7 APRIL 2019

De sublieme liefde van Jezus’ Hart
voor de overspelige vrouw

JEZUS heeft zeer trouwe, zeer hechte en zeer diepgaande vriendschappen gehad, maar Hij heeft ook hen bemind die niet begunstigd waren door de natuur of die door hun zonden niet in staat van genade waren. Zoals die arme blinde die Hij genezen heeft en de talrijke zondaars die Hij ontmoet heeft en die Hem met afschuw vervulden: de overspelige vrouw, Zacheüs, de tollenaar... Jezus zag het diepste van de ziel van mensen die Hem met afschuw vervulden. En het is tot hen dat Hij die zo eenvoudige woorden richtte: «Ga heen, uw zonden zijn u vergeven!» of nog: «Ga, ge zijt genezen, en zondig vanaf nu niet meer!» Woorden van goedheid.

Hij is zover gegaan dat Hij zijn meest huiveringwekkende vijanden bemind heeft, zoals Judas die Hij omhelsd heeft op het moment zelf waarop deze Hem ging verraden. Tegenover de Farizeeën of de Hogepriester heeft Hij een houding aangenomen die getuigde van de meest verstandige, de diepste, de meest absolute naastenliefde. Hij heeft met hen gehandeld op zo’n manier dat Hij hen de laatste kans gaf om gered te worden.

Men zal me zeggen: maar dat was makkelijk voor Jezus om tot die blinde te zeggen: «Ga en vind je gezichtsvermogen terug!» Het lijkt dat Hij slechts één woord te zeggen had, door de zuivere gratuïteit van zijn almacht. Het is op dat punt dat we ons vergissen, juist zoals we ons vergissen wanneer we denken dat Hij slechts één woord te zeggen had tot de overspelige vrouw of een of andere zondaar: «Ga, je zonden zijn je vergeven!» Dat kostte Hem niet veel? Toch wel! Dat kostte Hem heel veel! Want Jezus heeft tijdens zijn leven, en nu sinds Hij verrezen is en tot aan het einde van de wereld, geen enkele zonde kunnen vergeven zonder hiervoor te betalen met zijn Bloed.

Jezus heeft geen blinde het zicht gegeven, geen lamme doen lopen of nog een ander mirakel kunnen doen zonder dat Hij dit afkocht door zijn Bloed. Dat is waar ten tijde van Jezus’ leven en nog steeds waar tot aan het einde der tijden: er is geen voorspoed in een christelijke natie, geluk in een christelijk gezin dat gewoon het werk is van een gratuite wens van Jezus. We bekomen het, betaald met zijn Bloed. Waarom? Omdat de zonde ziekte, ellende, onwetendheid, ondeugd en de dood heeft meegebracht; en omdat dat alles een vrucht, een salaris van de zonde is. Vanuit de goddelijke rechtvaardigheid en de rechtvaardigheid waarover wij als mens duidelijk een beeld hebben kon Jezus zich niet veroorloven om de door de zonde van Adam en die van alle mensen getroffen mens ook maar het minst verlichting te geven zonder dat Hij hiervoor de losprijs betaald heeft.

Daarom is dit Evangelie van de overspelige vrouw mooi: omdat Jezus aankondigt dat Hij gaat sterven als een ter dood veroordeelde, overgeleverd aan de Romeinen, gegeseld, pijnlijk gekruisigd voor het vrijkopen van de zonden van de wereld; en omdat Hij hierna vergeving schenkt aan de overspelige vrouw.

Wat een voorbeeld van liefde heeft Hij ons gegeven! We hebben te veel de indruk dat de liefde van Jezus, omdat Hij God was, Hem niets kostte. Wanneer Hij de overspelige vrouw wegstuurt met de woorden: «Ga heen, heeft niemand je veroordeeld? Ik veroordeel je ook niet!», lijkt het dat dit zeer kosteloos gebeurt, maar Hij persoonlijk had het recht haar te veroordelen. Niet alleen had Hij het recht te veroordelen, maar vanuit de goddelijke rechtvaardigheid moest Hij haar veroordelen. Voor Hem betekent vergeven dat het nodig geweest is dat Hij deze misstap op zich nam en betaalde met zijn leven. Men merkt dat niet voldoende op.

Vandaar de toepassing op onszelf: men vraagt ons niet eenvoudigweg vriendelijk te zijn tegenover vriendelijke mensen, men vraagt ons niet alleen op wolkenloze dagen daden van naastenliefde te stellen, te glimlachen naar onze omgeving. We zullen slechts op Jezus gelijken, we zullen slechts werkelijk zijn leerlingen zijn wanneer we de glimlach, de hartelijkheid, de goedheid, de vergeving, de verzoening zullen hebben ten koste van ons bloed, of tenminste van ons zweet, van een inspanning door onszelf, van een offer.

Ziedaar die naastenliefde die niets lijkt en die nochtans voor ons het struikelblok is in ons geestelijk leven. Men moet zijn naaste beminnen en dat kost, men moet koste wat het wil zijn naaste beminnen. «Er bestaat geen grotere liefde dan zijn leven te geven voor hen van wie men houdt», zei Jezus.

Wat een onderricht! En hoe worden wij om het zo te zeggen naar de bank van de beschuldigden getrokken – dat wil niet zeggen dat men zich moet verwijderen van het altaar met de woorden: «Heer, ik ben niet waardig» –, maar wanneer we tot het altaar komen, brengen we dan voor Jezus ons ellendig hart mee, en laten we Hem in in ons hart ontvangen opdat Hij ons zijn liefde zou geven.

abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de homilie van 13 februari 1983