114. De egalitaire utopie: het socialisme

De Revolutie van 1789 was gericht tegen God en tegen de vorst om de Vrijheid in te voeren, maar ijverde nog meer voor de afschaffing van de privileges, waarbij aan iedereen Gelijkheid werd beloofd. Het economisch liberalisme maakte zich sterk deze gelijkheid van kansen en middelen te kunnen garanderen door de volledige vrijheid van de markt. Helaas! Het werd weldra duidelijk dat deze zuiver theoretische verklaring van de « rechten van de economische mens » een illusie was. De werkelijke krachten van de deelnemers waren veel te ongelijk opdat ook hun winsten al niet op voorhand ongelijk zouden zijn. De voordelen stonden helemaal niet in verhouding tot de vitale noden, het belang of de verdienste van het respectievelijk aandeel, de gedane inspanningen, de opgelopen risico’s, de competenties, de getoonde moed. Duidelijk bleek dat het vrije spel van vraag en aanbod onvermijdelijk in het voordeel was van de rijke klasse, die hierdoor nog meer verrijkt werd, zelfs al werd de behoeftige klasse er niet noodzakelijk zo door verarmd als men beweerd heeft.

1. Het socialisme is allereerst een eis tot gelijkheid in de verdeling van de door menselijke arbeid verworven goederen. Na de afkondiging van de politieke democratie, die bestaat in de gelijkheid van sociale rechten, moet normaal gesproken de economische democratie volgen, die bestaat in gelijke kansen voor de toegang tot de materiële goederen en die in stand gehouden wordt door het spel van de economische vrijheid. Het socialisme, dat de groeiende ongelijkheid vaststelt tussen de kapitalistische klasse en de arbeidersklasse, klaagt deze onrechtvaardigheid aan als een verborgen gebrek van het liberale systeem. Dat is het wat het socialisme zijn vurig karakter geeft, zijn toon van rechtvaardigheid, zijn geest van edelmoedigheid. Het komt op voor het arme volk, dat door de rijken misbruikt, bestolen en uitgebuit wordt.

2. Het socialisme heeft, van oorsprong, een methodistische inslag. De anglicaanse Kerk, « the Established Church », had al te luid verkondigd dat volgens de Bijbel rijkdom het zekere teken is van goddelijke zegeningen. Zo had ze zich gecompromitteerd met de bezittende klasse, waarbij ze de uitbuiting van de armen toedekte met de mantel van de godsdienst. Als reactie daartegen predikte het methodisme een andere Bijbelse les, maar wel in dezelfde joodse, aardse, puur materiële geest: de aankondiging van de redding aan de armen en de oproep zich te bevrijden van de verdrukkingen van de slechte wereld, door hen te verwijzen naar een toekomstig Rijk waar de deugd alleen de voorspoed van allen zal garanderen in een universele rechtvaardigheid en gelijkheid.

3. Het socialisme definieert zichzelf als een opstand van de grote volksmassa's, een romantische opstand waarvan de kracht ligt in het profetisch karakter van zijn leiders en de utopie van een betere wereld. De oorspronkelijke socialistische intuïtie van een verborgen wanorde, van het bedrog van het liberale systeem, is onbetwistbaar juist. Vervolgens wordt het socialisme echter warrig in zijn zoektocht naar de oorzaken van de onrechtvaardigheid die het aanklaagt. Het verliest zichzelf in dromen over oplossingen die al even materialistisch en liberaal zijn, maar die bovendien de pretentie hebben onschuldig, egalitair en broederlijk te zijn. De tegenstanders kunnen gemakkelijk de « fundamentele irrationaliteit » ervan aan de kaak stellen.