148. De Falanx is op de gemeenschap gericht

1. De falangist weet dat « het Koninkrijk Gods al midden onder ons is », dat men uit het geloof moet leven en dat God bemind wordt in de liefde tot de naaste. Hij legt zich in de eerste plaats toe op de dienst aan de gemeenschappen waartoe hij van nature of door zijn milieu behoort: zijn familie, zijn gemeente, zijn beroepskring. De ecologie van de Falanx laat hem zien wat de huidige gebreken of moeilijkheden ervan zijn en doet hem vurig verlangen naar de volmaakte restauratie ervan. Zijn optimisme, gegrondvest op de theologale deugd van de christelijke hoop, zet hem ertoe aan om er elke dag met alle kracht aan te werken.

2. Hoe ernstig het er ook mee gesteld is, de toestand van zijn vaderland en van de vroegere kolonies is niet hopeloos, evenmin als de situatie van de wereld. Als de natuur niet vaak sterker was dan de theorieën, als de heiligheid van het christendom nog niet altijd haar invloed uitoefende, dan zouden de atheïstische totalitaire systemen en de corruptie van het kapitalistisch-socialistisch stelsel al lang voorgoed de bovenhand gehaald hebben op de beschaafde volkeren en op wat er nog rest van de christenheid. Denataliteit, losbandigheid, criminaliteit, goddeloosheid en anarchie, vreselijke oorlogen en volkerenmoord – allemaal uitingen van de macht van Satan die de vorst van deze wereld is – zouden al geruime tijd alles omvergeworpen hebben. Wel, het is niet zo! God is met ons en het kwaad kan nog altijd genezen worden.

3. Maar de falangist moet zwaar strijden, in de eerste plaats tegen de economische, sociale en morele chaos waarvan hij de rechtstreekse getuige is, die zijn verlokkingen op hem uitoefent en die hem zou kunnen meeslepen. Daarom geeft hij het voorbeeld van een gedrag dat juist het omgekeerde van die decadente zeden is: een groot gezin met goed opgevoede kinderen, orde en gezag thuis, deskundige en toegewijde medewerking aan de activiteiten van gemeente en beroep.

Op de tweede plaats moet hij dieper doordringen in de linies van de tegenstanders en deelnemen aan de grote, heldhaftige strijd van het beschaafd nationalisme tegen de politieke en economische democratie, voor de omverwerping van het regime van dood en subversie dat de wereld in zijn monsterachtige vangarmen geklemd houdt. Anders zou er niets terechtkomen van onze bescheiden pogingen om de ecologie in ere te herstellen.

En ten derde neemt de falangist deel aan de strijd tegen de ongodsdienstigheid of beter de antigodsdienstigheid, die de ware oorzaak is van al het kwaad in deze tijd: het Beest van de Apocalyps. Dat gevecht levert hij voor de instelling van een wijze en heilige Contrareformatie en katholieke renaissance in zijn vaderland en in de wereld, door de devotie tot het Onbevlekt Hart van Maria die God in de wereld wil vestigen, zoals ons in 1917 door Onze-Lieve-Vrouw van Fatima geopenbaard is.