BELGIË IN DE GROTE OORLOG

DE PAUS, DE VORST EN DE KARDINAAL

De figuur van kardinaal Mercier is onverbrekelijk verbonden met de geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog in België. Welk standpunt nam hij in ? Werd zijn mening gedeeld door de H. Vader in Rome ? En wat vond koning Albert ? De confrontatie tussen de paus, de vorst en de kardinaal vormt het onderwerp van dit achtste artikel in onze reeks over De Grote Oorlog.

« IL GUERRONE »

De H. Pius X
De H. Pius X op het einde van zijn leven, toen hij steeds duidelijker de Grote Oorlog naderbij zag komen. Hij stierf bij het uitbreken van de wereldbrand, nadat hij zichzelf had opgeofferd « om de uitmoording van zoveel van mijn kinderen tegen te houden ».

OP het einde van zijn pontificaat zag de heilige paus Pius X (1903-1914) steeds duidelijker een grote, verschrikkelijke oorlog aan de einder opdoemen als een straf van God voor de hoogmoed en de geloofsafval van zijn tijd... Hij had er visioenen over, hij profeteerde er over, hij kende vooraf de vreselijke hecatombe die er het gevolg zou van zijn.

« Vanaf 1911 spreekt hij er tegen kardinaal Merry del Val, zijn staatssecretaris, met angst over : “ Emi­nentie, de zaken gaan slecht ! De Grote Oorlog – il Guerrone – komt dichterbij... ” Hij is het inderdaad die de term “ Grote Oorlog ” voor het eerst gebruikt heeft, alvorens het woord op ieders lippen ligt en de geschiedenisboeken het vereeuwigen... “ Ik spreek niet over de huidige oorlog [de Bal­kan­oor­log van 1913]. Daarover gaat het niet, maar wel over de Grote Oorlog. ” Tegen de Bra­ziliaanse ambassa­deur Dr. Cha­ves zegt de paus : “ U bent gelukkig, meneer de minister, dat u kan terugkeren naar Brazilië. U zal de wereldoorlog niet zien. Het conflict in de Balkan is slechts het begin van een grote wereldbrand die ik niet kan tegenhouden en waartegen ik niet bestand zal zijn. ”

« En ook nog het volgende, dat getuigt van een verbazingwek­kende nauwkeurigheid : “ Ik beklaag mijn opvolger ! Ik zal de Grote Oorlog niet meemaken. Maar het is ongelukkig genoeg waar dat “ Religio depopulata ” [“ De ontvolkte godsdienst ”, volgens de pausmotto’s van Malachias – nvdr] vlakbij is. Eminentie, het jaar 1914 zal niet voorbijgaan. ”

« In de laatste dagen van juli schrijft hij een lange brief aan de oude keizer Frans-Jozef van Oostenrijk-Hongarije... Maar het schrijven blijft onbeantwoord. Al de inspanningen van de paus zullen tevergeefs zijn. Wanneer dan de ambassadeur van Wenen op 28 juli aan Pius X het voldongen feit van de oorlogsverklaring aan Servië komt aankondigen, en in naam van zijn meester de zegen van de paus voor de Oostenrijkse legers vraagt, antwoordt de Opperherder op strenge toon : “ Zeg aan de keizer dat ik noch de oorlog, noch hen die hem gewild hebben kan zegenen. Ik zegen de vrede ! ” Wanneer de ander aandringt om tenminste een speciale zegening voor Frans-Jozef te krijgen, verklaart de paus : “ Ik kan alleen maar tot God bidden opdat Hij hem zou vergeven. De keizer mag zich gelukkig prijzen dat de Plaatsvervanger van Jezus Christus geen vervloeking over hem uitspreekt ” » (abbé Georges de Nantes, CRC nr. 308, december 1994, p. 2).

De paus ziet immers wat er op het spel staat : de katholieke Habsburgse monarchie, hoeksteen van de orde in Europa, ontketent met de oorlogs­verklaring aan Belgrado de demonen die alles zullen vernietigen wat deze dynastie in meer dan zevenhonderd jaar opgebouwd heeft.

« Pius X keert zich tot God en bidt : “ Heer, neem mijn armzalig leven, maar houd de uitmoording van zoveel van mijn kinderen tegen. ” Wanneer het bloed begint te stromen in de vier hoeken van Europa, wijdt de paus zichzelf als heilig slachtoffer toe, samen met de soldaten die op het veld van eer vallen : « Ik draag mijn armzalig leven als brand­offer op om de uitroeiing van zoveel van mijn kinderen te verhinderen », herhaalt hij voortdurend in tranen.

« Zo sterft, op 20 augustus 1914, de heilige paus Pius X, als één van de eerste helden in de oorlog waarmee God de wereld zal zuiveren van zijn hoogmoed en zijn misdaden... » (abbé de Nantes, ibid.).

AAN HET HOOFD VAN EEN BLOEIENDE KERKPROVINCIE

Bij de inval van de Duitsers in augustus 1914 is de voornaamste geestelijke in ons land Désiré-Joseph Mercier, aartsbisschop van Mechelen, primaat van België en kardinaal van de Rooms-katholieke Kerk. De 62-jarige Mercier staat aan het hoofd van een bloeiende en dynamische kerkprovincie. Van de ongeveer 8 miljoen Belgen is meer dan 95 procent katholiek gedoopt. De Kerk in ons land is stevig vertakt in alle geledingen van de bevolking. Naast de seculiere clerus, die het parochieleven bestuurt, zijn er ook nog bijna zestigduizend regulieren. Orden en congregaties zetten zich in voor onderwijs en ziekenzorg. En een indrukwekkend aantal missionarissen doet het Evangelie ingang vinden in de meest afgelegen gebieden ter wereld, meer bepaald in Congo, dat in 1908 een Belgische kolonie geworden is.

« Mercier had zijn sporen voornamelijk verdiend als hoogleraar aan de Leuvense universiteit. Als 30-jarige priester was hij er tot hoogleraar benoemd aan de faculteit Filosofie. In Leuven stond hij aan de wieg van het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte, dat onder zijn leiding uitgroeide tot een internationaal gerenommeerde instelling van het neotho­misme : het was de uitdrukkelijke bedoeling er de eeuwenoude filosofie van Thomas van Aquino te toetsen aan de nieuwe vragen die de snel voortschrijdende wetenschappelijke kennis op alle gebieden van het menselijk weten opwierp » (Jan De Volder, Kardinaal Verzet. Mercier, de Kerk en de oorlog van 14-18, Lannoo, 2014, p. 14).

Bij deze lovende beoordeling moet echter een belangrijke kanttekening gemaakt worden. Mercier neemt een dubbelzinnig standpunt in tegenover het modernisme, de ketterij waartegen de H. Pius X zo krachtdadig optrad. De Mechelse aartsbisschop neemt het meer dan eens op voor beruchte modernisten als de Engelsman George Tyrell en de Belg Hippolyte Delehaye. Hij bewondert pater Lebbe, de propagandist avant la lettre van de inculturatie. Eigenlijk is Mercier, in de lijn van paus Leo XIII, een liberaal-katholiek. Op een lijst van kardinalen die vóór het conclaaf van 1914 bij de Romeinse Curie circuleert, staat naast zijn naam : « Verdacht, staat bekend als verbonden met alle verraders van de Kerk » (cf. E. Poulat, Intégrisme et catholicisme intégral, 1969, p. 330).

De brutale verwoesting van de eeuwenoude universiteitsstad Leuven door de Duitsers eind augustus 1914 maakt op de kardinaal een verpletterende indruk. Maar dat is niet het enige. Het Reich voert bewust antikatholieke en antiklerikale propaganda, waardoor de Duitse terreur in België zich toespitst op de geestelijkheid. Er bestaan talrijke getuigenissen van de haat jegens de Roomse clerus die de Duitse militairen, van hoog tot laag, demonstreren. De Pruisische generaal Von Beseler, die de aanval op Antwerpen zal leiden, beweert dat de Belgen zich niet als een beschaafd volk gedragen, « een mooi gevolg van de overheersing door de priesters » (aangehaald in Xavier Boniface, Histoire reli­gieuse de la Grande Guerre, 2014, p. 174). En wanneer in Leuven een groep geestelijken wordt weggeleid om geëxecuteerd te worden, krijgen zij te horen : « Wij zijn protestanten en zullen jullie tonen hoe wij smerige jezuïeten neerschieten » (Mark De Geest, Brave little Belgium. 13 verhalen over België in de Eerste Wereldoorlog, 2013, p. 94).

Het is allemaal niet van aard om Mercier, die overtuigd is van de superioriteit van de Franse taal en de civilisation française, tot een nuchtere houding tegenover Duitsland te motiveren.

EEN NIEUWE OPPERHERDER

Paus Benedictus XV
Paus Benedictus XV,
Opperherder van 1914 tot 1922.

De H. Pius X sterft op de dag waarop het Eerste Leger van Von Kluck triomfantelijk Brussel binnentrekt. De kardinalen spoeden zich naar Rome voor de begrafenis en de verkiezing van een opvolger. De spanningen die de Grote Oorlog verwekt, hebben ook hun invloed op de relaties onder de kerkvorsten. Typerend is de eerste ontmoeting tussen Mercier en de Duitse kardinaal Von Hartmann, aartsbisschop van Keulen. « Laten we het niet over de oorlog hebben », zegt de Duitser diplomatiek. « Akkoord », antwoordt de Belg vinnig, « zolang u maar niet over vrede begint ! »

Het conclaaf verkiest bij de zesde stemronde, op 3 september, een nieuwe Opperherder in de persoon van Giacomo Della Chiesa, aartsbisschop van Bologna, die de naam Benedictus XV aanneemt. Met hem nemen de tegenstanders van de heilige paus Sarto, die hun vorming hebben gekregen tijdens het lange pon­tificaat van zijn liberale voorganger Leo XIII, revanche :

« Benedictus XV was heel zijn leven een diplomaat geweest naar het hart van Leo XIII en, wat meer is, tijdens het grootste deel van zijn carrière de secretaris van kardinaal Rampolla [die verdacht werd van nauwe banden met de vrijmetselarij – nvdr]. Men weet overigens dat Della Chiesa door de H. Pius X slechts tot aartsbisschop benoemd werd om hem te verwijderen uit Rome en dat de paus hem met tegenzin tot kardinaal creëerde om Bologna niet voor het hoofd te stoten. Zijn uitverkiezing markeerde de terugkeer naar de geest van Leo XIII. De liberaal-katholieken die door de vorige paus onafgebroken in toom waren gehouden, verschenen zegevierend terug op het voorplan » (abbé de Nantes, CRC nr. 97, oktober 1975, p. 4).

Niettemin neemt de nieuwe paus bij het begin van zijn regering ten overstaan van het gewapend conflict een standpunt in dat in de lijn ligt van dat van zijn voorganger. Hij keert zich resoluut tegen « het monsterlijk schouwspel » van de oorlog, « die Europa rood doet kleuren van christelijk bloed ». In zijn eerste encycliek, Ad beatissimi, gepubliceerd op 1 november 1914, is Benedictus even duidelijk : « Grote en bloeiende naties staan tegenover elkaar op het slagveld. Hoeft het te verwonderen dat ze, goed uitgerust als ze zijn met de afschrikwekkende middelen die de vooruitgang van de krijgskunst heeft voortgebracht, elkaar afmaken in gigantische slachtpartijen ? Er is geen enkele limiet op de verwoestingen, op de bloedbaden : iedere dag wordt de aarde bevloeid met nieuw bloed en wordt ze bedekt met doden en gewonden. »

De paus aarzelt bovendien niet om « het noodlottige kwaad » te benoemen dat « de ware oorzaak van de huidige verschrikkelijke oorlog » vormt : de revolutionaire geest die overal in de samenleving doorgedrongen is, waardoor « de voorschriften en regels van de christelijke wijsheid in het bestuur van de staten » verloochend worden. « Men heeft de oorsprong van alle menselijk gezag niet meer in God, Schepper en Heerser over het heelal, willen leggen, maar in de vrije wil van de mens », en daarvoor betaalt men nu het gelag.

Het is bijzonder jammer dat Benedictus XV in de loop van de oorlog van die verheven visie zal afstappen om een al te werelds pacifisme te omarmen. Zo zal hij in zijn bekende « Brief aan de leiders van de oorlogvoerende staten » (1 augustus 1917) totaal onrealistische vredesvoorstellen doen, zoals algemene ontwapening en de oprichting van een internationaal scheidsgerecht met vertegenwoordigers van alle landen – en dat terwijl de katholieke Kerk naar het woord van Maurras toch « de enige Internationale die naam waardig » is !

EEN « MOFFENPAUS » ?

Dat Benedictus XV de oorlog in algemene termen veroordeelt en geen onderscheid maakt tussen agressor en slachtoffer, stuit in het katholieke België op groot onbegrip. Wat men vooral mist, is een ondubbelzinnige veroordeling van de Duitse inval. Hoe kan de paus zwijgen tegenover al het verschrikkelijke lijden dat de onschuldige bevolking van ons land al heeft moeten ondergaan ? De Franse pers gaat al snel een stap verder en beschuldigt de H. Vader er zonder meer van verkocht te zijn aan de Duitsers. Georges Clemenceau, één van de meest fanatieke antiklerikalen in Frankrijk, lanceert een hatelijke term : “ le pape boche ”, “ de moffenpaus ”, een etiket waarvan Benedictus nooit meer afgeraakt.

Abbé de Nantes schrijft over de houding van de paus het volgende :

« Gezien vanuit Parijs kon de Grote Oorlog de verdediging lijken van de beschaving tegen het Germaanse barbarendom en van het katholicisme tegen het lutheranisme. Vanuit Rome beschouwde Benedictus XV hem, niet zonder reden, als een broederstrijd waarin het katholieke Frankrijk, dwazer dan ooit, zich door de protestantse Angelsaksers ging laten meesleuren om het katholieke Habsburgse keizerrijk te vernietigen, terwijl de overwinnaars niet zouden rusten alvorens Duitsland terug op de been te brengen door het definitief Pruisisch te maken » (CRC nr. 97, oktober 1975, p. 4).

Wat in de beeldvorming zeker een rol speelt, is het feit dat de geallieerden historisch gesproken op gespannen voet met de H. Stoel staan. In het republikeinse Frankrijk zijn uitgesproken vijanden van de Kerk aan de macht, die sinds de Scheidingswetten van 1905 alle banden met het Vaticaan verbroken hebben. De antiroomse houding van de Britse an­glicanen, vervolgers van de katholieke Ieren, is maar al te bekend. En voor het orthodoxe Rusland, dat in de 19de eeuw zijn invloedssfeer geweldig heeft uitgebreid, is men in Rome zeer beducht. Deze drie mogendheden hebben geen diplomatieke vertegenwoordiging bij de H. Stoel, wat wél het geval is met het Duitse rijk en de Habsburgse monarchie.

Nochtans hebben ook Duitsland en Oostenrijk-Hongarije kritiek. Ze zien een bewijs van francofilie in de benoeming van kardinaal Pietro Gasparri tot nieuwe staatssecretaris ; Gasparri heeft namelijk jarenlang gedoceerd aan het Institut catholique in Parijs...

In werkelijkheid wil Benedictus XV een politiek van strikte neutraliteit huldigen : « De Heilige Stoel wilde kost wat het kost boven de partijen staan : neutraliteit was geen ongevoeligheid voor de slachtoffers – want de solidariteit met alle slachtoffers werd beleden in woord en daad – maar was in de ogen van de paus een strikte voorwaarde om de eenheid van de katholieke familie te vrijwaren en ook om een mogelijke vredestichtende rol in de toekomst mogelijk te maken » (De Volder, op. cit., p. 27).

De Volder onderstreept ook dat er in die eerste oorlogsmaanden zowel bij de paus als bij de Curie veel persoonlijke sympathie voor België bestaat. Eind oktober wordt de katholieke volksvertegenwoordiger Auguste Merlot door Benedictus in audiëntie ontvangen. « Sommigen oordelen », aldus de kerkleider, « dat België zich had moeten beperken tot een protest en een symbolisch militair verzet. Dat is niet onze mening. Het is dankzij zijn heldhaftige verdediging dat België de sympathie en de bewondering van de hele wereld heeft gekregen. » Maar : « Wij kunnen geen partij kiezen. »

HET HOOGSTE GEZAG IN BEZET BELGIË

Désiré-Joseph Mercier, aartsbisschop van Mechelen en kardinaal van de Rooms-katholieke Kerk.
Désiré-Joseph Mercier, aartsbisschop van Mechelen en kardinaal van de Rooms-katholieke Kerk.

Na het conclaaf keert kardinaal Mercier over Marseille, Parijs, Le Havre en Londen naar België terug. In Antwerpen wordt hij op 14 september ontvangen door de koning. Vervolgens reist hij door naar Mechelen, waar hij met lede ogen de vernielingen aan de kathedraal en het aartsbisschoppelijk paleis ziet. Allicht is Mercier in een innerlijke tweestrijd verwikkeld : « Moest hij zich uitspreken over de Duitse wandaden, of moest hij er diplomatisch het zwijgen toe doen ? » (De Volder p. 35).

Omdat Mechelen vlakbij het front ligt, raden de autoriteiten de kardinaal aan om verblijf te nemen in de nationale vesting Antwerpen. In de woning van de familie Moretus op de Vrijdagmarkt maakt hij op 9 oktober de val van de stad mee.

Nu de koning en de regering vertrokken zijn en het aartsbisdom volledig onder controle van de vijand komt, is de kardinaal de hoogste nationale figuur in bezet België. Op 21 oktober heeft hij in Brussel een ontmoeting met de Duitse gouverneur-generaal Von der Goltz. Die rekent er op dat de Kerk haar moreel gezag zal inzetten om de bevolking te weerhouden van weerspannigheid en haar op te roepen het gewone leven zo vlug mogelijk te hervatten. Mercier gaat akkoord. Hij laat de scholen heropenen op 17 november. Alle ambtenaren die in België gebleven zijn, krijgen opdracht hun post weer in te nemen. Zes belangrijke ministeries beginnen terug te functioneren.

Collaboratie ? Helemaal niet : « Ook de wettelijke Belgische autoriteiten erkenden dat dit in het belang was van het land, dat ze spoedig weer in handen hoopten te krijgen » (De Volder p. 39).

Toch wringt er de hele tijd iets bij Mercier. Hij wil onze landgenoten graag een hart onder de riem steken, een duidelijk standpunt tegenover de Duitse bezetter innemen. Maar hij aarzelt, omdat hij beseft wat de consequenties kunnen zijn. Een benedictijnse monnik zal uiteindelijk de weegschaal doen doorslaan en de kardinaal tot provocatie verleiden.

DE INVLOED VAN DOM BEAUDUIN

Dat Mercier tenslotte de beslissing neemt om zijn beruchte kerstbrief op te stellen, moet toegeschreven worden aan de invloed van één man : dom Lambert Beauduin, benedictijn in de abdij van Keizersberg bij Leuven, de monnik die later zal ijveren voor de oecumenische beweging en de abdij van Chevetogne zal stichten [zie het artikel Voor een terugkeer naar een katholieke oecumene in Hij is verrezen ! nr. 59, september-oktober 2012, pp. 11-16]. De Volder toont deze invloed overtuigend aan.

Dom Beauduin « had een goede relatie met kardi­naal Mercier, die zijn adviezen en inzichten sterk waardeerde. Het was Beauduin die de kardinaal in die dagen aanmoedigde een actievere rol te spelen » (p. 40). De monnik is fel anti-Duits. Wanneer Duitse militairen in de eerste weken van de bezetting hun intrek nemen in de abdij van Keizersberg, reageert Beauduin als door een wesp gestoken : « Ik haatte hen met een volmaakte haat » (“ Perfecto odio oderam eos ”), zegt hij later tijdens een retraite in Maredret. Toch wel krasse taal voor een geestelijke die zo open staat voor andere overtuigingen...

Het staat historisch vast dat de kardinaal zijn brief in de abdij van Keizersberg schrijft en dat de benedictijn over zijn schouder meeleest. In de Mechelse archieven zijn notities met Beauduins handschrift gevonden. De eerste versie van de kerstbrief wordt door de monnik blijkbaar bekritiseerd als te voorzichtig en te omfloerst. Hij wil het graag allemaal wat scherper.

Moritz Freiherr von Bissing
Moritz Freiherr von Bissing, gouverneur-generaal van België van december 1914 tot aan zijn onverwachte dood op 18 april 1917. Zijn pogingen om met de kardinaal tot een modus vivendi te komen in het belang van de Belgische bevolking werden door Mercier afgewezen.

Begin december is er beweging op het politieke toneel. Een nieuwe Duitse gouverneur-generaal treedt aan in de persoon van de 70-jarige Moritz Freiherr von Bissing, een hoge Pruisische officier die rechtstreeks afhangt van de keizer en die bezet België zal regeren als een soort van onderkoning. Hij is er rotsvast van overtuigd dat Duitsland de oorlog zal winnen en dat ons land onder de een of andere vorm door het Reich geannexeerd zal worden. Toch moet onderstreept worden dat Von Bissing tijdens zijn hele man­daatperiode met diplomatie en tact zal te werk gaan en begrip zal betonen voor de gevoeligheden van het bezette land.

Op 16 december heeft een eerste ontmoeting tussen Mercier en Von Bissing plaats. De Duitser stelt zich verzoenend op. Hij « kon aankondigen dat de geplande vrijlating van de gedeporteerde priesters effek­tief zou doorgaan en dat de priesters-krijgsgevangenen als officieren zouden worden behandeld. Verder verklaarde de goe­­­verneur-generaal dat hij niet verwachtte door de Belgen als vriend te worden behandeld, wat in de gegeven omstandigheden wel niet mogelijk was, maar er toch op rekende dat men hem zijn taak niet moeilijker zou maken dan ze uiteraard reeds was. Hij rekende erop dat de geestelijke gezagdragers hem daarin zouden steunen » (Robrecht Boudens, Kardinaal Mercier en de Vlaamse Beweging, Leuven, 1975, pp. 111-112).

Mercier reageert op hoffelijke wijze. Hij stipt enkel aan dat België alleen voor het recht van de sterkste is bezweken en de feitelijke toestand dan ook principieel niet kan aanvaarden. Voor de rest verklaart hij zich bereid de zienswijze van Von Bissing bij te treden.

De gouverneur-generaal is best tevreden over het verloop van deze eerste kennismaking. Wat hij echter niet weet, is dat het door dom Beauduin geïnspireerde herderlijk schrijven van de kardinaal ondertussen klaar ligt bij de drukker...

« VADERLANDSLIEFDE EN VOLHARDING »

In zijn pastorale brief « Patriotisme et endu­rance », die op zondag 3 januari 1915 van op alle kansels in het aartsbisdom voorgelezen wordt, spreekt de kardinaal schande over de gewelddaden die het Duitse leger tegen de Belgische burgerbevolking begaan heeft. Hij herinnert aan de vele onschuldige doden, onder wie minstens veertien priesters en kloosterlingen. Hij benadrukt dat de Belgen, geschaard rond hun koning, volkomen terecht de wapens tegen de overweldiger hebben opgenomen : « Onze heilige godsdienst maakt van de vaderlandsliefde een plicht ; er is geen volmaakt christen of hij is ook een volmaakt vaderlander. »

Hoe dan ook, onderstreept de kardinaal, moeten de bevelen van de bezetter geëerbiedigd worden, tenminste « zolang zij noch de vrijheid van ons christelijk geweten, noch ons vaderlands eerge­voelen krenken ». Uitdagen, tarten of opschudding verwekken zijn absoluut niet aan de orde.

Maar, zo vervolgt Mercier, ook onder de bezetting moet de bevolking haar vaderlandsliefde helemaal niet opgeven. En dan volgt de bekendste passage uit de brief : « Deze macht is geen wettig gezag. Bijgevolg zijt gij haar, in het innige van uw gemoed, noch achting, noch ver­kleefdheid, noch gehoorzaamheid verschuldigd. »

Het herderlijk schrijven eindigt met de vol­ledige tekst van de warme brief die de paus begin december aan de kar­dinaal gericht heeft en waarin hij voorstelt de jaarlijkse Sint-Pieterspenning voor één keer niet aan de H. Stoel te schenken, maar te bestemmen voor het lenigen van de nood in België.

De kerstbrief van de kardinaal slaat in als een bom. Von Bissing is razend : in plaats van zijn uitgestoken hand te aanvaarden, spoort het hoofd van de Belgische Kerk zijn gelovigen aan tot insubordinatie. Hij wil Mercier onmiddellijk arresteren en ziet daar uiteindelijk enkel van af omdat hij van hem geen martelaar wil maken. De verspreiding en de lectuur van de brief worden verboden. Overal in het aarts­bisdom maken Duitse soldaten jacht op het document ; bij drukker Dessain worden veertigduizend exemplaren in beslag genomen. De gouverneur-generaal eist een herroeping van de scherpe tekst, wat de kardinaal vlakaf weigert.

Het is van belang te vermelden dat alle andere Belgische bisschoppen, die vooraf over het herderlijk schrijven van Mercier door dom Beauduin gepolst zijn, het initiatief afkeuren. Mgr. Heylen van Namen vindt de brief niet opportuun en vreest dat hij contraproductief kan werken. De bisschop van Luik, Mgr. Rutten, zegt dat een “ staat van vijandelijkheid ” tussen de bezetter en de Belgische Kerk nadelig voor de bevolking zal zijn : « Is het ons niet kostbaar om het lijden van het volk te verlichten, een minder hard bezettingsstatuut te verkrijgen, de situatie van onze talrijke gevangenen in Duitsland te verbeteren ? » Ook in Brugge, Gent en Doornik vindt men dat spreken zilver, maar zwijgen goud is.

De Duitse gezant bij de H. Stoel krijgt opdracht om bij staatssecretaris Gasparri krachtig te protesteren tegen het optreden van Mercier : de pastorale brief is zonder meer opruiend en hitst aan tot verzet. Waarom streeft de kardinaal niet naar een modus vivendi met de bezetter, in ieders belang ?

DE “ KARDINAAL VAN DE GEALLIEERDEN ”

Koning Albert
Koning Albert op een glasraam in de kapel van Oud-Stuivekenskerke. Hij was erg kritisch over de scherpe anti-Duitse initiatieven van Mercier : « Een kardinaal moet een element van matiging zijn. »

Begin januari publiceert The Times het onjuiste bericht dat Mercier zou gearresteerd zijn en gevangen wordt gehouden in zijn aartsbisschoppelijk paleis. De Franse kranten nemen de kwakkel gretig over. De Belgische regering in Le Havre stelt op 7 januari een telegram op dat in naam van de koning naar de paus verstuurd wordt en waarin Albert protesteert tegen « de arrestatie van een kerkvorst die het stilzwijgen niet kon bewaren tegenover de gruwelijke onrechtvaardigheden waaronder zijn gelovigen lijden. » En verder : « Ik druk ten overstaan van het vereerde hoofd van de Roomse Kerk mijn bewondering uit voor het optreden van kardinaal Mercier die, naar het voorbeeld van de roemrijke prelaten uit het verleden, niet teruggeschrokken is om vlakaf tegenover de meinedige de waarheid te verkondigen... » (M. Thielemans en E. Vandewoude, Le Roi Albert au travers de ses lettres inédites, Brussel, 1988, p. 554).

Of het telegram de werkelijke mening van de vorst over de flamboyante kardinaal uitdrukt, is zeer twijfelachtig. Net als de Belgische bisschoppen, die weigerden zich bij het herderlijk schrijven van de aartsbisschop aan te sluiten omdat zij de bezetter niet voor het hoofd wilden stoten, is Albert van mening dat een open confrontatie de kansen op een vredesregeling belemmert. Hoewel hij er in zijn privécorrespondentie niet voor terugschrikt te spreken over « een vijand die tegenover ons enkel getuigt van misprijzen en barbarendom » (brief aan Broqueville, 3 januari 1915), vindt de koning dat het al te principiële standpunt van Mercier alleen maar koren op de molen van de geallieerden is. Voor Albert, dat weten we, maakt België geen deel uit van het geallieerde kamp : ons land vecht enkel om zijn onafhankelijkheid terug te winnen.

Hij krijgt gelijk, want het valse bericht van de zogezegde arrestatie is nog maar het begin. Al snel schildert de propagandamachine in Frankrijk en Groot-Brittannië de Belgische kardinaal af als de vertolker van de anti-Duitse geest in ons land. Zonder dat hij er erg in heeft, wordt Mercier de “ held ” van de onverzoenlijke vijanden van Duitsland en het Habsburgse rijk : de antiklerikalen en de vrijmetselaars in Parijs, Londen en Washington...

De « kardinaal van de geallieerden » doet trouwens zijn best om aan zijn kerstbrief een zo ruim mogelijke ruchtbaarheid te geven. Aan zijn hulpbisschop, die in Londen verblijft, geeft hij de opdracht zo snel mogelijk voor een Engelse vertaling te zorgen en die in de pers te verspreiden. Half januari verschijnt het schrijven ook in The New York Times. De Belgische regering, die de propagandawaarde van Mercier volop wil uitbuiten, laat in Le Havre 175.000 exemplaren van « Patriotisme et en­durance » drukken en uitdelen. Met de steun van koning Albert ? Zeker niet !

DE INTRIGES VAN DE VRIJMETSELARIJ

Na een periode van betrekkelijke ontspanning in de betrekkingen met de bezetter neemt de kardinaal in september 1915 opnieuw de handschoen op. In « Oproep tot het gebed » beschrijft hij de strijd tussen de aartsengel Michaël en de gevallen engel Lucifer, en actualiseert die : « In onze zielen en in onze maatschappij zijn op elk tijdstip van de geschiedenis het leger van het kwade en het leger van het goede met elkaar in strijd. [...] De onrechtvaardigheid en het recht, de misdaad en de onschuld betwisten elkaar de eindoverwinning. » De Duitsers kunnen er niet om lachen.

Kort daarna richt Mercier een schrijven aan het episcopaat van Duitsland en Oostenrijk-Hongarije met het voorstel om een gemeenschappelijke commissie op te richten die klaarheid moet scheppen over de vermeende gewelddaden van Belgische “ weerstan­ders ” op Duitse soldaten bij het begin van de oorlog. De kardinaal weet goed genoeg dat de bisschoppen van de Centralen nooit toelating van hun regering zullen krijgen om aan zo’n commissie mee te werken. Zijn brief is dan ook een pure provocatie, bedoeld om de vijand een hak te zetten. Het enige concrete resultaat is verdeeldheid en hoog oplopende spanningen onder de Europese bisschoppen. Kardinaal-staatssecretaris Gasparri reageert bijzonder misnoegd, want « de H. Vader is niet gediend van dit soort polemieken tussen leden van de katholieke hiërarchie ». De Belgische primaat wordt in Rome ontboden.

Bij zijn aankomst in de Eeuwige Stad, op 14 januari 1916, wordt Mercier als een held door de bevolking onthaald. « Evviva il Belgio ! Abbasso la Germania ! », klinkt het uit duizenden kelen. Bou­dens stipt aan : « Antiklerikale milieus in Rome – zoals de Giordano Bruno-vereniging – riepen hun leden op tot demonstraties ten gunste van Mer­cier » (op. cit., p. 121). Dat lijkt op het eerste gezicht paradoxaal, maar men moet weten wat er achter de schermen gebeurt. Italië is kort tevoren van kamp gewisseld en is toegetreden tot de geallieerden. Kent de Belgische kerkvorst de achtergronden van die wissel ?

De politieke leiders van Italië dromen ervan om van het nog jonge koninkrijk een grootmacht te maken. Omdat gebiedsuitbreiding ten koste van Oostenrijk-Hongarije het meest voor de hand ligt, ondertekent de Italiaanse ambassadeur in opdracht van zijn regering – die volledig uit vrijdenkers bestaat – op 26 april 1915 in Londen een geheim verdrag dat aan Rome, in ruil voor een oorlogsverklaring aan Wenen en Berlijn, een schitterende buit zal opleveren : de provincie Trentino, Zuid-Tirol tot aan de Brenner, de havenstad Triëste en omgeving, heel Istrië, de Dalmatische kust en de bijhorende eilanden in de Adriatische Zee, en tenslotte ook de eilanden van de Dodekanesos ter hoogte van de Turkse kust (zie François Fejtö, Requiem pour un empire défunt. Histoire de la destruction de l’Autriche-Hongrie, 1988, p. 404).

Clausule 14 van het geheim verdrag sluit de paus expliciet uit van een toekomstige vredesconferentie : « Frankrijk, Groot-Brittannië en Rusland engageren zich om Italië te steunen in de kwestie van het niet-toelaten van vertegenwoordigers van de H. Stoel tot welke diplomatieke stappen ook in verband met een vredesconferentie of een regeling van de kwesties met betrekking tot de huidige oorlog » (Fejtö, op. cit., p. 406). En met dat antikatholiek en maçonniek kamp laat de Belgische kardinaal zich in ? Naïviteit, onwetendheid... Ongetwijfeld, maar ook dwaze kortzichtigheid !

OORLOG TOT HET BITTERE EINDE ?

Mercier beleefde na de oorlog triomfen als “ de kardinaal van de geallieerden ”.... en, allicht zonder dat hij er zich rekenschap van gaf, de vriend van alle vrijmetselaars die van de Wereldoorlog gebruik hadden gemaakt om het katholieke rijk van de Habsburgers te vernietigen. Hier ontvangt de kardinaal de Franse president Poincaré in Mechelen op 2 augustus 1919.
Mercier beleefde na de oorlog triomfen als “ de kardinaal van de geallieerden ”.... en, allicht zonder dat hij er zich rekenschap van gaf, de vriend van alle vrijmetselaars die van de Wereldoorlog gebruik hadden gemaakt om het katholieke rijk van de Habsburgers te vernietigen. Hier ontvangt de kardinaal de Franse president Poincaré in Mechelen op 2 augustus 1919.

Op 16 januari wordt Mercier door de paus in privéaudiëntie ontvangen. De kerstbrief komt ter sprake. Is de kardinaal toch niet over de schreef gegaan door te stellen dat men de bezettende macht geen gehoorzaamheid verschuldigd is ? De primaat verdedigt zich door uit te leggen wat hij wel en niet bedoeld heeft.

Blijkbaar is Benedictus niet overtuigd, want in een tweede audiëntie, op 26 januari, komt hij op de kwestie terug en waarschuwt : het is niet nodig te pas en te onpas patriottische verklaringen af te leggen. « Dat was toch een niet mis te verstane terechtwijzing aan het adres van Mercier. De aanmaning tot kalmte en voorzichtigheid was niet alleen een tegemoetkoming aan de belofte gedaan aan de Duitsers, het was ook in het belang van de neutraliteit van de Heilige Stoel, die niet gediend was van een kardinaal die al te veel het conflict opzocht » (De Volder, op. cit., p. 93).

In totaal blijft Mercier zes weken in Rome. Het is bij de kardinaal een komen en gaan van bezoekers, waarbij de prelaat zich allerminst lijkt te realiseren hoe zijn figuur door sommigen gebruikt wordt voor eigen doeleinden. Zo heeft hij op 10 februari een ontmoeting met de Franse premier Aristide Briand, een van de meest notoire antikle­rikale politici bij onze zuiderburen ; Briand speelde een cruciale rol in de afkondiging van de Schei­dingswetten van 1905, die de strikte scheiding tussen Kerk en staat invoerden en vele congregaties uit Frankrijk verdreven.

Weliswaar maakt Mercier van het gesprek gebruik om kritiek te leveren op de wijze waarop de Franse overheid met de katholieken omspringt, maar al snel komt de oorlog ter sprake. « De Franse premier en de Belgische kardinaal waren het erover eens dat de enige vrede die duurzaam zou zijn, de vrede was die zou volgen op de totale overwinning op de vijand » (De Volder p. 100). Wanneer de Fransman vraagt of hij ruchtbaarheid mag geven aan het onderhoud, stemt Mercier daarmee in. De Duitsers zijn verontwaardigd : de « Rekla­me­sucht » van de kardinaal doet hem blijkbaar elke voorzichtigheid tegenover de grootste vijanden van de Kerk ver­liezen. « Weltliche Politik » primeert bij hem op godsdienstzaken.

Ook in het Vaticaan is men niet gediend van het eigengereide optreden van de Belgische primaat. Kardinaal Merry del Val, de vroegere rechterhand van de H. Pius X, merkt in 1917 op : « Kardinaal Mercier is van een fenomenale onvoorzichtigheid. Het is bekend dat hij zich hier in Rome in zijn auto liet vergezellen door een journalist van [de liberale en antiklerikale krant] Il Messaggero. De toespraken die hij hier in Rome hield, waar hij tenslotte gast was van de paus, konden niet onvoorzichtiger of compromitterender zijn. »

Wie ook niet te spreken is over het « jusqu’au­boutisme » van de kardinaal, is koning Albert. De vorst streeft al langer naar een compromisvrede en weigert België vast te klinken aan de geallieerde ­politiek.

HEIMELIJKE TROTS EN ZELFINGENOMENHEID...

Wanneer Mercier eind februari uit de Eeuwige Stad vertrekt, slaakt men in het Vaticaan allicht een zucht van opluchting. Maar de kardinaal heeft zijn les niet geleerd : nauwelijks is hij weer in Mechelen of hij publiceert een nieuw herderlijk schrijven. In « A notre retour de Rome » onderstreept hij hoezeer zijn patriottische houding in Rome op steun mocht rekenen, ook bij de paus ! Hij citeert Bene­dictus XV, die op een foto die hij hem heeft geschonken eigenhandig (en onvoorzichtig genoeg) heeft geschreven : « Uw zaak is onze zaak »... Vervolgens verkondigt de kardinaal dat de overwinning van de geallieerde legers vaststaat : « De naties die over het grootste uithoudingsvermogen beschikken, zullen uiteindelijk succes kennen. » En verder : « Wij zullen het halen, twijfel daar niet aan ! »

Op zondag 12 maart wordt de brief in de kerken voorgelezen. Als een volleerd propagandist heeft Mercier dan al gezorgd voor de verspreiding ervan in het buitenland.

Voor Von Bissing is de maat nu vol. « Ik ben rotsvast van plan », schrijft hij aan Mercier, « in de toekomst niet meer te tolereren dat Uwe Eminentie, misbruik makend van de hoge functies en het respect dat men uw kerkelijk gewaad verschuldigd is, zich overgeeft aan een politieke propaganda die van aard is de bevolking op te zwepen. »

Staatssecretaris Gasparri laat vanwege de paus een duidelijke boodschap aan Mercier bezorgen : « Overwegend dat de kardinaal voldoende zijn terechte patriottische gevoelens heeft getoond en dat iedere nieuwe uiting daarvan ongetwijfeld erge gevolgen zal hebben voor het arme België en de H. Stoel, doet de H. Vader tot hem een warme oproep om zich tot nader order te onthouden van welke publicatie dan ook. » En voor het geval de rebelse prelaat toch nog een mogelijkheid zou zien om zijn zin door te drijven : « De kardinaal moet dit verzoek beschouwen als een order met verplicht karakter. Dat is nodig om zijn geweten tot rust te brengen. »

Verschillende personen hebben getuigd dat Mer­cier eigenlijk een groot genoegen schepte in zijn steekspel met de Duitsers. « Hij voelde zich sterk genoeg om de bezetters het hoofd te bieden en sprak niet zonder heimelijke trots en zelfingeno­menheid over de manier waarop hij zich tegenover hen gedroeg » (Boudens, op. cit., p. 128). Iedere maand kwam de kardinaal naar het Mechelse seminarie om er de toekomstige priesters te onderhouden over de laatste verwikkelingen met de Duitsers. « Verscheidene mensen, die deze voordrachten als seminaristen bijwoonden, hebben getuigd dat er iets in zijn toon was dat hun tegen de borst stuitte. [...] Ze verwachtten van de toespraken eigenlijk iets anders » (ibid.). « De specifiek priesterlijke vorming [...] was in de oorlogstijd blijkbaar op de achtergrond geraakt » (ibid., p. 129).

DE STEM VAN HET GEZOND VERSTAND

Met zijn anti-Duits activisme en zijn verknocht­heid aan de zaak van de geallieerden doorkruist kardinaal Mercier niet alleen de strategie van het Vaticaan, maar ook die van koning Albert. Eens te meer heeft de vorst een scherpe en juiste kijk op de zaken, zoals uit zijn oorlogsdagboek blijkt :

« De kardinaal werd triomfantelijk in Rome onthaald. Hij was er het voorwerp van toejuichingen van veel katholieken die er op uit waren zijn grote rechtschapenheid, zijn moed en België te eren. Bovendien kreeg hij de goedkeuring en de luidruchtige sympathiebetuigingen van alle vijanden van het pausdom, die maar al te blij waren om rondom een kardinaalsgewaad een geestdrift te manifesteren die eigenlijk een duidelijke afkeuring betekende van de politiek van Benedictus XV. Al dat rumoer rond de aartsbisschop van Mechelen moet bijgevolg onaangenaam geklonken hebben in de oren van het Heilig College van kardinalen.

« Het pausdom zal nooit de steun en de sympathie van het katholieke Oostenrijk en het keizerlijke Duitsland afwijzen om steun te zoeken bij de vrijmetselaars in Italië, in Frankrijk en in Londen, waar de Saint-Paul’s de oppositie tegen Petrus symboliseert. Het pausdom zal in zijn welwillendheid jegens de geallieerde katholieken wel zover willen gaan dat het kardinaal Mercier toelaat bij de maçonniek-revolutionaire elementen op de schoot te gaan zitten. Het zal hem in zijn illusies laten. In de katholieke Kerk, en vooral aan de top van de hiërarchie, komt men niet ver met alleen maar het hart en zonder het verstand.

« Het nadeel voor ons, Belgen, is dat de haatgevoelens er alleen maar door aangevuurd zullen worden. Waar kan dat alles ons anders toe leiden dan tot allerlei vormen van overdrijving, waardoor de schone, kordate en waardige houding van de grote meerderheid van het Belgische volk beklad wordt ? Een kardinaal moet een element van matiging zijn » (6 februari 1916).

redactie KCR
Hij is verrezen ! nr. 78, november-december 2015