131. De verantwoordelijkheid van het familiaal gezag

De familiale structuur herstellen is niet voldoende, men moet de gezinnen ook voorzien van de middelen om hun ecologische functie uit te oefenen. De economische en sociale vrijheden van de gezinnen, materiële zowel als geestelijke, moeten hen toegekend worden in verhouding tot hun stabiliteit. Een fundamentele norm van de nieuwe orde dient het recht van de gezinshoofden te zijn om te beslissen volgens hun keuze, om wat ze willen af te stemmen op wat ze kunnen, los van de voogdij van de staat en de collectieve druk: vrijheid en verantwoordelijkheid inzake vruchtbaarheid, opvoeding en opleiding, beroepsplanning, gezondheid, vrije tijd, cultuur, huisvesting, wijze van sparen en van investeren, middelen om in het pensioen te voorzien en wijze van opvolging, binnen de grenzen van wetten en gewoonten.

Alle opgesomde zaken zullen niet langer slechts eisen aan het adres van de verzorgingsstaat zijn, maar reële rechten. Daartegenover staan uiteraard trouw, onderwerping en verantwoordelijkheidszin. Het terugschroeven van de staat wordt aldus op gelukkige wijze gecompenseerd door de toegenomen verantwoordelijkheid van het familiaal gezag, waarvan de natuurlijke voorzichtigheid nooit overschat kan worden. Want elk gezin bezit veel wijsheid en energie voor het zoeken naar en behouden van zijn « menselijk kapitaal », dat nog meer uit geestelijke waarden bestaat dan uit goederen en materiële voordelen.

Toch mag de openbare macht zich niet helemaal terugtrekken. Haar tussenkomsten of financiële hulp zijn in sommige gevallen onmisbaar, meer bepaald op het vlak van gezondheid. Of het publiek gezag nu ingeschakeld wordt in het kader van lokale of van nationale politiek, het zal altijd, rechtstreeks of onrechtstreeks, de hulp aan de gezinnen op het oog hebben. Daarbij moet het familiaal gezag geëerbiedigd worden, behalve in gevallen waarin het openbaar belang duidelijk op het spel staat.

In gevallen waarin de familiale autoriteit tekortschiet, zullen procedures voor voogdij voorzien en opgelegd kunnen worden door het rechterlijk gezag. Maar in plaats van te rekenen op organismen van de staat kan de voogdij uitgeoefend worden « zoals een goede huisvader het doet »: in het kader van een meer uitgebreide invulling van het begrip familie of via lokale caritatieve instellingen onder de controle van verantwoordelijke lokale autoriteiten, wat een grote flexibiliteit in de voorwaarden van uitoefening mogelijk maakt.