7 JULI 2019

Ons engagement als falangist
in dienst van de Kerk

O mijn Jezus, ik zal omwille van U geen schaamrood krijgen tegenover deze overspelige en zondige generatie, in deze afvallige wereld van de 21ste eeuw. Geef mij, door de communie die ik ga ontvangen, de moed om uw woorden te begrijpen en, op het moment waarop ik zal moeten uitkomen voor mijn geloofsovertuiging, uw Kruis en uw Hart hoog te verheffen. Doe mij eraan denken dat U zelf niet beschaamd zal zijn over mij op de dag van het oordeel, wanneer U zal komen in de heerlijkheid van uw Vader, omgeven door alle heilige engelen. U zal zich niet schamen over mij, zondaar, als ik mij niet over U geschaamd heb tegenover de mensen.

We hopen niet te sterven in deze vreselijke tijden van geloofsafval alvorens te hebben gezien hoe uw rijk krachtig terugkeert in ons land, in onze Kerk, over heel de aarde. Het is deze bovennatuurlijke, maar ook menselijke, aardse hoop die ons engageert met vreugde en moed, met een prachtige hoop. Als we door ons te engageren in de Falanx van de Onbevlekte Ontvangenis, door onze offers en gebeden, maar ook door onze woorden en ons voorbeeld, er zouden in slagen over deze wereld de regen van rozen, van barmhartigheid, die beloofde vrede te laten neerdalen en met onze ogen de vertroosting van de mensheid zouden zien na een dergelijke kwelling, dan zou het de moeite waard zijn dit leven met U, Heer, door te brengen. Dan zouden we bereid zijn dagelijks ons kruis te dragen om uw overwinning mee te maken.

Zo is het ook gebeurd met de tweeënzeventig leerlingen die U vooruitgestuurd heeft, naar alle dorpen van het huidige Trans-Jordanië, de Dekapolis, met de macht om de zieken te genezen en het komend Rijk Gods aan te kondigen. Wat een mooie bladzijde uit het Evangelie! We hopen, Heer, dat U om ons aan te moedigen ons die kleine successen zal geven, die kleine voorafspiegelingen van wat later uw grote overwinning zal zijn.

Hij had ze uitgezonden, de tweeënzeventig, met de woorden: «De oogst is groot, maar arbeiders zijn er weinig. Vraagt daarom de Heer van de oogst arbeiders te sturen om te oogsten. Gaat dan! Maar zie, Ik zend u als lammeren tussen wolven. Neemt geen beurs mee, geen reiszak, geen schoeisel; en groet niemand onderweg.

«Laat in welk huis gij ook binnengaat uw eerste woord zijn: “Vrede aan dit huis!” En woont daar een vredelievend mens, dan zal uw vrede op hem rusten; zo niet, dan zal deze op u terugkeren. Blijft in dat huis en eet en drinkt wat zij u aanbieden; want de arbeider is zijn loon waard. Gaat niet van het ene huis naar het andere. In elke stad waar ge binnengaat en ontvangen wordt, eet wat u wordt voorgezet, geneest de zieken die er zijn en zegt tot hen: Het Rijk Gods is u nabij. In elke stad waar ge binnengaat en niet ontvangen wordt, trekt daar door de straten en zegt: “Zelfs het stof uit uw stad dat aan onze voeten kleeft, schudden wij tegen u af.” Maar weet dit wel: Het Rijk Gods is nabij. Ik zeg u: op die dag zal het voor de mensen van Sodom draaglijker zijn dan voor die stad. Wie naar u luistert, luistert naar Mij; en wie u verstoot, verstoot Mij. Wie Mij verstoot, verstoot Hem die Mij gezonden heeft

En het Evangelie vervolgt: «De tweeënzeventig keerden vol blijdschap terug en zeiden: “Heer, zelfs de duivels onderwerpen zich aan ons door uw Naam!” Hij zei tot hen: “Ik zag de satan als een bliksemstraal uit de hemel vallen! Zie, ik heb u macht gegeven om slangen en schorpioenen te vertrappelen, te heersen over heel de kracht van de vijand; en niets zal u kunnen schaden. Toch moet ge u niet verheugen over het feit dat de duivels aan u onderworpen zijn, maar verheugt u omdat uw namen staan opgetekend in de hemel.”«

U staat ons toe, Heer, deze woorden te transponeren omdat dit Evangelie geschreven werd voor alle generaties. Het is wel degelijk opdat we onszelf er zouden mee voeden, opdat ook wij ons zouden voelen zoals de tweeënzeventig leerlingen. Morgen zal ieder van ons weggezonden worden naar zijn gezin, zijn huis, zijn fabriek, zijn school; en U zegt ons dat U ons macht zal geven over de kwade machten. U zegt ons dat als we de moed zullen hebben U te verkondigen, als we proberen de andere mensen te overtuigen van de rijkdom die wij in U gevonden hebben, dat U dan Satan uit de hemel zal zien neervallen als een bliksem, dat we dan overwinningen zullen kennen op onze weg! U zegt ons dit, Heer, en we geloven het omdat uw macht niet verzwakt is, omdat uw liefde voor de zielen steeds dezelfde blijft. U wilt ze redden, Heer, en als arbeiders voor uw oogst zich aanbieden zal U ze nog steeds helpen.

Maar wat ons het meest ontroert, is het einde van deze toespraak wanneer U zegt: «Bovenal, ga niet prat op uw veroveringen, wees niet gehecht aan uw successen. Ze zijn mooi, maar er bestaat iets schoners, want uw namen staan opgetekend in de Hemel!»

Als we bij de vernieuwing van ons engagement als falangist zouden begrijpen dat we ons niet moeten verheugen over de op aarde behaalde successen, maar veeleer over het feit dat onze namen opgetekend staan in de Hemel, dan zal het deze keer gaan om de zekere hoop, de zekere gedachte dat alles goed zal aflopen, dat we elkaar allen in de Hemel zullen terugvinden, samen met U! Als het dat is, Heer, wat een vreugde! Als het dat is, Heer, waarom zouden we dan nog aarzelen? Als het dat is, Heer, behoor ik U toe in deze wereld, onvoorwaardelijk, om in eeuwigheid U toe te behoren.

broeder Bruno van Jezus
 uittreksels uit de geestelijke lezing van 27 september 2009