De Rwandese genocide: waarheid en leugen

Eén van de donkerste bladzijden uit de geschiedenis van de 20ste eeuw : de Rwandese volkerenmoord. Wie was er verantwoordelijk voor ?
Eén van de donkerste bladzijden uit de geschiedenis van de 20ste eeuw :
de Rwandese volkerenmoord. Wie was er verantwoordelijk voor ?

Vijfentwintig jaar geleden brak in het voormalige Belgische mandaatgebied Rwanda een volkerenmoord uit die het leven kostte aan naar schatting één miljoen zwarten, zowel Tutsi’s als Hutu’s. De vredesmacht van de Verenigde Naties, die ter plekke was om toe te zien op de uitvoering van de akkoorden van Arusha die kort tevoren tussen regering en oppositie gesloten waren, nam de verkeerde beslissingen. Tien Waalse blauwhelmen werden gelyncht. Heel veel vragen blijven tot op vandaag onbeantwoord. Dit artikel ontkracht de officiële versie van de feiten en werpt een heel ander licht op de rol van Paul Kagame, de huidige president van Rwanda.

OP 6 april 1994 keerde president Juvénal Habya­-rimana van Rwanda terug van een bezoek aan een regionale conferentie in Dar-es-Salaam (Tanzania). Toen zijn vliegtuig aanstalten maakte om te landen in de hoofdstad Kigali, rond halfnegen in de avond, werd het vanaf de grond neergehaald door twee luchtdoelraketten. De president kwam om samen met alle inzittenden, onder wie de stafchef van de Rwandese strijdkrachten en het hoofd van het militair kabinet van Habyarimana. Van het ene moment op het andere zat het land zonder leiding.

De officiële versie van wat nadien gebeurde, luidt dat de “ extremistische ” Hutu’s die de aanslag uitgevoerd hadden nog diezelfde avond een staatsgreep pleegden en het startsein gaven voor de reeds lang beraamde uitroeiing van de Tutsibevolking én van de “ gematigde ” Hutu’s in Rwanda. Bij die genocide, die duurde van 7 april tot half juli 1994, kwamen naar schatting één miljoen mensen om. Nog altijd volgens de officiële lezing werd de volkerenmoord gestopt door de inval van het Rwandees Patriottisch Front, een gewapende beweging van Tutsirebellen onder leiding van Paul Kagame, die de macht greep en sindsdien president van Rwanda is.

De grote vraag is of deze versie van de feiten overeenstemt met de waarheid. Vooraleer we daar dieper op ingaan, moeten we eerst kort de geschiedenis van Rwanda schetsen.

EEN HISTORISCHE TERUGBLIK

President Juvénal Habyarimana
tijdens een bezoek aan de VS in 1980.

Het land wordt vanouds bewoond door twee etnieën, de Tutsi’s en de Hutu’s. De Tutsi’s (10 tot 15 % van de bevolking) vormden een aristocratische klasse die eeuwenlang het gezag uitoefende. De Hutu’s, de overgrote meerderheid, waren landbouwers die aan de Tutsi’s onderworpen waren en herendiensten voor hen moesten verrichten.

Toen de Belgen Ruanda-Urundi na de Eerste Wereldoorlog als mandaatgebied erfden, steunden zij hun gezag op de traditionele Tutsi-elite. In 1934-1935 werd een volkstelling georganiseerd en kreeg elke Rwandees een soort van raciale identiteitskaart met de vermelding Tutsi of Hutu (of Twa, een pygmeeënvolk).

In de jaren vijftig verspreidde het virus van de democratie zich ook in Rwanda, waarbij een aantal “ progressieve ” Belgische missionarissen jammer genoeg een grote verantwoordelijkheid droegen. Zij brachten de Hutu’s het hoofd op hol zodat die het gezag opeisten : zij vormden immers de meerderheid ! In 1959 brak een bloedige opstand uit tegen het regime van mwami (koning) Kigeli V, een Tutsi. Het jaar daarop organiseerden de Belgen onder druk van de VN verkiezingen, die uiteraard gewonnen werden door de Hutu’s ; Kigeli V moest in ballingschap gaan en samen met hem verhuisden zo’n tweehonderdduizend Tutsi’s naar Oeganda. Een volksraadpleging (september 1961) gaf aan dat de Hutumeerderheid de monarchie afgeschaft wou zien. En toen Rwanda op 1 juli 1962 effectief onafhankelijk werd onder een Hutupresident, brak opnieuw een moorddadige vervolging uit tegen de nog in het land verblijvende Tutsi’s.

De republiek kon het raciaal geweld niet stoppen, waardoor Rwanda langzaam maar zeker naar de afgrond gleed, tot Juvénal Habyarimana, de stafchef van het leger en zelf ook een Hutu, in 1973 een staatsgreep pleegde. Hij vormde het land om tot een eenpartijstaat en zorgde voor stabiliteit en rust. De Tutsiminderheid kon zich veilig voelen, maar de nieuwe leider stond niet toe dat de ca. 1 miljoen Tutsivluchtelingen terugkeerden naar Rwanda.

Paul Kagame in 1994, na de overwinning van de Tutsi-rebellen.
Paul Kagame in 1994,
na de overwinning van de Tutsi-rebellen.

Het Rwandees Patriottisch Front dat de Tutsi Paul Kagame in die tijd oprichtte, stelde zich tot doel Habyarimana en zijn Hutubewind ten val te brengen. Het RPF viel in oktober 1990 vanuit Oeganda Rwanda binnen. De oorlogssituatie werd door de Verenigde Naties aangegrepen om de Hutuleider te verplichten tot democratisering en vredesbesprekingen met zijn vijanden. Zo kwamen de akkoorden van Arusha tot stand : Habyarimana liet een veelvoud aan politieke partijen toe en aanvaardde in april 1992 een coalitieregering die geleid werd door zijn politieke tegenstrevers onder de Hutu’s. De “ internationale gemeenschap ”, die zoals gewoonlijk meer sympathie had voor de rebellen dan voor het gevestigd gezag, was tevreden met de evolutie. Maar dan werd plots op 6 april 1994 het presidentieel vliegtuig uit de lucht geschoten...

Bernard Lugan, hoogleraar, Afrikaspecialist en uitgever van het digitale tijdschrift L’Afrique réelle, publiceerde in 2014 een kritisch boek over de volkerenmoord : Rwanda, un génocide en questions (éd. du Rocher). Daarin trekt hij de officiële interpretatie van de gebeurtenissen, zoals die vastgelegd werd door de huidige machthebbers in Kigali, in twijfel. Hij baseert zich daarvoor op wat aan het licht kwam tijdens het International Criminal Tribunal for Rwanda (ICTR), de rechtbank ingesteld door de Veiligheidsraad van de VN om de verantwoordelijken voor de genocide ter verantwoording te roepen.

Het ICTR stelde tussen 1995 en 2014 in het totaal 93 personen in staat van beschuldiging en sprak 62 veroordelingen uit. Lugan was als expert aan het tribunaal verbonden en had toegang tot alle archieven. In de inleiding op zijn boek schrijft hij onomwonden : « Het is aan het afbouwen van de officiële geschiedenis, die nu totaal verouderd is, dat dit boek is gewijd » (p. 6).

HOE WERD DE OFFICIËLE GESCHIEDENIS VAN DE GENOCIDE GESCHREVEN ?

In de nacht die volgde op het neerschieten van het presidentieel vliegtuig verbrak het Rwandees Patriottisch Front (de Tutsirebellen) eenzijdig het staakt-het-vuren dat van kracht was en begon vanuit het noorden, gedekt door de Oegandese grens, aan de verovering van Rwanda.

De verovering van Rwanda door het Tutsirebellenleger van Kagame ( 7 april tot 18 juli 1994 ). Rood : de zone die de rebellen al controleerden vóór 7 april. Groen : de laatste gebieden in handen van het regeringsleger, eind juni. Blauw : humanitaire zone gecontroleerd door het Franse leger.
De verovering van Rwanda door het Tutsirebellenleger van Kagame ( 7 april tot 18 juli 1994 ).
Rood : de zone die de rebellen al controleerden vóór 7 april. Groen : de laatste gebieden in handen van het regeringsleger, eind juni. Blauw : humanitaire zone gecontroleerd door het Franse leger.

Amadou Dème, oud-inlichtingenofficier van de VN-missie voor Rwanda, getuigde voor de rechtbank : « De snelle ontplooiing van het RPF in de omgeving van Kigali [waar de rebellen sinds de akkoorden van Arusha een kazerne bezaten] en de bewegingsvrijheid van zijn troepen om te infiltreren, de gedemilitariseerde zone [in het noorden van het land] onder de voet te lopen en Kigali te naderen, leveren het bewijs dat de strijdkrachten van de regering volledig verrast waren door de gebeurtenissen. Het RPF had alles gepland en stond sinds lang klaar om de oorlog te hervatten. »

De uitschakeling van de president werd dus ogenblikkelijk gevolgd door een zorgvuldig gecoördineerd militair offensief door de Tutsi’s van Kagame, waarvan het oprukken vergemakkelijkt werd door een soort van “ vijfde kolonne ” die opereerde vanuit een kazerne vlakbij de hoofdstad.

Vandaag weten we met zekerheid dat dit offensief inderdaad al verschillende weken vooraf georganiseerd was en dat het rebellenleger slechts op een signaal wachtte om in actie te komen. De moord op Habyarimana was dat signaal.

Op 7 april in de ochtend vielen de RPF-­troepen vanuit de kazerne bij Kigali het kamp van de presidentiële garde aan en begonnen loopgraven aan te leggen langs de weg naar het vliegveld. Verschillende hoogwaardigheidsbekleders van het Huturegime zochten een veilig onderkomen in de buitenlandse ambassades. De dag daarop al maakten de Tutsirebellen uit het noorden aansluiting met hun strijdmakkers in de kazerne bij de hoofdstad. Het regeringsleger moest zich terugplooien bij gebrek aan wapens en munitie. Frankrijk en België evacueerden hun landgenoten en lieten de zwarten aan hun noodlot over...

Want ondertussen waren slachtpartijen op grote schaal uitgebroken : de Hutu’s en de Tutsi’s maakten elkaar af. De genocide op de Tutsi’s maakte volgens Rwandaspecialist Filip Reyntjens, emeritus hoogleraar aan de Universiteit Antwerpen, 600.000 slachtoffers ; hij schat dat er ook 500.000 Hutu’s omkwamen.

Op 4 juli had het Tutsileger de hoofdstad volledig in handen. Generaal Kagame eiste op 18 juli de eindoverwinning op en verklaarde dat de oorlog voorbij was. De overwinnaars, die zichzelf bevrijders noemden, legden vervolgens hun versie van de feiten op : “ extremistische ” Hutu’s hadden hun eigen president vermoord, een staatsgreep gepleegd en de al lang geprogrammeerde uitmoording van de Tutsi’s én de “ gematigde ” Hutu’s in gang gezet.

Die visie werd door het regime van Paul Kagame gebetonneerd als de Waarheid. Ze mocht niet in vraag worden gesteld, want het nieuwe Tutsibewind kon zijn legitimiteit alleen maar halen uit het feit dat het een eind had gemaakt aan de genocide. De verhoren voor het Rwandatribunaal van de VN hebben die “ waarheid ” echter onderuitgehaald.

WAS DE VOLKERENMOORD IN RWANDA GEPROGRAMMEERD ?

De stelling dat de genocide maanden of zelfs jaren van tevoren gepland was, houdt geen steek in het licht van de processen die voor het Rwandatribunaal gevoerd werden.

Een van de hoofdbeklaagden was kolonel Bagosora, die ervan beschuldigd werd het “ brein van de genocide ” geweest te zijn. Het zgn. proces van de militairen groepeerde vier hoge legerverantwoordelijken van het regime van Habyarimana ; de procureur wilde, volgens de wens van de nieuwe gezagsdragers in Kigali (Kagame), aantonen dat het ganse leger betrokken was in het beramen van de volkerenmoord. Na een proces dat 409 dagen in beslag nam en waarbij 242 getuigen gehoord werden, was het hof echter verplicht de kolonel vrij te spreken van het op het getouw zetten van een genocide. De aanklager kreeg te horen dat zijn stelling « niet ondersteund werd door getuigenissen die voldoende betrouwbaar waren. » Bovendien verwierpen de rechters de thesis dat er vooraf lijsten van te elimineren Tutsi’s waren opgesteld.

Niettemin werd Bagosora tot levenslang veroordeeld, wat in beroep werd teruggeschroefd tot 35 jaar... De motivatie was dat hij weliswaar geen genocide opgezet had, maar als hiërarchisch verantwoordelijke wel aansprakelijk was voor de militairen die zich aan moordpartijen hadden schuldig gemaakt. Een vreemde redenering, vermits de kolonel in 1994 op pensioen was en nog enkel de burgerlijke functie van kabinetsdirecteur op het ministerie van Defensie vervulde ! De diepere reden was dat het tribunaal het zich niet kon permitteren de “ sterbeklaagde ” vrij te spreken zonder een zwaar diplomatiek incident met de nieuwe machthebbers in Kigali te veroorzaken. De rechters « wilden in geen geval de machtige vrienden van generaal Kagame verontrusten, namelijk de VS en Groot-Brittannië, die permanente leden waren van de Veiligheidsraad – het hoogste gezag over het tribunaal – en die al lang aanstuurden op de sluiting van de rechtbank, uit schrik dat op een dag leden van het Rwandees Patriottisch Front terecht zouden moeten staan » (Lugan p. 37).

Ook tegen geen enkele van de andere beklaagden werd de beschuldiging van het plannen van een volkerenmoord weerhouden. Generaal Kabiligi, hoofd van de militaire operaties, werd volledig vrijgesproken en onmiddellijk in vrijheid gesteld. Luitenant-­kolonel Nsengiyumva, commandant van de militaire sector van de stad Gisenyi, werd veroordeeld tot een straf gelijk aan de tijd die hij al in de gevangenis had doorgebracht en dus ook op vrije voeten gesteld. Conclusie : geen betrokkenheid van de legertop in het programmeren van de uitroeiing... en geen bewijzen voor zo’n programmatie tout court !

Als de volkerenmoord niet vooraf opgezet was en niet geprogrammeerd, betekent dit dat zij “ spontaan ” uitbrak. De gebeurtenis die de moordende waanzin uitlokte, was natuurlijk de moord op president Habyarimana die onmiddellijk gevolgd werd door het offensief van de Tutsirebellen vanuit Oeganda. Voor de overgrote meerderheid van de Hutu’s was het duidelijk dat het Rwandees Patriottisch Front “ hun ” president geliquideerd had, waarop zij in blinde haat naar hun machetes grepen en zich op de Tutsi’s in Rwanda stortten...

WIE VERMOORDDE PRESIDENT HABYARIMANA ?

Officieel is deze kwestie zonder antwoord gebleven. Maar er zijn gegevens genoeg voorhanden om met grote zekerheid de moordenaars aan te wijzen.

Over de aard van het moordwapen bestaat geen twijfel : twee luchtdoelraketten van Sovjetmakelij.

Generaal Romeo Dallaire bij zijn aanstelling tot commandant van UNAMIR, de bijzondere missie van de Verenigde Naties voor Rwanda, in 1993.
Generaal Romeo Dallaire bij zijn aanstelling tot commandant van UNAMIR, de bijzondere missie van de Verenigde Naties voor Rwanda, in 1993.

We spraken al over de akkoorden van Arusha die in 1992 een einde moesten maken aan de oorlog tussen Habyarimana en de Tutsirebellen van Kagame. De VN benoemden in 1993 de Canadese generaal Roméo Dallaire tot commandant van UNAMIR, de missie die moest toezien op de correcte uitvoering van de overeenkomst. Dallaire begon met een inspectie van het militair materieel van beide kampen en schreef daar een rapport over. Wat de regeringstroepen betreft, maakt hij in de inventaris nergens gewag van luchtdoelraketten. Over het Rwandees Patriottisch Front daarentegen noteert hij dat het wél dergelijke tuigen bezat en dat ze uit de Sovjetunie afkomstig waren. Hij bevestigde deze gegevens op het Rwandatribunaal.

Ook Luc Marchal, commandant van het Belgisch contingent van UNAMIR, verklaarde in 2006 onder ede dat het leger van Habyarimana geen luchtdoelraketten bezat.

Anderzijds bewees de Franse onderzoeksrechter Jean-Louis Bruguière (die ingeschakeld werd door de familieleden van de omgekomen Fransen aan boord van het presidentiële vliegtuig) dat de fatale Sovjetraketten deel uitmaakten van een lot van 40 raketten type SA-16 Gimlet die enkele jaren tevoren aan het Oegandese leger geleverd waren. De Fransman ondertekende in 2006 verschillende internationale aanhoudingsmandaten tegen invloedrijke intimi van Kagame en beval de Rwandarechtbank aan om de Tutsipresident in staat van beschuldiging te stellen wegens de moord op zijn voorganger. Het internationaal tribunaal reageerde daar niet op. Sterker nog, Carla Del Ponte, hoofdaanklager tussen 1999 en 2003, wees het hele dossier van de hand : « Als het tribunaal zich niet bezighoudt met de aanslag, dan is dat omdat het daarover geen jurisdictie heeft. » De genocide onderzoeken zonder dat het sleutelmoment van de moord op Habyarimana ter sprake mag komen ? Zeer vreemd...

Vermelden we nog dat Théogène Rudasingwa, van 1996 tot 1999 ambassadeur van Rwanda bij de VN, in 2012 publiek verklaarde dat Kagame opdracht tot de moord had gegeven. Op 24 oktober 2013 formuleerde hij een uitdaging : « Ik nodig president Paul Kagame uit om zich samen met mij te onderwerpen aan een leugen­detector, onder internationaal toezicht, over de kwestie wie het vliegtuig van president Habyarimana heeft neergehaald. »

WIE WAREN DE “ GEMATIGDE ” HUTU’S ?

Altijd opnieuw leest men dat tijdens de genocide niet alleen Tutsi’s, maar ook “ gematigde ” Hutu’s werden omgebracht door “ extremistische ” Hutu’s. Op basis van zijn onderzoeken in het kader van het Rwandatribunaal is Bernard Lugan echter heel formeel : « De etnisch-politieke categorie van “ gematigde Hutu’s ” heeft niet alleen nooit bestaan, maar dekt ook geen inhoud » (p. 86).

Memoriaal van Ntarama (district Kigali), ingericht in een deel van de plaatselijke katholieke kerk. Vijfduizend mensen werden op deze plek afgeslacht op 15 april 1994.
Memoriaal van Ntarama (district Kigali), ingericht in een deel van de plaatselijke katholieke kerk. Vijfduizend mensen werden op deze plek afgeslacht op 15 april 1994.

Er bestond zeker al eeuwenlang verdeeldheid onder de Hutubevolking : die van het noorden konden niet goed opschieten met die uit het zuiden van het land. Maar die verdeeldheid werd nog aanzienlijk verscherpt na de oprichting van allerlei politieke partijen in het begin van de jaren negentig. De eerste en belangrijkste van die partijen was het Mouvement démocratique républicain (MDR), dat een einde wou maken aan de “ dictatuur ” van Habyarimana en de onvoorzichtigheid beging daarvoor toenadering te zoeken tot de Tutsi’s van het Rwandees Patriottisch Front. De redenering van de MDR was de volgende : een militaire actie van de Tutsirebellen zou Habyarimana verplichten tot zoveel toegevingen dat we hem van de macht kunnen verdrijven ; daarna hoeven we van de Tutsi’s van Kagame geen schrik te hebben want democratisch gesproken vormen zij een minderheid.

Sommigen binnen de MDR wilden zeer ver gaan in de samenwerking met Kagame, onder meer Agathe Uwilingiyimana, die premier zou worden van een coalitie van oppositiepartijen tegen president Habyarimana (die deze regering niettemin accepteerde overeenkomstig de akkoorden van Arusha). Maar lang niet alle partijgenoten van “ mevrouw Agathe ” waren het met haar opstelling eens. Zij vreesden dat de Tutsirebellen haar zouden manipuleren in hun eigen voordeel. De handlangers van Kagame waren trouwens geïnfiltreerd in de MDR : Anasthase Gasana, die namens zijn partij een van de sleutelfiguren was in de onderhandeling van de Arusha-akkoorden, was in het geheim lid van het Rwandees Patriottisch Front.

In plaats van over “ gematigde ” Hutu’s te spreken, kunnen we het dus beter hebben over opposanten tegen Habyarimana die bereid waren tot verregaande collaboratie met de fanatieke Tutsi’s van Kagame... Die strategie zou hen duur te staan ­komen : « Hun berekeningen keerden zich echter tegen hen, want de overgrote meerderheid van de Hutu’s beschouwde hen als verraders en daarom werden zij systematisch vermoord na de aanslag van 6 april 1994, zelfs nog vóór de genocide op de Tutsi’s begonnen was » (Lugan p. 100).

En omgekeerd, aldus Bernard Lugan, liquideerden de oprukkende troepen van Kagame alle Hutu’s van wie geweten was dat zij aanhangers van president Habyarimana waren. Maar die oorlogsmisdaad moest absoluut gecamoufleerd worden en werd daarom in de schoenen van “ extremistische ” Hutu’s geschoven...

HEEFT DE HUTULEGERLEIDING EEN STAATSGREEP GEPLEEGD ?

Alison Des Forges, « activiste van de mensenrechten » en gedreven raadgeefster van de procureur op het Rwandatribunaal, beschuldigde de Hutulegertop ervan na de uitschakeling van Habyarimana een staatsgreep uitgevoerd te hebben met de bedoeling de volkerenmoord op de Tutsi’s in gang te zetten. Een grondige analyse van de feiten spreekt die stelling echter tegen.

Van zodra het nieuws over het neerhalen van het presidentieel vliegtuig bekend raakte, riep het hoofd van de gendarmerie, generaal Ndindiliyimana, een spoedoverleg bijeen in het kamp van Kigali. We hebben reeds vermeld dat ook de stafchef van het leger bij de aanslag omkwam ; verder bevonden de ministers van Defensie en van Binnenlandse Zaken zich op missie in het buitenland. De moordenaars waren er in geslaagd de Rwandese staat volledig te onthoofden.

Diezelfde nacht vroeg de verbindingsofficier tussen de Rwandese strijdkrachten en UNAMIR telefonisch aan generaal Dallaire om het spoedoverleg bij te wonen. Belangrijk is het getuigenis van de Belgische kolonel Luc Marchal, de nummer twee van UNAMIR, die rond 23 uur ook in het kamp arriveerde : « Toen ik me op het militair hoofdkwartier van de Rwandese strijdkrachten bevond, waar een crisiscomité vergaderde, had ik op geen enkel moment het gevoelen dat we waren beland in het scenario van een staatsgreep. Ik weet heel goed dat ik in de aanwezigheid was van radeloze mannen » (getuigenis uit 2001). Later bekrachtigde hij zijn woorden in een interview met het weekblad Africa International (2003) : « De manier waarop ze zich gedroegen, hun stemintonatie, die twijfels die geuit werden, de uitdrukking op hun gezichten, een vraag die duidelijk van schrik getuigde : het waren allemaal tekenen die niet konden bedriegen. »

Op het spoedoverleg werd beslist om kolonel Gatsinzi, commandant van de school voor onderofficieren van de stad Butare, aan te stellen tot stafchef ad interim van het leger. Deze militair, die op het einde van de jaren tachtig in ongenade was gevallen, werd nochtans beschouwd als een tegenstander van Habyarimana ; hij zou zich trouwens later aansluiten bij het Rwandees Patriottisch Front en minister worden onder Kagame. « Als ze werkelijk bezig waren een staatsgreep te plegen, dan gedroegen de “ Hutu-extremisten ” zich wel heel inconsequent », merkt Lugan terecht op (p. 122).

Er was nu een interim-stafchef, maar wie moest interim-president worden ? De aanwezige Hutu-­officieren hadden geen kandidaat (erg vreemd als ze werkelijk een staatsgreep wilden plegen !). Generaal Dallaire van zijn kant stelde Agathe Uwilingiyimana voor, de eerste-minister. De Rwandese militairen wezen die suggestie categoriek van de hand, niet alleen om constitutionele redenen – de akkoorden van Arusha bepaalden dat het presidentschap aan de vroegere eenheidspartij van Habyarimana toekwam – maar vooral omdat mevrouw Agathe, zoals we in de vorige paragraaf uitlegden, bekend stond als iemand die zeer nauw (te nauw) aanleunde bij Kagame. De grote meerderheid van de Hutu’s zou haar niet aanvaarden, zeker niet nu de gemoederen vlak na de aanslag zo verhit waren !

In de ogen van Dallaire stond het spoedoverleg echter gelijk met een staatsgreep... En dus dreef hij achter de rug van de militairen zijn zin door. Hij besliste dat mevrouw Agathe zich op de radio tot het land zou richten in de vroege ochtend van 7 april, op het moment dat de uitzendingen zouden hervat worden. Daarmee ging hij niet alleen zijn boekje van politiek-neutraal commandant van UNAMIR schromelijk te buiten, maar veroorzaakte hij ook onrechtstreeks het drama van de Belgische blauwhelmen.

WIE DRAAGT DE VERANTWOORDELIJKHEID VOOR DE MOORD OP DE BELGISCHE PARA’S ?

Toen generaal Dallaire eenmaal besloten had om Agathe Uwilingiyimana voor de radio te laten spreken, moest hij haar veiligheid verzekeren. Kolonel Marchal, tweede in bevel, gaf die opdracht aan tien Belgische para’s die als blauwhelmen onder zijn leiding stonden : luitenant Thierry Lotin, 1ste sergeant Yannick Leroy en de korporaals Christophe Dupont, Alain Debatty, Marc Uyttebroeck, Christophe Renwa, Louis Plescia, Stéphane Lhoir, Bruno Bassine en Bruno Meaux. Ze waren allemaal lid van het 2de bataljon commando’s (2 Cdo).

De tien mannen begeven zich naar het huis van de premier, dat na hun aankomst plots omsingeld wordt door woedende Hutu’s : zij zinnen op wraak voor de moord op hun president en verdenken mevrouw Agathe, die zijn politieke tegenstander was en bekend staat als een “ onderzeeër ” van de Tutsirebellen, van medeplichtigheid. Terwijl de premier vlucht naar een naburige woning (waar ze kort daarna de dood vindt), worden de para’s zelf in het nauw gedreven. Luitenant Lotin bericht luitenant-­kolonel Dewez over het gevaar en de agressiviteit van hun belagers ; die antwoordt dat hij zelf de situatie moet inschatten en zijn wapens mag inleveren als dat noodzakelijk blijkt. De Belgische para’s geven zich daarop over. Samen met vijf Ghanese blauwhelmen, die instonden voor de bewaking van het huis, worden ze per minibus overgebracht naar het kamp van Kigali. Daar brengt luitenant Lotin telefonisch verslag uit aan het hoofdkwartier van zijn bataljon.

En dan loopt het helemaal fout. Muitende soldaten storten zich op de Belgen die zij van de moord op de president beschuldigen. Zij beginnen hen te slaan met hun geweerkolven, met stokken en stenen. Twee para’s blijven bloedend liggen terwijl de anderen naar een kantoortje kunnen vluchten. De aanwezige Rwandese officieren zullen achteraf beweren dat zij tevergeefs probeerden tussenbeide te komen en enkel de Ghanezen konden redden. Uiteindelijk worden alle Belgen vermoord.

De tien vermoorde Belgische para’s : slachtoffers van onbekwaamheid en lichtzinnigheid op het hoogste niveau.
De tien vermoorde Belgische para’s : slachtoffers van onbekwaamheid en lichtzinnigheid op het hoogste niveau.

Om 10 uur in de voormiddag is een nieuwe bijeenkomst van de hoogste militairen gepland die doorgaat in de Ecole supérieure militaire, op enkele honderden meters van het kamp. Wanneer generaal Dallaire er naartoe rijdt, ziet hij bij de ingang van het kamp de lichamen van twee dode Belgische soldaten op de grond liggen. Hij wil stoppen, maar zijn chauffeur panikeert en rijdt in volle vaart door naar de militaire school. Daar wordt de generaal op de hoogte gebracht van de bloedige feiten, maar hij onderneemt niets. Hij licht zijn adjunct Marchal, die had kunnen ingrijpen met de Belgische blauwhelmen, niet in. « Bijna twintig jaar na de feiten begrijp ik nog altijd niet waarom generaal Dallaire mij niet geïnformeerd heeft over wat hij gezien en gehoord had », laat kolonel Marchal in 2013 optekenen.

Tijdens de hele periode van de meeting zit het hoofd van UNAMIR zwijgzaam en in zichzelf gekeerd op zijn stoel. Drie of vier para’s vechten op dat moment nog voor hun leven ! Wanneer hij rond het middaguur het woord neemt, is dat enkel om zijn rouwbeklag te betuigen voor de moord op president Habyarimana en om mee te delen dat de VN-missie in Rwanda voorlopig op post blijft.

Dallaire gaf onmiddellijk na de aanslag op de president nog meer bewijzen van onbekwaamheid. Waarom heeft hij bv. niet onmiddellijk de avondklok ingesteld en laten bekendmaken dat tegen elke overtreder streng opgetreden zou worden ? Waarom heeft hij de strategische punten in Kigali niet bezet met zijn tanks ? Waarom ondernam hij niets tegen de kazerne van de Tutsirebellen op de weg tussen de hoofdstad en het vliegveld ? De generaal liet die commando’s binnendringen in het Amahorostadion dat zich onder de hoede van UNAMIR bevond ; verschillende Hutu-kaderleden, die zich in hun naïviteit onder de bescherming van de VN hadden geplaatst, werden door de Tutsi’s meegenomen en vermoord.

Wie wat dieper graaft, stelt vast dat de hele VN-missie aan alle kanten rammelde. De manschappen waren slecht voorbereid, de middelen te beperkt, de regels voor het gebruik van de wapens (rules of engagement) al te dwaas : de militairen mochten enkel schieten in geval van zelfverdediging en mochten dus nooit tussenbeide komen in moordpartijen. Wat de Rwandese genocide betreft, kwam dit neer op machteloos toekijken. Geen wonder dat veel terugkerende blauwhelmen bij hun aankomst op Melsbroek in woede en frustratie hun blauwe baret op de grond smeten en in brand staken.

En België? De VN hadden ons land om achthonderd soldaten gevraagd; de regering zond er 450. Bij hun aankomst in Kigali bleek dat er niet voor logement gezorgd was. De blauwhelmen uit Bengalen, die voor een snelle interventie-eenheid moesten zorgen, waren vanaf het begin niet berekend op hun taak. Daarom namen de Belgen die opdracht over, maar van de acht pantservoertuigen die ze daarvoor nodig hadden, waren er vier defect en vier onbruikbaar wegens te weinig munitie. Toen kolonel Marchal aan zijn oversten in Brussel meer munitie vroeg, deden die of hun neus bloedde: besparingen opgelegd door de regering, zoals gewoonlijk.

Het is altijd hetzelfde verhaal : het leger is quantité négligeable, het brengt de politici geen stemmen op. Het wordt dus verwaarloosd. Ten koste van mensenlevens...

redactie KCR
Hij is verrezen ! nr. 200, juli-augustus 2019

President Kagame in 2016 : de overwinnaars hebben de geschiedenis geschreven.
President Kagame in 2016 : de overwinnaars hebben de geschiedenis geschreven.