BETHSAÏDA 
HET DORP VAN DE APOSTELEN

De ruïnes van Bethsaïda. De plaats waarnaar men al eeuwen op zoek was, werd dankzij de intuïtie van pater Bargil Pixner, dominicaan en archeoloog, teruggevonden en sindsdien volledig blootgelegd.

DE VERVLOEKING VAN DE VISSERSDORPEN

OP een dag trok Jezus fel van leer tegen de dorpen die aan het meer van Tiberias lagen, omdat ze geen boete hadden gedaan : « Wee u, Chorazin, wee u, Bethsaïda ! Want zo in Tyrus en Sidon de wonderen waren gebeurd die in u zijn geschied, dan zouden ze al lang in zak en as boete hebben gedaan. Maar Ik zeg u : voor Tyrus en Sidon zal het dragelijker zijn op de oordeelsdag dan voor u. En gij, Ka­pharnaüm, zult ge tot de hemel worden verheven ? Tot in de hel zult ge zinken ! » (Mt 11, 21-23).

Bethsaïda was de geboorteplaats van de apostelen Simon Petrus en Andreas en de woonplaats van de apostel Philippus (Jo 1, 44 ; 12, 21). Het dorp was gelegen ten oosten van de Jordaan, op de plaats waar de rivier zich in het meer van Tiberias werpt. Het gebied was rijk aan slib en in het water kwam veel vis voor, vandaar de naam Beth-saïd, « huis van de visser » (te vergelijken met Beth-lehem, « huis van het brood »).

Het was vlakbij het dorp, op een « eenzame plaats » – waarmee onbewerkt weideland bedoeld wordt – dat Jezus een grote menigte voedde met vijf broden en twee vissen (Lc 9, 10-17). Sint-Jan vermeldt dat de Heer zich vlak voor het mirakel tot Philippus richtte : « Waar zullen we brood kopen zodat ze kunnen eten ? » (Jo 6, 5). De apostel uit Bethsaïda moet geweten hebben waar de bakkerijen waren !

Het was ook daar dat Jezus een blinde genas, na hem bij de hand uit Bethsaïda geleid te hebben (Mc 8, 22-26).

Ook de joodse historicus Flavius Josephus vermeldt Bethsaïda. Van hem weten we dat de viervorst Philippus, een zoon van Herodes de Grote, de plaats rond het jaar 30 van onze tijdrekening sterk opwaardeerde en de rang van polis (“ stad ”) schonk. Hij noemde de plaats Bethsaïda-Julias naar de machtige en invloedrijke moeder van keizer Tiberius, Livia Julia Augusta. Flavius Josephus stipt verder aan dat Bethsaïda een belangrijke rol speelde in de opstand tegen Rome die uitbrak in het jaar 66.

De voorspelling van Jezus kwam letterlijk uit, op een indrukwekkende manier : Chorazin, Bethsaïda en Kapharnaüm werden door de Romeinen met de grond gelijk gemaakt bij het begin van de Joodse Oorlog, in het jaar 67. De vernietiging van de geboorteplaats van Simon Petrus en Andreas gebeurde zo grondig dat men enkele decennia later zelfs geen herinnering meer had aan de precieze ligging van Bethsaïda...

OP TWEE KILOMETER VAN HET MEER ?

Pater Bargil Pixner (1921-2002)
Pater Bargil Pixner (1921-2002)

In 1985 kwam Bargil Pixner (1921-2002), een dominicaan afkomstig uit Zuid-Tirol, met een verrassende theorie. Pixner, die in het H. Land aankwam na de Zesdaagse Oorlog (1967), had zijn sporen als archeoloog al verdiend in de jaren 1970, toen hij de Esseense wijk van Jeruzalem ontdekte. De dominicaan ging op onderzoek naar de heuvel van et-Tell, gelegen op 2 km van de noordrand van het meer van Tiberias. Et-Tell betekent letterlijk « mond » en inderdaad ligt de heuvel niet ver van de monding van de Jordaan. De strategisch belangrijke plek was tot de Zesdaagse Oorlog in handen van Syrië en daardoor ontoegankelijk voor archeologen.

« Te midden van de patroonhulzen en de achtergelaten geweren », aldus Pixner, « kon ik scherven aardewerk verzamelen. De soldaten hadden die bovengewoeld toen ze hun loopgraven aanlegden » (Figaro Magazine, 21 december 1996). De scherven dateerden uit de Romeinse tijd, wat betekende dat zich op de heuvel een dorp of een stad moet bevonden hebben die bewoond was in de tijd van Christus. « En dat kon alleen maar Bethsaïda zijn ! » (ibid.).

Bargil Pixner sprak in verband met Galilea van de « evangelische driehoek », het gebied waarbinnen Jezus het grootste deel van zijn wonderen deed. Bethsaïda was één punt van die driehoek, Chorazin en Tabgha (de plaats van de zaligsprekingen) de twee andere ; Kapharnaüm was het middelpunt van de basis van de driehoek.

De stelling van de dominicaan werd op veel scepsis onthaald, vermits de heuvel op een aanzienlijke afstand van het meer ligt. Veel archeologen hielden het er op dat het kleine vissersdorpje el-Araj, dat vandaag aan de noordoever van het meer te vinden is, het Bethsaïda van het Nieuwe Testament was. Nochtans kan men zich ter plekke goed voorstellen dat de vruchtbare vallei waarboven de 30 meter hoge heuvel van et-Tell oprijst, vroeger een deel van het meer was.

Pixner onderstreepte inderdaad dat in het jaar 115 in Syrië een geweldige aardbeving plaats had, waardoor een deel van het meer gevuld werd met tonnen zand en stenen en de monding van de Jordaan naar het zuiden verschoof. De ruïnes van Bethsaïda, op de heuvel, kwamen twee kilometer van het meer te liggen.

Na de aardbeving stichtten vissers een kleine nederzetting aan de (nieuwe) rand van het meer. Ter herinnering aan de verdwenen plaats, waaraan het collectieve geheugen de herinnering bewaard had, noemden ze de nieuwe vestiging ook Bethsaïda. « De ruïnes van dat haventje, el-Araj, werden later door veel archeologen verward met het echte Bethsaïda », aldus pater Pixner. En hij voegde er vol bescheidenheid aan toe : « Ik ben blij tot het vaststellen van de waarheid bijgedragen te hebben » (ibid.).

Galilea en omstreken in de Romeinse periode. Op deze kaart lijkt Bethsaïda verder weg van het meer van Tiberias te liggen, maar in werkelijkheid lag het vissersdorp in de tijd van Jezus aan de oever. Dat veranderde toen een zware aardbeving in 115 n. Chr. een deel van het meer ter hoogte van de Jordaanmonding deed dichtslibben.

BEVESTIGING DOOR DE ARCHEOLOGIE

Pixner publiceerde zijn bevindingen in een artikel in het Biblical Archaeology Review nr. 48, november-december 1985.

Twee jaar later begon Rami Arav van het Golan Research Institute en de universiteit van Haïfa met opgravingen op et-Tell. Hij werd daarin bijgestaan door een multidisciplinair team van Israëlische, Amerikaanse, Duitse en Koreaanse onderzoekers. Arav vond overblijfselen terug uit de hellenistische en vroege Romeinse periode die volgens hem voldoende bewijzen leverden dat de dominicaan gelijk had :

« Verschillende ontdekkingen bevestigen op verbazende wijze de geschiedkundige realiteit van de Evangelies. In het centrale deel van het plateau (zone B) legden we een gebouw bloot met een grote geplaveide binnenkoer omgeven door kamers, daterend uit de eerste eeuwen voor en na Christus. Zonder enige twijfel werd dit gebouw bezocht door vissers : we vonden een ijzeren vishaak, een bronzen naald van 15 cm lang om netten en zeilen te herstellen, nieuwe en gebruikte loden gewichten om de visnetten in het water te doen zakken, een basalten ballast voor een vislijn. Een absoluut uniek stuk is een visserszegel in klei met de voorstelling van een boot bij een grote rietbos met brede bladeren, zoals men er vandaag nog ziet in de delta van de Jordaan ; in de boot lijkt een gestileerde figuur een net uit te werpen » (Revue biblique nr. 100/3, 1993, pp. 422-423).

Later werd in dat « huis van de visser » nog een heel bijzonder voorwerp gevonden : een Romeinse sleutel uit de eerste eeuw. De sleutel van Petrus ? Pater Pixner sprak gevat over « de sleutel van het eerste Vaticaan » !

Arav bleef voorzichtig in zijn interpretatie : « Het zou een plein omgeven door winkeltjes kunnen zijn, of de gebouwen van een soort van coöperatieve van vissers, of nog de grote “ insula ” [wooncomplex aan vier kanten omgeven door straten, zodat het een “ eiland ” vormt – nvdr] van een familie van vissers zoals de Zebedeï », vader Zebedeüs en zijn zonen Jacobus en Johannes, de apostelen (ibid.).

De overblijfselen van het « huis van de visser » in Bethsaïda, waar archeologen allerlei voorwerpen terugvonden die te maken hebben met de visvangst. Misschien woonden Simon Petrus en zijn broer Andreas hier, of Jacobus en Johannes met hun vader Zebedeüs...

De joodse archeoloog was geestdriftig over zijn opgravingsproject. « Het is de eerste keer dat we de kans hebben te werken op een site die rechtstreeks verbonden is met Jezus. De meeste andere steden, zoals Nazareth en Kapharnaüm, werden herbouwd na de eerste eeuw. Bethsaïda daarentegen verschijnt ons in al zijn oorspronkelijkheid. De plaats werd na de tijd van Christus volledig verlaten. Wij werken dus op een volkomen ongerepte plek » (ibid.).

Arav voegt er aan toe dat het maagdelijk terrein « een zegen voor de archeologen » is. Die uitspraak mag ons echter niet de vervloeking van Christus doen vergeten, die de bestraffing aankondigde van de ongelovige generatie die Hem verworpen had : « Dan zullen er twee mannen zijn op de akker : de een wordt opgenomen, de ander achtergelaten ; twee vrouwen zullen aan het malen zijn : de ene wordt opgenomen, de andere achtergelaten » (Mt 24, 41).

De onderzoekers hebben de juistheid van het woord van Jezus op een treffende wijze kunnen verifiëren op de site van Bethsaïda, die enkele decennia na zijn Hemelvaart plots verlaten werd, overeenkomstig zijn profetie. Tijdens de opgravingen kwamen twee grote stenen van basalt tevoorschijn ; ze lagen boven elkaar en dienden om graan te malen. « Elizabeth McNamer legde uit wat er gebeurde na die vondst : “ Eén van mijn studenten probeerde tegen de bovenste steen te duwen, maar dat lukte niet. Toen vroeg ik aan een tweede studente om haar te helpen. Jezus had gezegd : Twee vrouwen zullen aan het malen zijn, en inderdaad moet men met zijn tweeën zijn voor die taak ” » (C. P. Thiede en M. d’Ancona, The Jesus Papyrus, Londen, 1996).

EEN KRUIK MET EEN KRUIS

In 1989 erkende de Israëlische regering et-Tell als de officiële locatie van Bethsaïda. De opgravingen gingen verder en leverden in 1994 een uiterst merkwaardige vondst op.

Er werd een huis met een kelder ontdekt, en in die kelder enkele wijnkruiken. Ten noorden ervan, in een van de kamers die uitgaven op de reeds vermelde binnenkoer, vond de vrouw van archeoloog Fred Stickert een scherf aardewerk met een kruis er op. « De nogal ruwe en onperfecte kruisinscriptie meet 11 op 14 cm, maar de top is afgebroken. Het gaat om een centrale cirkel met vier zich naar buiten uitstrekkende armen ; elke arm bestaat uit twee parallelle lijnen die met elkaar verbonden zijn. Vanuit de onderste arm lopen minder zichtbare lijnen verder door, wat het geheel eerder de aanblik van een “ Latijns ” dan van een “ Grieks ” kruis geeft [een Grieks kruis heeft 4 gelijke armen – nvdr] » (F. Stickert, Bethsaida. Home of the Apostles, Collegeville, 1998, p. 149).

De archeoloog liet de scherf onderzoeken door specialisten, die hem bevestigden dat het kruis aangebracht was op de klei vóór het bakproces. De tekening werd dus met een duidelijke intentie gemaakt : de kruik met het kruis had een welbepaalde functie.

De scherf was allicht afkomstig van een bewaarkruik, van een type dat algemeen in gebruik was tussen 100 v. Chr. en 70 n. Chr. Vermits het fragment ter plekke gevonden werd, in de nabijheid van de wijnkelder waar enkele kruiken ongeschonden bleven, mogen we veronderstellen dat de persoon die het kruis tekende dat deed vóór het jaar 67, het jaar waarin de Romeinen Bethsaïda verwoestten. Maar waarom tekende hij een kruis op een kruik ? « Misschien omdat het om een heel bijzondere kruik ging, gebruikt voor de wijn die moest dienen voor de Eucharistie, de Heilige Communie » (Bargil Pixner, Wege des Messias und Stätten der Urkirche, Giessen/Basel, 3de uitgave 1996, p. 423). In elk geval gaat het om de oudste afbeelding van het Kruis van Christus die wij kennen (in het Italiaanse Herculaneum werd ook een getekend Kruis aangetroffen, dat dateert uit de periode vóór de uitbarsting van de Vesuvius in 79).

De conclusie ligt voor de hand : in het dorp van de apostelen Simon Petrus, Andreas en Philippus, op de heuvel van et-Tell, leefde kort na de dood en de Verrijzenis van Jezus een christelijke gemeente, waar men « bleef volharden in de leer van de apostelen en de onderlinge gemeenschap, in het breken des broods en in het gebed » (Hd 2, 42), tot aan het uitbreken van de Joodse oorlog en de daaropvolgende verwoesting van Palestina en de heilige stad Jeruzalem.

broeder Bruno van Jezus-Maria & redactie KCR
Hij is verrezen ! nr. 90, november-december 2017