De actualiteit in goddelijk perspectief

HET Israëlisch-Palestijnse conflict is niet gewoon maar een territoriale strijd tussen twee onbelangrijke volkeren : het is het vervolg van de gewijde geschiedenis en een overduidelijke uiting van de opstandigheid van de mensen tegen God. Om de actualiteit van vandaag te begrijpen, moeten we de geschiedenis van Israël opnieuw in herinnering brengen.

EEN HEERLIJKE BELOFTE

In het derde millennium vóór Christus koos God een man uit, Abraham, om aan de wereld de Verlosser te schenken die Hij beloofd had aan Adam en Eva. Want onze voorouders hadden door hun ongehoorzaamheid hun verbond met de Schepper verbroken. Met het oog op zijn heilsplan had Jahweh het Hebreeuwse volk, dat van zijn vriend Abraham afstamde, eerst gered uit Egypte waar het in slavernij leefde. Hij gaf het vervolgens de overwinning op de heidense naties en vestigde het in het Beloofde Land, het latere Palestina. Aan dat volk, voorwerp van zijn erbarmen, schonk Hij koning David om Jeruzalem te veroveren en Salomon om er zijn Tempel te bouwen.

Maar de erfgenamen van Abraham, het volk van Israël en Juda, verzetten zich tegen God, snoeven over hun voorrechten, gaan trots op hun menselijke succes en beledigen de Heer die er de auteur van is. Ze verraden hun engagementen, vallen op de knieën voor afgoden, vervolgen en martelen de ware profeten en applaudisseren voor de valse... Dat « stijfhoofdige volk » is onophoudelijk ontrouw en Jahweh moet het straffen om het in het rechte spoor te houden. Slechts een “ kleine rest ” ervan zal gered worden : de anawîm, de “ armen van Israël ”, die de genade bewaren en het Verbond in stand zullen houden tot aan de dagen van Christus.

Want de Belofte blijft, onvoorwaardelijk : de komst van de Messias, die moet geboren worden uit het ras van Abraham, uit de stam van Juda, uit het koninklijke huis van David. Uit de trouw gebleven “ kleine rest ”, te midden van een trouweloos volk, zal Hij een nieuw en heilig volk scheppen, uniek, universeel en eeuwig, namelijk de heilige katholieke Kerk, die tot op vandaag bestaat en die zal blijven bestaan.

Wanneer dan de tijd van het Heil aanbreekt, wordt Jeruzalem bestuurd door de allerslechtsten. De corrupte Herodianen en Sadduceeën, zonder geloof en zonder deugd, zijn door en door verrot door hun geldzucht. Schriftgeleerden en Farizeeën zijn ketters en zoeken in de Wet van Mozes enkel voorwendsels voor hun verwaandheid en hun dominantie.

Niettemin is Johannes de Doper gekomen, door iedereen erkend als een ware en grote profeet, maar de leiders van het volk misprijzen hem. Jezus wordt niet beter ontvangen. Alleen de “ armen van Israël ” houden van Hem en volgen Hem, een kleine trouwe kudde, het echte Israël van God. De grote massa juicht Hem toe als de Messias, vol geestdrift bij het zien van zijn mirakels, maar met gevoelens van wereldlijke ambitie en materiële hebzucht. Vanaf het moment dat Jezus de geestelijke vereisten van het Koninkrijk openbaart, verlaten zij Hem.

« Escalatie ». Cartoon van Oliver in de Oostenrijkse krant Der Standard, met een knipoog naar M.C. Escher. De tekening legt de vinger op de wonde : het land waar onze Verlosser leefde en de kruisdood stierf, zal zonder Hem nooit vrede kennen.

GEHAAT ZONDER REDEN

De hogepriesters en het Sanhedrin, die nauwlettend elke beweging onder het volk in de gaten houden, laten Jezus van Nazareth onmiddellijk schaduwen. Zij zijn snel op de hoogte van zijn wonderen, zijn onderricht, zijn opeising van de titel van Messias-Verlosser en weldra van Zoon van God. Maar ze verwerpen en haten Hem en besluiten Hem ter dood te brengen – toppunt van de ongerechtigheid die hun voorvaderen al bedreven ! De Mensenzoon doorziet hen : die zogezegde gidsen van het volk zijn geen kinderen van Abraham of Mozes meer, maar van de duivel (cf. Jo 8, 44) !

Het proces van Jezus is dan ook een aanfluiting van elke vorm van gerechtigheid ; vanwege de joodse gezagsdragers is het een daad van pure onrechtvaardigheid. Jezus verklaart de Messias en de Zoon van God te zijn. In plaats van zijn aanspraken, de tekens van zijn zending en de bewijzen die Hij ervan geleverd heeft te onderzoeken, behandelen zijn rechters Hem als een godslasteraar en veroordelen Hem zonder meer ter dood ! De avond te voren had de Heer nog gezegd : « Wie Mij haat, haat ook mijn Vader. Had Ik onder hen niet de werken gedaan die niemand anders gedaan heeft, dan zouden ze geen zonde hebben. Maar nu hebben zij ze gezien, en toch én Mij én mijn Vader gehaat. Maar het woord moest worden vervuld dat in hun Wet staat geschreven : “ Zij hebben Mij gehaat zonder reden. ” »

Daarom zal op die generatie de onverbiddelijke straf neerkomen. Op zijn kruisweg verwittigt Jezus al de wenende vrouwen van Jeruzalem : « Ween veeleer over uzelf en uw kinderen... » En wanneer Hij op het kruishout genageld wordt, smeekt Hij zijn Vader om vergiffenis voor zijn beulen.

Dan wordt aan de Joden het grote teken van de Verrijzenis gegeven. De apostelen prediken het Evangelie met de kracht van de H. Geest, met een overvloed aan mirakelen en profetieën. De vijanden van Christus kunnen zich nog bekeren. Zij die geloven, nemen afstand van de “ godsmoordenaars ”, belijden de fouten van hun voorvaderen en vormen de kern van het nieuwe Volk van God, de Kerk, erfgename van de Beloften. Zij en de heidenen die zich bij hen zullen aansluiten, maken het geestelijke Israël uit waarover Sint-Paulus spreekt. En Sint-Jan durft hen zelfs aanduiden als de echte Joden, voorgoed afgescheiden van « de Synagoog van Satan » (Ap 2, 9) !

De verblinding van hun hart maakte de joodse autoriteiten op Goede Vrijdag tot moordenaars van hun God. En ze volhardden in de boosheid toen de bewakers van het Graf hun de voorspelde Verrijzenis kwamen melden. Hun haat brak los tegen de prediking door de apostelen en de vervolging breidde zich uit over heel het bekken van de Middellandse Zee, zoals betuigd door de Handelingen, de brieven van Petrus en Paulus, Johannes en Judas Taddeüs, en de Apocalyps.

DE VERVLOEKING

Daarom sprak de Heer onze God na veertig jaar lankmoedigheid zijn vervloeking uit door een verschrikkelijke straf : de invasie van Palestina door de Romeinse legers in het jaar 70, de verwoesting van Jeruzalem en zijn Tempel, de dood of de verspreiding van de Joden. De weldaden, vruchten van het Verbond dat Jahweh met hun voorvaderen gesloten had, werden hun ontnomen : verdrijving uit het Beloofde Land, instelling van het Rijk der Hemelen in de heidense landen zonder dat er van de Joden nog sprake is.

Het Oude Verbond had tot enige doel de komst van de Messias. Zijn terdoodveroordeling door hen die Hem moesten onthalen maakte een einde aan hun bevoorrechte positie. De erfelijke vervloeking die hen getroffen heeft, kan slechts in een zegening worden omgezet als zij zich bekeren tot Christus Koning, die zijn armen nu al tweeduizend jaar naar hen uitstrekt. Tot op onze dagen zijn de zonen van Israël echter doof en blind gebleven voor het “ teken des tijds ” dat de Kerk is. Hun rabbijnen hebben zich verhard in hun rebellie door een nieuwe godsdienst te smeden die de erfenis van het Oude Testament verraadt. Het jodendom van de Misjna en de Talmoed is in essentie antichristelijk. Het draait uitsluitend om de verheerlijking van het joodse volk en zijn raciale trots.

In 1947, na bijna twee millennia ballingschap en diaspora, voelden de Joden – en dan vooral hun harde kern, de zionisten, die ijverden voor een restauratie van het oude Sion – zich sterk genoeg om een terugkeer naar Palestina te verkrijgen. Ze wilden opnieuw het land bezetten waaruit God hen verdreven had. Hun opstandigheid bereikte zo haar hoogtepunt : het H. Land was hun op wonderbaarlijke wijze gegeven op voorwaarde dat zij trouw zouden blijven aan het Verbond ; God had hen eruit weggejaagd om hun trouweloosheid. Nu keerden zij terug, niet meer door de kracht van God zoals in de tijd van Jozuë, maar gedreven door een grenzeloze hoogmoed.

Zij namen “ hun ” land te vuur en te zwaard terug in en begonnen met de etnische zuivering van de Palestijnen, Arabieren die in hoofdzaak moslims zijn en die zelf dit grondgebied hadden bezet vanaf de 7de eeuw. Die invasie van de islam was trouwens ook een straf, namelijk voor de Byzantijnse christenen met hun gecorrumpeerd geloof.

De oorlog in Palestina die nu al zeventig jaar duurt, tussen trouweloze Joden en mohammedaanse Palestijnen, is bijgevolg onverzoenlijk en uitzichtloos omdat de grond waarvoor gevochten wordt de plaats is geweest waar Christus-Koning zich heeft gemanifesteerd. Hij zal de vrede slechts schenken op één voorwaarde : als alle inwoners zich onderwerpen aan zijn Waarheid en zijn Kerk. Zoals in de tijd van de kruistochten moet daarom een christelijk leger naar het H. Land trekken om de strijdende partijen te ontwapenen, orde op zaken te stellen en een grootscheeps werk van kolonisatie en beschaving te beginnen, met de hulp van missionarissen die zich toeleggen op de bekering van Joden én moslims.

Onmogelijk ? Niets zal onmogelijk zijn op het ogenblik van de triomf van het Onbevlekte Hart van Maria !

Elke andere “ oplossing voor het Israëlisch-Palestijnse conflict ” is een slag in het water en een zware misrekening die alleen maar meer bloed zal doen vloeien.

broeder Bruno van Jezus-Maria
Hij is verrezen ! nr. 124, maart-april 2024