126. Voor een maatschappij van vertrouwen

De onderdrukking van de subversieve activiteiten die uitgaan van het anoniem en zwervend kapitaal, de media en het terrorisme zal een hulp zijn bij het herstel van het gezag van de staat en zal dus bijdragen tot de terugkeer van het vertrouwen in de schoot van de nationale gemeenschap.

1. Er is geen sprake van totalitarisme, eerst en vooral omdat de plutocratie in ons land slechts een kleine minderheid uitmaakt waaraan trouwens niet veel kwaad zal gebeuren. Zij moet afzien van haar onrechtvaardige speculaties en haar manoeuvres om alles te domineren. Door deze noodzakelijke correctie zal de minderheid van het geld en de zakenrelaties tegen zichzelf beschermd worden; haar competenties en activiteiten zullen voordelig zijn voor het land.

Wat de partijen betreft, die zullen niet meer bestaan, omdat ze geen bestaansreden meer hebben. Daarmee komt een einde aan hun ideologische, financiële en administratieve onderdrukking. De leden van het “wettig” land moeten opgaan in het “werkelijk” land; en als ze willen werken aan het gemeenschappelijk welzijn moeten ze hun vaardigheden en ambities ten dienste stellen van de nationale staat.

2. Het zal niet gaan om een intellectueel totalitarisme, maar integendeel om een bevrijding van dwaling, absurditeit en goddeloosheid. Het volstaat om de waarheid een totale vrijheid te verzekeren en een einde te maken aan de opzettelijke verspreiding van het atheïstisch materialisme, van dwaling, leugen, laster en kwaadsprekerij opdat de vrijheid van denken opnieuw iets goeds en heilzaams zou worden.

Want de katholieke Kerk legt haar Credo niet op door dwang. Integendeel, ze verbiedt het dwingen van zielen en gewetens. De dwaling en het kwaad zullen echter elk sociaal recht verliezen en onderdrukt worden vanaf het moment dat ze een agressie, een provocatie of een onrechtvaardige verlokking voor het christelijk volk vormen; in die gevallen betekenen ze namelijk een ernstige aanslag op de goddelijke en menselijke orde. Ze kunnen daarentegen voorwerp van verdraagzaamheid zijn vanwege het openbaar en zelfs het godsdienstig gezag wanneer ze geen enkel sociaal kwaad veroorzaken. In heel wat gevallen lijkt die verdraagzaamheid trouwens te verkiezen, voor het goed van de vrede en als uitdrukking van broederlijke naastenliefde.

3. Het zal geen politioneel totalitarisme zijn, omdat het een absoluut goed is voor het volk wanneer er een einde wordt gemaakt aan het kleinschalig en grootschalig banditisme. De schok van de noodzakelijke gestrengheid wordt slechts hard aangevoeld door een klein aantal misdadigers en door bepaalde oligarchieën die de grote massa niet kent of waarvan ze een afkeer heeft. Maar het effect van veiligheid, eerlijkheid en vrede is universeel. Zo wordt de gemeenschapszin herboren en herneemt de samenleving haar activiteit in duizend vormen, met de naastenliefde als regel. Want hoeveel meer innerlijke rust schenkt het wijs te zijn in plaats van dwaas, eerlijk in plaats van achterbaks, edelmoedig in plaats van kwaadwillig, twistziek, ambitieus en gewelddadig.

Eens het heilzaam werk volbracht zal de « conviviale samenleving » vanzelf tot stand komen.