Wanneer een Toeareg Jezus ontmoet...

Moussa Diabate, een radicale moslim uit Mali, had gekozen voor de weg van de jihad, maar werd bekeerd door een ontmoeting met een christen die hij wou vermoorden. Hieronder volgt het getuigenis dat Moussa op 27 november 2018 gaf in de Franse stad Troyes op uitnodiging van Kerk in Nood.

«HET licht van de dag liet mij toe de Koran te lezen, de nacht verplichtte me ertoe mijn geheugen te oefenen. Toen ik zes jaar was, kende ik de heilige teksten uit het hoofd...

« Het was Allah die onze kudden leidde in mijn geboortestreek, in het noorden van Mali, en ik was in zijn hand – ik, Moussa, de oudste zoon van een belangrijk persoon, een zeer gerespecteerde imam die een doorslaggevende rol speelde in onze gemeenschap van enkele honderden Toeareg. Samen doorkruisten wij ons land zoals ons volk dat al eeuwenlang doet. Dat ik op een dag mijn vader zou opvolgen stond evenzeer vast als dat wij onze weg zouden vinden doorheen de Sahel.

DOOD AAN DE AFVALLIGE !

« In dat onveranderlijk universum verspreidde zich plots van tent tot tent een verschrikkelijk bericht : een van de onzen, Alou, had God verraden. Hij had zich aangesloten bij de christenen ! Ik kende hem vaag, hoewel hij niet bij mijn kamp hoorde. Het nieuws van zijn verraad was door zijn eigen familie bekendgemaakt, met het luid en duidelijk geformuleerde verzoek aan elke goede moslim om de wereld te verlossen van deze afvallige... Die geschiedenis woog op mij en kwam mij regelmatig terug voor de geest. Het ordelijk verloop van de vijf gebeden die ik als trouwe moslim opzegde, werd erdoor verstoord.

« Ik was zestien jaar. Het was vier uur in de ochtend, het uur van het eerste gebed, en wij waren bijeen met onze gelijken om God te eren. Zijn aanwezigheid was even vanzelfsprekend als die van de sterren aan de hemel. Tegenover de majesteit van de schepping was het verraad van Alou voor mij als een kaakslag. Het was als een vlek midden in de goddelijke pracht. Ik maakte het voornemen om die vlek weg te vegen. Ik zou de weg van de jihad inslaan en de afvallige naar de hel sturen.

« Het was een zaak tussen Allah en mij. Ik ben in mijn eentje vertrokken, diezelfde ochtend nog, met het pistool dat ik voor mezelf gekocht had toen ik veertien was. Ik trok naar de stad, want ik wist dat ik Alou daar zou vinden. Ik moest 400 km afleggen en ik deed dat te voet : voor de Toeareg zijn vervoersmiddelen en kamelen iets voor kinderen en oude mensen.

« Bij mijn aankomst in de stad [Bamako] moest ik voor de eerste keer de bus nemen om het huis van mijn oom te vinden, want ik kon me niet oriënteren in de stedelijke omgeving. Ik leefde bij hem en ging naar school, terwijl ik ondertussen inlichtingen inwon om de afvallige te vinden.

« Tenslotte vond ik Alou, die ook studeerde. Ik wachtte hem op aan de uitgang van zijn school. Hij groette me en liet toe dat ik hem meenam naar een afgezonderd plekje. Hij zei : “ Ik weet wat je wil doen. Je wil me dwingen de shahada (islamitische geloofsbelijdenis) uit te spreken en als ik dat niet doe ga je me doden. ” Ik had mijn pistool zelfs nog niet tevoorschijn gehaald. Hij ging verder : “ Me doden is het beste wat je voor mij kan doen. Je zal me bevestigen in mijn geloof. ” Ik had het gevoelen in een val getrapt te zijn. Hij zei nog : “ Voor je het doet, wil ik dat je weet dat er Iemand is die van je houdt : Issa. ”

« Ik kende Issa, Jezus in het Arabisch, een groot profeet uit de Koran, maar Alou sprak in heel vreemde bewoordingen over hem. Zijn Issa gaf zijn leven voor ons, als een martelaar. Zijn uitleg deed me perplex staan en hij zag het. Tenslotte zei hij me : “ Luister, denk er over na en kom me terug opzoeken. ”

VERWORPEN DOOR ZIJN EIGEN FAMILIE

« Terug bij mijn oom leefde ik in twijfel. Ik hield op met te preken, ik naar wie men zo graag luisterde in de moskee omdat ik de zoon van een belangrijk persoon was. Ik verwaarloosde mijn gebed. Mijn oom vroeg me wat er aan de hand was. Ik antwoordde hem dat ik niet meer in God geloofde, waarop hij een verschrikkelijke woedeaanval kreeg : “ Omdat je dezelfde naam draagt als mijn vader zal ik je niet vermoorden. Verlaat onmiddellijk mijn huis ! Ik zal aan je familie vertellen dat je christen geworden bent ! ”

« Ik heb de terugweg aangevat en uiteindelijk bereikte ik opnieuw mijn familie, na van kamp tot kamp getrokken te zijn. Tegen de avond bracht men een groot vuur in gereedheid. Daar was ik blij om, want een vuur was synoniem voor een feest. Maar ik merkte al vlug dat daar geen sprake van was. Mijn ouders, ooms, grootouders en in het totaal tweehonderd personen gingen in een grote kring rond mij staan. Grootvader nam het woord :

“ Is het waar dat je de godsdienst van de blanken omarmd hebt ? ”

“ Nee, ik geloof niet meer in God, dat is alles. ”

“ Spreek de shahada uit ! ”

“ Nee, ik geloof niet meer ! ”

« De mannen grepen mij vast, kleedden mij uit en bonden mij vast aan een boom. Ik draag nog de afdruk van de boeien op mijn polsen. Gedurende vijf dagen moest ik zo blijven staan, in de koude van de nacht. In de vroege ochtend van de zesde dag sneed een neef mijn boeien door en gaf me een broek. Hij zei me : “ Ze gaan je doden, vlucht weg ! Maar ga niet langs de kampen van de Toeareg. ” Ik ben vertrokken en zocht onderdak bij de Peul [een nomadenvolk in de Sahel]. Daarna keerde ik terug naar de school in de stad. Ik sliep op een bank en at in de kantine.

MYSTERIEUZE WELDOENERS

« Op de school ontving ik op onverklaarbare wijze brieven. Ze bevatten documenten van de organisatie Kerk in Nood die me het lijden van christenen over heel de wereld deden kennen. Het greep me aan omdat hun lijden op dat van mij geleek. In die periode, nog voor ik toegang had tot het Evangelie, heb ik Jezus ontmoet die voor ons lijdt.

« Op een dag stopte er een mooie auto vlak naast mij. Een blanke vrouw die ik niet kende, sprak me aan : “ Kom met ons mee, uw familie heeft u gevonden en gaat u vermoorden. ” Ik ben ingestapt in de auto die me naar de Zwitserse ambassade in Mali bracht.

« De ambassadrice heeft mij persoonlijk een diplomatiek paspoort bezorgd om uit mijn land te kunnen vluchten. In Zwitserland werd ik ongelooflijk goed ontvangen. Ik ontdekte er een Kerk die bad voor de vervolgde christenen en zich voor hen inspande. Ik heb me bij die Kerk aangesloten en werd gedoopt. Van zodra ik kon, ben ik onder een andere naam teruggekeerd naar Mali om op mijn beurt missionaris te worden, zoals zij die mij in het geheim en in de allergrootste discretie geholpen hebben toen ik zelf in de problemen zat.

« Mijn leven behoorde me niet meer toe. Ik kon elk ogenblik gedood worden, daarom heb ik besloten om niet te trouwen : ik wil geen weduwe en wezen achterlaten. In Mali heb ik gewerkt als opvoeder. Mijn eerste salaris heb ik naar mijn ouders opgestuurd, zoals het gebruik is bij de Toeareg. Maar het geld is teruggekomen. Mijn moeder heeft me geschreven dat ik dood ben voor hen. Dat was voor mij een verschrikkelijke vorm van lijden, waaronder ik nog altijd gebukt ga. Elke avond bid ik voor hen en elke avond schenk ik hen vergiffenis, al vijfentwintig jaar lang. »

* * *

Hoe anders zouden wij tegen het probleem van de immigratie aankijken als de Kerk zich opnieuw zou toeleggen op de bekering van de vreemdelingen, die dan onze broeders in het geloof zouden worden !

redactie KCR Hij is verrezen ! nr. 97, januari-februari 2019

KARDINAAL ZEN GEEFT DE STRIJD NIET OP

OP 22 september 2018 sloten Beijing en de H. Stoel een « historisch akkoord » dat een einde zou moeten maken aan het bestaan van twee Kerken in China, de patriottische en de ondergrondse. « Voor de eerste keer sinds vele decennia zijn alle Chinese bisschoppen in gemeenschap met de bisschop van Rome », juichte kardinaal-staatssecretaris Parolin.

De emeritus aartsbisschop van Hongkong, kardinaal Joseph Zen Ze-Kiun, denkt daar helemaal anders over. Hij publiceerde een boek in het Italiaans waarvan de titel in vertaling luidt : Uit liefde voor mijn volk zal ik niet zwijgen. « De ondergrondse Kerk lijdt al vele tientallen jaren lang, maar nu zal zij moeten lijden in haar geloof. Men vraagt haar om zich bij de verraders te voegen : dat betekent geestelijk lijden. » En verder : « Van nu af aan is het niet meer de communistische Partij die de gelovigen doet lijden, maar het akkoord », het pact dat de paus gesloten heeft met de demonen die over hen heersen.

De H. Vader verzekert dat hij het laatste woord zal hebben in de benoeming van de bisschoppen, maar dat is volgens kardinaal Zen zelfbedrog : « Welk laatste woord ? De Chinese regering zal de kandidaten kiezen. Een kandidaat van de regering kan nooit een goede keuze zijn : de machthebbers kiezen iemand alleen maar uit voor het vertrouwen dat zij in hem kunnen stellen, ze weten helemaal niet wat een goede bisschop is. » De emeritus aartsbisschop herinnert aan de zeven bisschoppen die in januari vorig jaar door Beijing benoemd werden zonder toestemming van Rome. Paus Franciscus kondigt nu aan dat zij door Rome gevalideerd zijn, ondanks het feit dat drie van hen geëxcommuniceerd waren (twee leven zelfs in concubinaat !). « Hoe kan men zeggen : het zijn herders, jullie moeten aan die personen gehoorzamen ? »

Het agentschap Asia News stelt vast dat de verwoesting van kerken door de Chinese overheid ondanks de ondertekening van het akkoord gewoon doorgaat en zelfs nog versneld wordt. Zo werden twee mariale heiligdommen, in de provincies Shanxi en Guizhou, met de grond gelijk gemaakt.

Kardinaal Zen maakt zich ook ongerust over het lot van de huidige dertig clandestiene bisschoppen. Een van hen, Mgr. Shao Zhumin, bisschop van Wenzhou, werd amper twee weken na de ondertekening van het akkoord opgepakt. Het gebeurt geregeld in China dat Romegetrouwe bisschoppen een tijdlang in hechtenis worden genomen, om hun gelovigen te intimideren, maar de ondergrondse katholieken hadden verwacht dat het pact een einde aan die praktijken zou maken...

Moeten de clandestiene bisschoppen nu toetreden tot de officiële organisatie ? Het dilemma is groot : « De H. Vader volgen en het geloof verraden ? Het geloof bewaren en de H. Vader bestrijden ? »

Dat was precies ook « de grote kwestie », de grote foltering waarmee abbé de Nantes zijn hele leven lang geconfronteerd werd. Het is de eerste keer dat ze op identieke wijze geformuleerd wordt door een kardinaal...

broeder Bruno van Jezus-Maria