VATICANUM II

IV. Het eerste leerstellig conflict

DE dogmatische constitutie Dei Verbum, afgekondigd op 18 november 1965 door het Tweede Vaticaans Concilie, is naar het zeggen van Paus Benedictus XVI « één van de pilaren van heel het conciliaire bouwwerk » (16 september 2005). De H. Vader herinnerde eraan dat hij « als jonge theoloog deelgenomen had aan de levendige discussies waarmee de uitwerking van deze constitutie gepaard ging. »

« NON PLACET » !

De Theologische commissie van kardinaal Ottaviani had een eerste schema uitgewerkt onder de titel « De fontibus Revelationis » (« Over de bronnen van de Openbaring »). Deze tekst, die volledig in overeenstemming was met de traditionele leer van de Kerk over de twee bronnen van de Openbaring, namelijk de Schrift en de Traditie, werd in november 1962 terzijde geschoven na heftige tegenstand van de hervormingsgezinde clan.

Het debat begon op 14 november. Kardinaal Ottaviani leidde het schema zelf in, waarbij hij een duidelijke toespeling maakte op de alternatieve schemata die waren opgesteld door een aantal progressieve theologen en die al enkele weken stiekem de ronde deden. « Er zijn een aantal schemata in omloop die zich keren tegen het schema dat ik nu bij u ga inleiden », aldus het hoofd van het Heilig Officie. « Deze handelwijze is tegen het reglement. De aanbieding van een schema komt alleen de H. Vader toe. De concilievaders hebben het recht veranderingen voor te stellen, maar dan alleen aan het schema dat in behandeling is, niet aan een ander. »

Kardinaal Liénart stond onmiddellijk recht om de frontale aanval te leiden. « Dit schema staat mij niet aan », zei hij op besliste wijze. « Er zijn geen twee bronnen van de Openbaring en die zijn er ook nooit geweest. Er is slechts één oorsprong van de Openbaring : het Woord van God, de Blijde Boodschap, aangekondigd door de profeten en geopenbaard door Christus. Het Woord van God is de enige bron van de Openbaring. Dit schema is een koude en scholastieke formule, terwijl de Openbaring een verheven gave van God is, God die rechtstreeks tot ons spreekt [sic]. Wij zouden er beter aan doen te denken volgens de gedachtegang van onze gescheiden broeders die zulk een liefde en verering hebben voor het Woord van God. Het is nu onze plicht het geloof van ons volk te bevorderen en op te houden met te veroordelen. Ik stel dus voor om dit schema volledig te herzien » (geciteerd in Xavier Rynne, Brieven uit Vaticaanstad, dl. 1, 1963, p. 144).

Net als in oktober, bij de opstand tegen de voorgestelde leden van de conciliaire commissies, kreeg de Fransman onmiddellijk bijval van de Duitse kardinaal Frings, die ook een “ Non placet ” uitsprak en betreurde dat het schema « beledigend was voor onze gescheiden broeders in Christus ».

Kardinaal Ruffini (Palermo) begreep wat er op til was : « We staan nu voor een buitengewoon belangrijke kwestie. Dit raakt het hart en de kern van het Concilie. Ik ben niet dezelfde mening toegedaan als de kardinalen die voor mij gesproken hebben. Dit schema bevalt me volledig. Het is voorbereid door hoogstaande en wijze mannen, en het is gecontroleerd door niet minder hoogstaande mannen in de Centrale commissie. Hoe kan men het dan in zijn geheel verwerpen ? » Hij gaf toe dat het schema niet volmaakt was en zei dat hij verbeteringen wilde voorstellen. « Maar het schema zal ons in ieder geval een basis geven voor ons werk. »

De aartsbisschop van Genua, kardinaal Siri, steunde het standpunt van Ruffini en riep ook op om het voorliggende schema te behandelen.

Maar nu bracht de hervormingsgezinde minderheid haar zware artillerie in stelling. Direct achter elkaar kwamen de kardinalen Léger (Montréal), König (Wenen), Alfrink (Utrecht) en Suenens (Mechelen-Brussel) naar voren om het voorgestelde schema af te kraken. Het was “ een bewijs van onverdraagzaamheid ”, het was “ niet geschikt om nu de geest van de Kerk te verlichten ”, het had “ geen enkele zin voor de hedendaagse problemen ”, het was “ pessimistisch en negativistisch ”, enzovoort. Hun argumenten waren ontleend aan de alternatieve schemata opgesteld door de Duitse theoloog Rahner, bijgestaan door Ratzinger, en door de Nederlandse dominicaan Schillebeeckx, die zich alledrie gedekt wisten door de invloedrijkste Duitse, Oostenrijkse, Nederlandse, Belgische en Franse bisschoppen.

De spanning was om te snijden. Heribert Schauf, één van de experts op het Concilie, had het in zijn verslag van de vergadering die de Duitse theologen in de namiddag van 14 november hielden over « een samenzwering en een politieke bijeenkomst eerder dan een theologische discussie ». Het is wel erg moeilijk om in deze koortsachtige agitatie het merkteken van de Heilige Geest te zien !

JOANNES XXIII DEKT DE REVOLUTIE

In het hele dispuut wisten de revolutionairen echter dat ze van bovenaf gedekt waren. Dat werd duidelijk aangegeven door kardinaal Bea, de voorzitter van het Secretariaat voor de eenheid. Hij begon zijn tussenkomst met het werk te prijzen dat aan het schema besteed was, maar merkte vervolgens fijntjes op dat de auteurs ervan klaarblijkelijk de verkeerde richting waren uitgegaan : hun opzet « stemde niet overeen met het doel dat de H. Vader had aangegeven toen hij het Concilie samenriep. »

Het signaal werd onmiddellijk begrepen, en de daaropvolgende sprekers begonnen overvloedig te citeren uit de openingstoespraak van de Paus op 11 oktober, waarin Joannes XXIII de concilievaders had opgeroepen om een nieuwe taal te vinden die meer zou aangepast zijn aan de moderne mentaliteit dan de oude dogmatische taal, en waarin hij had verklaard dat de Kerk geen dwalingen meer zou veroordelen. De formuleringen wijzigen en daarna aankondigen dat er niet meer veroordeeld zal worden... Dat is, zei abbé de Nantes, alsof een apotheker aan zijn bedienden de opdracht zou geven de etiketten op al zijn flessen te veranderen en hen tegelijkertijd straffeloosheid zou beloven ingeval van toevallige of opzettelijke vergissing !

Het minste dat men kan zeggen is dat de ideeën van Joannes XXIII erg neigden naar de protestantse en modernistische ketterij, en die sterk begunstigden. Door een onderscheid te maken tussen de onveranderlijke inhoud enerzijds en de aan te passen vorm anderzijds zetten de progressisten het geloof zonder meer op de helling. Want de leerstellige taal is even onveranderlijk als de inhoud die zij uitdrukt. Deze taal verandert niet met de wijzigende mentaliteit of de cultuur van de mensen. Nieuwe theologische inzichten zijn altijd mogelijk en geoorloofd. Zij zijn onderworpen aan het oordeel van het Leergezag en zijn nooit verplicht. Maar omgekeerd rust er een verbod op het bekritiseren en a fortiori het betwisten van de leerstellige uitdrukkingen die gecanoniseerd zijn door onfeilbare definities.

Wat het « pastorale » opzet van de hervormers betreft : kardinaal Ottaviani herinnerde er met nadruk aan dat elke pastorale theologie moet steunen op een degelijke traditionele doctrine, maar er werd niet naar hem geluisterd.

Verklaren dat men niemand meer zou veroordelen kwam neer op het verraden van het geloof van de Kerk. Abbé de Nantes : « Gelovigen, priesters, bisschoppen en de Paus zelf zijn slechts leden van de Heilige Kerk van God in de mate waarin zij het apostolisch geloof aanhangen en alles wat dit geloof tegenspreekt van zich afduwen, in de mate waarin zij trouw zijn aan de Ene Bruidegom van hun ziel en vijanden zijn van de goddeloze verleiders en idolen van Satan. Zij zijn hun Heer en Meester dit dubbele getuigenis van hun trouw verplicht : belijden wat hun Moeder de H. Kerk als geopenbaard beschouwt én krachtig veroordelen alles wat zij afgekeurd heeft. “ Al wie niet met mij is, is tegen mij ”, sprak Jezus, “ en wie niet met mij verzamelt, verstrooit. ” Niemand kan weigeren de dwaling te veroordelen, om welk motief ook, zonder God te beledigen en Zijn Woord neer te halen tot op het niveau van de onbestendige en onzekere opinies van de mensen » (Brief nr. 248 van 29 juni 1967).

Ratzinger en Rahner
De jonge theoloog Joseph Ratzinger was de persoonlijke adviseur van kardinaal Frings van Keulen. Rechts de jezuïet Karl Rahner, die in de jaren vijftig wegens zijn onorthodoxe theorieën onder voorcensuur van zijn orde was gesteld in opdracht van het Heilig Officie, maar niettemin door Paus Joannes XXIII tot theologisch expert op het Concilie was benoemd.

HET EINDE VAN DE CONTRAREFORMATIE

Gedurende zes dagen woedde een felle strijd tussen voor- en tegenstanders van het schema over de bronnen van de Openbaring. Van dit debat hing heel de oriëntatie van het Concilie af. « De week van 14 tot 21 november vormt een cruciaal keerpunt voor het Concilie, en dus voor de katholieke Kerk », aldus Giuseppe Ruggieri (co-auteur van Histoire du Concile Vatican II, 1959-1965) (deel 2, p. 281).

Kardinaal Siri, de aartsbisschop van Genua, schreef op 19 november : « Als het schema morgen valt zijn de gevolgen niet te overzien. Etenim serpit modernismus... Want het modernisme kruipt rond. Heer, help ons ! Heilige Maagd, Sint-Jozef, bid voor ons ! »

Omdat de standpunten onverzoenlijk bleken kondigde secretaris-generaal Felici op 20 november aan dat er zou gestemd worden. Men moest zich uitspreken over de vraag of de discussie over het schema ja dan neen moest verder gezet worden. 1368 concilievaders stemden voor het afbreken van het debat, 822 voor de voortzetting. Dit resultaat kwam neer op een verwerping van het schema. Maar omdat het reglement een tweederde meerderheid vereiste, werd het debat niettemin verder gezet.

De dag daarop vernamen de concilievaders tot hun grote verbazing dat Joannes XXIII persoonlijk tussenbeide gekomen was : op advies van de kardinalen Bea en Léger had de Paus bevolen het schema in te trekken, ondanks de uitslag van de stemming. Hij had beslist dat het hele ontwerp herzien moest worden door een gemengde commissie bestaande uit leden van de Theologische commissie en van het Secretariaat voor de eenheid. Daarmee schoof hij het reglement gewoon terzijde.

De strijd was verloren voor de traditionalisten. « De niet-katholieke waarnemers waren zichtbaar enthousiast. Een bisschop die hen te vriend was, begaf zich naar hun tribune en riep hen een kameraadschappelijk en ironisch “ Leve de Paus ! ” toe. Het Concilie had, zonder het al op papier te zetten, een verandering tot stand gebracht die misschien wel één van de belangrijkste uit de leerstellige evolutie van de katholieke Kerk was : de keuze voor een “ pastorale ” leer... Een nieuw tijdperk brak aan » (Alberigo, Histoire du Concile Vatican II, 1959-1965, dl. 2, p. 319).

Pater Rouquette triomfeerde : « Men kan zeggen dat met de stemming van 20 november een einde komt aan het tijdperk van de Contrareformatie en dat voor de christenheid een nieuw tijdperk, met onvoorzienbare gevolgen, aanbreekt » (Études, jan. 1963, p. 104).

Deze zienswijze is volkomen fout. Sinds Jezus Christus het nieuwe en eeuwige Verbond ingesteld heeft, kan er geen sprake zijn van een “ nieuw tijdperk ”. De enige nieuwlichterij die Hijzelf en zijn apostelen aangekondigd hebben is die van de apostasie, de geloofsafval verwekt door de Antichrist, waarbij de mens de plaats van God zou innemen – tot verderf van de hele mensheid.

De dag na de beslissing van de Paus besloten Rahner, Küng en Schillebeeckx gezamenlijk tot de stichting van « Concilium », het progressief theologisch tijdschrift « in de geest van het Concilie ». Joseph Ratzinger, de jonge privé-theoloog van kardinaal Frings, sloot zich daarbij aan en werkte mee aan de eerste nummers van het blad.

De gemengde commissie Ottaviani-Bea, die een nieuw schema moest uitwerken, kwam niet tot eensgezindheid. De hervormingsgezinde meerderheid in de commissie (17 stemmen op 24), die probeerde haar « nieuwe theologie » door te drukken, botste met de minderheid van hardnekkige verdedigers van de traditionele leer. Pas in september 1964, bij de opening van de derde zitting, werd aan de concilievaders de tekst voorgelegd die uiteindelijk de constitutie Dei Verbum zou worden. Maar op dat verhaal komen we later terug.

Broeder Bruno van Jezus
Hij is verrezen ! nr. 31, januari-februari 2008, pp. 7-9