie. We weten heel goed dat er verschillende pleinen waren in het Hiëroon, de heilige ruimte waarin zich de Tempel bevond. De Tempel was omgeven door een zeer uitgestrekt plein, het plein van de heidenen, dat afgezoomd was door portieken. Bij het verlaten van het Hiëroon, op het achterste plein dat men het plein van de Schat noemde, stond er een offerblok – jullie zien dat dit een instelling is van het Oude Testament die overgegaan is naar het Nieuwe – en hierin staken de mensen geld. Dat gaat ons veel dingen leren. Jezus zag de mensenmassa kleingeld in het offerblok gooien. In de zaal waar de Tempelschat zich bevond stroomden de offerandes toe, die men bewaarde in die stevig gebouwde zaal, maar in het offerblok buiten moest slechts kleingeld gegooid worden. De grote massa werpt er enkele penningen in, de rijken echter zeer veel. Die laatsten kwamen aan met een hoop kleingeld en ledigden hun propvolle beurs in het offerblok; dat veroorzaakte veel lawaai dat door iedereen gehoord werd: "Wat is die daar vrijgevig!” Joodse praalzucht...

42 Er kwam ook een arme weduwe, die er twee penningen, ter waarde van een cent in wierp. 43Hij riep nu zijn leerlingen bij zich en sprak: “Voorwaar, Ik zeg u: die arme weduwe heeft het meest geofferd van allen die iets in de offerkist wierpen. 44 Want allen wierpen ze er iets in van hun overvloed, maar zij offerde van haar armoe al wat ze bezat, alles waar ze van leven moest."

Jezus ziet het binnenste van de ziel, Hij weet alles. De plechtigheid van de woorden is buitengewoon. Hij weet, Hij kent de ziel van deze arme vrouw, Hij beseft de heldhaftigheid van haar gebaar omdat ze aan God al haar geld gegeven heeft en voortaan niets meer heeft om van te leven. Bewijs van een buitengewoon geloof en vertrouwen in God. Zovele deugden moeten toegeschreven worden aan het brave joodse volk, de armen van Israël die hun godsdienst op heilige wijze beoefenden. Van deze weduwe kent men haar naam niet; Jezus heeft haar laten voorbijkomen en terug vertrekken.

Deze evangelische perikoop leert ons hoe God het diepste van de harten kent en ieders daden, dat Hij er de ware verdienste van afweegt en men Hem niet kan misleiden. Op de dag van het oordeel zullen al die Farizeeën die met groot vertoon hun kleingeld bij de Schat van de Tempel voegden duidelijk zien wat God met hun geld gedaan heeft en wat Hij van hun houding dacht. Maar van haar kant zal deze arme weduwe immens beloond worden.

Deze openbaring gaat ons aan en geeft ons een goede gelegenheid om onszelf te onderzoeken, onze vrijgevigheid voor de werken van God en van zijn Kerk door de zeef te halen… Want ook wij zullen op dat punt geoordeeld worden. Mochten we dan meer gelijken op die heldhaftige weduwe dan op de gierige en hypocriete Farizeeën…

Abbé Georges de Nantes
uit de retraite over het Evangelie van Sint-Marcus (herfst 1986)