3 MAART 2024

Jezus keert zich tegen 
de duivel en zijn trawanten

IN het Evangelie trotseert Jezus eerst de duivel in de woestijn en daarna tijdens zijn openbare leven de trawanten van Satan. Maar de H. Lucas zegt duidelijk dat de duivel, door Christus bij de drie bekoringen verslagen, «zich uit de voeten maakte tot de vastgestelde tijd». De vastgestelde tijd, «het uur», is het Lijden dat we binnenkort zullen herbeleven tijdens de Goede Week.

Die trawanten van Satan zijn allereerst de Farizeeën, van wie iedereen tegenwoordig zegt dat ze heel vrome mensen waren, heel zuiver, heel voorbeeldig, en dat Jezus zelf een leerling van de Farizeeën was!

De Farizeeën waren integendeel huichelaars. Heel hun godsdienst was toegespitst op de manier waarop ze zich kleedden, met kwastjes aan hun gewaden en met kleine metalen kokertjes met de Wet van God in op hun voorhoofd en armen geplakt, zodat ze die altijd bij zich hadden. Maar daarna namen ze niet de moeite om erover te mediteren met hun geest of om hem lief te hebben met heel hun hart, noch om hun hand aan de ploeg te slaan om ze in praktijk te brengen.

Ze veinsden dat ze de Wet in praktijk brachten. Ze stonden op de hoeken van de pleinen om te bidden en schepten op over al hun daden met een ongelooflijke dubbelhartigheid. Daarom noemde de Heer hen «witgekalkte graven». O, hun gedrag was uiterlijk prachtig, maar het diepste van hun hart was verdorven, zoals de graven: het marmer is mooi, maar de inhoud... verrotting!

Deze trotse mannen verdroegen geen concurrentie van een andere meester, want hun opzichtige gedrag was erop gericht om de mensen aan hun prestige te onderwerpen. En het volk hield hen voor heilig en vroom. Toen Jezus tot het volk predikte, botste Hij met deze Farizeeën en wilde Hij het bevrijden door hen te ontmaskeren.

Er waren ook de Sadduceeën, ambtenaren van de eredienst, erg rijke mensen die, in tegenstelling tot de Farizeeën, niet zeer vroom waren. Deze wereldse en libertijnse cynici beheersten heel het politieke en “geestelijke” raderwerk van het land dat onderworpen was aan de Romeinen, van wie zij de collaborateurs waren. Ze vulden hun eigen zakken, traden de Wet van Mozes met de voeten, maar noemden zichzelf toch Joden om de gewone mensen te onderdrukken, belasting van hen te eisen en misbruik te maken van hun godsdienst om zichzelf nog verder te verrijken. Het waren roofdieren. En de eredienst was een manier om al het geld van de armen in de tempelschatkist te laten vloeien, waaruit ze dan zelf rijkelijk putten.

Het zijn zij die de Heer het eerst zal aanpakken als Hij een zweep vlecht en alle verkopers wegjaagt die op het voorplein van de Tempel zelf bezig waren met geld te wisselen en offerdieren te verkopen: «Gij hebt van het huis van mijn Vader een rovershol gemaakt, terwijl er gezegd wordt dat mijn huis een huis van gebed zal zijn.»

Het is een gevecht op leven en dood tussen hen en Jezus omdat Hij hun macht bedreigt. Jezus komt om zijn volk te bevrijden. Jezus, een bevrijder? Zeker! Niet van de Romeinen, zoals men altijd zegt, maar van die valse priesters, die materialisten, al die goddeloze mensen die zich in de Tempel van God bevinden en die bulken van afgoderij, want de afgoderij van het geld is de ergste van alle. Wij weten er alles van!

Wanneer Jezus naar Jeruzalem opgaat, zal Hij oog in oog komen te staan met een coalitie van al deze mannen die geldzucht, leugenachtigheid en huichelarij gemeen hebben om het volk van Israël te domineren en onder de knoet te houden. Al die personen begrijpen dat ze tegenover een atleet staan, een wijs en machtig man, geliefd bij het volk, in staat om in zijn strijd tot de dood te gaan; daarom vrezen zij Hem.

Wat een zeldzame, bovenmenselijke moed had Jezus!

Johannes vertelt ons hoe Onze-Lieve-Heer zich in Jeruzalem steeds openlijker uitsprak en de afkondiging van zijn goddelijkheid voorbereidde. Hij voerde geen achterbakse strijd tegen zijn vijanden! Hij waarschuwde hen, alarmeerde hen, maakte hen ongerust en vermenigvuldigde de wonderen van zijn macht. Uiteindelijk provoceerde Hij hen op hun eigen domein: de wettelijke reinheid (je moet je handen wassen voor het eten... de sabbat...). Hij wilde dat ze uit haat tegen Hem alle mogelijke vragen zouden opwerpen, tot de meest diepgaande toe, zodat Hij zichzelf kon uitspreken, niet tegen enkele vrienden aan wie men later zou kunnen twijfelen, maar tegenover de wereld.

Dus hadden ze geen andere keuze dan Hem ter dood te veroordelen en Hem door de Romeinen aan het kruis te laten nagelen. Daarmee manifesteerden ze zelf hun afvalligheid, dat wil zeggen hun verzet tegen God zelf. Want de macht van Christus is een goddelijke macht. Dat is duidelijk, je moet wel blind zijn om dat niet te zien. Maar zij willen niet omdat ze in de macht van Satan zijn.

Op Palmzondag zullen we de Lijdensweek binnengaan, waarin Jezus Satan ontmoet en het hoofd biedt, niet meer zoals in de woestijn enkel van man tot man, maar Satan als vorst van deze wereld, gesteund door de Romeinse soldaten, de tempeldienaars, de rijken, de bourgeois, de kooplieden, de Farizeeën, de Sadduceeën, heel het volk van Jeruzalem dat misleid is door zijn leiders. Heel de zondige wereld, waartoe ook wij behoren, schreeuwt: «Kruisig Hem! Kruisig Hem!»

Mochten wij door de genade en barmhartigheid van het Onbevlekte Hart van Maria aan de kant van Jezus Christus staan, aan de kant van Simon van Cyrene en Veronica, en niet aan de kant van zijn vervolgers, zodat we bij Hem mogen zijn in het eeuwige leven.

Abbé Georges de Nantes
Uittreksels uit de preek van 10 maart 1985