De heilige die God ons geschonken heeft

Goede Herder
« God is geen goede verliezer. Hij heeft een soort van liefdevolle zwakheid voor wie zich het verst verwijderd heeft. Zoals de herder die de stal verlaat om in de nacht op zoek te gaan naar het verloren schaap » (homilie van 7 november 2013).

IN Le Figaro littéraire van 13 maart 2014 kon men lezen : « Moet Blaise Pascal heilig verklaard worden ? » Waarom ook niet ? De honderden heiligverklaringen die Joannes-Paulus II doorvoerde (482... tegenover 296 sedert de zestiende eeuw), in volkomen misprijzen voor de onderscheidingsregels die paus Sixtus V heeft ingesteld, hebben van deze gebeurtenis een formaliteit gemaakt die ontdaan is van elke bovennatuurlijke betekenis.

De heiligverklaring van Joannes XXIII en Joannes-Paulus II die op 27 april jl. in Rome doorging, gebeurde in uitvoering van de uitdrukkelijke wil van emeritus paus Benedictus XVI. Ik durf stellen, zonder enige ongerustheid en met al de zekerheid van mijn katholiek geloof, waarvan de belijdenis vandaag bevestigd wordt door het dagelijks onderricht van paus Franciscus : de “ heiligverklaring ” van Joannes-Paulus II vormt de apotheose van de grote geloofsafval, voorspeld door de H. Pius X in het begin van zijn pontificaat en vijftig jaar later aan de kaak gesteld door wijlen abbé de Nantes in Aanklachtenboeken waarop tot op heden geen enkel antwoord gekomen is. Tweeduizend jaar geleden schreef Sint-Paulus over de Antichrist : « de Man der goddeloosheid, het kind der verdoeming, de Tegenstander die zich verheft tegen al wat God of heilig heet, zodat hij zich neerzet in Gods tempel [op de altaren !] en zich aanstelt als God » (2 Th 2, 3-4).

Man met neurofibromatose
« Jezus is tegenwoordig in de Eucharistie, Lichaam van Christus ; en het Lichaam van Jezus dat zijn ook de wonden van zijn lijdende ledematen » (Assisi, 4 oktober 2013).

De remedie tegen deze afgoderij is de uitverkiezing van paus Franciscus. Hij is « de heilige die God ons geschonken heeft », een nieuwe Sint-Franciscus die op alle punten overeenstemt met zijn grote voorbeeld uit de dertiende eeuw. Om zich daarvan te overtuigen volstaat het te kijken naar de indrukwekkende foto’s van zijn moderne kus aan de melaatse,die hij gaf aan een man die lijdt aan neurofibromatose.

Die ongelukkige gebrekkige is het symbool van de toestand waarin de mensheid verkeert, van de « mens » aan wie Joannes-Paulus II een cultus wijdde ! Paus Franciscus omhelst hem om hem medelijden te betonen, om hem de zalving te schenken waarvan hij de bedienaar is en hem te genezen, hem het leven terug te geven. Er is wel geen zichtbaar mirakel geweest, maar de man heeft erkend dat er voor hem een nieuw leven begonnen is. Hij heeft zich bemind gevoeld. En wij allemaal samen met hem. Dat is de grote nieuwigheid van dit pontificaat en de bron van onze vreugde.

Iedereen heeft de mond vol over de « populariteit » van Franciscus, over zijn « staat van genade » waarop politici alleen maar jaloers kunnen zijn, maar die geen lang leven beschoren is enz. Men zit er echter totaal naast, want men miskent de zalving die haar aantrekkingskracht uitoefent op de zielen. Denken we aan de zieken en de gebrekkigen in het Evangelie, die probeerden Jezus aan te raken : « Als ik alleen maar zijn kleed aanraak, ben ik genezen », zei de vrouw die aan bloedvloeiing leed (Mt 9, 20-22).

DE REMEDIE TEGEN DE ZONDE VAN AFGODERIJ

“ Kus aan de melaatse ”
De moderne kus aan de melaatse van Sint-Franciscus : de christenen « verzorgen hier op aarde de wonden van Jezus, die op zijn beurt in de Hemel zijn wonden aan ons toont en zegt : “ Ik wacht op jou ! ” » (Assisi, 4 oktober 2013).

En waarvan geneest de paus ons ? Van de afgoderij. Hij heeft het gezegd tijdens zijn bedevaart naar Assisi, op 4 oktober 2013, die hem de gelegenheid gaf zijn nauwe verwantschap met de Poverello duidelijk te maken. In de zgn. zaal van de kleedaflegging, zo genoemd omdat de jonge Franciscus van Assisi zich in deze ruimte ontdeed van zijn kleren om Christus te volgen, nodigde de paus elke christen en de hele Kerk uit om elke vorm van mondaine gezindheid af te leggen :

« Wij moeten allemaal de weg van Jezus gaan, die zelf een weg van afstand doen heeft doorlopen. Hij wou vernederd worden tot op het Kruis. En als wij christen willen zijn, is er geen andere weg.

« Maar kunnen wij geen christendom maken dat wat menselijker is, zal men zeggen, zonder kruis, zonder Jezus, zonder de eis om afstand te doen ?

« Neen ! Op die manier zouden wij “ patisserie-christenen ” worden, mooie gebakjes in een winkel ! Heel mooi, maar niet echt christelijk ! Waarvan moet de Kerk dan afstand doen ? Zij moet vandaag afstand doen van een zeer ernstig gevaar dat iedereen in de Kerk bedreigt : het gevaar van mondaine gezindheid, van verwereldlijking. Een christen kan niet leven met de geest van de wereld. Mondain zijn leidt tot ijdelheid, arrogantie en hoogmoed. En dat zijn idolen, afgoden, dat is God niet. De afgoderij is de zwaarste zonde ! Wij moeten ons allemaal ontdoen van die wereldse instelling, van de geest die tegengesteld is aan de geest van de zaligsprekingen, de geest van Jezus. »

Maar sinds de pausen Joannes XXIII, Paulus VI, Joannes-Paulus II en Benedictus XVI en hun regeringen van « openheid » tegenover die geest van de wereld, zijn wij niet klaar om in de voetstappen te treden van onze huidige Opperherder, die geen gouden kruis draagt, geen mozetta, geen schoenen van rood leder – een man die « afstand gedaan heeft van al het wereldse ».

« Het Evangelie is het Evangelie ! », vervolgde Franciscus. « Jezus is dienaar geworden voor ons en de geest van de wereld heeft hier niets te maken. Vandaag ben ik samen met jullie », zei hij, zich richtend tot de armen, de werklozen en de immigranten, die absoluut niets gemeen hebben met de « religieuze leiders » die op 27 oktober 1986 in hetzelfde Assisi verzameld waren rondom Joannes-Paulus II. Maar niet in de zaal van de kleedaflegging ! Paus Franciscus zei immers : « Mijn broeder bisschop [van Assisi] heeft me toevertrouwd dat het de eerste keer in achthonderd jaar is dat een paus hier binnen komt. » De zaal van de kleedaflegging stond dus niet op het programma van Joannes-Paulus II in 1986... want paus Wojtyla was van een andere geest, een geest die door Franciscus aangeklaagd wordt :

« Het is werkelijk belachelijk dat een christen, een echte christen, dat een priester, een zuster, een bisschop, een kardinaal, een paus [sic !] dat mondaine pad zou willen nemen, want dat getuigt van een moordzuchtige houding. Leven volgens de geest van de wereld doodt de ziel ! Het doodt de mensen ! Het doodt de Kerk !

« Vandaag vragen wij op deze plek de genade voor alle christenen. Dat de Heer ons allemaal de moed mag geven om de geest van de wereld af te leggen, die de lepra, de kanker van de maatschappij is... »

Om ons bewust te worden van het nieuwe van de prediking van de jezuïet Franciscus moeten we ons die van de dominicaan Congar herinneren : die zei dat de toenemende devotie tot de H. Maagd de kanker van de Kerk was ! En die godslastering deed hij door de concilievaders aanvaarden in naam van de « opening naar de wereld » ! We moeten dan ook niet verwonderd zijn dat een « kanker » de Kerk vernietigt sinds Vaticanum II. Dat concilie heeft de cultus van de mens – wat afgoderij is – in de plaats gesteld van de cultus van God, waarvan we dankzij de openbaringen van Fatima weten dat de godsvrucht tot het Onbevlekt Hart van Maria er de noodzakelijke uitdrukking van is.

DE BLIK VAN JEZUS

In de homilie die de paus vervolgens uitsprak op de Piazza San Francesco nodigde hij ons allemaal uit « ons te laten bekijken door Christus », zoals Sint-Franciscus, die « deze ervaring heeft gehad in het kerkje van San Damiano, tijdens zijn gebed voor het kruisbeeld dat ook ik vandaag mag vereren. Op dat kruisbeeld verschijnt Jezus niet dood, maar levend ! Het bloed loopt uit de wonden van zijn handen, zijn voeten, zijn zijde, maar dat bloed is uitdrukking van leven. Jezus houdt zijn ogen niet gesloten, maar open, wijdopen : een blik die tot het hart spreekt. »

En waarover spreekt die blik ons ? « Over een dood die leven is, die het leven verwekt, omdat zij ons spreekt van liefde. Hij die zich laat bekijken door de gekruisigde Christus wordt opnieuw geboren, hij wordt een  nieuw schepsel ”. »

Ook abbé de Nantes koesterde die gedachte : « Het is door zijn blik dat Jezus de wereld heeft gered, een blik die zo aantrekkeljk was, die in zichzelf de gloed van de Goddelijkheid droeg. Ik weet niet wat die blik had, maar het staat als een paal boven water dat wie de blik van Jezus niet in gedachten heeft dat die zijn Evangelie leest als een blinde » (retraite van de communauteiten, 1998).

Waartoe nodigt de blik van Jezus ons uit ? Om onszelf in « beweging » te zetten, zoals paus Franciscus het daags na zijn uitverkiezing tegen de kardinalen zei : « Het eerste wat God tegen Abraham zei, was dit : “ Stap voort in mijn tegenwoordigheid en wees onberispelijk. ” Voortstappen : ons leven is een voortdurend verder stappen. Als wij halt houden, gaat het niet meer. Altijd voortstappen, in aanwezigheid van de Heer, in het licht van de Heer. Proberen te leven in de onberispelijkheid die God van Abraham vroeg, in zijn belofte. »

De « tweede beweging van ons leven » bestaat er in « de Kerk, de Bruid van Christus, te bouwen op de hoeksteen die de Heer zelf is. »

Tenslotte : « Wij kunnen voortstappen zoveel wij willen, wij kunnen veel zaken opbouwen, maar als wij Christus niet belijden gaat het niet. Dan worden wij een medelijdende NGO, maar niet de Kerk, Bruid van de Heer. »

Confessare, caminare, aedificare : het is het charter van dit pontificaat en het geheim van de heiligheid van paus Franciscus, van de heldhaftigheid in de manier waarop hij elke dag alle deugden in de praktijk brengt.

I. CONFESSARE :
HET KATHOLIEK GELOOF BELIJDEN

« Belijden »... Eerst en vooral zijn zonden belijden ! Het eerste Angelus van Franciscus, op zondag 17 maart, bestond er in ons daartoe aan te sporen door het becommentariëren van de passage uit het Evangelie waarin Jezus de overspelige vrouw gerechtvaardigd wegzendt : « “ Ook Ik veroordeel u niet. Ga en zondig voortaan niet meer. ” Het gelaat van God, broeders en zusters, is dat van een barmhartige vader die altijd geduld heeft. » Paus Franciscus zelf straalt zo duidelijk dat geduld van God uit dat de mensen opnieuw begonnen zijn met te biechten, naar zijn woord en zijn voorbeeld. Hij geeft zelf het goede voorbeeld : het volstaat hem te zien neerknielen in de biechtstoel om zich verplicht te voelen zonder dralen hetzelfde te doen ! Tenzij men van zichzelf denkt dat men zonder zonde is, zoals de Farizeeën...

Maar het woord “ belijden ” heeft ook een andere betekenis : wanneer de zondaar die vergeving gekregen heeft zijn geloof belijdt.

Paus Franciscus geeft de gelovigen het goede voorbeeld door te biechten te gaan.
Paus Franciscus geeft de gelovigen het goede voorbeeld door te biechten te gaan.

HET GELOOF : KLEIN, MAAR STERK DOOR HET GEBED

Bij zijn terugkeer uit Assisi, tijdens het Angelus van zondag 6 oktober, gaf de paus commentaar bij het Evangelie volgens Sint-Lucas wanneer de apostelen zeggen : « Heer, vermeerder ons geloof » (Lc 17, 5).

« En wat antwoordt de Heer ? Hij zegt : “ Zo gij een geloof hadt als een mosterdzaadje, dan zoudt ge tot deze moerbei zeggen : Trek uw wortels uit en plant u in de zee ; en hij zou u gehoorzamen. ” Een mosterdzaadje is heel klein, maar Jezus zegt dat een even klein geloof, dat echter waarachtig en oprecht is, toelaat dingen te doen die menselijk gesproken onmogelijk, ondenkbaar zijn. En dat is waar !

« Wij kennen allemaal eenvoudige en nederige mensen die evenwel een zeer sterk geloof hebben dat werkelijk bergen kan verzetten ! Denken we bv. aan bepaalde vaders en moeders die geconfronteerd worden met bijzonder zware situaties, of aan bepaalde zieken die heel erg getroffen zijn en die hun sereniteit overbrengen op wie hen bezoeken. Omwille van hun geloof gaan deze personen niet prat op wat zij doen, overeenkomstig wat Jezus ons leert in het Evangelie : “ Wij zijn onnutte knechten ; we hebben alleen maar gedaan wat we moesten doen ” (Lc 17, 10). Hoeveel mensen onder ons hebben dat sterk en nederig geloof dat zoveel goed doet ! » Te beginnen met u, Heilige Vader !

En dan volgen woorden die de schandalige « spijtbetuigingen » van Joannes-Paulus II ongedaan maken :

« In deze maand oktober, die bijzonder gewijd is aan de missies, denken wij aan zoveel missionarissen, mannen en vrouwen die, om het Evangelie te verkondigen, erin geslaagd zijn alle mogelijke hindernissen te overwinnen en die werkelijk hun leven gegeven hebben, zoals Sint-Paulus het zegt : “ Schaam u dus niet voor de belijdenis van onze Heer, noch over mij, zijn geboeide ; maar neem uw aandeel in het lijden voor het Evangelie door de kracht van God ” (2 Tm 1, 8).

« Dat woord is op iedereen van toepassing : ieder van ons kan in zijn leven van alledag getuigenis afleggen van Christus door de kracht van God, de kracht van het geloof. En waar zullen wij onze kracht vandaan halen ? Wij halen ze uit het gebed. Het gebed is de ademhaling van het geloof in een relatie van vertrouwen, in een relatie van liefde. Het gebed is de dialoog van de ziel met God. »

« IK GELOOF IN DE ENE KERK »

« Oktober is ook de maand van de rozenkrans. De rozenkrans is een leerschool van het gebed en van het geloof ! »

De rozenkrans begint inderdaad met het opzeggen van het Credo, waarvan de paus de verklaring heeft gegeven tijdens zijn algemene audiënties.

« De Kerk is onze Moeder. Zij geeft ons het geloofsleven in het doopsel : dat is het moment waarop zij ons doet geboren worden als kinderen van God, het moment waarop zij ons het leven van God geeft, ons op de wereld zet als een moeder. Wie naar de doopkapel gaat van Sint-Jan van Lateranen, de kathedraal van de paus, bemerkt daar aan de binnenzijde een Latijnse inscriptie die dat uitdrukt :  Hier wordt een volk van goddelijke afstamming geboren, verwekt door de H. Geest die dit water vruchtbaar maakt. De Moederkerk bevalt in deze wateren van haar kinderen. ”

« Wat is dat mooi ! Het doet ons iets belangrijks begrijpen : het feit deel uit te maken van de Kerk is geen uiterlijk en formeel feit, het is niet het invullen van een formulier dat men ons geeft, neen, het is een innerlijke en vitale daad. Men behoort niet tot de Kerk zoals men tot een vereniging, een partij of een of andere organisatie behoort. De band is vitaal, zoals de band die men met zijn eigen moeder heeft. Sint-Augustinus formuleert het zo : “ De Kerk is waarachtig de moeder van de christenen ” »(11 september 2013).

Zoals een moeder « vraagt en klopt zij aan alle deuren voor haar kinderen, zonder berekening : zij doet het uit liefde. En ik denk eraan hoe ook moeders kunnen kloppen, vooral aan de deur van Gods hart ! Moeders bidden veel voor hun kinderen, vooral voor de zwaksten, voor hen die er het meest nood aan hebben » (13 september 2013).

Inderdaad is dat ook het gebed dat Onze-Lieve-Vrouw van Fatima op 13 juli 1917 leerde : « O mijn Jezus, vergeef ons onze zonden, behoed ons voor het vuur van de hel, neem in uw Paradijs alle zielen op, vooral degene die uw barmhartigheid het meest nodig hebben ! »

Op de audiëntie van 25 september, waarop meer dan tachtigduizend personen aanwezig waren, ging paus Franciscus dieper in op de Kerk :

« Waar wij ook gaan, zelfs in de kleinste parochie, zelfst op de verst verwijderde plek op aarde, toch is de ene Kerk er aanwezig. Wij zijn thuis, wij zijn onder ons, wij zijn onder broers en zussen. En dat is een groot geschenk van God ! De Kerk is één voor iedereen. »

Eén Kerk, één doopsel, één geloof. Het is het werk van de H. Geest :

« Onze eenheid is niet vóór alles de vrucht van onze toestemming of van de democratie in de Kerk, of van onze inspanning om met mekaar overeen te komen. Zij komt van Hem die de eenheid in de verscheidenheid tot stand brengt, want de H. Geest is harmonie, Hij schept altijd harmonie in de Kerk. »

Men kan zeggen dat heel de inspanning van onze H. Vader de paus tot doel heeft deze harmonie in de Kerk, die op de vooravond van het Concilie nog bestond, opnieuw tot stand te brengen.

« IK GELOOF IN DE HEILIGE KERK »

Op 2 oktober, vooraleer hij op bedevaart vertrok naar Assisi, bevestigde Franciscus ons geloof in de heiligheid van de Kerk : « Het gaat om een kenmerk dat sedert het begin aanwezig is in het bewustzijn van de eerste christenen. Ze noemden zichzelf eenvoudigweg “ de heiligen ” (Hd 9, 13 ; Rm 8, 27 ; 1 Co 6, 1) omdat zij de zekerheid hadden dat het de actie van God, de H. Geest is die de Kerk heiligt. »

Hijzelf, de heilige die God ons geschonken heeft, is er het levend bewijs van.

« De Kerk is heilig omdat Jezus Christus, de Heilige Gods (Mc 1, 24), met haar op onlosmakelijke wijze verbonden is. Zij is heilig omdat zij geleid wordt door de H. Geest die zuivert, omvormt, vernieuwt. Zij is niet heilig op basis van onze eigen verdiensten, maar omdat God haar heilig maakt. Zij is de vrucht van de H. Geest en zijn gaven...

« De Kerk, die heilig is, verwerpt de zondaars niet. Wij allemaal, wij worden door de Kerk niet verworpen. Waarom niet ? Omdat zij ieder van ons roept, zij verwelkomt ons, zij staat open ook voor wie het verst verwijderd is. Zij roept ons allemaal op ons te laten omhullen door de barmhartigheid, de tederheid en de vergeving van de Vader, die aan iedereen de mogelijkheid biedt Hem te ontmoeten, op stap te gaan naar de heiligheid.  Maar, Vader, ik ben een zondaar, ik bega grote zonden, hoe kan ik mezelf inbeelden dat ik deel uitmaak van de Kerk ? ” Liefste broeder, liefste zuster, het is precies dát wat de Heer verlangt ; dat je Hem zegt : “ Hier ben ik, Heer, met mijn zonden. ” Is er onder jullie soms iemand zonder zonden ? Is er zo iemand ? Neen, niemand van ons is zonder zonden. Wij dragen ze allemaal met ons mee. Maar de Heer wil ons horen zeggen : “ Vergeef mij, help mij om voort te gaan, verander mijn hart ! ” »

Hoe kan men weerstaan aan zo’n oproep van onze beminde hemelse Vader van wie deze paus de heraut is ?

« Hij is als de vader uit de parabel in het Evangelie. En jij kan zijn zoals de zoon die het huis verlaten heeft, die zich ver van God verwijderd heeft. Als je de kracht hebt om te zeggen :  Ik wil naar huis teruggaan ”, dan zal je de deur open vinden. God komt naar jou toe omdat Hij altijd al op je wacht. Hij neemt je in zijn armen, Hij omhelst je en organiseert een groot feest. Zo is de Heer, zo is de tederheid van onze hemelse Vader. »

« IK GELOOF IN DE KATHOLIEKE KERK »

Terug thuis van zijn bedevaart naar Assisi had paus Franciscus het opnieuw over de katholiciteit van de Kerk. Men zou zeggen dat hij ons de heiligschennende bijeenkomst van 27 oktober 1986 in die stad wil doen vergeten ; hij heeft er trouwens in de talrijke toespraken van die dag geen enkele toespeling op gemaakt !

« De Kerk is katholiek omdat zij het “ Huis van de harmonie ” is dat eenheid en verscheidenheid verbindt. De leden van de Kerk zijn niet allemaal gelijk, maar verschillend. En dat is juist wat mooi is. Ieder brengt aan wat God hem gegeven heeft, om de anderen te verrijken. En dat sluit elke vorm van geroddel uit. Als er geroddel is, dan is er geen harmonie, maar strijd. En dat is niet de Kerk.

« De verscheidenheid tussen de verschillende leden is geen bron van conflict of tegenstelling ; het is een variatie die door de H. Geest, de ware Meester, op harmonieuze wijze tot één geheel versmolten wordt. Het gaat om een symfonie gespeeld door verschillende instrumenten : elk instrument behoudt zijn unieke toon en karakteristieke klank, en allemaal bereiken ze overeenstemming over iets gemeenschappelijks. De toon van elk instrument afzonderlijk wordt niet weggeveegd, integendeel, de eigenheid van elk ervan komt op de best mogelijke manier tot ontplooiing. » Zo is de Kerk « als een groot orkest waarin variatie bestaat. »

Aan de vooravond van het Concilie was dat ook nog het geval, zoals abbé de Nantes ooit schreef : « De Kerk ! Vanaf het ogenblik dat wij over haar spreken of samen zijn om de lof van God te zingen, ervaren wij de vreugde van een zuivere broederlijkheid. [...] De verheven goddelijke Persoon, de H. Geest, hoeft ons maar heel even aan te toetsen om een onuitsprekelijke harmonie tot stand te brengen » (Brief aan mijn vrienden nr. 134, 19 maart 1963).

Franciscus vervolgt : « De Kerk is  katholiek ” omdat zij universeel is, zij is verspeid over alle werelddelen en zij verkondigt het Evangelie aan alle mannen en vrouwen. De Kerk beperkt zich niet tot een elite, zij heeft niet slechts met enkelingen te maken. De Kerk heeft geen grens, zij richt zich tot het geheel van de personen, tot het geheel van de mensheid. En de ene Kerk is ook tegenwoordig in haar kleinste onderdelen : in mjn parochie is de katholieke Kerk aanwezig, want mijn parochie maakt deel uit van de universele Kerk ; zij bezit immers ook de volheid van de gaven van Christus, het geloof, de sacramenten, het dienstwerk ; zij is in vereniging met de bisschop en met de paus en zij staat open voor iedereen zonder onderscheid » (9 oktober 2013).

« IK GELOOF IN DE APOSTOLISCHE KERK »

« Ik weet niet of jullie ooit hebben nagedacht over de betekenis van de uitdrukking :  De Kerk is apostolisch ” », dat wil zeggen gegrondvest op de prediking en het gebed van de apostelen, op het gezag dat hen door Christus zelf gegeven is.

Sint-Paulus vergelijkt de christenen « met levende stenen die het bouwwerk vormen dat de Kerk is, en dat bouwwerk is gegrondvest op de apostelen als op zuilen, en de stenen sokkel die dat alles ondersteunt, is Jezus zelf. Zonder Jezus kan de Kerk niet bestaan. Hij is werkelijk de basis van de Kerk, het fundament. De apostelen hebben met Jezus geleefd, zijn woorden beluisterd, zijn leven gedeeld ; en vooral zijn zij getuige geweest van zijn dood en verrijzenis. Ons geloof, de Kerk die Christus gewild heeft, is niet gebaseerd op een idee, een filosofie, neen, zij is gegrondvest op Christus zelf. En de Kerk is als een plant die in de loop van de eeuwen gegroeid is, die zich ontwikkeld heeft en vruchten draagt, maar die wel geworteld is in Christus. De fundamentele ervaring van Christus die de apostelen, door Hem gekozen en uitgezonden, hebben gehad, komt zo tot bij ons. »

Paus Franciscus vergelijkt de katholieke Kerk ook nog met « een rivier die doorheen de geschiedenis stroomt, zich ontwikkelt en irrigeert – maar het stromende water komt altijd uit dezelfde bron, en die bron is Christus zelf. Hij is de Verrezene, de Levende, en zijn woorden vergaan niet. Hij is vandaag midden onder ons, Hij luistert naar ons, wij spreken met Hem en Hij hoort ons, Hij is in ons hart. Jezus is vandaag met ons ! Dat is de schoonheid van de Kerk : de aanwezigheid van Jezus Christus onder ons. »

In 1963, na de afsluiting van de eerste zitting van een concilie dat de pretentie had de Kerk te hervormen, schreef abbé de Nantes :

« Meer dan in welke andere samenleving ook ontdekken wij in de Kerk eerst en vooral, en bijna uitsluitend, het werk van één enkele man. Ook na twintig eeuwen blijft dat waar. De Kerk is eigenlijk niets anders dan de echo, in de tijd en in de ruimte, van het Evangelie. Voor wie haar goed kent, is de voortgang van de Kerk ook vandaag nog het effect van die eerste impuls. [...] Als de Kerk op een bepaald moment die Jezus van de geschiedenis zou vergeten of verraden, dan zou ze niets anders meer zijn dan een ontwricht en levenloos lichaam. Als iemand onder ons zijn blik van Christus zou afwenden om hem te vestigen op de valse goden en de valse profeten van deze tijd, dan blijft er van zijn geloof, van zijn godsdienst slechts een omhulsel zonder gewicht of waarde over » (Brief aan mijn vrienden nr. 136).

Dat werd geschreven in 1963. Het vervolg van de gebeurtenissen heeft deze verwittiging bewaarheid. Maar na vijftig jaar verdwazing neemt paus Franciscus « de zending die Jezus aan zijn apostelen heeft toevertrouwd » weer op :

« “ Gaat dus heen. Onderwijst alle volken, doopt ze in de naam van de Vader en van de Zoon en van de H. Geest, en leert ze onderhouden al wat Ik u heb geboden ” (Mt 28, 19-20). Dat is het wat Jezus ons gezegd heeft te doen », aldus de paus. Daarmee treedt hij in de voetsporen – maar met al zijn macht als Plaatsvervanger van Christus – van de H. Teresia van het Kindje Jezus, die schreef : « Ik zou de Blijde Boodschap tegelijkertijd in de vijf werelddelen en tot op de verst verwijderde eilanden willen verkondigen... Ik zou missionaris willen zijn niet alleen gedurende enkele jaren, maar ik zou het willen geweest zijn sinds de schepping van de wereld en het willen blijven tot het einde van de tijden. »

« Ik leg de nadruk op die missionaire dimensie », zegt Franciscus, « omdat Christus ons allemaal uitnodigt om “ op weg te gaan ” naar de ontmoeting met de anderen. Hij zendt ons, Hij vraagt ons op stap te gaan om de vreugde van het Evangelie te brengen ! Laten we onszelf bevragen : zijn wij missionarissen door onze woorden en vooral door ons christelijk leven, door ons getuigenis ? Of zijn wij christenen die opgesloten zitten in ons hart en in onze kerken, “ sacristiechristenen ” ? Enkel christenen in naam, die leven als heidenen ? Die vragen moeten we onszelf stellen, het zijn geen verwijten. Ook ik stel ze aan mezelf : op welke manier ben ik christen, geef ik echt een getuigenis ?

« De Kerk heeft haar wortels in het onderricht van de apostelen, authentieke getuigen van Christus, maar zij kijkt naar de toekomst, zij is er zich volop van bewust gezonden te zijn, missionaris te zijn en draagster van de naam van Jezus door gebed, verkondiging en getuigenis » (16 oktober 2013).

« MARIA ALS MODEL »

De devotie van paus Franciscus voor de H. Maagd is niet geveinsd. Zij vloeit voort uit het feit dat hij haar « in het middelpunt » plaatst, met Christus, haar Zoon. Bij de aanvang van elke plechtige hoogmis, na het altaar dat Hem verpersoonlijkt gekust te hebben, bewierookt Franciscus hen gezamenlijk. Niet achtereenvolgens, maar gezamenlijk : hij verlaat het altaar alvorens hij er helemaal rond gegaan is en bewierookt het beeld van Maria ; dan pas keert hij terug naar het altaar om het verder te bewieroken.

In Brazilië heeft hij de menigte gezegend met het beeld van Onze-Lieve-Vrouw van Aparecida, zoals hij zou gedaan hebben met het H. Sacrament.

Op 1 januari 2014 vertrouwde de paus in de basiliek van Santa Maria Maggiore het nieuwe jaar toe aan Maria, « Salus populi Romani », « Redding van het Romeinse volk ». Hij bleef een twintigtal minuten in gebed verzonken vóór de icoon, nadat hij een ruiker witte rozen op het altaar had neergelegd. De deuren van de basiliek bleven in tussentijd openstaan ; toen Franciscus buitenkwam, riep een groep bedevaarders hem toe : « Paus Franciscus, wij zijn Argentijnen ! » – « Ik ook ! », antwoordde de paus.

In de homilie van de mis die hij in de Sint-Pieter opdroeg, herinnerde hij aan « dat grote ogenblik in de geschiedenis van de Kerk, het concilie van Efese, toen met gezag het goddelijk moederschap van de Maagd werd gedefinieerd. » En vervolgens liet hij eerst de verzamelde mensen in de basiliek, en daarna de ganse massa die voor het Angelus op het Sint-Pietersplein verzameld was, nabootsen wat de bewoners van Efese in 431 deden :

« Het gaat om de sensus fidei van het heilige en trouwe volk van God dat zich, in zijn eenheid, nooit kan vergissen. Ik nodig julie uit om haar driemaal te aanroepen en in navolging van onze broeders van Efese tot haar te zeggen : “ Moeder van God ! Moeder van God ! Moeder van God ! ” »

Onze vader, abbé de Nantes, zei ons dat deze « absoluut schitterende titel van Mater Dei, Moeder Gods, zich in het midden van het Ave Maria bevindt zoals een regenboog in volle hemel, om de drievoudige smeekbede van het tweede deel van het Weesgegroet te ondersteunen : “ Heilige Maria, Moeder Gods, bid voor ons, arme zondaars, nu en in het uur van onze dood ” » (sermoen van 14 augustus 1999).

Paus Franciscus bewierookt het beeld van Onze-Lieve-Vrouw van Fatima
Paus Franciscus bewierookt het beeld van Onze-Lieve-Vrouw van Fatima op 13 oktober 2013. « Laten wij ons richten tot de Maagd Maria : haar Onbevlekt Hart, haar moederlijk Hart, heeft maximaal het medelijden van God gedeeld, in het bijzonder in het uur van het lijden en de dood van Jezus. Mocht Maria ons helpen om zacht en nederig en vol erbarmen voor onze broeders te zijn » (Angelus van 9 juni 2013 voor het feest van het H. Hart van Jezus).

MODEL VAN GELOOF, HOOP EN LIEFDE

« Het geloof van Maria is de voltooiing van het geloof van Israël : in haar concentreert zich heel de tocht van dat volk dat de verlossing verwachtte. Vanaf de Boodschap van de Engel ontvangt zij een nieuw licht : zij concentreert zich op Jezus, Zoon van God, die in haar schoot vlees heeft aangenomen en in wie de beloften van heel de heilsgeschiedenis tot voltooiing komen. Het is in die zin dat zij het model is van het geloof van de Kerk, die als middelpunt Christus heeft, de incarnatie van Gods oneindige liefde.

« Hoe heeft Maria dat geloof beleefd ? In de eenvoud van de duizend en een bezigheden van elke dag, zoals elke moeder : zorgen voor eten, voor kleren, voor het onderhoud van het huis.

« Het “ ja ” van Maria, dat al in het begin volmaakt was, is nog verder gegroeid tot aan het uur van het Kruis. »

Op de avond van Goede Vrijdag is zij de enige die het geloof in de verrijzenis bewaart, hoewel Jezus die herhaaldelijk heeft aangekondigd. Zelfs Sint-Jan geloofde er niet meer in, tot hij in het lege graf « het lijnwaad zag liggen » (Jo 20, 5).

De paus vervolgt : « Door haar nicht Elisabeth te bezoeken heeft Maria Jezus, die al in haar schoot leefde, tot bij haar gebracht. Jezus naar dat huis brengen wou zeggen de vreugde brengen, de volle, totale vreugde die komt van Jezus en de H.  Geest. Zoals Maria is ook de Kerk. De Kerk is geen NGO, de Kerk is gezonden om Christus en zijn Blijde Boodschap aan iedereen te brengen. Als de Kerk Jezus op een dag niet zou brengen, dan zou het een dode Kerk zijn ! De Kerk moet de liefde van Jezus brengen. Anders betekent zij niets. »

Toepassing : « En wij ? Zijn wij kinderen van Maria ? Welke liefde brengen wij de anderen ? Is het de liefde van Jezus die deelt, vergeeft, vergezelt ? Of is het een liefde die versneden is met water ? Is het een sterke liefde of is ze zo zwak dat ze de sympathieën volgt en iets terug verwacht ? Hoe zijn de verhoudingen in onze parochies, in onze communauteiten ? Behandelen wij elkaar als broeders en zusters ? Of spreken wij kwaad over mekaar, oordelen wij, verzorgen wij ons eigen “ kleine tuintje ” ? Dragen wij zorg voor elkaar ? Dat zijn allemaal vragen die met de naastenliefde te maken hebben ! »

HET HART VAN MARIA, MODEL VAN EENHEID MET CHRISTUS

« Het leven van de H. Maagd was het leven van een vrouw uit haar eigen volk : Maria bad, werkte, ging naar de synagoog... Maar al wat zij deed, gebeurde altijd in volmaakte eenheid met Jezus. Deze eenheid bereikt zijn hoogtepunt op Golgotha : daar verenigt Maria zich met haar Zoon in het martelaarschap van het hart en in het offer van haar leven aan de Vader, voor de redding van de mensheid. De Maagd heeft het lijden van de Zoon tot het hare gemaakt en zij heeft samen met Hem de wil van de Vader aanvaard, in een gehoorzaamheid die vruchten draagt, die de waarachtige overwinning op het kwaad en op de dood betekent.

« Het is een heel mooie realiteit die Maria ons onderwijst : altijd één zijn met Jezus. Wij kunnen ons afvragen : denken wij alleen maar aan Jezus wanneer er iets niet gaat en wij Hem nodig hebben, of is onze relatie een vaste band, een diepe vriendschap – zelfs als het er op aankomt Hem te volgen op de kruisweg ? » (23 oktober 2013).

De weg die ons tot daar zal voeren is het « Hart van Maria » :

« Het Hart van Maria is een bron van vrede, troost, hoop en erbarmen. Alle voorrechten van onze Moeder vloeien voort uit haar deelname aan het Pasen van Jezus. Van Goede Vrijdag tot paasochtend heeft zij de hoop niet verloren : wij hebben haar gezien als Moeder van Smarten, maar tegelijkertijd ook als Moeder vol hoop. Daarom is zij de Moeder van alle leerlingen, de Moeder van de Kerk. Zij is de Moeder van de hoop. Het is aan haar, de stille getuige van de dood en de verrijzenis van Jezus, dat wij vragen om ons binnen te leiden in de paasvreugde » (21 april 2014).

« Stille getuige » omdat zij niet de opdracht heeft gekregen om de opstanding aan te kondigen aan de heilige vrouwen of aan de apostelen. Maar haar stilte zelf is welsprekender dan al de rest : het feit op zich dat zij op paasmorgen niet samen met de heilige vrouwen naar het graf gaat, bewijst niet alleen dat zij gelooft in de verrijzenis, maar ook dat zij haar verrezen Jezus al heeft gezien. Hij is aan haar verschenen, Hij heeft haar in zijn armen genomen, dat spreekt voor zich !

II. CAMINARE,
VOORTSTAPPEN. WAAR NAARTOE ?
NAAR DE HEMEL !

In Brazilië hoort de paus de biecht van een jonge gelovige.
In Brazilië hoort de paus de biecht
van een jonge gelovige.

De H. Teresia van het Kindje Jezus – een kerkleraar ! – schreef op een dag aan haar zus : « Liefste Céline, ooit zullen wij naar de Hemel gaan, voor altijd. Dan zullen er geen dag en geen nacht meer zijn zoals op deze aarde... Oh ! Wat een vreugde ! Laten we in vrede voortstappen onze blik gericht op de Hemel, het enige doel van al ons zwoegen » (27 april 1889).

En paus Franciscus, op 1 november 2013 : « Het feest van Allerheiligen dat we vandaag vieren herinnert ons eraan dat het doel van ons bestaan niet de dood is : het is het Paradijs ! Dat is wat de apostel Sint-Jan schrijft : “ Nog is het niet openbaar geworden wat we zúllen zijn. Toch weten we dat, wanneer de openbaring gekomen is, wij aan Hem gelijk zullen zijn ; want wij zullen Hem zien zoals Hij is ” (1 Jo 3, 2). »

Om die eindbestemming te bereiken, moeten wij het voorbeeld van de heiligen volgen.

DE DIENST VAN DE ANDEREN

« De heiligen, de vrienden van God, verzekeren ons dat deze belofte niet ontgoochelt. In hun aards bestaan hebben zij inderdaad geleefd in diepe vereniging met God. In het gelaat van de kleinsten onder onze broeders, diegenen die het meest misprezen worden, hebben zij het gelaat van God gezien ; en nu aanschouwen ze dat van gelaat tot Gelaat...

« De heiligen zijn geen supermensen en ze zijn ook niet volmaakt geboren. Ze zijn zoals wij, zoals ieder van ons : het zijn personen die, alvorens de glorie van de Hemel te bereiken, een normaal leven hebben geleid, met vreugde en verdriet, vermoeienissen en hoop. Wat heeft echter hun leven veranderd ? Dat zij Gods liefde herkend hebben. Die liefde zijn zij met heel hun hart gevolgd, zonder voorwaarden en zonder schijnheiligheid. Ze hebben hun leven gewijd aan de dienst van de anderen, ze hebben lijden en tegenslagen verdragen zonder haat te koesteren. Op kwaad hebben zij met goed geantwoord, en zij hebben vreugde en vrede verspreid. »

Abbé de Nantes, onze vader, was zo’n heilige. Het lijkt er op dat paus Franciscus over hem heeft horen spreken. Op 3 april jl. vierden we de 90ste verjaardag van de geboorte van Georges Marie Camille de Nantes. Op 4 april becommentarieerde de H. Vader in zijn homilie tijdens de vroegmis een passage uit het boek Wijsheid over de vervolging van de rechtvaardigen door de goddelozen, evenals het Evangelie van Sint-Jan over de twistgesprekken van Jezus met de Joden van Jeruzalem. De paus gaf een merkwaardige verklaring voor de houdingvan deze tegenstanders : zij bestaat er volgens hem in « de Heer te diskwalificeren, de profeet te diskwalificeren om hem zijn gezag af te nemen ! »

Het verbazingwekkende is dat precies deze term uit de sportwereld op 10 augustus 1969 door de Congregatie voor de geloofsleer toegepast werd op abbé de Nantes. Onze vader, die de pausen Paulus VI en Joannes-Paulus II beschuldigde van ketterij, schisma en schandaal, heeft nooit één andere “ sanctie ” opgelopen dan die diskwalificatie... die trouwens geen enkele canonieke waarde heeft en die bovendien nooit gemotiveerd werd !

Heeft iemand de paus misschien over abbé de Nantes gesproken ? Franciscus vervolgde namelijk als volgt :

« Veel denkers in de Kerk zijn ook vervolgd geweest. Ik denk op dit ogenblik aan iemand, niet zo ver van ons, een man van goede wil, een echte profeet die in zijn boeken [aanklachtenboeken ?] de Kerk verweet zich te verwijderen van de weg van de Heer. »

Als de paus werkelijk aan abbé de Nantes dacht, dan is het begrijpelijk dat hij geen naam genoemd heeft. De tijd is nog niet gekomen om dat dossier te openen en te behandelen.

Maar het vervolg van de homilie uitgesproken op Allerheiligen is letterlijk van toepassing op onze geestelijke vader :

« Heiligen zijn personen die, uit liefde tot God, Hem geen voorwaarden voor hun leven hebben gesteld. Ze zijn niet schijnheilig geweest. Ze hebben hun leven gegeven aan de dienst van de anderen, om hun naaste te dienen. Ze hebben veel tegenslagen meegemaakt, maar zonder haat. De heiligen hebben nooit gehaat. Begrijp dat goed : de liefde komt van God, maar waar komt de haat vandaan ? Van de duivel ! En de heiligen hebben zich net verwijderd van de duivel. De heiligen zijn mannen en vrouwen van wie het hart vervuld is van vreugde en die deze vreugde doorgeven aan anderen. Nooit haten, maar dienstbaar zijn aan wie er het meest nood aan heeft ; bidden en in vreugde leven. Dat is de weg van de heiligheid ! »

DE NAVOLGING VAN CHRISTUS

« Heilig zijn is geen privilege van enkelingen, alsof iemand een grote erfenis zou te beurt gevallen zijn ; bij het doopsel krijgen wij allemaal de erfenis om heiligen te kunnen worden. De heiligheid is de roeping van iedereen. Wij zijn dus allemaal geroepen om het pad van de heiligheid te bewandelen, en dat pad heeft een naam, een gelaat : het gelaat van Jezus Christus. Hij is het die ons onderwijst om heiligen te worden. Hij is het die ons in het Evangelie de weg wijst : die van de zaligsprekingen.

« Het Koninkrijk der Hemelen is inderdaad voor hen die hun veiligheid niet stellen in de dingen, maar in de liefde Gods ; voor hen die een eenvoudig en nederig hart hebben, die zich niet opwerpen als de rechtvaardigen, die de anderen niet oordelen, die kunnen lijden met wie lijdt en blij zijn met wie blij is, die barmhartig zijn in plaats van gewelddadig, die proberen verzoening en vrede tot stand te brengen. De heilige is iemand die verzoening en vrede bewerkt. »

« Vandaag, op deze feestdag [van Allerheiligen], richten de heiligen een boodschap tot ons. Zij zeggen ons : Heb vertrouwen in de Heer, want de Heer ontgoochelt niet ! Hij ontgoochelt nooit : het is een goede vriend die altijd aan onze zijde staat. »

De paus wast en kust de voeten van arme gebrekkigen op Witte Donderdag.
De paus wast en kust de voeten van arme gebrekkigen op Witte Donderdag.

DE STRIJD TEGEN DE DUIVEL

Ons huidig bestaan is een gevecht tegen de duivel. Vanaf de eerste bladzijde van de Openbaring voert de duivel strijd tegen God, en de Bijbel eindigt « met de overwinning van God op Satan ».

We mogen dus niet naïef zijn : « “ Maar, Vader, u bent wel wat voorbijgestreefd ! U maakt ons bang met al die zaken... ” – “ Neen, het gaat niet over mij : het is het Evangelie ! En het zijn geen leugens : het is het Woord van de Heer ! ” »

En het is de boodschap van Fatima ! De herderskinderen heb-ben de hel gezien, die er naar het getuigenis van Lucia uitzag « als een oceaan van vuur ».

Daarom, aldus de paus, « moeten we de zaken ernstig nemen », want Christus « is komen vechten voor de redding » van de mensen en « Hij heeft de duivel overwonnen ». Hij heeft ons drie criteria nagelaten om « de christelijke weg te kiezen wanneer er verleidingen zijn ».

Eerste criterium : de « strijd ». Jezus « is ons komen bevrijden uit de slavernij van de duivel. Men mag niet zeggen dat we overdrijven... Er is een strijd waarin de redding, de eeuwige redding op het spel staat. » De inzet van deze strijd zijn de zielen van de arme zondaars – onze zielen.

Tweede criterium : « Wie niet voor Jezus is, is tegen Jezus. Een standpunt halverwege is niet mogelijk » en « er zijn ook geen nuances. Ofwel ben je met Mij, ofwel ben je tegen Mij. » Woord van Jezus... en van Maria. Lucia van Fatima heeft het onafgebroken herhaald : « De duivel is bezig een beslissend gevecht te voeren tegen de Maagd, en een beslissend gevecht wil zeggen een eindstrijd waarna men zal weten aan welke kant de overwinning ligt en aan welke kant de nederlaag. Daarom behoren we vanaf nu ofwel tot God, ofwel tot de duivel ; er is geen compromis mogelijk. »

Derde criterium : de « waakzaamheid ». Want « de duivel is geslepen, hij wordt nooit voorgoed verjaagd ; dat zal enkel gebeuren op de laatste dag. » De paus houdt niet op ons aan te moedigen om « altijd waakzaam te zijn, op onze hoede te zijn voor de listen en de verleiding van de Boze. »

Gewetensonderzoek : « Waak ik over mezelf, over mijn hart, mijn gevoelens, mijn gedachten ? Bescherm ik het werk van de genade ? Bewaar ik de aanwezigheid van de H. Geest in mij ? Als je niet waakzaam bent, komt diegene die sterker is dan jij.

« Alstublieft, laten we ons niet inlaten met de duivel ! Hij probeert opnieuw binnen te dringen in ons huis, bezit van ons te nemen... Niet relativeren, maar waakzaam zijn ! En altijd samen met Jezus ! » (homilie van 11 oktober 2013). En samen met Maria, die paus Franciscus nooit scheidt van Jezus. Ave Maria !

Paus Franciscus zegent jonge gehandicapten in Assisi.
Paus Franciscus zegent jonge gehandicapten in Assisi.

« IK GELOOF IN HET EEUWIG LEVEN »

Op 11 december 2013 sprak Franciscus over het geloof in het eeuwig leven :

« Ik wil in het bijzonder stilstaan bij het Laatste Oordeel. We moeten echter niet bang zijn : laten we luisteren naar wat het Woord Gods zegt. In het Evangelie van de H. Mattheüs lezen we :  Wanneer de Mensenzoon komt in zijn heerlijkheid en vergezeld van alle engelen, dan zal Hij plaats nemen op zijn troon van glorie. Alle volken zullen vóór Hem bijeengebracht worden en Hij zal ze in twee groepen scheiden, zoals de herder een scheiding maakt tussen schapen en bokken... ”

« Wanneer we denken aan de terugkeer van Christus en aan zijn Laatste Oordeel waarin, tot in zijn uiterste consequenties, het goede aan het licht zal komen dat iedereen tijdens zijn aardse leven gedaan heeft of nagelaten heeft te doen, dan beseffen we dat we voor een mysterie staan dat ons overstijgt, dat wij ons zelfs niet kunnen voorstellen. Dat mysterie roept bij ons haast instinctmatig een gevoelen van schrik op, en misschien ook van ongerustheid. Als we nochtans goed nadenken over deze realiteit, dan kan ze het hart van de christen enkel verblijden en een grote aanleiding tot troost en vertrouwen vormen.

« In dat verband is het getuigenis van de eerste christelijke gemeenschappen nog sprekender. Ze hadden inderdaad de gewoonte hun vieringen en gebeden vergezeld te doen gaan van de aanroeping “ Maranatha ”, een uitdrukking bestaande uit twee Aramese woorden die, naargelang hoe ze uitgesproken worden, moeten begrepen worden als een smeekbede (Marana tha, “ Kom, Heer ! ”) of als een zekerheid gevoed door het geloof (Maran atha, “ Ja, de Heer komt, de Heer is nabij ”). In deze uitroep vindt heel de christelijke openbaring haar hoogtepunt, zoals we lezen op het einde van de prachtige bespiegeling die de Apocalyps van Sint-Jan ons biedt. »

Het bewuste vers luidt als volgt : « Hij die dit alles waarborgt [Jezus] bevestigt : “ Ja, Ik kom spoedig. Amen. Kom, Heer Jezus ! ” » (Ap 22, 20). Jezus bevestigt dat zijn terugkeer op handen is. Zijn “ ja ” is een antwoord op de bede van de Kerk en het “ amen ” van haar kinderen drukt hun vreugdevol geloof en hun verlangen uit.

« Een ander motief van vertrouwen wordt ons geboden wanneer we vaststellen dat we op het moment van het oordeel niet alleen gelaten worden. Jezus zelf, in het Evangelie van Mattheüs, kondigt aan hoe op het einde van de tijden zijn volgelingen plaats zullen nemen in zijn Glorie om samen met Hem te oordelen (Mt 19, 28). Vervolgens is er de bevestiging van de apostel Paulus in zijn brief aan de christenen van Corinthe : “ Weet gij niet dat de heiligen de wereld zullen oordelen ? ” (1 Co 6, 2).

« Wat is het mooi te weten dat wij bij die gelegenheid niet alleen zullen kunnen rekenen op Christus, onze Voorspreker bij de Vader, maar ook op de tussenkomst en de welwillendheid van zovelen van onze oudere broeders en zusters die ons zijn voorgegaan op de weg van het geloof, die hun leven hebben gegeven voor ons en die ons blijven beminnen op een wijze die niet onder woorden te brengen is ! De heiligen leven reeds in de tegenwoordigheid van God, in de schittering van zijn glorie, en bidden voor ons die nog op aarde leven. Deze zekerheid is een grote troost voor ons hart ! »

Onze vader zei ons in een sermoen van 8 oktober 1995 : « Het lijkt me dat hoe verder de mensen verwijderd zijn van het centrum van de Kerk, hoe meer kans er is dat God medelijden met hen heeft en dat zij naar de Hemel gaan. Terwijl de mensen die vlakbij de Kerk leven... Als hun gedrag desondanks schandaal verwekt, als zij in de zonde leven en denken dat zij slim zijn, dan zal er geen medelijden meer zijn voor deze Farizeeën van onze tijd. »

De paus vervolgt : « In het Evangelie van Sint-Jan wordt uitdrukkelijk gezegd dat “ God zijn Zoon niet naar de wereld heeft gezonden om de wereld te oordelen, maar opdat de wereld door Hem zou worden gered. Wie in Hem gelooft, wordt niet geoordeeld, maar wie niet gelooft, is al veroordeeld omdat hij niet heeft geloofd in de Naam van de eniggeboren Zoon Gods ” (Jo 3, 17-18).

« Dat betekent dat het Laatste Oordeel al aan de gang is, het begint nu, in de loop van ons bestaan. Het oordeel wordt uitgesproken op elk moment van ons leven, in antwoord op de wijze waarop wij, in het geloof, het heil dat in Christus werkzaam is ontvangen – of integendeel in antwoord op ons ongeloof, op onze geslotenheid in onszelf die daar het gevolg van is. Als wij ons afsluiten voor de liefde van Jezus, veroordelen wij onszelf.

« De redding bestaat erin zichzelf open te stellen voor Jezus : Hij is het die ons dan redt. Als wij zondaars zijn, en dat zijn wij allemaal, dan vragen wij Hem vergiffenis ; en als wij naar Hem toegaan met het verlangen goed te zijn, dan vergeeft de Heer ons. Maar daarvoor moeten wij ons openstellen voor de liefde van Jezus die sterker is dan alles. De liefde van Jezus is groot, de liefde van Jezus is barmhartig, de liefde van Jezus vergeeft. Maar je moet je openstellen en zich openstellen betekent spijt hebben, zichzelf beschuldigen van de dingen die niet goed zijn en die wij gedaan hebben. »

Ook op dit punt is Franciscus een leerling van de H. Teresia van het Kindje Jezus, die schreef : « Voor diegenen die van Hem houden en die Hem na elke tekortkoming vergeving komen vragen door zich in zijn armen te werpen, springt Jezus op van vreugde. Ach, wat zijn de goedheid en de barmhartige liefde van Jezus toch weinig gekend ! »

III. AEDIFICARE

Aan de kardinalen in de Sixtijnse kapel
« Ik zou willen dat wij allemaal, na deze genadevolle dagen, de moed zouden hebben, werkelijk de moed, om verder te gaan in tegenwoordigheid van de Heer, met het Kruis van de Heer ; om de Kerk te bouwen op het bloed van de Heer, dat op het Kruis vergoten is ; en om de enige roem te belijden : de gekruisigde Christus » (aan de kardinalen in de Sixtijnse kapel, 14 maart 2013).

En niet : « hervormen ». Want, « eerbiedwaardige Broeders », sprak de H. Pius X, « in deze tijden van sociale en intellectuele anarchie waarin iedereen zich opwerpt als leraar en wetgever, moet er krachtig aan herinnerd worden : men kan de Kerk niet anders bouwen dan God haar gebouwd heeft. [...] Het komt er alleen op aan haar te herstellen en te restaureren » (25 augustus 1910).

Aedificare, herstellen, te beginnen met het religieuze leven : voorrang aan het God gewijde leven.

« HET ANTWOORD OP EEN OPROEP »

De religieuzen « zijn mannen en vrouwen die de wereld kunnen wakker schudden » (onderhoud van de paus met de generale oversten, 29 november 2013). Op voorwaarde dat ze zelf niet slapen ! Dat is precies onze roeping van Kleine broeders en Kleine zusters van het Heilig Hart, de congregatie gesticht door abbé de Nantes in 1958 :

« De broeders zullen zich in kleine aantallen terugtrekken in kluizen, oasen van vrede midden in de wereld, voor de lof van Gods glorie. Ze zullen er arm leven, in de eenzaamheid en de stilte. Zo zullen zij waakzaam wachten op de terugkomst van de Heer die niet op zich kan laten wachten » (eerste artikel van onze Regel).

Het is Jezus die roept : « Priester worden, kloosterling of religieuze, is niet in de eerste plaats onze keuze. Ik heb geen vertrouwen in een seminarist of een novice die zegt : “ Ik heb deze weg gekozen. ” Dat bevalt me niet ! Dat gaat niet ! Het moet gaan om een antwoord op een oproep, een oproep van liefde. »

Franciscus sprak uit ervaring toen hij tijdens het Regina Caeli op 21 april 2013 zei : « Achter elke roeping tot het priesterschap of het gewijde leven, en eraan voorafgaand, is er altijd het krachtige en intense gebed van iemand : van een grootmoeder of een grootvader, van een moeder of een vader, van een gemeenschap » en bovendien « de tussenkomst van Maria, die de Vrouw van het jawoord is. Zij heeft Jezus leren kennen vanaf het ogenblik dat zij Hem in haar schoot gedragen heeft. Mocht Maria ons helpen om steeds beter de stem van Jezus te kennen en te volgen ! »

Onze vader zei ons ooit : « De gevoelens van de Maagd Maria delen betekent : me werpen in haar Hart, haar Onbevlekt Hart. En wat zal ik in dat Hart vinden ? Een stalen wil. Onwrikbaar, want zij verandert niet. Zij heeft ja gezegd tegen God, ja tegen de Boodschap van de engel. Ze heeft ja gezegd tegen het huwelijk met Sint-Jozef. Ze heeft ja gezegd tegen Jezus tot op het Kruis, ze heeft ja gezegd om met Pinksteren temidden van de apostelen te blijven. Ze heeft altijd ja gezegd en ook in de Hemel zegt zij ja » (21 november 1989).

ZUSTER TROUW

« De vreugde van het priesterschap is een vreugde die de trouw als zus heeft. »

Op 6 juli van vorig jaar sprak de paus tot de seminaristen en de novicen :

« Nu applaudisseren en feesten jullie, want het is de tijd van de bruiloft... Maar als de wittebroodsweken voorbij zijn, wat gebeurt er dan ?

« Ik heb een seminarist, een goede seminarist, horen zeggen dat hij Christus wou dienen, maar enkel voor tien jaar, want daarna dacht hij erover een ander leven te beginnen... Maar de “ cultuur van het voorlopige ” is niet mogelijk met Jezus ! »

Abbé de Nantes zei tijdens een retraite iets gelijkaardigs : « Wanneer de Heer iemand oproept om al zijn bezittingen te verkopen, ze aan de armen te geven en Hem te volgen, dan laat Hij nooit verstaan dat het slechts voor een beperkte tijd is. Hij zegt niet : “ Kom een stage doen ! ” Of : “ Kom voor twee jaar, daarna zal ik je terug de vrijheid geven ! ” Het is altijd definitief. Christus kent enkel het definitieve. »

Paus Franciscus ging verder : « Ik maak jullie geen verwijten, ik maak verwijten aan die cultuur van het voorlopige die ons allemaal mishandelt, want ze is niet goed voor ons. Vandaag is het heel moeilijk een definitieve keuze te maken. »

Het is daarentegen de trouw die vruchtbaar is : « Ik bedoel dat in de zin van een steeds hernieuwde trouw aan de ene Bruid, de Kerk. Daar ligt de sleutel van de vruchtbaarheid. De geestelijke kinderen die de Heer aan elke priester geeft, diegenen die hij gedoopt heeft, de gezinnen die hij gezegend heeft en geholpen om op weg te gaan, de zieken die hij ondersteunt, de jongeren met wie hij catechese en vorming deelt, de armen die hij ter hulp komt... zij allemaal zijn die “ Bruid ”. Het is zijn vreugde haar als uitverkoren en unieke geliefde te zien en haar altijd op een nieuwe manier trouw te zijn. Het is de levende Kerk, met voornaam en naam, waarvoor de priester in zijn parochie of in de missie die hem is toevertrouwd zorg draagt. Zij is het die hem vreugde schenkt wanneer hij haar trouw is, wanneer hij alles doet wat hij moet doen en laat wat hij moet laten om temidden van de schapen te blijven die de Heer hem heeft toevertrouwd : “ Weid mijn schapen ” (Jo 21, 16). »

Het is daarom dat Franciscus er op hamert dat « men zich geen echte priester of zuster kan voorstellen die niet vruchtbaar is : dat is niet katholiek ! »

ZUSTER ARMOEDE

Paus Franciscus« De vreugde van het priesterschap heeft nog een tweede zuster : de armoede. De priester is arm aan zuiver menselijke vreugde, omdat hij van veel afstand gedaan heeft. Hij geeft zoveel aan de anderen dat hij zijn vreugde moet vragen aan de Heer en aan het gelovige volk van God. Hij kan die vreugde niet uit zichzelf verkrijgen. Wij weten dat ons volk zeer genereus is om de priesters te bedanken voor de kleinste zegeningen en, in het bijzonder, voor de sacramenten.

« Velen die spreken over de identiteitscrisis van de priester houden er geen rekening mee dat identiteit lidmaatschap betekent. Er is geen identiteit, en dus levensvreugde, zonder actief en geëngageerd lidmaatschap van het gelovige volk van God. Een priester die beweert zijn priesterlijke identiteit te vinden door er in zijn binnenste naar op zoek te gaan, vindt misschien niets anders dan wegwijzers waar “ uitgang ” op staat : kom uit jezelf, verlaat jezelf op zoek naar God in de aanbidding, ga naar buiten en geef je volk wat je toevertrouwd is. Dan zal je volk er zorg voor dragen je te laten voelen en smaken wie je bent, hoe je heet, wat je identiteit is.

« Als je niet uit jezelf treedt, dan wordt de olie ranzig en kan de zalving niet vruchtbaar zijn. Uit zichzelf treden vraagt dat men zich ontdoet van zichzelf en omvat dus de armoede. »

ZUSTER GEHOORZAAMHEID

Tenslotte is er ook nog een derde zuster : « De vreugde van het priesterschap is een vreugde die als zuster de gehoorzaamheid heeft. »

Hier moeten we Jean-Marie Guénois citeren, de journalist van Le Figaro die zich het afgelopen jaar ontpopt heeft als de beste analist van het huidige pontificaat. Op 21 april jl. schreef hij :

« De nieuwe “ papisten ” – dezelfden die jaar en dag de paus, het pausdom en het Vaticaan bestreden hebben – zijn opgetogen over Franciscus. Deze keer, zo verzekeren zij, wordt de Kerk geleid door een paus die niet meer “ reactionair ” is, maar die een leerling van het Evangelie is : ongecomplexeerd sociaal, a priori links en dus iemand van wie we niet vies hoeven te zijn... Voor hen lijkt de Kerk zelfs te beginnen met deze paus ! Ze is als het ware gered omdat ze eindelijk de steven wendt en het schip stuurt in de richting van de wind – de dominerende wind... Het was hoog tijd.

« Het is een feit dat Franciscus brutaal een einde heeft gemaakt aan de stijl van Benedictus XVI door te breken met alle tekenen van het keizerlijke pausdom : paleizen, staatsvoertuigen, diamanten mijters, gouden accessoires, handkussen en andere kniebuigingen... Toch willen de “ papisten ” van onze tijd niet inzien dat de eenvoudige stijl van Franciscus als dusdanig meer een uiterlijk kenmerk is.

« De Argentijnse paus heeft een sterke sociale bewogenheid en sommige van zijn economische analyses zou men als “ links ” kunnen bestempelen ; maar hij blijft een man met een sterk gezag. Men moet heel ver in de tijd teruggaan om een dergelijke autoritaire gezagsuitoefening te vinden. Dat temperament wordt dan nog eens aangevuld met een christelijke en katholieke spiritualiteit die getuigt van een extreme radicaliteit. Kortom : hoewel paus Franciscus een “ revolutionair ” lijkt, is hij in werkelijkheid een sterke conservatief en vooral een felle missionaris die zich door niets laat tegenhouden. »

« Gehoorzaamheid aan de Kerk in de hiërarchie, die ons om zo te zeggen niet alleen het meer uiterlijke milieu van de gehoorzaamheid geeft – de parochie waar ik heen gestuurd word, de bevoegdheden van het dienstwerk dat mij opgedragen wordt... – maar ook de vereniging met God de Vader, van wie alle vaderschap komt. De gehoorzaamheid aan de Kerk ook in de dienst : beschikbaarheid en spoed om iedereen te dienen, altijd en op de beste manier, naar het beeld van “ Onze-Lieve-Vrouw van de spoed ” (cf. Lc 1, 39), die zich naar haar nicht haast om haar te dienen en in Kana opmerkt dat er geen wijn meer is.

« De beschikbaarheid van de priester maakt van de Kerk het Huis met de open deuren, toevluchtsoord voor de zondaars, warme thuis voor wie op straat leeft, plaats van verzorging voor de zieken, kampeerplaats voor de jongeren, catecheseruimte voor de kinderen die hun eerste communie doen... »

EVANGELISCHE WAARHEID

Paus Franciscus« Om vreugdevolle getuigen van het Evangelie te zijn moet men authentiek zijn. » Geen hypocrisie !

« Ik zeg altijd wat Sint-Franciscus van Assisi onderstreepte : Christus heeft ons gezonden om het Evangelie te verkondigen, inbegrepen met het woord. » Maar niet alleen met het woord, want dat is niet het belangrijkste ! « De juiste tekst is deze : “ Verkondig altijd het Evangelie. En als het nodig is, met het woord. ” »

Pater Charles de Foucauld zei : « Ik moet het Evangelie verkondigen aan elk schepsel door het voorbeeld van mijn leven, ik moet zo handelen dat mijn leven een getrouwe afbeelding is van dat van de Heer. Op die manier moet ik de Blijde Boodschap van de daken schreeuwen en het levend Evangelie laten zien aan iedereen die mij ziet, die rondom mij leeft, op de plek waar God me geplaatst heeft. »

Dat is het voorwerp van het laatste hoofdstuk van de apostolische exhortatie Evangelii gaudium : « Jezus wil verkondigers van het Evangelie die de Blijde Boodschap niet alleen met woorden aankondigen, maar vooral met hun leven dat omgevormd is door de aanwezigheid van God » (nr. 259).

Anders gezegd : naar het voorbeeld van onze paus Franciscus zelf !

« Evangelieverkondigers met Geest betekent evangelieverkondigers die bidden en werken. »

Eerst en vooral het gebed : « Zonder langdurige momenten van aanbidding, van biddende ontmoeting met het Woord, van openhartige dialoog met de Heer, verliezen de vele taken gemakkelijk hun betekenis ; wij verzwakken door de vermoeienissen en de moeilijkheden, en de vurigheid dooft uit » (nr. 262).

Hij heeft wel degelijk « wij » gezegd. Hij herhaalde het op Witte Donderdag, toen hij « zijn priesters », dat zijn die van heel de wereld, aanspoorde om « de vreugde van de missionaris » te bewaren, « zelfs in momenten van droefheid, wanneer alles duister lijkt te worden en de hoogtevrees van het isolement ons verleidt, die momenten van apathie en verveling die wij soms kennen in het priesterleven en waar ook ik ooit ben moeten doorheen gaan. »

We mogen niet zeggen dat « het vandaag moeilijker is ; het is anders. Laat ons liever van de heiligen die ons zijn voorafgegaan en die de moeilijkheden eigen aan hun tijd het hoofd moesten bieden enkele dingen leren die ons kunnen helpen hen vandaag na te volgen » (nr. 263).

« Het allereerste is de liefde van Jezus », die door heel de prediking van paus Franciscus en zijn onafgebroken uitstraling sinds een jaar op buitengewone wijze onder ons tegenwoordig wordt gesteld.

De vreugde wordt geboren uit de gedeelde liefde, « uit het feit zich aanvaard, begrepen en bemind te weten en uit het feit te aanvaarden, te begrijpen en te beminnen. » Het lijkt wel of de paus een volgeling is van de Lage weg van de volmaaktheid, door abbé de Nantes aan onze communauteiten gepredikt in 1990 :

« Het fundament van ons leven en van onze vreugde is het gevoelen omhuld te zijn met liefde, met vaderlijke, moederlijke, broederlijke welwillendheid, aan alles voorafgaand, onvoorwaardelijk, warm en onuitputtelijk. Ik word bemind. »

« De vreugde van het moment waarop God naar mij gekeken heeft. Dat begrijpen en voelen is het geheim van onze vreugde. Zich bemind voelen door God, voelen dat we voor Hem geen nummers zijn, maar personen ; en voelen dat Hij het is die ons roept.

« De vreugde van de ontmoeting met Hem en de blijdschap om het feit dat Hij ons roept, drijft ons ertoe ons niet in onszelf op te sluiten, maar open te stellen. Zij drijft ons tot dienstbaarheid in de Kerk. »

« Daarom », aldus onze vader, « zijn het getuigenis van heiligen en de prediking van de priester zaken die voor de Kerk absoluut onmisbaar zijn. Het is precies omdat dit getuigenis en deze prediking er niet meer zijn dat er geen roepingen meer zijn en dat er geen christelijke geestdrift meer is. Want opdat de zielen midden in de nacht de moed zouden hebben om in het licht te geloven, moet er tenminste iemand zijn die hen verzekert dat het Licht bestaat. »

Dat was de rol van abbé de Nantes gedurende heel de lange conciliaire en postconciliaire periode. Maar het licht is terug, het schittert opnieuw boven de wereld door het gelaat van paus Franciscus, en door zijn woord !

broeder Bruno van Jezus-Maria