115. Het ideaal socialistisch project

1. In zijn beginselen leidt het socialisme tot een anti-economie. Want om uiteindelijk gelijkheid tot stand te brengen predikt het de afschaffing van het privébezit, dat beschouwd wordt als de voornaamste oorzaak van alle kwalen van de kapitalistische maatschappij. Het socialisme valt ook elke vorm van private macht aan inzake beheer van ondernemingen, keuze van investeringen en planning. Voor een moderne socialist veronderstelt een ware economische democratie het collectief bezit van grote en kleine productiemiddelen, van kapitalen en gronden, maar ook het zelfbestuur – op elk niveau, tot het hoogste toe – van de ondermingen door de arbeiders en van de nationale economie door heel het volk.

2. Daarenboven vereist de gelijkheid van goederen een rechtvaardige verdeling van de rijkdommen en een voortdurende herverdeling van de inkomsten. Deze nieuwe socialistische eis zou logisch gesproken moeten leiden tot de veroordeling van de markt en tot de overweging om deze radicaal op te heffen. Daaruit zouden dan voortvloeien: de afschaffing van het geld en uiteindelijk het uitroeien uit het hart van de mens van de idee zelf van winst. Op die manier zullen er tussen de mensen onderling geen handelsbetrekkingen meer bestaan; ze zullen niet meer geleid worden door egoïstisch belang, maar door de zin voor het collectief belang. De « convivial society » (Ivan Illich), het socialistisch ideaal, zal haar intrede doen.

3. De markt is echter de essentiële structuur, het geld het vloeiend element, het individueel belang de belangrijkste motor van het economisch leven. Als men deze drie elementen afschaft, kan men zich afvragen wat er zal overblijven van de natuurlijke en traditionele betrekkingen tussen mensen. En als het socialisme gelijk heeft tegenover het kapitalisme wanneer het van dit laatste de diepgaande onrechtvaardigheid aan de kaak stelt, dan staat het kapitalisme terug sterker door de onvermijdelijke markt te verdedigen en door de socialisten voor de uitdaging te plaatsen om het volk even goed of beter te voeden, en met welke middelen dan?

4. Deze onmacht van het socialisme om de markt te integreren veroordeelt het om vooral te schitteren in de electorale en parlementaire oppositie, die vruchtbaar en zonder risico is. Als het gedurende enige tijd aan de macht komt, deelt het zichzelf een mooie rol toe door uit te delen en te verspillen wat conservatieve regeringen tevoren gespaard hadden. Ver verwijderd van politieke en economische verantwoordelijkheden en stevig geworteld in administraties en syndicaten, voedt het socialisme zich met hersenschimmen. Het bouwt utopische modellen van een maatschappij waarin mensen geen hartstochten meer moeten beheersen en geen lichamen meer moeten voeden. Maar over economische structuren, over productiemechanismen, over regulering van de handel: geen woord!

5. Wanneer het socialisme onder druk wordt gezet om iets te doen, zal het een beroep doen op de almachtige staat: het leidt noodzakelijk tot verstaatsing en krijgt vorm in een politiek totalitarisme. Dat is de logica van een integrale democratie waarin het volk zichzelf recht verschaft, bestuurt en beheert op alle domeinen, met behulp van de staat die het zichzelf geeft. De staat, uitdrukking van het volk en regerend door het volk, is de onfeilbare beschermer en beheerder van de natie. Dat is de logica zelf en getuigt van een blind democratisch geloof.

6. De staat als verschaffer van recht willigt de eisen van het volk in: hij schaft het privébezit en elk privaat economisch beheer af. De staat als eigenaar bedeelt zich de rol toe van beheerder van de publieke rijkdom en als enige sociale macht is hij de manager van elke economische activiteit. De zin voor het algemeen belang, die de democratische staat per definitie bezit, geeft hem competentie en wijsheid; hij vervangt dus zonder verpinken heel het delicate mechanisme van de vrije markt en haar subtiele regulering door de kapitalistische klasse. Gedaan met financiële speculatie, met het zoeken naar maximale winst, met de confrontatie tussen vraag en aanbod, met de anarchistische concurrentie! De controle door de staat is perfect. Een bureaucratie van functionarissen verzamelt en klasseert alle informatie en bepaalt de reële noden van de collectieve gemeenschap. Een staatstechnocratie legt de doelstellingen en modaliteiten van de productie vast door een reeks plannen, die de precieze voldoening van de behoeften verzekeren, zonder schaarste, zonder overschotten, zonder verspilling.