HET DERDE GEHEIM VAN FATIMA
tekst en interpretatie

OP maandag 26 juni 2000 gebeurde eindelijk datgene waarop de wereld al veertig jaar wachtte en wat tot voor kort niemand voor mogelijk had gehouden: het Vaticaan maakte het Derde Geheim van Fatima officieel bekend.

Processie van Onze-Lieve-Vrouw van Fatima op 31 oktober 1999 te Dili
« God zal van deze zielen houden, als van bloemen door mij geplaatst om Zijn troon te versieren » (13 juni 1917). Processie van Onze-Lieve-Vrouw van Fatima op 31 oktober 1999 te Dili (Oost-Timor), na het vertrek van de troepen van de federale regering, die mohammedaans is en de christenen vervolgt. Ook deze voormalige Portugese kolonie deelt in de belofte van de H. Maagd: « In Portugal zal het dogma van het geloof altijd bewaard blijven. » Het bloed van de martelaars dat sinds een kwarteeuw op deze Indonesische bodem vergoten is, vormt er het welsprekend bewijs van (AFP / JIMIN-LAI).

Tijdens een persconferentie werd het document « De Boodschap van Fatima » voorgesteld dat uitgewerkt is door de Congregatie voor de Geloofsleer, en dat de handtekeningen draagt van kardinaal Joseph Ratzinger, prefect van de Congregatie voor de Geloofsleer, en van Mgr. Tarcisio Bertone, SDB, secretaris.

De tekst van veertig bladzijden – gepubliceerd in het Duits, het Engels, het Spaans, het Frans, het Italiaans, het Pools en het Portugees – bevat volgende elementen: een historische presentatie door Mgr. Bertone; het eerste en het tweede deel van het Geheim, volgens de tekst van zuster Lucia in de Derde herinnering van 31 augustus 1941 (originele tekst en vertaling ; een fotografische reproductie van het oorspronkelijk manuscript van het derde deel van het Geheim, en de vertaling ervan; de brief van Joannes-Paulus II aan zuster Lucia (19 april 2000) en de vertaling ervan; een synthese van de gesprekken die Mgr. Bertone en Mgr. Serafim de Sousa Ferreira e Silva (de bisschop van Leiria-Fatima) met zuster Lucia hadden op 27 april ll. in de Karmel van Coïmbra; de mededeling die kardinaal Angelo Sodano uitsprak op 13 mei ll. in Fatima; een theologisch commentaar door kardinaal Ratzinger.

Het Vaticaan heeft van bij het begin – op 13 mei ll. al, bij monde van kardinaal Sodano, nog vóór de publicatie van de tekst van het derde deel van het Geheim! – een interpretatie naar voren geschoven waarover blijkbaar geen enkele discussie geduld wordt. Volgens die interpretatie is de centrale figuur in het « Derde Geheim » Paus Joannes-Paulus II en de centrale gebeurtenis de aanslag die op hem gepleegd werd op 13 mei 1981.

Kardinaal Sodano: « Volgens de duiding die door de herdertjes gegeven werd, een duiding die onlangs nog bevestigd werd door zuster Lucia, is de “Bisschop in het wit gekleed” die voor alle gelovigen bidt, de Paus. Ook hij gaat moeizaam zijn weg naar het Kruis temidden van de lijken van de martelaars (bisschoppen, priesters, religieuzen en talrijke leken); daar valt hij op de grond als dood, onder de schoten van een vuurwapen. Na de aanslag van 13 mei 1981 was het voor Zijne Heiligheid duidelijk dat “een moederlijke hand het traject van het projectiel had geleid”, om de “stervende Paus” toe te laten te blijven staan “op de drempel van de dood”... » (Fatima, 13 mei).

En kardinaal Ratzinger: « De band tussen de aanslag en het derde Geheim is evident, de feiten bewijzen dat » (interview verschenen in La Repubblica van 19 mei).

Hoe reageren de media op die officiële interpretatie? De meeste commentatoren, ook bij ons, nemen de zienswijze van het Vaticaan kritiekloos over. Zo schrijft De Standaard in een commentaar op de persconferentie: « Vorige maand had paus Johannes Paulus II tijdens een bezoek aan het bedevaartsoord het geheim al in grote lijnen onthuld. Het hield de voorspelling in van de aanslag op zijn persoon door de Turk Ali Agça. Lange tijd was gedacht dat het geheim een voorspelling van de ondergang van de wereld zou inhouden. In het 43 pagina’s tellende document herhaalt het Vaticaan dat het geheim betrekking had op gebeurtenissen die al hebben plaatsgevonden, namelijk de aanslag op de paus in 1981 » (27 juni).

Het moet gezegd dat sommige journalisten in hun ijver om Joannes-Paulus II te bewieroken wel eens de pedalen verliezen – zo b.v. Orazio Petrosillo in de Italiaanse krant Il Messaggero (14 mei): « Aan de vooravond van zijn tachtigste verjaardag verwerft het avontuur van Karol Wojtyla het aureool van een legende [...]. Joannes-Paulus II verschijnt ons als een mystieke condottiere, voorspeld in een hemels visioen, die dodelijk gewond wordt ten gevolge van zijn strijd tegen het rijk van het kwaad. »

Maar andere commentatoren fronsen de wenkbrauwen: « Men moet toch wel over heel veel verbeeldingskracht beschikken om met zekerheid te kunnen besluiten dat het beeld van de bisschop die “als dood op de grond valt” temidden van een massa “lijken van martelaars” overeenstemt met het beeld van de Paus die op het Sint-Pietersplein gewond wordt » (Fabrizio Rondolino in La Stampa van 15 mei). Ronduit sarcastisch reageert Eugenio Scalfari: « Volkomen onuitgegeven is het geval van een Paus die op voorhand het verloop van zijn eigen zaligverklaring regelt – en zelfs, omdat het mirakel het toestaat, van zijn heiligverklaring! » (La Repubblica, 16 mei).

Beide laatstgeciteerde journalisten zijn echter anticlericalen, en daarom is het misschien goed om een lezersbrief af te drukken waarin lucht wordt gegeven aan de eerlijke verontwaardiging van een katholiek geweten :

« Men moet wel echt totaal niets afweten van de geschiedenis van Fatima om te geloven in de versie van het derde geheim die Zijne Heiligheid paus Joannes-Paulus II ons heeft gegeven op 13 mei jongstleden, vanuit het beroemde Portugese heiligdom. Een geheim dat ons uiterlijk in 1960 had moeten bekendgemaakt zijn.

In werkelijkheid is het uitsluitend het Tweede Vaticaans Concilie dat in vraag wordt gesteld in de inhoud van dit derde geheim, waarin helemaal niet gesproken wordt over de aanslag waarvan Zijne Heiligheid op 13 mei 1981 het slachtoffer was op het Sint-Pietersplein, hoewel men ons dat wil doen geloven.

De Heilige Geest zegt ons: “Een mond die lastert, brengt dood aan de ziel” (Wijsheid 1, 11). Het is omdat ik de moed heb de waarheid te zeggen, dat ik spreek. En ik bevestig, vóór God die me zal oordelen, dat nog nooit tot op de dag van vandaag een Paus zo’n grote leugen heeft uitgesproken als Z. H. Joannes-Paulus II over het derde Geheim van Fatima. »

Elichar ALESNE, F-13400 Aubagne (Le Figaro van woensdag 17 mei)

Deze lezer lijkt zich op het eerste gezicht volkomen te vergissen. Wie de tekst leest die op 26 juni door het Vaticaan openbaar gemaakt werd, stelt vast dat er geen enkele allusie in voorkomt op het Tweede Vaticaans Concilie.

Precies! Dit stilzwijgen is welsprekender dan welke uitleg ook. Als de Heilige Maagd met geen woord rept over de gebeurtenis die door Joannes-Paulus II en al zijn voorgangers sinds 1960 beschouwd wordt als het belangrijkste evenement van de eeuw, en zelfs van heel de Kerkgeschiedenis, dan heeft dit stilzwijgen iets onheilspellends...

Dat Vaticanum II door de inhoud van het derde Geheim niet alleen « in vraag wordt gesteld » maar ronduit veroordeeld wordt, dat is iets wat in de tweeëndertig jaargangen van de Contre-Réforme Catholique au vingtième siècle (1967-1999) zwart op wit bewezen staat. Wie zich de moeite getroost ze te bestuderen, of zich wil verdiepen in de volledige of gedeeltelijke vertalingen ervan die De Katholieke Contrareformatie in de twintigste eeuw publiceerde, zal de waarheid ontdekken!

Meer dan ooit moeten we stil staan bij de woorden van zuster Lucia aan pater Fuentes, uitgesproken in 1957:

« Pater, Satan is een beslissende strijd aan het leveren met de Maagd, en een beslissende strijd is een eindstrijd waarna men weet aan welke kant de overwinning zich bevindt en aan welke kant de nederlaag. Daarom behoren wij vanaf nu ofwel God toe, ofwel Satan. Een tussenoplossing is er niet... »

« Zij heeft aan ons gedrieën gezegd dat God de twee laatste remedies aan de wereld heeft gegeven: de heilige Rozenkrans en de godsvrucht tot het Onbevlekt Hart van Maria. Vermits dit de twee laatste remedies zijn, wil dit zeggen dat er geen andere zijn. »

Aan die beslissende strijd nemen wij al gedurende meer dan veertig jaar deel, met geloof en hoop, omdat wij zeker zijn van de uiteindelijke overwinning van de Heilige Maagd:

« Op het einde zal mijn Onbevlekt Hart triomferen. De Heilige Vader zal Rusland aan mij toewijden dat zich zal bekeren, en de wereld zal een tijd van vrede kennen. »

Wat wij de dertiende mei van dit jaar in Fatima gezien hebben, is het begin van de onstuitbare overwinning van het Onbevlekt Hart van Maria: de zaligverklaring van Francisco en Jacinta door paus Joannes-Paulus II. Daarmee gaat de Kerk in tegen de wil van paus Joannes XXIII, die in 1960 weigerde het Derde Geheim bekend te maken en zijn weigering aldus onder woorden bracht :

« Hoewel de Kerk de verschijningen van Fatima erkent, wenst zij niet de verantwoordelijkheid te nemen de waarachtigheid te waarborgen van de woorden die volgens de drie herdertjes door de Maagd tot hen gesproken zijn » (cf. CRC nr. 363, p. 9).

Door Francisco en Jacinta zalig te verklaren, heeft de Kerk Joannes XXIII in het ongelijk gesteld. Het eerste gevolg van de zaligverklaring is immers dat Lucia nu officieel erkend wordt als boodschapster van de profetieën van Onze-Lieve-Vrouw. Zo wordt bewaarheid wat Jacinta lang geleden tot haar oudere nicht zei:

« Er blijft mij niet veel tijd meer over alvorens ik naar de Hemel ga. Jij zal hier op aarde blijven, om te zeggen dat God in de wereld de godsvrucht tot het Onbevlekt Hart van Maria wil verspreiden. Als het ogenblik gekomen is om te spreken, steek jezelf dan niet weg. Zeg aan iedereen dat God ons zijn genade geeft door middel van het Onbevlekt Hart van Maria, want het is aan Haar dat we die genade moeten vragen. Zeg dat het Hart van Jezus wil dat wij samen met Hem het Onbevlekt Hart van Maria vereren. Zeg dat wij de vrede moeten vragen aan het Onbevlekt Hart van Maria, want het is aan Haar dat God de vrede heeft toevertrouwd. Ach, kon ik maar in alle harten het vuur doen branden dat in mijn borst brandt en dat in mij zo’n grote liefde opwekt voor het Hart van Jezus en het Hart van Maria! »

DE APOCALYPS VAN DE MAAGD

« Waaruit bestaat het Geheim? [...] Uit drie onderscheiden delen [...]. Het eerste was het visioen van de hel [...]. Het tweede houdt verband met de godsvrucht tot het Onbevlekt Hart van Maria.... » (zuster Lucia in haar Derde Herinnering).

De zieneres had van de Hemel de toelating ontvangen om de twee eerste gedeelten van het Geheim bekend te maken vanaf 1927, maar zij deed dit pas nadat ze het formele bevel ertoe gekregen had van haar oversten in 1941. Wat het derde gedeelte betreft, kreeg zij van de Hemel pas in 1944 de toelating en de kracht om het neer te schrijven.

Vooraleer het commentaar aan te vatten van de tekst die op 26 juni ll. gepubliceerd werd, geven we eerst de volledige vertaling van het Geheim zoals het nu bekend is. We baseren ons daarvoor op de derde en vierde Herinnering van zuster Lucia (resp. 31 augustus en 8 december 1941) en op het fac-simile van haar manuscript (gedateerd 3 januari 1944 en nu gepubliceerd). De ondertitels zijn van ons.

EERSTE GEHEIM : HET VISIOEN VAN DE HEL

« Onze-Lieve-Vrouw opende opnieuw haar handen, zoals de twee voorbije maanden. De weerkaatsing leek tot in de aarde door te dringen. Wij zagen een geweldige vuurzee, en in dat vuur ondergedompeld de duivels en de zielen. Deze zagen eruit als transparante gloeiende kolen, zwart of donkerbruin, met menselijke vormen. Zij dreven in de vuurgloed, nu eens opgeheven door de vlammen die uit hen opstegen samen met wolken van rook, dan weer naar alle kanten neervallend zoals vonken bij grote branden, zonder gewicht of houvast. Dat alles gebeurde onder kreten en zuchten van pijn en wanhoop, die ons deden huiveren en rillen van ontzetting. De duivels onderscheidden zich van de zielen door hun afschuwelijke, weerzinwekkende vormen van onbekende en angstaanjagende beesten; ze waren doorschijnend als vurige zwarte kolen.

« Dit visioen duurde maar een ogenblik, dank zij onze goede hemelse Moeder, die tijdens de eerste verschijning beloofd had ons naar de Hemel te brengen; zonder die belofte geloof ik dat we gestorven zouden zijn van schrik en ontzetting. »

TWEEDE GEHEIM :
DE VRAGEN VAN HET ONBEVLEKT HART

« Beangstigd en als om hulp vragend hieven we onze ogen op naar Onze-Lieve-Vrouw, die ons met goedheid en droefheid zei:

« Jullie hebben de hel gezien waar de zielen van de arme zondaars terechtkomen. Om ze te redden wil God in de wereld de godsvrucht tot mijn Onbevlekt Hart verspreiden. Als men doet wat ik jullie zeg, zullen vele zielen gered worden en zal er vrede komen. De oorlog gaat eindigen. Maar als men niet ophoudt God te beledigen, zal er tijdens de regering van Pius XI een tweede, nog vreselijker oorlog uitbreken. Wanneer jullie een nacht zullen aanschouwen die verlicht wordt door een onbekend licht, weet dan dat dit het grote teken is dat God geeft dat Hij de wereld gaat straffen om haar misdaden, door middel van oorlog, hongersnood en vervolgingen tegen de Kerk en de H. Vader.

« Om dit te verhinderen zal ik de toewijding van Rusland aan mijn Onbevlekt Hart en de eerherstellende communie op de eerste zaterdagen komen vragen. Als men gehoor geeft aan mijn beden, zal Rusland zich bekeren en zal men vrede hebben. Zoniet, dan zal het zijn dwalingen over de wereld verspreiden en oorlogen en vervolgingen tegen de Kerk uitlokken. De goede mensen zullen gemarteld worden, de Heilige Vader zal veel te lijden hebben, verschillende naties zullen vernietigd worden.

« Tenslotte zal mijn Onbevlekt Hart triomferen. De Heilige Vader zal Rusland aan mij toewijden dat zich zal bekeren en er zal een zekere tijd vrede aan de wereld geschonken worden.

« In Portugal zal het dogma van het geloof altijd bewaard blijven enz. »

DERDE GEHEIM :
DE HEROPSTANDING VAN DE ONVERDEELDE KERK

« J.M.J.

« Het derde deel van het geheim dat op 13 juli 1917 geopenbaard werd in de Cova da Iria te Fatima.

« Ik schrijf in gehoorzaamheid aan U, mijn God, die mij opdracht geeft door de tussenpersoon van Zijne Hoogwaardige Excellentie Mgr. de Bisschop van Leiria, en van Uw Allerheiligste Moeder, die ook mijn Moeder is.

« Na de twee delen die ik al heb verteld, zagen wij links van Onze-Lieve-Vrouw iets hoger een Engel, die een vurig zwaard in de linkerhand hield. Vonken vlogen eraf en vlammen sloegen eruit, alsof die de wereld in brand moesten steken. Maar de vlammen doofden uit toen zij in aanraking kwamen met het schitterend licht dat Onze-Lieve-Vrouw er vanuit haar rechterhand op liet stralen. De Engel die met de rechterhand naar de aarde wees, riep met luide stem: “Boete, boete, boete!”

« En wij zagen in een buitengewoon licht dat God is: – iets wat er uitziet als mensen in een spiegel, wanneer zij daar langs lopen – een Bisschop in het Wit gekleed (wij hadden het voorgevoelen dat het de Heilige Vader was).

« Verschillende andere Bisschoppen, Priesters, geestelijken en zusters beklommen een steile berg, waar zich op de top een groot kruis bevond uit ruwe stammen als van kurkeiken met schors. Alvorens daar aan te komen, ging de Heilige Vader door een grote stad die voor de helft verwoest was. Half bevend, met wankele tred, door pijn en verdriet neergeslagen, bad hij voor de zielen van de lijken die hij op zijn weg ontmoette. Boven op de berg aangekomen knielde hij neer aan de voet van het grote kruis. Daar werd hij door een groep soldaten, die met vuurwapens en met pijlen op hem schoten, gedood. Precies zo stierven één na één de Bisschoppen, Priesters, geestelijken en zusters, en verschillende leken, mannen en vrouwen van uiteenlopende standen en posities. Onder de beide armen van het kruis stonden twee Engelen, ieder met een kristallen schenkkan in de hand. Daarin verzamelden zij het bloed van de Martelaren en daarmee besprenkelden zij de zielen die naderden tot God.

« Tuy, 3-1-1944. »

ONS COMMENTAAR

Zaligverklaring van Francisco en Jacinta, zo klein... en zo groot!
Zaligverklaring van “Francisco en Jacinta,
zo klein... en zo groot!”

« J.M.J. »

Jezus! Maria! Jozef! Deze aanroeping staat gelijk met een precieze datering van het document. Na haar intrede in de Karmel (25 maart 1948) zou Lucia inderdaad geschreven hebben: J.M.J.T., Jezus, Maria, Jozef, Teresia. Voor Lucia heeft deze aanroeping ongetwijfeld een bijzondere dimensie, bij de herinnering aan het visioen van de Heilige Familie dat de verschijning van 13 oktober 1917 afsloot.

« Het derde deel van het geheim dat op 13 juli 1917 geopenbaard werd in de Cova da Iria te Fatima. »

We mogen de datum waarop geheel deze openbaring van de Hemel plaatsvond niet uit het oog verliezen: 13 juli 1917, d.w.z. vóór de Oktoberrevolutie in Rusland die op dat ogenblik door niemand in het Westen voorzien werd. Deze tekst is dus een « profetisch visioen vergelijkbaar met dat van de H. Schrift » (kardinaal Sodano op 13 mei ll.). Het gaat om een geïnspireerde tekst. Geïnspireerd door wie? Door de Heilige Maagd in persoon, zoals zuster Lucia laat verstaan:

« Ik schrijf in gehoorzaamheid aan U, mijn God, die mij opdracht geeft door de tussenpersoon van Zijne Hoogwaardige Excellentie Mgr. de Bisschop van Leiria en van Uw Allerheiligste Moeder, die ook mijn Moeder is. »

Dit schrijven ging niet zonder strijd. De brief waarin Mgr. da Silva aan zuster Lucia het formele bevel gaf het derde deel van het Geheim neer te schrijven, dateert van midden oktober 1943. Twee maanden later was zij er nog niet toe gekomen: telkens als zij de pen opnam, verkeerde zij in de onmogelijkheid om wat dan ook te schrijven.

Noch kardinaal Ratzinger, noch Mgr. Bertone, noch kardinaal Sodano oordeelden het nuttig om te herinneren aan de mysterieuze en vreselijke agonie die zuster Lucia doormaakte vooraleer zij uiteindelijk de boodschap op papier kon zetten. Wat hield haar tegen? « Zonder twijfel moeten we hierin de ultieme aanval zien van Satan tegen de boodschapster van de Onbevlekte: hij voorvoelde welk een verschrikkelijk wapen deze grote profetie, eenmaal op papier gezet, zou kunnen worden tegen zijn heerschappij over de zielen en zijn voornemen om binnen te dringen tot in het hart van de Kerk ... » (broeder François, Fatima, joie intime, événement mondial, p. 270).

De datum onderaan het document maakt ons duidelijk dat het obstakel overwonnen werd op 3 januari 1944, in de kapel van Tuy. Deze datum verwondert ons niet, want we weten dat Onze-Lieve-Vrouw de avond tevoren aan de zieneres verscheen om haar aan te sporen het derde gedeelte neer te schrijven.

« Na de twee delen die ik al heb verteld... »

Het derde gedeelte moet dus in zijn werkelijke context geplaatst worden, en mag niet los gezien worden van de twee andere gedeelten. Het grote Geheim van Fatima, geopenbaard op 13 juli 1917, is als een tragedie in drie bedrijven.

Eerste Bedrijf: HET VISIOEN VAN DE HEL

« Wij zagen een geweldige vuurzee, en in dat vuur ondergedompeld de duivels en de zielen... »

« Onze kleine vrienden kregen de hel te zien, en ze hoorden het gehuil van de veroordeelden, vlakbij hen. Lucia zou weldra leren dat haar zending van boodschapster van de Hemel erin zou bestaan onze goddeloze en afvallige eeuw te herinneren dat de hel bestaat; dat massa’s zielen erin terechtkomen, om voor eeuwig te lijden; en dat de Maagd Maria deze realiteit aan drie kinderen heeft willen tonen om te waarschuwen voor het ongeloof dat in onze eeuw spectaculair zou toenemen... en dat tenslotte zou leiden tot de bewering dat de hel niet bestaat of dat er niemand in zit! [...]

« Haar hele leven lang heeft de zieneres met al haar energie getuigenis afgelegd van wat zij gezien heeft op die 13de juli 1917. Herhaaldelijk verklaarde zij tegenover kerkelijke bezoekers of in haar briefwisseling:

« “ De aarde ging open en wij bevonden ons als het ware boven de hel, zoals iemand die bovenop een klip neerkijkt over de zee [...]. Ik hoorde kreten en het leek me dat de hel vlakbij was. Degenen die zich verdoemen zijn talrijk... Velen zullen verloren gaan... Wees niet verbaasd dat ik u zoveel over de hel spreek. Het is een waarheid die we de dag van vandaag vaak moeten herhalen, omdat men ze vergeet: de zielen vallen in de hel bij massa’s ” » (zuster Françoise de la Sainte Colombe, Francisco et Jacinta, si petits... et si grands, 1998, p. 149).

Op een dag bemerkte Lucia dat haar nichtje Jacinta er erg droevig uitzag en ze vroeg haar waaraan ze dacht:

« Ik denk aan de hel en aan de arme zondaars. De hel!... De hel!... Wat heb ik medelijden met de zielen die naar de hel gaan! En zeggen dat daar levende mensen zitten die branden als houtblokken in het vuur!... Lucia, waarom laat Onze-Lieve-Vrouw de hel niet zien aan de zondaars? Als ze de hel zagen, zouden ze geen zonden meer doen, om er niet naartoe te gaan! » (ibid., p. 158).

Soms greep Jacinta haar grote nicht stevig vast en zei: « Ik ga weldra naar de Hemel. Maar jij die hier blijft, als Onze-Lieve-Vrouw het toelaat, jij moet aan alle mensen vertellen hoe de hel er uit ziet, zodat ze geen zonden meer doen en er niet naartoe gaan » (p. 159).

Jacinta bekeek de maatschappij rondom haar met de ogen van haar hemelse Moeder: de mensen die de kant van het kwaad kozen, bij voorbeeld in het hospitaal van Lissabon, openlijke vijanden van God en van zijn Kerk, waren voor haar de « arme zondaars » die door de H. Maagd beklaagd worden; zij zijn de verdoemden van morgen die vandaag al, bij haar ziekbed, hun eerste stappen naar de hel zetten.

Abbé de Nantes maakte op een dag een gelijkaardige bedenking: « Waar zijn ze, de “arme zondaars” van wie de zielen naar de hel gaan? Ze zijn midden onder ons: ze leven op de aarde, ze sterven, en omdat niemand voor hen bidt, storten ze in de hel [...]. Ik was nog niet op de gedachte gekomen, ik durfde het niet, om in onze tijd van liberalisme en losbandigheid het verband te leggen tussen de verschrikkelijke criminelen die in onze samenleving aan het werk zijn, en diezelfde verschrikkelijke verdoemden morgen, temidden van de duivels, huilend en God vervloekend! Die massa’s mensen die in de schijnwerpers staan, geleerden, politici, filmsterren, zakenlui, killers en entertainers – toonbeelden van ongeloof en fanatieke propagandisten van valse religies of ideologieën – zij gaan naar de hel omdat niemand voor hen bidt en niemand hen evangeliseert [...].

« De verdoemden die branden, huilen, de heiligen vervloeken en hun Schepper haten, zijn dezelfden die hier op aarde de wet stellen: de dieven, de moordenaars, de leugenaars die speculeren met het geld van de onbemiddelden, die miljoenen zielen hun zuiverheid ontnemen en maagdelijke lichamen misbruiken onder de bescherming van maçonnieke wetten, en die uit alles geld slaan. En die het bezoek krijgen van de Paus en met wie onze bisschoppen zo graag dialogeren! » (CRC nr. 309, jan. 1995, p. 34).

Tweede Bedrijf: DE VRAGEN VAN HET ONBEVLEKT HART

« Jullie hebben de hel gezien waar de zielen van de arme zondaars terechtkomen. Om ze te redden wil God in de wereld de godsvrucht tot mijn Onbevlekt Hart verspreiden... »

Na het verschrikkelijk maar heilzaam visioen van de hel keert Onze-Lieve-Vrouw zich naar onze aardse aangelegenheden. « Nog niet de hel, maar in elk geval onze aarde omgevormd tot vagevuur! » (abbé de Nantes, CRC nr. 309, p. 35).

« De oorlog gaat eindigen. » We schrijven 13 juli 1917. In Frankrijk slaagt generaal Pétain erin een einde te maken aan de muiterijen die het Franse leger ondermijnen. De oorlog komt op een keerpunt met het offensief van Verdun. En door de staatsgreep van Sidonio Pais in Portugal, op 8 december 1917, zal de Portugese bijdrage aan de oorlog vlugger eindigen dan verwacht.

« Maar als men niet ophoudt God te beledigen... » Nochtans is het dat wat gebeurd is: de rampzalige Vrede van Versailles, de vrijmetselaarspolitiek van de Amerikaanse president Wilson, de terugkeer naar de macht van dezelfde anticlericale politici, de morele neergang van de gay twenties.

« ...zal er onder de regering van Pius XI een tweede, nog vreselijker oorlog uitbreken. » Onze-Lieve-Vrouw kondigt de Tweede Wereldoorlog aan nog vooraleer de Eerste voorbij is! Zij weet in 1917 wat er in 1938 zal gebeuren, want Zij is « van de Hemel ».

« Wanneer jullie een nacht zullen aanschouwen die verlicht wordt door een onbekend licht... » Abbé de Nantes: « In de vroege ochtend van woensdag 26 januari 1938 kon West-Europa een onverklaarbaar atmosferisch fenomeen waarnemen [...]. Ik herinner me nog de uitroepen van mijn kameraden: “Ik kon de krant lezen in het midden van de nacht! De hemel was rood, rood, rood!”. Op hetzelfde ogenblik had zuster Lucia in Tuy het grandioos spektakel gadegeslagen, waarin zij de twintig jaar tevoren voorspelde gebeurtenis had herkend » (CRC nr. 369, aug. 2000, p. 4). Nog geen twee maanden later, op 13 maart, vielen de Duitse troepen Oostenrijk binnen: de Anschluss luidde definitief Hitlers verovering van Europa in... op aansporen van Stalin. Het « onbekend licht », als een oceaan van vuur en bloed, was de aankondiging van de oorlog – « verschrikkelijk! verschrikkelijk! » – die God gedecreteerd had « om de wereld te straffen om zijn misdaden ».

« Om dit te verhinderen... » O clemens, o pia, o dulcis Virgo Maria! Onze hemelse Moeder schenkt ons nog een allerlaatste kans om aan het noodlot te ontkomen...

« ... zal ik de toewijding van Rusland aan mijn Onbevlekt Hart en de eerherstellende communie op de eerste zaterdagen komen vragen. »

Rusland? Waarom RUSLAND?

« Als een donderslag bij heldere hemel maakt Rusland vanaf deze dertiende juli 1917 zijn intrede in de aangelegenheden van God. » Op dat ogenblik « kan niemand ter wereld het succes voorspellen van de nakende Oktoberrevolutie », die van Rusland « de verschrikkelijke vervolger van de godsdienst en van alle menselijke waarden zal maken, waardoor het land in de jaren 1920-1930 het afgrijzen van heel het mensdom zal opwekken » (CRC nr. 279, p. 3).

De H. Maagd is inderdaad « komen vragen »: in 1925 in Pontevedra, in 1929 in Tuy, waar de laatste verduidelijkingen werden gegeven aangaande de voorwaarden voor de redding van de wereld. Maar in de voorstelling die het Vaticaan op 26 juni ll. van de boodschap van Fatima gaf, wordt met geen woord gerept over de verschijningen van Pontevedra en Tuy. Daardoor blijft het derde Geheim, ondanks de publicatie ervan, in feite verzegeld. Het derde deel ontwikkelt immers de gevolgen van de weigering om in te gaan op de verzoeken van het Onbevlekt Hart van Maria en het Heilig Hart van Jezus, die sedert 1929 met aandrang de toewijding van Rusland vragen... en die nog altijd wachten tot men hen zou willen gehoorzamen!

« De wereld, de Kerk, de Paus zelf bevinden zich NIET op dezelfde golflengte als de Hemel: ze staan NIET gericht op de vragen van de H. Maagd, op de wil van Jezus-God » (abbé de Nantes, jan. 1992).

« Als men gehoor geeft aan mijn beden, zal Rusland zich bekeren en zal men vrede hebben... » Helaas, noch de devotie van de eerste zaterdagen, noch de toewijding van Rusland zijn gerealiseerd. Wat Mgr. Bertone in zijn historische presentatie beweert, klopt niet met de waarheid, zoals wij in het verleden al meer dan eens bewezen hebben.

« Zoniet, dan zal het zijn dwalingen over de wereld verspreiden en oorlogen en vervolgingen tegen de Kerk uitlokken. De goede mensen zullen gemarteld worden, de Heilige Vader zal veel te lijden hebben, verschillende naties zullen vernietigd worden. »

Nog altijd leven wij in de tijd van de bestraffing die in 1938 begonnen is: de Tweede Wereldoorlog, « vreselijker » dan de eerste en nooit afgesloten door een vredesverdrag, die ertoe geleid heeft dat Rusland zijn dwalingen over de wereld verspreid heeft. Vandaag, in het jaar 2000, weten wij dat Rusland dit gedaan heeft ten koste van zeventig miljoen doden... Totnogtoe!

« Omdat God tezeer beledigd is door de wonden toegebracht aan het Onbevlekt Hart van Maria ten gevolge van de goddeloosheid en alle mogelijke ondeugden waaraan de mensen zich schuldig maken. Maar ook – toppunt van ongehoorzaamheid aan God en misprijzen voor zijn heilige Moeder – omdat de Paus en de bisschoppen sedert vijftig jaar weigeren de eenvoudige en mooie dingen te doen die van hen gevraagd worden: Rusland toewijden aan het Onbevlekt Hart en nieuwe, kleine devoties aanbevelen.

« De H. Vader zal ervoor gestraft worden en in het ongeluk gestort! Zoals de Franse koning Lodewijk XIV de vragen van het Heilig Hart kende en hooghartig negeerde, zo kende en negeerde Paus Pius XI de beden van het Onbevlekt Hart. En zoals Lodewijk XVI en de kleine dauphin met hun martelaarschap de fout van hun voorvader moesten uitboeten, zo ook zullen de opvolgers van Pius XI diens ongehoorde weigering moeten betalen... » (CRC nr. 184, dec. 1982, p. 5).

« Tenslotte zal mijn Onbevlekt Hart triomferen. De Heilige Vader zal Rusland aan mij toewijden dat zich zal bekeren en er zal een zekere tijd vrede aan de wereld geschonken worden. In Portugal zal het dogma van het geloof altijd bewaard blijven, enz. »

De openbaring van het Derde Geheim zou ons zodanig met wanhoop kunnen overspoelen dat onze goede hemelse Moeder ons vooraf, bij het afsluiten van het Tweede Geheim, wil verzekeren van haar uiteindelijke overwinning. Deze finale werd vroeger dus ten onrechte beschouwd als de conclusie van het Derde Geheim. Zoals Onze-Lieve-Vrouw de herdertjes had beloofd hen naar de hemel te brengen alvorens hen de hel te tonen, zo wil Zij ook dat wij de verzekering van haar eindtriomf hebben alvorens wij geconfronteerd worden met het derde bedrijf...

Derde Bedrijf:
DE HEROPSTANDING VAN DE ONVERDEELDE KERK

« Links van Onze-Lieve-Vrouw, iets hoger, zagen wij een Engel die een vurig zwaard in de linkerhand hield. »

Deze Engel doet denken aan de cherubijnen opgesteld aan de ingang van de tuin van Eden, nadat God Adam er uit weggestuurd had: « Hij joeg de mens weg en plaatste vóór de tuin van Eden de kerubs met de vlam van het bliksemende zwaard om de weg naar de levensboom te bewaken » (Gen. 3, 24).

De Engel wordt naast Onze-Lieve-Vrouw geplaatst, in haar dienst sinds het begin van de gewijde Geschiedenis (Gen. 3, 15), en tot aan het einde: « Toen barstte een strijd los in de hemel: Michaël met zijn Engelen streed tegen de Draak. En de Draak zette met zijn Engelen een tegenaanval in, maar ze delfden het onderspit en werden uit de hemel verjaagd » (Ap. 12, 7-8). In die hemel zag Sint-Jan het grote « teken » schitteren van de « Vrouw » bekleed met de zon, gekroond met sterren en de maan onder haar voeten.

Hij is het: Michaël, de « Engel van Portugal » die in 1916 de drie kinderen voorbereidde op de verschijningen van de Koningin der Engelen. Maar hij vervult niet meer de taak van Engel van de Vrede, noch van Engel van de Eucharistie, zoals in 1916, vermits hij een zwaard in de hand houdt...

« Vonken vlogen eraf en vlammen sloegen eruit, alsof die de wereld in brand moesten steken. »

De reden voor deze straf lijkt veel ernstiger dan bij het begin van de tijden, vermits de redding die beloofd werd aan onze voorouders deze Maagd was die een Verlosser ter wereld moest brengen. Is de misdaad begaan tegen Haar, tegen haar Onbevlekt Hart, dan onvergeeflijk? We hebben de indruk op voorhand het mirakel mee te maken van de zon die op de aarde stort! Zal dit vuur « de wereld in brand steken » en de aarde omvormen tot een Hel, als straf voor de hardnekkige afwijzing door Pius XI van de vragen van het Onbevlekt Hart?

Het antwoord is ja: door de Tweede Wereldoorlog, « vreselijker » dan de eerste. Maar gelukkig oefent Onze-Lieve-Vrouw een buitengewone tegenkracht uit tegen dat vuur:

« Maar de vlammen doofden uit toen zij in aanraking kwamen met het schitterend licht dat Onze-Lieve-Vrouw er vanuit haar rechterhand op liet stralen. »

Het visioen drukt hier op weergaloze wijze de Bemiddeling uit van Haar die zich in de rue du Bac geopenbaard heeft, terwijl stralen uit haar barmhartige handen stroomden om genadegaven te verspreiden, en die zichzelf vervolgens in Lourdes “de Onbevlekte Ontvangenis” genoemd heeft. Op 13 oktober 1917 zal zij de omvang van haar heerschappij tonen door de zon met een gebaar van haar handen in beweging te doen komen, om vervolgens de val van diezelfde zon te stuiten.

Het schitterend licht dat Onze-Lieve-Vrouw vanuit haar rechterhand liet stralen op 13 juli was dus gericht tegen het zwaard van de Engel. We kunnen de vergelijking maken met «  het schild van het Geloof » waarmee Sint-Paulus de Efeziërs wapende: «  Houdt steeds het schild van het geloof in de hand, dankzij hetwelk gij alle vlammende sporen van het Kwaad zult kunnen doven » (Ef. 6, 16). Maar hier zijn « de vlammende sporen » die van een wrekend vuur, dat niet van de Boze komt maar van de Doodsengel, de Engel van het Oordeel. Dat vuur wordt gedoofd door de schitterende vlammen die Onze-Lieve-Vrouw vanuit haar rechterhand liet stralen.

Wil dit zeggen dat de toewijding van Rusland aan het Onbevlekt Hart van Maria uiteindelijk gebeurd is, en door de Hemel goed bevonden? Ja en neen. De expliciete toewijding van Rusland? Neen! Maar de toewijding van de Kerk en de wereld aan het Onbevlekt Hart, uitgesproken door Pius XII op 31 oktober 1942, heeft wel het einde van de oorlog bekomen. Zuster Lucia heeft dit geschreven aan de bisschop van Gurza, op 28 februari 1943:

«  De goede God heeft me reeds zijn tevredenheid getoond over de toewijding die door de Paus en verschillende bisschoppen werd gedaan, hoewel ze niet volledig beantwoordt aan Zijn verlangen. Hij belooft in ruil hiervoor weldra een einde te maken aan de oorlog. De bekering van Rusland is niet voor nu » (Fatima, joie intime, p. 248).

De Engel is dus ontwapend door de almachtige tussenkomst van de Maagd. In plaats van de wereld in brand te steken met het zwaard dat hij in de linkerhand houdt...

« wees hij met de rechterhand naar de aarde en riep met luide stem: “Boete, boete, boete!” »

Ooit gaf Lucia aan iemand die haar ondervroeg over het Derde Geheim de aanbeveling het Boek van de Apocalyps ter hand te nemen.

In hoofdstuk 8 ziet en hoort Joannes « een Arend die recht omhoog vliegt terwijl hij met luide stem roept: “Wee, wee, wee de bewoners der aarde” » (Ap. 8, 13). De “aarde” duidt Palestina aan, het Heilig Land, en dit is dan weer een voorafbeelding van de Kerk. En in hoofdstuk 12, na de overwinning van de Aartsengel Michaël en zijn engelen, hoort men een stem uit de hemel roepen: « Wee u, aarde en zee, want de duivel is tot u neergedaald, ziedend van woede en wetend dat zijn dagen geteld zijn » (Ap. 12, 12).

Nochtans is het geen “onheil” dat aangekondigd wordt aan de aarde, dit wil zeggen de Kerk, en aan de zee, dit wil zeggen de wereld, maar een vorm van genade... in ruil voor “ boete ”.

Dr. Carlos Mendès verhaalt hoe hij op 13 oktober 1917, na het zonnewonder, Lucia in zijn armen nam om haar tot aan de weg te dragen. « Zo werd mijn schouder het eerste spreekgestoelte vanwaar Lucia de boodschap van Onze-Lieve-Vrouw van de Rozenkrans verkondigde. Met een grote geestdrift en een groot geloof riep ze uit: “ Doe boete! Doe boete! Onze-Lieve-Vrouw wil dat jullie boete doen. Als jullie boete doen zal de oorlog ophouden… ” Ze leek geïnspireerd… Het was werkelijk indrukwekkend haar te horen. Haar stem klonk als die van een groot profeet » (Francisco et Jacinta, p. 276).

Diezelfde avond verduidelijkte Lucia aan kanunnik Formigao dat Onze-Lieve-Vrouw het woord “boete” niet zelf gebruikt had:

« “Heeft Zij gezegd dat Ze wilde dat het volk boete deed?”

– “Ja.”

– “Heeft Zij het woord ‘boete’ gebruikt?”

– “Neen. Ze heeft gezegd dat we het rozenhoedje moeten bidden, tegen onze zonden moeten ingaan en vergiffenis moeten vragen aan Onze-Lieve-Heer, maar ze heeft het woord boete niet uitgesproken” » (Fatima joie intime, p. 84, voetnoot 5).

Nu begrijpen we de volledige draagwijdte: het was het visioen van 13 juli dat de woorden van Lucia inspireerde, en de “profetische” toon van haar stem was de nabootsing van de stem van de « Engel die naar de aarde wees », dat wil zeggen naar de Kerk.

Betekent dit dat men inderdaad boete gedaan heeft? Vanaf 1944? Jammer genoeg niet! Want precies bij de “bevrijding”, onder Pius XII (“ de paus van Fatima ”, die tot bisschop gewijd werd op 13 mei 1917!), stak in de Kerk een verschrikkelijk kwaad de kop op, erger dan alle crisissen die zij de voorbije tweeduizend jaar doorstaan had, een kwaad ook dat van jaar tot jaar in ernst toenam en dat in de jaren zestig – de jaren van het Concilie en het post-concilie – als een dijkbreuk alles overspoelde: de massale apostasie van de Kerk in haar Hoofd en in haar leden.

« Deze ramp zonder weerga is verbonden met alle andere rampen die tevoren waren aangekondigd. Op de Wereldoorlog die in 1938 onketend werd, moest – bij gebrek aan gehoorzaamheid en bekering – het in de steek laten door de H. Geest van een “opstandige en ongelovige” hiërarchie volgen, een hiërarchie die door haar dwaze hoogmoed en zelfvoldaanheid in een ongeneeslijke verblinding en hardheid gestort was – tenzij er een mirakel zou gebeuren. Het mirakel wordt aangereikt te Fatima, en het is hun onvergeeflijke zonde, zonde tegen de Heilige Geest, er niet op in te gaan » (abbé de Nantes, CRC nr. 279, jan. 1992, p. 4).

Zuster Lucia waarschuwde pater Fuentes er al voor op 26 december 1957:

« Pater, laten we niet wachten totdat uit Rome vanwege de Paus een oproep tot boete komt voor de hele wereld; wachten we ook niet af tot zulk een oproep komt van onze bisschoppen in hun bisdom, noch van de religieuze congregaties. Neen. Onze-Lieve-Heer heeft al heel dikwijls deze middelen gebruikt en de wereld is er niet op ingegaan » (Fatima, joie intime, p. 283-284).

EEN PAUS ZONDER TIARA

Maar nu verandert het decor voor een ander drama:

« En we zagen in een buitengewoon licht dat God is: »

Deze theofanie gelijkt op die waaraan de zieners in de Cova da Iria deelachtig waren vanaf de eerste dag, en waarvan Francisco zei: « Waar ik het meest van gehouden heb, dat was van Onze-Lieve-Heer te zien in dat licht dat Onze-Lieve-Vrouw ons in de borst heeft geplant » (Francisco et Jacinta, p. 313). « Buitengewoon licht », volkomen tegengesteld aan de « vuurzee » van het eerste visioen.

« iets wat er uitziet als mensen in een spiegel, wanneer zij daar langs lopen »...

Het « licht dat God is » heeft zijn Naam geopenbaard aan Mozes, in het Oude Testament: YHWH, « IK BEN ». In dit licht weerspiegelt zich als « in een spiegel » de loop van de voorbije, de tegenwoordige en de toekomstige geschiedenis, in een eeuwig heden. In zijn homilie van 13 mei 2000, te Fatima, heeft de Paus de nadruk gelegd op dit aspect: « Het was toen dat zij uit haar moederhanden een licht zagen tevoorschijn komen dat het innerlijkste van henzelf doordrong, zodat zij zich in God ondergedompeld voelden zoals wanneer iemand – legden ze uit – zichzelf in een spiegel bekijkt. »

Bij die woorden uit zijn homilie dacht de Paus beslist aan de overeenkomstige passage van het Derde Geheim, temeer omdat hij het was die de kinderen in deze spiegel aanschouwden; tenminste, dat dacht hij!

« …een Bisschop in het Wit gekleed. »

In het Boek der Openbaring onderscheidt de “witte” kleding de heiligen van één van de zeven Kerken waaraan Christus verklaart: « Ik ken uw gedrag; ge hebt de naam dat ge leeft, maar ge zijt dood » (Ap. 3, 1). Alle leven is er nochtans niet uit weggevloeid: « Enkelen onder de uwen hebben hun klederen niet besmet; ze zullen mij vergezellen, in het wit, omdat ze daartoe waardig zijn. Wie overwint, zal dus in witte klederen worden gehuld; en zijn naam zal Ik niet uitwissen uit het boek des levens, maar ik zal zijn naam belijden voor mijn Vader en voor zijn engelen » (Ap. 3, 4-5). Bijgevolg duidt « een Bisschop in het Wit gekleed », weerspiegeld vóór de ogen van de zienertjes van Fatima « in een buitengewoon licht dat God is », op een heilige die voortkomt uit een Kerk die in gebreke blijft...

Zuster Lucia heeft in het Portugees Branco geschreven,met een hoofdletter B, zoals voor een eigennaam; in het Italiaans wordt het woord vertaald door Bianco, of nog… Albino. « In een licht »: Luciani.

«Wij hadden het voorgevoel dat het de Heilige Vader was. »

Ook al droeg hij niet de tiara! Immers, sinds Paulus VI op 13 november 1964 de tiara heeft afgezet als teken van verzaking aan de soevereiniteit van de Paus over de prinsen en de koningen, verschijnt de H. Vader nog slechts als « een Bisschop », maar « in het Wit gekleed ». Albino Luciani was de eerste Paus die aldus “ontkroond” was op de dag zelf van zijn wijding!

« Voorgevoelen » dat het een goede Paus was: « de Heilige Vader »! De uitdrukking is geladen met heel de vurige devotie waarmee de Kerk de “Paus van de glimlach” gedurende de drieëndertig dagen van zijn pontificaat omringd heeft. « Een tweede heilige Pius X die zichzelf niet kent », kondigde abbé de Nantes vreugdevol aan (CRC nr. 133, september 1978), alvorens de daaropvolgende maand « de heilige die God ons gegeven heeft » te bewenen in bewoordingen waarvan men zou zeggen dat ze geïnspireerd waren door het Geheim:

« Albino Luciani, dit wil zeggen wit licht, glans van de maan die schijnt in de nacht en hem verlicht met een schoonheid die ze helemaal verschuldigd is aan de zon van wie ze de weerkaatsing is. Zo was de nederigheid van hem die toegaf niet het licht te zijn maar er dicht bij ons slechts de spiegel van wilde zijn » (CRC nr. 134, oktober 1978).

Is hij het die de zieners van Fatima gezien hebben op 13 juli 1917, in dat « buitengewoon licht dat God is »: « iets wat er uitziet als mensen in een spiegel »?...

De woorden die hierop volgen, « wanneer zij daar langs lopen », drukken goed de kortstondigheid uit van een pontificaat van drieëndertig dagen. Hij heeft niets anders kunnen doen dan « voorbijlopen »…

« Verschillende andere Bisschoppen, Priesters, geestelijken en zusters beklommen een steile berg, waar zich op de top een groot Kruis bevond uit ruwe stammen als van kurkeiken met schors. »

DE STEILE BERG VAN FATIMA

« Verschillende andere Bisschoppen, Priesters, geestelijken en zusters beklommen een steile berg, waar zich op de top een groot Kruis bevond uit ruwe stammen als van kurkeiken met schors. »

Portugal, en het Spaanse Galicië waar zich Tuy en Pontevedra bevinden, waar Onze-Lieve-Vrouw de toewijding van Rusland is komen vragen en de eerherstellende communie van de eerste zaterdagen van de maand, heeft werkelijk het aanschijn van « een steile berg » waarvan de hoogte afneemt van de Spaanse grens naar de Oceaan toe, en van noord naar zuid, tot aan de Serra de Aire waar Fatima zich bevindt.

In dit gebergte heeft de Heilige Duif zich laten zien en horen bij haar verschijningen in 1917: « Mijn duifje, verscholen in de rotsspleten, in de holen der klippen » (Hooglied 2, 14). Maar het « grote Kruis » opgericht op de top evoceert nog meer de Kalvarieberg.

Het visioen toont de kinderen, in een voorafbeelding, « verschillende andere Bisschoppen, Priesters, geestelijken en zusters » terwijl ze in bedevaart optrekken naar die plek.

De « kurkeik » is het symbool van Portugal, zoals de esdoorn dit is voor Canada en de ceder voor Libanon. De « ruwe stammen », met hun dikke kurkeiken bekleding, aan mekaar gezet om « een groot kruis » te vormen, zijn een uitbeelding van het « dogma van het geloof » dat steeds bewaard zal blijven in Portugal, onder de ruwe bast zoals we die kennen, zonder religieus habijt! Maar de « schors » beschermt een volmaakt gladde stam. Als men deze schors verwijdert, ontdekt men heiligen: de zalige Francisco en Jacinta, in afwachting van zuster Lucia. Ze zijn afgeschermd van de wereld, onder de ruwe schors, terwijl « verschillende Bisschoppen, Priesters, geestelijken en zusters » naar Fatima komen op bedevaart.

« Alvorens daar aan te komen, ging de Heilige Vader... »

Deze passage laat ons toe het verlangen van Jacinta te begrijpen waarover Lucia vertelt:

« Toen twee priesters de zieners waren komen ondervragen en hen aanbevolen hadden te bidden voor de Heilige Vader, had Jacinta gevraagd wie de Heilige Vader was. Die goede priesters legden hen uit wie hij was en hoezeer hij nood had aan gebeden. Jacinta ervoer zoveel liefde voor de Paus dat telkens wanneer zij haar offertjes aan Jezus opdroeg, ze eraan toevoegde:

« “En voor de Heilige Vader.”

« Na het rozenhoedje bad zij steeds drie weesgegroetjes meer voor de Paus en zei soms:

« “Hoe graag zou ik de Heilige Vader willen zien! Veel mensen komen naar hier, maar nooit de Heilige Vader!” […]

« In die tijd bad men regelmatig voor de Paus, in alle parochies, meer bepaald tijdens het Lof, op zondagen en grote liturgische feestdagen. De parochianen waren dus gewoon te bidden voor de Paus, ook al wisten de jongsten onder hen niet wie hij was » (Francisco et Jacinta, p. 166 en 168).

Het is belangrijk om weten dat Jacinta een profetisch visioen kreeg bij de waterput van de Arneiro. Het meisje was alleen terwijl Lucia, samen met Francisco, wilde honing was gaan zoeken in een braambos dat zich onderaan een naburige rots bevond. Plots riep Jacinta Lucia:

« Heb je de Heilige Vader niet gezien?

– Neen!

– Wel, ik weet niet hoe, maar ik heb de Heilige Vader gezien in een zeer groot huis, geknield voor een tafel, het hoofd in de handen en wenend. Buiten was er veel volk en sommigen gooiden stenen naar hem, anderen vervloekten hem en spraken zeer gemene woorden tegen hem. Arme Heilige Vader! We moeten veel voor hem bidden! »

In het visioen van 13 juli 1917 zien de kinderen de Paus zelf op weg naar de « steile berg ».

Maar « alvorens daar aan te komen », welk een oponthoud!

« Als Pius XI niet ingegaan is op het verzoek van de Hemel op het ogenblik dat hij er kennis van nam, dan is dat vóór alles omdat het volbrengen van een plechtige daad van eerherstel en toewijding van Rusland, door de Paus en alle bisschoppen van de wereld, een formele, doctrinaire veroordeling veronderstelde van het marxisme-leninisme en een krachtdadige, soeverein onafhankelijke politiek tegenover het bolsjevistische Rusland. » Maar vanaf 1917 had de Heilige Stoel, in navolging van de Westerse democratieën, zich geëngageerd op de weg van het compromis, zeg maar van de medeplichtigheid. « Paus Pius XI zette de politiek voort die door zijn voorganger Benedictus XV was uitgedokterd […]. Terwijl de vervolging in Rusland steeds gruwelijker werd, probeerde hij een modus vivendi te bereiken met de Sovjets en zag zich reeds als de uitvoerder van een grandioos apostolaat in Sovjet-Rusland » (Fatima, joie intime, p. 209-210).

Deze Ostpolitik was de voornaamste hinderpaal voor de realisatie van het grote plan van barmhartigheid geopenbaard te Tuy voor de bekering van Rusland en de vrede in de wereld. Vanaf de dag waarop men hem het verzoek tot toewijding van Rusland kenbaar maakte, dit wil zeggen vanaf 1930-1931, bewaarde Pius XI een ijselijke stilte rond de boodschap van Fatima. Hij liet daarbij duidelijk verstaan dat hij niet zou dulden dat een zuster hem een politiek en een beleid zou dicteren die tegenstrijdig waren met zijn plannen, zelfs al deed ze dit in naam van de hemel, en zelfs al was dit voor het goed van de Kerk en de vrede in de wereld. « De leiding van de Kerk, dat was zijn zaak, en hij wist beter dan wie ook welke weg moest gevolgd worden! » (ibid., p. 212). De weg van Satan!

Het is toen dat Lucia het verdriet van Onze-Lieve-Heer vernam, te Rianjo, een kleine badplaats dichtbij Pontevedra, waarheen zij door haar oversten gestuurd was om te rusten:

« Laat mijn dienaars weten dat, als ze het voorbeeld volgen van de koning van Frankrijk door de uitvoering van mijn verzoek te verdagen, ze hem zullen volgen in het ongeluk. Nooit zal het te laat zijn om zijn toevlucht te nemen tot Jezus en Maria » (Fatima, joie intime, p. 213).

Zo hing in de periode 1929-1931 alles van de Paus af. Als Rusland toegewijd geweest was aan het Onbevlekt Hart van Maria, dan zou het zich bekeerd hebben en de Tweede Wereldoorlog zou niet hebben plaatsgevonden, noch de duizelingwekkende expansie van het communisme die er de grote overwinnaar van was.

Het is daarom dat de door de Maagd Maria gebruikte uitdrukking « tijdens de regering van Pius XI », niet slechts een chronologische aanduiding is: ze duidt de Paus aan die de zware verantwoordelijkheid draagt voor de tweede oorlog die op komst is, vreselijker dan de eerste.

Aan het begin van het jaar 1944 drukte zuster Lucia het verlangen uit persoonlijk met Paus Pius XII te spreken, ongetwijfeld om hem te onderhouden over het Derde Geheim dat zij zopas op schrift had gesteld. Maar 1944 is ook het jaar van de eerste aanval van de Vlaamse jezuïet pater Dhanis tegen Fatima. Een succesvol offensief overigens: Pius XII heeft zuster Lucia nooit ontvangen. Maar waarom heeft Pius XII het Geheim niet geopend?

De minachting van Joannes XXIII, zijn opvolger, is gekend (cf. supra, p. 2), evenals zijn beslissing het Geheim niet bekend te maken in 1960, in strijd met de wil van de Allerheiligste Maagd.

Wat Paulus VI betreft, het volstaat zijn antwoord aan Jean Guitton te citeren, bij de terugkeer van zijn bedevaart naar Fatima op 13 mei 1967: « Welke indruk heeft Lucia op u gemaakt?

– O, antwoordt de Paus. Het is een ongecompliceerde boerin. Het volk wilde haar zien en ik heb haar getoond. »

Het is met Joannes-Paulus I, Albino Luciani, Bisschop in het Wit gekleed, dat alles zal veranderen:

« de Heilige Vader » zette zich werkelijk in beweging in de richting van de steile berg.

« Bij leven, zei hij tot zijn intieme vrienden, zal ik terugkeren naar Fatima om de wereld en in het bijzonder de volkeren van Rusland toe te wijden aan de Heilige Maagd, volgens de aanwijzingen die zij gegeven heeft aan zuster Lucia » (Jean-Paul Ier et Fatima, CRC nr. 325, sep. 1996, p. 12).

DE KERK IN PUIN

« … ging de H. Vader door een grote stad die voor de helft verwoest was ».

Volgens het Boek der Openbaring roept « een grote stad » in puin en gevuld met lijken het Rome van Nero op, gestraft voor zijn tweevoudige misdaad van afgoderij (Openb. 17, 4) en van moord (Openb. 17, 6).

In het visioen van Fatima is de « grote stad » waar de Paus doortrekt, het christelijke Rome. « voor de helft verwoest »: verwoest door welke ramp? « Door het zwaard, door hongersnood of door de pest » (Ez. 6, 12) ? Door een raketinslag, een aardbeving of AIDS?

Maar ook een figuurlijke interpretatie ligt voor de hand. Rome, dat is de Kerk. En die Kerk is « verwoest » door veertig jaar conciliaire hervorming! Het Tweede Vaticaans Concilie, de opening naar de wereld, de reformatie van de Kerk – een ware « zelfdestructie », dixit Paulus VI in hoogsteigen persoon! – de oecumene, de politiek à la Montini, het financieel gesjoemel van de Milanese en de Vaticaanse maffia...

Joannes-Paulus I had bij zijn eerste bedevaart naar Fatima, in 1977, als patriarch van Venetië, gezegd:

« Ik wil niet handelen met het Vaticaan. In het Vaticaan huist de duivel » (CRC nr. 229, jan. 1987, p. 6).

« Half bevend, met wankele tred, door pijn en verdriet neergeslagen, bad hij voor de zielen van de lijken die hij op zijn weg ontmoette. »

In tegenstelling tot de interpretatie van kardinaal Sodano wordt nergens gezegd dat het gaat om de « lijken » van « gemartelde personen ». Als dat het geval was, dan zouden hun « zielen » geen nood hebben aan de gebeden van de Paus. Dan zou hij het veeleer zijn die nood zou hebben aan hún tussenkomst!

Neen! De « lijken » zijn die waarover Sint-Jan schrijft aan de Kerk van Sardes: « Ik ken uw gedrag; ge hebt de naam dat ge leeft maar ge zijt dood » (Openb. 3, 1). Het zijn de lijken die achtergelaten zijn door « de kanker van de Kerk, die bloedarmoede van wanorde, geloofsafval, immoraliteit, overal verspreid en officieel gevestigd, gekoesterd, van hoog naar laag in de hiërarchie » (CRC nr. 134, p. 3).

Joannes-Paulus I werd overladen met dossiers van uitgetreden religieuzen, overstelpt met « lijken » waarvoor hij nog slechts kon « bidden », net alsof ook hij de hel zag « waarin de zielen van de arme zondaars neerstorten ».

Drieëndertig dagen duurde zijn pontificaat: « Drieëndertig dagen voor de drieëndertig jaren van Christus » (abbé de Nantes).

« Niemand betwist dat alles heilig was gedurende die drieëndertig dagen, opbouwend, troostend en zoet om vandaag te overwegen: vanaf de getekende kruisweg die kardinaal Felici hem gaf op vrijdag 26 augustus ’s avonds, toen de meerderheid van de stemmen al was bereikt, tot aan de nacht van 28 september toen het uur gekomen was en zijn handen de Navolging van Christus opzij legden – zijn geliefkoosde avondlectuur die toen voorgoed overbodig werd... Tussen deze twee dagen in ligt de liefde van een onafgebroken zelfgave aan de Kerk, want “ in Haar alleen bevindt zich de redding: sine illa peritur! ” (toespraak van 27 augustus). Dat alles gebeurde met de glimlach op het gelaat en de doodstrijd in het hart, zoals blijkt uit zijn antwoord twee dagen tevoren aan kinderen die ervan droomden paus te worden zoals hij: “ Kinderen, het kruis van Christus is werkelijk te zwaar. ”

« We baden in de tekenen van een onzichtbare voorbestemdheid. Drieëndertig dagen voor de drieëndertig jaren van Christus. Een pontificaat dat begint op het ogenblik zelf waarop in Turijn de eerste ceremonie plaatsvindt van de Uitstalling van de Heilige Lijkwade, waarop de Heilige Mensheid van Onze-Lieve-Heer in zijn dood en verrijzenis te zien is... » (ibid., p. 2).

DE PAUS-MARTELAAR

« Boven op de berg aangekomen knielde hij neer aan de voet van het grote Kruis. Daar werd hij door een groep soldaten, die met vuurwapens en met pijlen op hem schoten, gedood. »

Er wordt duidelijk gezegd dat de Paus « gedood werd » en niet dat hij « als dood ter aarde valt », in tegenstelling tot de versie van die passage die kardinaal Sodano gaf op 13 mei ll. te Fatima. Dus gaat het hier niet om de aanslag van 13 mei 1981 tegen Joannes-Paulus II, maar om een andere gebeurtenis, die nog moet plaatsvinden. Volkomen onterecht waren bijgevolg de woorden van kardinaal Ratzinger bij de afsluiting van de persconferentie van 26 juni te Rome: « Vóór alles (sic!) moeten we bevestigen met kardinaal Sodano: “De omstandigheden waarnaar het derde deel van het ‘geheim’ van Fatima verwijst, lijken voortaan tot het verleden te behoren ”. »

Het getuigenis van de Zalige Jacinta, dat niemand kan betwisten, volstaat om niet alleen de zienswijze van deze twee kardinalen te weerleggen, maar ook die van Paus Joannes-Paulus II zelf, die op 13 mei te Fatima in zijn homilie zei: « Ik spreek ook mijn erkentelijkheid uit tegenover de Zalige Jacinta voor haar offers en gebeden ten gunste van de Heilige Vader, die zij zoveel heeft zien lijden. »

De Paus maakt hier een allusie op de scène die we hogerop aangehaald hebben, en waarvan Jacinta een profetisch visioen had, maar die hij op zichzelf betrekt.

Een tweede visioen van Jacinta had plaats in de Cabeço:

« Ze zaten alle drie voorovergebogen op de grond en baden de gebeden die de Engel hen had geleerd. Plots richtte Jacinta zich op en riep:

“ O, Lucia! Zie jij al die banen, wegen en velden niet vol dode mensen die hun bloed verliezen, en anderen die wenen van honger en niets te eten hebben? En de Heilige Vader, in een kerk, biddend vóór het Onbevlekt Hart van Maria? En zovele mensen die met hem bidden? ”

« Verscheidene dagen later vroeg ze aan Lucia:

“ Mag ik vertellen dat ik de Paus gezien heb en al die mensen?

– Neen! antwoordde haar nicht geschokt. Zie je dan niet dat dit deel uitmaakt van het Geheim? En dat alles dan binnenkort zal geweten zijn?

– Da’s goed, dan zal ik niets zeggen ” » (Francisco et Jacinta, p. 167).

Door deze twee profetische visioenen van Jacinta en het daaropvolgend gesprek met Lucia wisten we reeds dat in het derde deel van het Geheim de Paus centraal staat, maar een Paus die overgeleverd is aan beschimpingen en zich smekend tot het Onbevlekt Hart van Maria richt. Welnu, als het tafereel dat de kleine Jacinta zag handelt over de aanslag van 13 mei 1981 op het Sint-Pietersplein, dan durven we de vraag stellen: waar en wanneer tijdens zijn twintigjarig pontificaat heeft men Joannes-Paulus II geknield gezien vóór een tafel, het hoofd in de handen en wenend? In welk “ groot huis ”? Wij stellen die vraag met des te meer aandrang omdat de menigten die hem omringen gedurende zijn onophoudelijke apostolische reizen hem alleen maar toejuichen.

Andere penibele vraag. Zeker, sinds meer dan twintig jaar toont de dagelijkse actualiteit, in het bijzonder die van vandaag, velden vol dode mensen die hun bloed verliezen, en anderen die sterven van honger en niets te eten hebben; maar in welke kerk heeft men Joannes-Paulus II zien bidden vóór het Onbevlekt Hart van Maria, dit wil zeggen bidden tot de Allerheiligste Maagd onder die bijzondere naam, volgens het te Fatima geopenbaarde mysterie?

Integendeel, wij hebben vastgesteld dat de Paus te Fatima op 13 mei ll. systematisch vermeed erover te spreken, en zelfs zover ging dat hij de woorden van de zieners en van de Allerheiligste Maagd zelf onvolledig weergaf. Zo b.v. in zijn homelie:

« Op een dag, nadat zijzelf en Francisco de ziekte hadden opgelopen die hen dwong het bed te houden, kwam de Maagd Maria bij hen thuis op bezoek, zoals Jacinta vertelt: “ De Allerheiligste Maagd is ons komen bezoeken en heeft ons gezegd dat ze heel binnenkort zou terugkeren om Francisco mee te nemen naar de Hemel. Ze heeft me gevraagd of ik nog meer zondaars wilde bekeren. Ik heb haar gezegd: ja. ” »

Waarom hier het citaat afbreken? Jacinta gaat immers als volgt verder: « Ze heeft me gezegd dat ik naar het ziekenhuis zou gaan en dat ik daar veel zou lijden; dat ik zou lijden voor de bekering van de zondaars, Tot eerherstel voor de zonden tegen het Onbevlekt Hart van Maria en uit liefde tot Jezus » (ibid., p. 355).

« En als het ogenblik van het vertrek van Francisco nadert, vervolgt de Paus, beveelt het kleine meisje hem aan: “ Doe de groeten van mij aan Onze-Lieve-Heer en aan de Heilige Maagd, en zeg hen dat ik klaar ben om alles te verdragen wat ze zullen willen om de zondaars te bekeren. ” »

Ook hier een afbreking! Het meisje heeft gezegd: “ en tot eerherstel aan het Onbevlekt Hart van Maria ” (ibid., p. 359). Dat is geen vergetelheid meer, maar een bewust verzwijgen!

Goedschiks, kwaadschiks moet men wel bij Joannes-Paulus I uitkomen die werkelijk gedood werd:

« “ Hanno mazzato il Papa! Ze hebben de Paus gedood! ” Dat heeft men altijd gefluisterd in Rome, bij elke dood van een paus. Maar ditmaal heeft het gerucht een dergelijke omvang genomen dat zelfs La Croix zijn lezers erover informeert: “ Ze hebben hem gedood, zeggen de inwoners van Rome, hij was te sympathiek, te vriendelijk. ” En de krant voegt er onhandig aan toe: “ Ze duidt daarbij ongetwijfeld [zonder enige twijfel!] op de zorgen van de universele Kerk, maar meer nog op de administratie van het Vaticaan met al zijn complexe raderwerken,… Het lijkt er immers op dat Joannes-Paulus I bezweken is onder het gewicht van de pauselijke taken, aangezien hij dagelijks nieuwe dossiers moest ter hand nemen met moeilijk op te lossen problemen ” (La Croix, 1-2 oktober 1978).

« Laten we Jean Potin maar geloven: het zijn ongetwijfeld de raderwerken, de dossiers, de problemen die de Paus gedood hebben en niet degenen die door de inwoners van Rome beschuldigd worden. Zal men het ooit weten? Wat vaststaat is dat God de dood van zijn dienaar heeft toegelaten en dat de Kerk zal verdergaan op dezelfde weg, ondanks haar vijanden. Wat mij betreft, in deze moord maak ik geen onderscheid tussen de dossiers en de personen die de dossiers op de tafel leggen. Wat de heilige paus Joannes-Paulus I gedood heeft, is het feit dat hij de geheime dossiers van Paulus VI geopend heeft.

« De andere kruisen zou hij gedragen hebben. Ja, Bernert, van Aurore, heeft gelijk: de genocide die in koelen bloede begaan werd door de Syriërs tegen de katholieke Libanese gemeenschap was één van die kruisen, en een heel zwaar: “ Men moet deze slachting absoluut doen stoppen ”, zei deze Paus met zijn grote hart de ochtend zelf die voorafging aan zijn dood, “ men moet zo vlug mogelijk tussenbeide komen ten gunste van de christenen. Ik heb in die zin president Carter aangeschreven. Men kan die mensen niet laten sterven ” (Aurore, 3 oktober). Hij weende, hij wilde zich persoonlijk naar Beiroet begeven om temidden van zijn kinderen te zijn, in de gebombardeerde stad » (abbé de Nantes, CRC nr. 134, okt. 1978).

« De Heilige Vader » die door Jacinta werd gezien, « het hoofd in de handen en wenend », zou hij het zijn?

« Wat hem gedood heeft, is datgene waaraan hij zich niet verwachtte. Misschien in de eerste plaats het Derde Geheim van Fatima, dat zijn voorgangers Joannes en Paulus verborgen hadden gehouden voor de wereld, op frauduleuze wijze sinds 1960. En dat Geheim geeft reden om van angst te sterven... of vermoord te worden omdat men het heeft willen bekendmaken. Want waarom moest het verborgen gehouden worden als het niets verschrikkelijks aankondigt? Waarom, als het verschrikkelijk is, moest de Kerk er niet van op de hoogte gebracht worden zodat ze de straf zou kunnen bezweren door de eenvoudige dingen te volbrengen die Onze-Lieve-Vrouw vraagt?

« Maar de dossiers van het Vaticaan, dat zijn nog heel wat andere dingen: de immense zelfvernietiging van de Kerk en de rook van Satan die de vorige Paus op welsprekende wijze evoceerde, maar waarvan kardinaal Luciani nooit de omvang beseft heeft: die zaken liet hij over aan het opperste gezag en zelf legde hij er zich op toe zijn taak tot in de perfectie te vervullen. In zijn patriarchaat Venetië was hij met alles bezig zonder de minste wanorde te dulden. Daarom is hij gestorven: hij zag in dat hij de vreedzame weg van een wijs (zij het conciliair) reformisme moest verlaten om in levend vlees te snijden en de postconciliaire wanorde te bestrijden. Als hij zich te zwak voelde voor een dergelijke strijd, dan is het waar dat hij eraan gestorven is; maar als hij onmiddellijk besloten had deze strijd te voeren, misschien dat zij hem dan daadwerkelijk gedood hebben. »

Abbé de Nantes had er een voorgevoel van gehad bij de vreugdevolle en zegevierende komst van deze heilige:

« Als 263ste opvolger van Petrus wordt hij Paus honderd jaar na de dood van Pius IX, vijfenzeventig jaar na de verkiezing van Pius X, twintig jaar na de dood van Pius XII en het begin van de grote verwarring in de Kerk – twintig jaar van verval onder de namen van Joannes en Paulus, namen die de nieuwe Paus nu net gekozen heeft om te dragen.

« Tekenen? Voortekenen? Malachias noemt hem “ de medietate lunæ ”. De halve maan is het symbool van Venetië, poort van het Oosten, waarvan hij afkomstig is. Maar men moet er veeleer de interpretatie aan geven van breuk in de Kerk. Onheilsteken: laten we afwachten. Een ander teken is gewichtiger: op het ogenblik zelf waarop de Paus verkozen werd had te Turijn de eerste uitstalling plaats van de Heilige Lijkwade, van het Heilig Gelaat van de gekruisigde Jezus, aandenken aan zijn Lijden, bewijs van zijn Verrijzenis, in tegenwoordigheid van 80.000 mensen. De Paus is onze “zoete Christus op aarde”, hij is soms een andere Gekruisigde, zoals de H. Petrus. Wie leeft, zal zien… » (CRC nr. 133).

GOG EN MAGOG

De « groep soldaten die met vuurwapens en met pijlen op hem schoten » beeldt de legers van Gog en Magog uit, symbolische namen die door het Boek van de Openbaring gegeven worden aan de naties die tegen de Kerk samenspannen op het einde der tijden:

« Wanneer de duizend jaar voleind zullen zijn, dan zal de Satan worden losgelaten uit zijn kerker. Dan zal hij uittrekken om de volkeren te verleiden aan de vier hoeken der aarde – Gog en Magog – en om ze te verzamelen voor de strijd, even talrijk als het zand aan de zee. En ze rukten op over heel het land, en omsingelden dan de legerplaats der heiligen, de geliefde Stad » (Openb. 20, 7-8).

Deze legers die reeds door Ezechiël geprofetiseerd werden, zijn uitgerust met bogen en pijlen (Ez. 39, 3 en 9)!

Op 13 mei ll. gaf kardinaal Sodano een begin van interpretatie dat de waarheid kristalhelder doet uitkomen:

« Deze tekst vormt een profetisch visioen vergelijkbaar met die van de Heilige Schrift: ze beschrijven de details van de gebeurtenissen die nog moeten komen niet op fotografische wijze, maar ze resumeren en condenseren tegen eenzelfde achtergrond feiten waarvan de opeenvolging en de duur niet verduidelijkt worden. Bijgevolg kan de sleutel voor het lezen van de tekst slechts op het domein van de symboliek liggen. »

De kardinaal vervulde vervolgens de rol van verslaggever van de gedachten van de Paus door « de Bisschop in het wit gekleed » (sic) die bidt voor alle gelovigen (sic) te identificeren met « de Paus »: « ook hij valt ter aarde als dood neer onder de schoten van een vuurwapen, terwijl hij moeizaam op weg is naar het Kruis, temidden van de lijken van gemartelde personen (bisschoppen, priesters, monniken, zusters en talrijke leken). »

Sinds de publicatie van het Derde Geheim staat men te kijken van de talrijke vrijheden die deze kardinaal zich veroorlooft tegenover de authentieke tekst, temeer omdat dit alles resulteert in een “cinematografische” interpretatie, die diezelfde kardinaal net verworpen heeft! Hij herleidt het Derde Geheim immers tot het « profetisch visioen » van een Joannes-Paulus II die neervalt in zijn jeep « onder de schoten van een vuurwapen », op 13 mei 1981, overeenkomstig de onverslijtbare archieffilm die men ons steeds opnieuw serveert.

Kardinaal Sodano vervolgt: « Na de aanslag van 13 mei 1981 was het voor Zijne Heiligheid duidelijk dat er “een moederhand in het spel was geweest om het traject van het projectiel te leiden”, waardoor het de “Paus in doodsstrijd” gegeven werd halt te houden “op de drempel van de dood” (Joannes-Paulus II, Meditatie met de Italiaanse bisschoppen vanuit het polyklinisch ziekenhuis Gemelli, Insegnamenti, vol. XVII/1, 1994, p. 1061).

« Naar aanleiding van een bezoek aan Rome door de toenmalige bisschop van Leiria-Fatima, besloot de Paus hem de kogel te overhandigen die in de jeep was achtergebleven na de aanslag, opdat hij in het heiligdom bewaard zou worden. Op initiatief van de bisschop werd deze kogel ingezet in de kroon van het beeld van Onze-Lieve-Vrouw van Fatima. »

Het projectiel, geleid door de hand van de Heilige Maagd in Persoon, wordt aldus een relikwie, en wel de voornaamste die er bestaat, belangrijker nog dan de Heilige Lijkwade van Turijn of de Sluier van Maria die in de kathedraal van Chartres wordt bewaard, vermits hij de hand van Onze-Lieve-Vrouw geraakt heeft!

We zijn ver af van wat er letterlijk in de tekst staat, en verder nog van de symbolische lezing ervan die nochtans voor de hand ligt, gezien de raakpunten met de Heilige Schrift.

« Precies zo stierven één na één de Bisschoppen, Priesters, geestelijken en zusters, en verschillende leken, mannen en vrouwen van uiteenlopende standen en posities »...

Deze laatste beschrijving brengt een evidente parallel naar voren met de Apocalyps: « en de koningen der aarde, rijksgroten en legerhoofden, rijken en machtigen, alle slaven en vrijen » (Openb. 6, 15); « kleinen en groten, rijken of armen, vrijen en slaven » (Openb. 13, 16); « en het vlees van alle mensen, vrijen en slaven, kleinen en groten! » (Openb. 19, 18).

De overeenkomst met de actualiteit is niet minder merkwaardig. « Precies zo » beduidt dat ze « stierven » zoals de Paus door « vuurwapens en pijlen ». Welnu, het Franse dagblad La Croix van 21 juni vermeldt dat op de Molukken, op maandag 19 juni, « een groep van vierduizend moslim-extremisten de christenen van het dorp Duma hebben aangevallen » met «bommen, artisanale vuurwapens, bogen en pijlen ».

De realisatie van de voorspelling van Ezechiël is des te frappanter omdat het verhaal geen toevallige anekdote is. De slachting van Duma illustreert de machtige coalitie van de legers van Gog en Magog die in de Schrift wordt aangekondigd en waarvoor abbé de Nantes zijn vrienden reeds waarschuwde in zijn tweede Brief, gedateerd oktober 1956, daags nadat het katholieke Hongarije door de Russische tanks verpletterd was:

« Nooit hebben de mensen in zulke mate de Hemel uit het oog verloren en ervan gedroomd hier beneden hun toren van Babel te bouwen: een dergelijke hoogmoedige pretentie leidt naar een algemene strijd onder de volkeren, wat met klaarheid te voorzien is voor een nabije toekomst. »

Helemaal in de lijn van het Derde Geheim schreef abbé de Nantes ook volgende bedenking neer: «Sinds 1944 ben ik diep bedroefd te zien hoe zovele christenen wegglijden van het ware geloof, verleid door de schijnbare kracht van de techniek en van een humanistische politiek zonder God. Het is beter zwaar beproefd te worden door de goddelijke Heiland dan te volharden in die verblinding. Geloof me, het zou niet meer goed zijn te leven in het comfort zonder ziel dat de Amerikaanse technocraten ons voorhouden, en nog minder in het klimaat van geloofsafval en hersenspoeling dat het communistisch materialisme kenmerkt. Liever de beproeving, die ons land terug de zin geeft van haar christelijke roeping en onze leiders en onze elite terugbrengt naar het zuivere geloof van de katholieke traditie » (Lettre à mes amis nr. 2).

HET EINDE VAN HET GROTE SCHISMA

« Onder de beide armen van het Kruis stonden twee Engelen, ieder met een kristallen schenkkan in de hand. Daarin verzamelden zij het bloed van de Martelaren en daarmee besprenkelden zij de zielen die naderden tot God. »

Op 13 juni had Onze-Lieve-Vrouw aan Lucia, die haar vroeg hen alle drie mee te nemen naar de Hemel, geantwoord:

« Ja, Jacinta en Francisco zal ik weldra komen halen, maar jij, Lucia, jij zal hier nog een tijd moeten blijven. Jezus wil van jou gebruik maken om mij te doen kennen en beminnen. Hij wil in de wereld de toewijding aan mijn Onbevlekt Hart instellen. Wie deze toewijding ter harte zal nemen, die beloof ik redding; deze zielen zullen door God bemind worden, als bloemen die door mij zijn geplaatst om Zijn troon te versieren. »

De twee Engelen zijn dus de tuiniers van de Heilige Maagd: ze begieten haar « bloemen » met het bloed van de Martelaren, in allereerste instantie dat van de in het Wit geklede Bisschop, die een zoenoffer is, zoals Jozef die door zijn broers werd verkocht en vóór hen uitgestuurd om hun leven te redden (Gen. 45, 5).

Abbé de Nantes wist niet dat hij van tevoren het commentaar schreef op het vertroostende visioen waarmee het grote Geheim van Onze-Lieve-Vrouw van Fatima eindigt: want hij interpreteerde de dood van Joannes-Paulus I « als een door God aanvaard zoenoffer voor de redding van zijn Kerk en voor de vrede in de wereld. Zo ook lijkt dat ander geheimzinnig overlijden, dat van de patriarch van Leningrad – in het bureau, in de armen zelf van deze Paus, door hem berecht – mij het profetisch teken van de bekering van Rusland door de terugkeer van de communisten naar het ware geloof en de hereniging van de oosterse schismatieken met de Kerk van Rome. Want patriarch Nikodim was communist, agent van de KGB; door de genade was hij een vurig orthodox geworden en door toedoen van zijn internationale functies was hij ertoe gekomen vurig te verlangen naar de christelijke eenheid. God heeft hem toegestaan deze eenheid te beleven in het moment van zijn dood, die een zegel van authenticiteit is komen aanbrengen op zijn laatste woorden, woorden van liefde voor de Kerk!

« Dergelijke overlijdens hebben niets afschrikwekkends. Integendeel, ze spreken van goddelijke barmhartigheid, en van die tijd van vrede die onze hemelse Vader aan de wereld zal geven op verzoek van het Onbevlekt Hart van Maria, door de bekering van Rusland en de wedergeboorte en universele uitbreiding van het rooms-katholiek geloof... » (CRC nr. 134, okt. 1978 ( !), p. 2).

In het Boek der Openbaring zijn er onder de zeven Engelen die belast zijn met het uitgieten over de wereld van « de zeven schalen van Gods gramschap », twee die hun schaal gaan uitgieten over de wateren. De ene giet ze uit over de zee: « Toen werd ze bloed, als dat van een dode; en elk levend wezen in de zee kwam om. » De andere giet zijn schaal uit over de rivieren en de bronnen: « Toen veranderden deze in bloed. En ik hoorde de Engel der wateren zeggen: “Rechtvaardig zijt Gij, de Heilige, die zijt en die waart, omdat gij zulke oordelen velt. Want ze hebben het bloed van heiligen en profeten vergoten, het is dus bloed dat gij hen hebt doen drinken, ze verdienen het!” » (Openb. 16, 1-6).

In Fatima verandert deze liturgie van de rechtvaardigheid in liturgie van barmhartigheid. Het « bloed van de Martelaren » roept niet meer op tot wraak zoals in het visioen van Sint-Jan; het wordt veeleer bron van genade en barmhartigheid… voor hen zelf die het vergoten hebben! Zo ziet de triomf eruit van het Onbevlekt Hart van Maria, ons aller Moeder, voor altijd!

Maar waarom twee schenkkannen?

« Neem een kaart van Europa, “van de Atlantische Oceaan tot aan de Oeral”. Trek een lijn van Fatima naar Moskou, langs Praag en Warschau, om uit te komen bij Jekaterinenburg, de poort van Siberië, dat ooit het einddoel zal zijn van de grote bedevaart naar de heilige Onschuldigen die het Lijden hebben ondergaan: de heilige tsaar Nicolaas II, de heilige tsarina Alexandra, de vier zeer zuivere tsarevna’s, de tsarevitsj, kind van smarten, en hun trouwe huispersoneel – zoenoffer van het heilige Rusland. Fatima-Jekaterinenburg, nieuwe Europese as, welk een symbool! »

Het is uit deze eerste bron dat de eerste schenkkan put. Gescheiden van de bron van de eenheid en de naastenliefde sinds driehonderdvijftig jaar, vindt deze bron een helderheid als van kristal terug als zij in aanraking komt met het Onbevlekt Hart van Maria.

En ziehier de tweede schenkkan:

« Trek een tweede lijn, parallel aan de eerste, van Venetië, langs het katholieke Zagreb, naar Kiev en daar voorbij tot aan Voronej; een derde lijn tenslotte van Rome, langs het Servisch-orthodoxe Belgrado, doorheen Roemenië naar Odessa en tot aan Tsaritsin (ex-Stalingrad), waar de Don en de Wolga bijna samenvloeien. Zo is de grote weg uitgetekend van de Latijns-Slavische eenheid, in de voetstappen van de heiligen Cyrillus en Methodius. Dat is de ruimte van de slavofiele en romanofiele beschaving waarvan de grote apostelzielen droomden: Soloviev, bisschop Strossmayer… en de heilige Pius X.

« Ja, de heilige Pius X! “Hij is de grootste slavofiel van de preconciliaire tijd”, schrijft Mgr. Rupp op de laatste bladzijden van Héros chrétiens de l’Est. “Laat ons het nog een keer zeggen. Mijn boek is vol van hem. – Waarom? – Omdat hij de orthodoxie bij ons gered heeft, heeft hij ons nader gebracht bij hen voor wie dit woord zoveel betekent” (p. 274). Maar ook, en meer rechtstreeks, omdat Pius X, die met hart en ziel openstond voor de hem zo dierbare Slavische volkeren, verschillende heilige martelaren onder hen zalig en heilig verklaard heeft (lees Rupp), en omdat hij hen uitstekende herders gegeven heeft: te Krakau, in 1911, de grootste aartsbisschop sinds de H. Stanislas, kardinaal Sapieha (†1951), en te Kiev, in 1905, de heilige en heldhaftige metropoliet Andrej Sjeptytskyj (†1944), die zal opgevolgd worden door die andere belijder van het geloof, Josyf Slipyj. Het oecumenisme van de heilige Pius X is eenvoudig, grandioos, evangelisch en volks. Het heeft door de bolsjevistische vervolging slechts vertraging opgelopen. Het zet zich verder, kiemt en groeit in de clandestiniteit, voor de plotse oogst van het Onbevlekt Hart van Maria en van de Paus volgens het Hart van God die ons zal gegeven worden » (CRC nr. 184, La Russie avant et après 1983, dec. 1982, p. 36).

Broeder Bruno Bonnet-Eymard