Bij de dood van Hans Küng

OP 6 april van dit jaar verscheen de Zwitserse modernist Hans Küng (1928-2021) vóór God voor zijn eeuwig oordeel, zonder ook maar iets teruggetrokken te hebben van alles waarvoor hij berucht was : zijn ontkenning van de mysteries van de H. Drie-eenheid, de Menswording en de Verlossing ; zijn verwerping van de historische realiteit van de Verrijzenis van Jezus ; zijn godslasteringen tegen de Eucharistie en het H. Hart ; zijn onverdraaglijke beledigingen aan het adres van de Onbevlekte Maagd Maria ; zijn contestatie van de christelijke moraal die geleid heeft tot de val en de vaandelvlucht van een massa priesters en gelovigen...

Küng heeft altijd geweigerd zich te onderwerpen aan de (bijzonder zwakke) berispingen van het conciliaire Rome. Zijn provocerende goddeloosheid verwekte bij het gelovige volk schandaal, maar nooit werd hem een canonieke straf opgelegd. Hij werd zelfs ontvangen door paus Benedictus XVI kort nadat deze tot het opperste ambt verkozen was, op 24 september 2005. Benedictus waardeerde « de inspanningen van professor Küng om bij te dragen tot een hernieuwde kennis van de morele basiswaarden van de mensheid, doorheen de dialoog tussen de godsdiensten en in de ontmoeting met de menselijke rede », aldus de persdienst van de H. Stoel.

Samen met verschillende theologen, zoals Karl Rahner en zijn leerling Joseph Ratzinger, was Hans Küng een van de architecten van de revolutie door Vaticanum II in gang gezet. Hun eerste overwinning was de openingstoespraak door Joannes XXIII, op 11 oktober 1962. « De concilievaders vernamen dat ze geen dogmatisch werk moesten verrichten, goddelijke waarheden definiëren of de dwalingen van de tijd ontmaskeren. Vooral mochten ze niemand veroordelen : de mensen waren nu volwassen genoeg om uit zichzelf de schadelijke leerstellingen te herkennen... » (abbé de Nantes). Het Concilie zou open, pastoraal en oecumenisch zijn.

« Zijn dat geen volkomen nieuwe accenten ? » vroeg een juichende Küng zich af. « Gedaan met de focus op de leer, gedaan met een puur defensief en polemisch antiprotestantisme, gedaan met het moraliserend antimodernisme dat verkrampt zit in een negatieve houding ! » Vaticanum II wou zich niet meer bezighouden met het maken van een onderscheid tussen waarheid en dwaling, het wou alles toelaten en niets veroordelen. Joseph Ratzinger, de jonge privétheoloog van kardinaal Frings, was ook tevreden : « De sfeer van het Concilie werd onmiddellijk gekenmerkt door de open geest van Joannes XXIII. Eindelijk leek men erin te slagen de neurose [sic] van het antimodernisme te overstijgen » (19 maart 1963).

Nadat hun zienswijze over de hele lijn getriomfeerd had, stichtten Rahner, Küng, Ratzinger, Congar en Schillebeeckx in 1965 het tijdschrift Concilium, een theologisch blad « in de geest van het Concilie ». In 1958, onder Pius XII, had Rahner het initiatief nog afgewezen : « We zullen niet kunnen schrijven wat we willen. » Maar onder Paulus VI moesten de hervormers niet meer bang zijn voor een mogelijke censuur. Via Concilium werden de “ verworvenheden ” van het Concilie wereldwijd verspreid en de geesten vergiftigd.

Terwijl zijn oude vriend Joseph Ratzinger een na een de trappen van de kerkelijke hiërarchie beklom, ging Hans Küng verder met als een bezetene te keer te gaan tegen “ het instituut ”. Wat deed het Vaticaan tegen de openlijke apostaat en formele ketter ? Niets. Anders dan haar voorganger, het H. Officie, mocht de Congregatie niet veroordelen, enkel dialogeren ; naar die “ colloquia ” stuurde Küng systematisch zijn kat, onder het voorwendsel dat de rechten van de Mens er niet zouden gerespecteerd worden !

Uiteindelijk nam het schandaal zo’n grote proporties aan dat de Congregatie op 15 december 1979 Küng zijn toelating om theologie te doceren ontnam. Maar het dossier eindigt met een vergoelijking die uiteraard door heel de wereldpers werd overgenomen : « Hans Küng is door deze beslissing niet uitgesloten uit de Kerk ; hij houdt ook niet op priester te zijn. » Het commentaar van abbé de Nantes was vernietigend : « Küng gelooft niet in de paus, maar hij blijft trouw aan de Kerk. Hij gelooft niet in de Kerk, maar hij blijft juridisch volledig katholiek. Hij gelooft niet in het priesterambt, in de Mis of in de werkelijke sacramentele tegenwoordigheid van Christus, maar hij behoudt het recht om het H. Misoffer op te dragen en voor te gaan in de liturgische samenkomst. Wat een waanzin » (CRC nr. 151, maart 1980).

Zo bleef de wolf dus in de schaapsstal. Hij maakte wel geen deel meer uit van de theologische faculteit van Tübingen, maar hij ging niet weg uit de universiteit : zijn rector behield hem als hoogleraar en maakte hem directeur van een instituut voor oecumenisch onderzoek ! En toen kardinaal Ratzinger in 1981 prefect van de Congregatie voor de geloofsleer werd, wist Küng dat hij van hem niets te vrezen had. « Ik zou nooit aanvaard hebben me toe te wijden aan deze kerkelijke dienst als mijn taak er in de eerste plaats zou in bestaan hebben controle uit te oefenen », aldus de latere paus. Nochtans is de eerste vorm van naastenliefde de verdediging van de waarheid en de vrijwaring van de gelovigen van alle vormen van leugens en bedrog.

Meer dan welke theoretische uiteenzetting ook illustreert de levenslange “ onschendbaarheid ” van de Duitse afvallige priester Hans Küng de crisis van de Kerk door toedoen van het Concilie !

broeder Bruno van Jezus-Maria
Hij is verrezen ! nr. 112, juli-augustus 2021