105. De erfzonde van het kapitalisme

Onze ecologie wil niets anders dan « de christelijke beschaving herstellen op haar natuurlijke en goddelijke fundamenten » (H. Pius X). Het huidig economisch en sociaal systeem, dat als een economische democratie wil doorgaan, is daarentegen voortgekomen uit de Revolutie, uit « de ongezonde utopie van opstand en goddeloosheid ». De Oostenrijks-Amerikaanse econoom Joseph Schumpeter (1883-1950) erkent het:

1. « De evolutie van het kapitalisme heeft gezorgd voor de vernietiging of verregaande afbraak van de institutionele voorzieningen van de feodale wereld – het landgoed, het dorp, de ambachtsgilden. De wereld van de ambachten werd verbrijzeld… De wereld van heren en dorpelingen werd vernield, op de eerste plaats door politieke en in sommige gevallen revolutionaire maatregelen… Samen met de oude economische organisatie zijn de economische en politieke privileges verdwenen van de sociale klassen of groeperingen die gewoon waren in die organisatie de overheersende rol te vervullen, in het bijzonder de landadel en de clerus.

« Economisch gezien heeft deze evolutie zich vanuit het standpunt van de burgerij vertaald in het opruimen van heel wat hindernissen en beperkingen. Politiek heeft zich dit vertaald in de vervanging van een regime waarin de burger een nederige onderdaan was door een ander regime, dat veel sympathieker stond tegenover de rationalistische mentaliteit van de burgerij en veel gunstiger was voor haar directe belangen. En toch... De waarnemer is gewettigd zich de vraag te stellen of een zo complete emancipatie uiteindelijk een weldaad geweest is voor de burger en voor de burgerlijke maatschappij. Want de verdwenen hindernissen vormden niet alleen een belemmering, maar ook een bescherming…

« De vorst, de spil van het systeem, was soeverein bij de genade Gods. En hoe aanzienlijk de voordelen ook waren die hij haalde uit de economische mogelijkheden van het kapitalisme, de wortels van zijn macht bleven feodaal, niet alleen in de historische maar ook in de sociologische zin van het woord. We hebben dus te maken met de symbiose van twee sociale lagen, waarvan de ene in elk geval de andere economisch ondersteunde, maar er op zijn beurt ook politiek door gedragen werd… Deze symbiose was de essentie zelf van de monarchistische maatschappij.

2. « Ik heb de burger gekenmerkt als rationalistisch en anti-heroïsch. Om zijn positie te verdedigen of om een natie te plooien naar zijn wil kan hij slechts rationalistische en anti-heroïsche middelen aanwenden… Een economisch bevel wordt niet gemakkelijk omgezet in een politiek bevel, zoals dat wel het geval was met het militair bevel van de middeleeuwse heer. Integendeel, wie altijd gefocust is op de boekhouding en de berekening van inkomsten wordt er uiteindelijk helemaal door opgeslorpt en geraakt geïsoleerd.

« Het besluit dringt zich vanzelf op: de klasse van de burgerij is slecht uitgerust om de problemen, zowel binnenlandse als internationale, aan te kunnen waarmee elk land van enige betekenis normaal gesproken te maken krijgt. De burgerij zelf voelt deze ontoereikendheid goed aan, niettegenstaande alle woordenkramerij die dit moet verbergen, en hetzelfde geldt voor de volksmassa’s. Binnen een beschermend kader dat niet samengesteld is uit burgerlijke elementen kan de burgerij politieke successen behalen… in het bijzonder in de oppositie. Maar bij gebrek aan bescherming door welke groep dan ook die niet tot de burgerij behoort, worden de burgers politiek ontwapend en zijn ze onbekwaam niet alleen om de natie te leiden, maar zelfs om de belangen van hun klasse te verdedigen. Het komt erop neer dat de burgerij nood heeft aan een meester.

3. « Het kapitalistisch proces heeft, door zijn economisch mechanisme en door de gevolgen daarvan, die beschermende meester echter uitgeschakeld of, zoals in de Verenigde Staten, hem nooit een kans gegeven zich te ontplooien, evenmin als aan een andere instelling die dezelfde rol kon vervullen.

« De kapitalistische evolutie doet niet alleen de vorst bij de genade Gods verdwijnen, maar ook de politieke verdedigingsgordel die, als hij stand had kunnen houden, bestaan zou hebben uit de dorpsgemeenschappen en de ambachtsgilden. Natuurlijk zou geen van beide instellingen hebben kunnen voortbestaan in de precieze vorm waarin het kapitalisme ze aantrof. Niettemin hebben de kapitalistische politici de vernietiging ervan veel verder doorgedreven dan noodzakelijk was. Ze hebben de plattelandsbewoner alle weldaden van het primitief liberalisme opgelegd… en het individualistisch touw nodig om zichzelf op te hangen.

« Door het pre-kapitalistisch kader van de maatschappij te vernietigen heeft het kapitalisme dus niet alleen de obstakels doorbroken die zijn vooruitgang hinderden, maar ook de steunberen die beletten dat de samenleving instortte. Dat proces van vernieling, indrukwekkend door zijn onverbiddelijk en noodlottig karakter, heeft niet alleen het dode institutionele hout weggesnoeid; het heeft ook de partners van de kapitalistische klasse uitgeschakeld met wie men in symbiose had kunnen samenleven: een essentieel element voor het bewaren van het evenwicht in het kapitalisme…

« Ik ben geneigd die symbiose van de klassen als een regel te beschouwen en niet als een uitzondering. Deze regel heeft tenminste gedurende zesduizend jaar zijn belang gehad, dat wil zeggen vanaf het ogenblik dat de eerste landbewerkers de onderdanen geworden zijn van rondtrekkende ruiters » (J. Schumpeter, Capitalism, Socialism and Democracy, 1942).

Omdat geheel zijn macht berust op de Franse Revolutie van 1789 en de vernietiging van godsdienst, monarchie, burgerlijke en militaire elites en de beroeps- en dorpsgemeenschappen, is het kapitalisme niet in staat tot hervormingen die het dienstbaar zouden kunnen maken aan het algemeen belang.