CATHARINA DE’ MEDICI
De waarheid over de Bartholomeüsnacht
Zoals de zaak Galilei wordt ook de bloederige Bartholomeüsnacht – de uitmoording van de protestantse hugenoten in Parijs op 24 augustus 1572 – geregeld gebruikt als argument tegen het katholicisme. Abbé de Nantes gaf in 1984 een schitterende conferentie over de geschiedenis van Frankrijk, waarbij hij uitvoerig inging op de godsdienstoorlogen van de zestiende eeuw en op die fatale nacht. Wij geven zijn tekst, die ook in literair opzicht een pareltje is, letterlijk weer. Samenvattingen van bepaalde paragrafen staan in cursieve letter.
TOT in het begin van de zestiende eeuw was de grootste weldaad van de Franse monarchie geweest dat zij erover waakte het land te bewaren voor de eenheid van het katholiek geloof. Heel de binnenlandse orde hing daarvan af. De koninklijke rechtspraak beriep zich op de goddelijke gerechtigheid, en daarom was zij soeverein en onverbiddelijk. Zij hing uitsluitend af van de H. Kerk en sloeg elke ketterij en elke rebellie genadeloos neer.
De Valoiskoning Frans I (reg. 1515-1547) ontsloeg zichzelf van deze fundamentele plicht. Hij stelde er zich tevreden mee een schijn van publieke orde te handhaven: de rust op straat. Voor het overige liet hij de protestantse predikanten hun nieuwe godsdienst verkondigen, tegenover de oude. De ketterij was voor de koninklijke rechtspraak onder Frans I geen misdaad van majesteitsschennis meer... Burgers en later ook feodale heren kwamen tot de ontdekking dat de rebellie zich kon verbergen achter een heilig voorwendsel en dat ze achter het masker van de godsdienst konden ontsnappen aan de verschrikkelijke wraak van de koning. Zo kregen de “godsdiensthugenoten” het gezelschap van de “staatshugenoten”. De Reformatie droeg de Revolutie met zich mee.
Hendrik II (reg. 1547-1559), de zoon en opvolger van Frans I, bezat meer ernst dan zijn vader. Maar even goed genoot hij van het briljante leven aan het hof. Het was de tijd van de hoofse en galante liefde, die in Fontainebleau en in het Louvre een gezicht en een naam kreeg: Diane de Poitiers, de minnares van de koning. De koningin, Catharina de’ Medici 1, vernederd en jaloers, verbeet in stilte haar woede en wachtte haar tijd af, terwijl ze intussen de meest illustere van haar tijdgenoten las, haar stadsgenoot Machiavelli. Haar rivale was twintig jaar ouder dan de koning en zijzelf. De toekomst behoorde haar toe, en die zekerheid wist ze bevestigd toen zij, de “Florentijnse koopmansdochter”, de koningin, aan haar echtgenoot uiteindelijk vier zonen schonk.
In 1559 ondertekende Hendrik II onverwacht het verdrag van Cateau-Cambrésis waarin hij vrede sloot met de Spaanse koning Filips II.
Want de koning, in intiem akkoord met Diane de Poitiers – liefde en wijsheid waren in hen verenigd – herzag heel zijn politiek in functie van het geweldig gevaar dat ze allebei plotseling begrepen: de protestantse invasie. Het was een grote dwaasheid geweest oorlog te voeren tegen de Spanjaarden en daarvoor zoveel Germaanse en lutherse huurlingen naar Frankrijk te roepen. « Ik zweer », riep de vorst uit, « dat als ik mijn buitenlandse zaken kan geregeld krijgen ik het bloed en de hoofden van dat verachtelijk luthers geboefte door de straten zal doen stromen. » Inderdaad publiceerde hij onmiddellijk na de ondertekening van het vredesverdrag met Spanje het edict van Ecouen, dat de repressie van de ketterij verordende. Maar de tragische lansstoot van Montgomery, voorspeld door Nostradamus, brak al deze plannen af 2. Na een doodstrijd van tien dagen stierf Hendrik II, in 1559.
Zijn oudste zoon Frans II werd in Reims gekroond, terwijl Diane de Poitiers het hof moest verlaten.
De koningin-moeder, Catharina de’ Medici, bleef bewust op de achtergrond. François en Charles de Guise, ooms van de Schotse koningin Maria Stuart met wie de jonge Frans II in het huwelijk getreden was, maakten met veel kabaal hun opwachting in de wandelgangen van de macht, voortgestuwd door hun ontzaglijke populariteit. Hun katholiek geloof was door iedereen gekend, en hun ambitie was even groot en misschien nog groter. Men kon zich dus verwachten aan een krachtdadige toepassing van het edict van Ecouen en aan de uitroeiing van de protestanten. Dan zou Charles, de kardinaal van Lorreinen, misschien de tiara verwerven waarop hij zijn hoop had gesteld, en zou zijn broer François – eerste prins van den bloede volgens de feodale regels – de kroon van Frankrijk kunnen opeisen...
De teruggetrokkenheid van Catharina was berekend. Zij veinsde dat zij zich niet verzette tegen al deze eerzuchtige plannen. Zij sloot zich een ogenblik aan bij de partij van haar vijanden om een begin te maken met haar wraak en zich langzaam maar zeker op te werken naar de opperste macht – om die niet meer los te laten. Deze noodlottige Florentijnse, deze Machiavelli in rouwkleren, deze giftige adder die later door historici en politici eensgezind zou worden bejubeld, was in werkelijkheid de meest boosaardige genius uit heel de geschiedenis van Frankrijk.
Deze wrede waarheid blijkt zonneklaar op elke bladzijde van het omvangrijke werk van Jean Héritier, Catherine de Médicis (Fayard, 1940), maar ondanks de auteur! Héritier is zo verblind door zijn liberale vooroordelen en de daaruit volgende partijdigheid dat hij zijn heldin gevoelens van vaderlandsliefde, verdraagzaamheid en erbarmen toedicht die haar volkomen vreemd zijn. Zij ademt slechts de wraakzucht van een vernederde vrouw en een verscheurende ambitie uit. Dertig jaar vrouwelijk machiavellisme, in het teken van de hoogmoed en de haat en gevoed door leugens en moord, wordt door Héritier vermomd als medelijden. « De wijsheid zal dus uit medelijden en niet uit repressie bestaan. » Dat woord “medelijden” staat haast op elke bladzijde, maar de deugd die ermee samenhangt is volkomen afwezig in het leven dat het boek beschrijft! De « wijsheid » van deze koningin van Frankrijk heeft helaas maar één naam, en dat is die van verraad.
DRIE PARTIJEN... EN EEN VIERDE
Vanaf het begin van de regering van Frans II wordt de repressie van de ketterij, die door het volk met aandrang gevraagd wordt, uitgeoefend door hertog François de Guise, de lieveling van Frankrijk. Het gaat weliswaar om een katholieke reactie, maar ze is niet zuiver koninklijk: ze is feodaal, het is de reactie van een partij. Gedurende zesendertig jaar zullen twee partijen elkaar én Frankrijk verscheuren. De partij van de feodale reactie, van de clan van de Guises, meer politiek dan katholiek, maakt van de uitroeiing van de ketterij een springplank om de hoogste macht te grijpen. De partij van de hugenoten is een verbond tussen protestantse burgers, opgezweept door allerlei predikanten, en grote feodale heren die tegenstanders zijn van de Guises en beweren dat zij de koningin en de koning er willen van bevrijden – met de geheime bedoeling deze laatsten te onderwerpen aan de nieuwe godsdienst of hen af te zetten.
Boven deze twee partijen, die geleidelijk aan heel de adel in zijn dwaasheid mobiliseren, blijft de partij van de koning bestaan, als een zon die meestal door wolken aan het zicht onttrokken wordt. Deze partij is tegengesteld aan de twee andere maar is voortdurend gedwongen om zich, niet zonder terughoudendheid, te verbinden met de eerste tegen de tweede, om reden van het geloof.Zij wil de onderdrukking van de protestanten, maar door de rechtspraak en het leger van de koning, om terug vrede te hebben. Deze partij heeft een grote troef: zij heeft Parijs in handen. En een tweede troef: de immense meerderheid van het platteland steunt haar. Op zestien miljoen zielen tellen de hugenoten nooit meer dan 400.000 aanhangers. En de derde troef is de vorst zelf: de zwakke Frans II, de kind-koning Karel IX en tenslotte Hendrik III vertegenwoordigen door de genade van God en de kracht van hun wijding ten volle hun eigen partij.
Vanwaar komen dan die acht opeenvolgende oorlogen, die moordpartijen, die puinhopen en die religieuze verdeeldheid waarvan de open wonde ook vandaag in Frankrijk nog zichtbaar is? Van een vierde partij: de partij van één vrouw, een vreemdelinge, een listig personage zonder geloof of wet dat boven de koning staat. In haar eentje schakelt zij de partij van de koning uit om in de plaats ervan haar eigen absolutisme te vestigen en over alles de leiding te behouden, tot elke prijs, en om te beginnen ten koste van een langdurige oorlog. Deze oorlog houdt zij zorgvuldig gaande, wakkert zij steeds opnieuw aan, verergert zij door leugens en misdaden. Als een scheidsrechter houdt zij de strijdkrachten van beide kampen in evenwicht, waarbij ze telkens « uit medelijden » het verliezende kamp terug op de been helpt. In feite wil ze niets anders dan de volledige onderwerping van iedereen aan haar plannen en bevelen.
Ze heeft maar één religie en één wijsheid: Machiavelli. « Als men in haar aanwezigheid de koning “de gezalfde van de Heer” noemt of “de beeltenis van de levende God”, of als men uitroept: “Mocht God rechter zijn tussen u en ons!”, dan antwoordt ze enkel met een harde schaterlach. “Mevrouw”, vraagt Hendrik, “moet men toch niet toegeven dat dit schone en goede woorden zijn?” – “Zwijg. Het zijn enkel zakken gevuld met lucht die ik wil doorsteken” » (P. Lafue, Henri III, p. 23).
« GOUVERNANTE VAN FRANKRIJK »
Onder Frans II, die slechts twintig maanden regeert, wordt het edict van Ecouen strikt toegepast. Maar de koningin-moeder pleit voor een verzoening met de Bourbons, prinsen van den bloede die uit haat jegens de Guises overgegaan zijn tot het protestantisme, en met het geslacht Châtillon, waartoe de oorlogszuchtige Gaspard de Coligny behoort. Zij legt in maart 1560 een edict van pacificatie op.
Deze gunstige houding van Catharina de’ Medici wekt bij de protestanten dwaze hoop. Bij sommigen rijpt het plan om de koninklijke familie te ontvoeren: de samenzwering van Amboise (1560). Maar het complot wordt ontdekt en in de kiem gesmoord. Met de uitroeiing van de rebelse hugenoten tot gevolg? Helemaal niet! Catharina komt tussenbeide. Van tevoren al heeft ze met de opstandelingen onderhandeld, ze verwittigt hen dat alles ontdekt is, zij redt hen van de rechtspraak van de koning; kort gezegd: zij pleegt verraad. Nadien remt ze de repressie af en predikt een nieuwe politiek: het scheidsrechterschap, de verzoening tussen de twee godsdiensten, de twee partijen... De koning en de Guises koesteren zo weinig argwaan dat zij haar laten begaan bij de benoeming van een nieuwe kanselier van het koninkrijk, Michel de L’Hospital, die volledig op haar hand is.
Onmiddellijk eisen de koningin-moeder en de kanselier de bijeenroeping van « een nationaal concilie voor de hervorming van de Kerk van Frankrijk, waarvan de misbruiken zo duidelijk zijn » (Héritier, p. 210). Op die manier plaatst zij de katholieke clerus op het beklaagdenbankje, en pareert zij het gevaar dat de Roomse inquisitie in Frankrijk ingesteld wordt om het protestantisme te beteugelen. Voortaan worden de fouten eerlijk (!) verdeeld over de twee Kerken, en de oorlogskansen over de twee partijen... Want « zij had behoefte aan de Guises, om zich aan katholieke zijde veilig te stellen, en aan Antoine de Bourbon om aan protestantse kant beschut te zijn. »
Op dat moment overlijdt de ziekelijke koning Frans II. Zijn broer wordt op 15 mei 1561 gekroond als Karel IX.
Om haar greep op de elfjarige vorst te verzekeren eigent de Florentijnse zwarte weduwe, die weet dat het regentschap haar krachtens de wet van het koninkrijk niet toekomt, zich met veel lef de titel van « gouvernante van Frankrijk » toe, een titel die zij schept voor de gelegenheid. Vanaf dat ogenblik omvat haar persoonlijke hofhouding tweeduizend personeelsleden, en omringt zij zich met honderdvijftig secretarissen die zij op haar eentje bedelft onder het werk (Lafue, p. 16). Zij afficheert haar programma: « Vrede onder de burgers door godsdienstvrede, die voortvloeit uit het koninklijk scheidsrechterschap. » Haar ware programma luidt anders: de wedersamenstelling van de hugenotenpartij om de triomferende partij van de Guises te breken en op die manier alles te overheersen... onder de vlag van het medelijden.
« De geestelijkheid kon maar weinig waardering opbrengen voor die oproep tot medelijden; men vroeg de uitroeiing van de ketterij. » Maar de ketterij was voor Catharina veel te belangrijk. « Ondanks de Spaanse dreigementen en de terechtwijzingen door de H. Stoel begunstigde de koningin-moeder meer en meer de protestanten. » Het hoge woord is er uit: zij « begunstigde » de protestanten, op het moment waarop hun ondergang een uitgemaakte zaak was! Zij begunstigde hen zo goed dat zij op een dag de staat zouden bedreigen.
DE DREIGING VAN EEN SCHISMA
« Het nationaal concilie werd samengeroepen ondanks de drievoudige weerstand van Rome, Madrid en de Sorbonne. » Frankrijk sloeg de weg in van het schisma van Engeland en de instelling van een nationale Kerk. « Dat stootte Catharina niet tegen de borst. Een verandering van godsdienst in Frankrijk zou haar onverschillig gelaten hebben. »
Maar het parlement en het volk van Parijs verzetten zich. « De gemoedstoestand van de katholieken vormt een onneembaar obstakel » voor de protestantisering van Frankrijk. Catharina heeft Machiavelli gelezen: zij veinst dus een grote gestrengheid tegenover de hugenoten, en zo draait ze het volk een rad voor de ogen.
Ondertussen « bereidde Coligny, die het volledig vertrouwen van Catharina genoot, de conferentie [met de katholieken] voor. Op die manier werd aan de gereformeerde godsdienst een officieel karakter gegeven. Catharina hield zich aan het voldongen feit [lees: aan wat door haar als voldongen feit opgedrongen werd!]: twee godsdiensten, twee geloofsovertuigingen, onder één zelfde wet en één enkele koning. » Laten we eerder zeggen: onder één zelfde gezag, dat van haar. Is het despotisme van Elizabeth I van Engeland niet bijzonder verleidelijk? « Catharina staat hierin dichter bij de protestanten dan bij de katholieken. Als de koning [neen, zijzelf!] maar de opperste scheidsrechter blijft in zijn koninkrijk. Zo drijft zij zonder het te willen [?] of te vermoeden [!] het gallicanisme in de richting die Hendrik VIII in Engeland was ingeslagen » (p. 264).
De conferenties van Poissy en Saint-Germain leiden ongemerkt tot de vrijheid van geweten en de gelijkheid van de religies. De verontwaardiging van de katholieken stijgt ten top, terwijl rechtgeaarde hugenoten tot bezinning komen en terugkeren naar hun oorspronkelijk geloof – onder hen Antoine de Bourbon, koning van Navarra en eerste prins van den bloede. Zijn overstap naar de katholieke partij « vermeerdert het gevaar voor de koningin ». Men merkt het: elk katholiek succes is een gevaar voor onze Florentijnse.
De stroming keert en voert Frankrijk terug naar zijn koning, zijn wet en zijn geloof. Wat gaat Catharina doen? Zij heeft alles en iedereen nu tegen haar: koning Karel IX, die zich bij vlagen verzet tegen de politiek van zijn moeder; de eerste prins van den bloede, de Guises, de Sorbonne, het parlement, het volk van Frankrijk, Parijs! En haar buitenlandse tegenstanders: Filips II van Spanje en de pausen van de Contrareformatie die het Concilie van Trente naar zijn voltooiing leiden.
Wat redt haar? De bloeddorstige razernij van de partij die haar voorkeur wegdraagt: de moordpartijen, plunderingen en brandstichtingen die de hugenoten in heel Frankrijk ontketenen. Het protestants terrorisme is de voorbereiding op een open oorlog. Catharina veinst afkeuring, maar eigenlijk is ze stiekem verheugd. Veel tijdgenoten hebben haar doorzien, zoals pastoor Claude Haton van het dorp Mériot in Champagne, die in zijn Gedenkschriften noteert: « De huichelarij en de boosaardigheid van genoemde Dame waren zo groot dat ze er genoegen in vond verdeeldheid en haat te zaaien onder de prinsen en ze tegen elkaar op te zetten, om te kunnen heersen en geheel alleen gouvernante over haar zoon en zijn koninkrijk te blijven. »
DE KATHOLIEKEN WINNEN DE OORLOG
MAAR VERLIEZEN DE VREDE
In 1562 beginnen de hugenoten een oorlog. Ze verliezen hem maar winnen de vrede!
Het begint met onnoemelijke wreedheden, begaan door de hugenoten. « Théodore de Bèze 3 had al in 1561 geschreven dat hij meer schrik had van zijn medestrijders dan van zijn tegenstanders. » Een enorme bekentenis. De protestanten zijn in het begin aan de winnende hand maar worden daarna overal verslagen. Daarop roepen ze de Engelsen ter hulp en beloven hen Le Havre. Verraad! Om dat te beletten snellen de katholieken toe en nemen Rouen in, waarbij Antoine de Bourbon het leven laat.
De vampier jubelt: een katholiek minder, en niet de eerste de beste! « De eerste prins van den bloede is nu Condé, de man die geweigerd heeft vrede te sluiten », de grootste havik onder de hugenoten. Catharina voorvoelt de complete nederlaag van de protestantse partij, en ze geeft de katholieken het bevel de oorlog te bekorten, want « deze [katholieke en koninklijke!] overwinningen zijn niet de hare ». Zij vindt ze « rampzalig voor haar zoon de koning ». Héritier laat zich vangen door dit rookgordijn dat zo slecht het verraad verhult. Het is niet dat zij tranen stort om de vernietiging van de protestanten van Condé en zijn eeuwige bondgenoot Coligny, die zich vastbijten in een verloren oorlog; waar zij zich zorgen om maakt is het onevenwicht in de krachten van beide partijen, want dat zou fataal kunnen zijn voor haar eigen situatie!
Voor de poorten van Orléans wordt in 1563 de katholieke leider hertog François de Guise vermoord.
« Tegenover dit ontzaglijk verlies voor de staat, in de persoon van zijn grootste militair », blijft de koningin « opmerkelijk kil ». « Dat zijn de werken van God », zegt ze tegen de ambassadeur van Savoie. « Zij die me wilden vernietigen zijn dood » (p. 343).
Catharina maakt een einde aan de oorlog met het edict van Amboise (1563). In Rome en op het Concilie van Trente dat glorierijk afgesloten wordt, ziet men klaar: « De concilievaders drukten hun ontgoocheling uit. Pius IV schandvlekte deze beschamende vrede, waarvoor Catharina de volle verantwoordelijkheid droeg door haar gunstige behandeling van de hugenoten, die zij meester van Frankrijk gemaakt had » (p. 354). Parijs moet van haar de wapens neerleggen. Coligny mag zich opnieuw installeren in het Louvre en krijgt van Catharina terug zijn plaats in de Raad.
Zij regeert. Zij treedt als scheidsrechter op. En zij corrumpeert. Ze stuurt haar “vliegend eskader” uit, de knapste adellijke meisjes uit haar gevolg, om de leiders van elk van beide partijen te verleiden, en zelfs haar eigen zonen, de koning, de koninklijke prinsen, als een vrouwelijke pooier! Want zo wil ze hun geheime bedoelingen kennen, hen overhalen haar eigen ideeën over te nemen of hen in haar netten vangen. Zijzelf blijft ijskoud, Coligny ook: ze worden beiden beheerst door hun demonen. « Een al te despotische passie had zich van haar meester gemaakt, één die haar geen moment vrije tijd liet en maakte dat ze geen enkele zin had in de frivoliteiten van het hart of de zinnen: de passie van de macht. »
In 1567 verklaren de hugenoten, opgehitst door hun predikanten, opnieuw de oorlog. Ze zetten zich in beweging, en overal grijpen afschuwelijke wreedheden plaats: « in Montereau, in Orléans, in Nîmes waar op 30 september tachtig religieuzen en priesters afgeslacht worden, zonder dat er sprake is van enige provocatie. De katholieken zijn buiten zichzelf van woede. Van alle kanten eist men dat Coligny buiten de wet wordt gesteld, terwijl het mysterie van het Bloed van Frankrijk voorlopig Condé nog beschermt » (p. 398).
Ook de jonge koning wil de strijd aangaan met de protestanten.
Catharina is razend omdat ze door niemand nog gehoorzaamd wordt, en wil dan maar dat iederéén gedood wordt. « Hoeveel te meer doden, des te minder vijanden », laat zij aan Karel IX schrijven. Wanneer de opperbevelhebber van het leger sneuvelt, benoemt zij om hem te vervangen haar derde zoon, Hendrik van Anjou, tot luitenant-generaal – wat de jaloezie van Karel IX tegen zijn jongere broer opwekt. Zij doet dat met opzet. « Langs katholieke kant heeft ze nu geen invloedrijke figuur meer die zich tegen haar politiek kan verzetten. » Tenminste, dat beeldt ze zich in. Want in de persoon van de toekomstige koning Hendrik III, die ze denkt volledig te domineren, zal zij uiteindelijk haar meester vinden, en Frankrijk bijgevolg zijn redder.
De protestanten, verslagen door het leger van de koning, verwoesten ondertussen het land. Catharina biedt het hoofd aan Karel IX, « die zich voorgenomen had zijn vijanden te bestraffen. » Zij onderhandelt. Op 27 maart 1568 wordt de vrede van Longjumeau ondertekend. Het edict van Amboise wordt integraal terug van kracht. De overwonnen protestanten winnen! « Deze vrede was uitsluitend het werk van Catharina, die ze aan iedereen had opgelegd: aan haar zoon [de koning!], aan de protestanten [de verliezers!], aan de katholieken. Zij wekte de woede of de mistevredenheid van allen op. »
CONTRAREFORMATIE EN CONTRAREVOLUTIE
Dan organiseert zich de katholieke Contrareformatie, omdat de maat vol is. De jezuïeten geven de beweging een doctrine en vroomheid, want die ontbraken nog. De H. Pius V vuurt de christenheid aan tot een dubbele kruistocht, in het buitenland tegen de Turken, in het binnenland tegen de protestanten. De Kerk wordt herboren.
Catharina voelt dat allemaal niet aan. Zij stelt er zich tevreden mee te haten. En meest van al de H. Pius V, die, wanneer ze verplicht is driehonderdduizend gouden ecu’s bij hem te lenen, in ruil van haar eist dat ze Michel de L’Hospital ontslaat uit zijn kanselierschap en wegstuurt. Zij is een meesteres in de listigheid, maar in de heilige paus stoot ze op een goddelijke kracht. « Ik ben bang », schrijft ze, « dat die brave paus door zijn daden tenslotte de christenheid in beroering zal brengen, wat God verhoede » (p. 456). Wat een vrome bekommernis!
Overal bewapenen de protestanten zich opnieuw. Deze keer kan Catharina niet meer schipperen. « Vermits de prins [Condé] en de admiraal [Coligny] oorlog willen, zullen ze die krijgen, en meer dan hen lief is! », roept zij oorlogszuchtig uit. De paus stuurt haar overigens zesduizend soldaten.
Eens te meer verloopt de oorlog in het voordeel van het katholieke leger, dat bijgestaan wordt door zijn trouwe Zwitsers en door de soldaten van de paus. Bewonderenswaardig zijn de campagnes gevoerd door de hertog van Anjou, de latere Hendrik III. Eerst wordt hij nochtans verraden door zijn moeder, die de vijand inlicht over het opmarcheren van zijn troepen (Lafue, p. 44)! Maar grote roem oogst hij met de twee onbetwistbare overwinningen van Jarnac, waar Condé gedood wordt, en Moncontour... In de ochtend van die grote veldslag « staat de hertog op om drie uur, woont eerst de mis bij opgedragen door zijn aalmoezenier en gaat vurig te communie. Nadat hij zijn harnas heeft aangetrokken stijgt hij te paard en galoppeert een laatste maal voor het front van zijn troepen terwijl hij uitroept: “ Voor God en voor de koning! ” » (p. 53). Hendrik vecht met ontembare moed op de plek waar de vijandelijke eskaders het dichtst opeengepakt staan. Uiteindelijk worden de Franse gereformeerden en hun Duitse bondgenoten verpletterd. « Deze overwinning klasseert de hertog van Anjou definitief onder de grote legeraanvoerders van de eeuw. Hij is slechts achttien jaar... »
Waarom is het dan nodig dat het verraad van de koningin-moeder de zo zuivere roem van haar zoon komt bezoedelen? Als men op Héritier voortgaat, is Jarnac voor Catharina een « nutteloze overwinning », en Moncontour « een overwinning zonder gevolg... die geen andere uitweg liet dan een onderhandelde vrede. Als ze ten gronde was uitgebuit dan had ze een gedicteerde vrede toegelaten. » Men voelt aan dat de moeder de tweedracht onder haar zonen bespeelt: de koning die jaloers is op de lauweren van zijn broer, en de hertog die beroofd wordt van de vruchten van zijn veldtocht door verraad. Catharina onderhandelt dus de vrede... « De voortdurende tussenkomsten van de nuntius en van de Spaanse ambassade tegen elk compromis met de protestanten hadden het gewone resultaat: Catharina neigde resoluut naar vrede, want zij verkoos een vergelijk met haar opstandige onderdanen boven een onderwerping aan de verlangens of zelfs de bevelen van het buitenland » (Héritier, p. 441). Een tendentieuze verklaring: de beschuldigingen en aansporingen van Filips II en paus Pius V kwamen er pas na het verraad van de koningin-moeder.
Het resultaat was de vrede van Saint-Germain, waarvan Coligny de voorwaarden dicteerde. Men sprak over de “vervloekte vrede”, en later zelfs over de “vrede van de duivel” (8 augustus 1570): « Zij stond de Gereformeerden meer vrijheden toe dan die waarover zij beschikten vóór hun nederlagen » (Hirschauer, La politique de Saint Pie V en France, Parijs 1922, p. 48)!
« Pius V, die had gehoopt de ondergang van de ketterij in Frankrijk mee te maken, was nu getuige van haar triomf. Op 13 augustus keurde hij publiekelijk het vredesverdrag af, dat in zijn ogen even verderfelijk was voor de koning als voor de Kerk. Elke aanslag op de rechten van de ware godsdienst moest volgens hem noodgedwongen schade berokkenen aan het koninklijk gezag, want de heterodoxie [het protestantisme] ging gepaard met een geest van rebellie » (ibid., pp. 48-49). Maar Karel IX, die door zijn moeder opgestookt werd tegen zijn broer Hendrik, liet er zich door haar van overtuigen dat hij een veel grotere roem zou verwerven door het onderhandelen van een dergelijke vrede “van medelijden en vergiffenis”!
Het belette de H. Pius V niet om in Rome, in de beroemde basiliek van Sint-Jan van Lateranen, aan God zevenentwintig vaandels te wijden die de pauselijke troepen de vijand afhandig hadden gemaakt. De Opperherder wou dat ze als gedenkteken dienden voor de overwinning van de katholieke waarheid en de heldenmoed van haar verdedigers.
DE BARTHOLOMEÜSNACHT
« Catharina had het fantastisch plan opgevat om zichzelf noodzakelijk te maken zowel voor de katholieken als de hugenoten, door hen om beurten te vleien en zo te maken dat beide partijen van haar afhankelijk bleven » (vicomte de Falloux, Histoire de Saint Pie V, heruitg. Chiré 1978, p. 139). De weegschaal, die in het voordeel van de katholieke legers was doorgeslagen, werd deze keer door Catharina te ver en te brutaal de andere kant uitgeduwd; het mechanisme werd geforceerd, waardoor de veer zou breken...
« Coligny putte uit de “vrede van de koningin” een reusachtig persoonlijk voordeel. Hoewel het parlement van Parijs hem tot de strop veroordeeld had wegens het verbreken van de vrede van Longjumeau, werd hij begenadigd, kreeg amnestie en werd gerehabiliteerd » (Héritier, p. 446). Maar de admiraal was daarmee nog niet tevreden. Hij wou het hele hof domineren, tot zelfs de koning toe: « Het nieuwe opzet van Coligny is de verovering van de persoon van de koning door middel van intriges. Vanaf het ogenblik dat Catharina dit beseft, staat haar besluit om de admiraal uit te schakelen vast » (p. 447).
« Karel IX, die steeds ongeduldiger wordt onder het juk van zijn moeder, zoekt een mentor in de admiraal en noemt hem zelfs zijn “vader”. Twee jaar lang voeren Catharina en Coligny in de werkkamer van de koning een vreselijke maar heimelijke strijd. Om er als overwinnaar uit te voorschijn te komen – want de tegenstander is niet te onderschatten – berust [sic] Catharina in moord, wat betekent dat zij haar eigen vredesverdrag verscheurt, haar vroegere plannen terug opneemt en haar intieme vijand, die officieel gerehabiliteerd is, behandelt als publieke vijand. Het resultaat is het beroep op een “moordenaar in naam van de koning” [veeleer: een “moordenaar in naam van de koningin-moeder”!] en het verschrikkelijke, onvoorziene vervolg: de Bartholomeüsnacht. De onverbiddelijke gang van de geschiedenis [neen: de onverbiddelijke ambitie van een machiavellistische, demonische vrouw] sleurt Catharina de’ Medici mee naar de Parijse metten... » (p. 447).
Er bestaat geen fataal mechanisme. Wat wel bestaat, is de natuurlijke overwinning van het katholicisme, op de Turken in Lepanto op 7 oktober 1571, en in Frankrijk, waar de overgrote meerderheid van het volk mateloos geïrriteerd geraakt over de arrogantie en het geweld van de hugenoten, en de vrijheid die de staat hen verleent. Onvermijdelijk stevent men af op de vernietiging van de gereformeerde partij... En dan is er, rond de zwakke koning Karel IX, dat duel tussen twee Mefisto’s, een man en een vrouw, Coligny en Catharina, die zich geen van beiden kunnen indenken dat de ander tot moord zal durven overgaan om het te halen... Beiden zijn vijanden van het katholieke Frankrijk, maar om verschillende redenen. Eén van beiden moet verdwijnen.
Coligny denkt dat hij baas is over de koning. Hij stuurt een protestants leger uit om de hertog van Alva te bekampen in de Nederlanden; het wordt in de pan gehakt. Hij praat onafgebroken in op Karel IX om in een soortgelijke campagne het koninklijk leger op het spel te zetten. De arme vorst is zo onderworpen dat hij al bijna zijn toelating geeft; maar hij wantrouwt zijn moeder, ontwijkt haar. Zij echter is van alles op de hoogte en wendt voor het koninkrijk te redden, terwijl zij in werkelijkheid enkel haar exclusief gezag over de koning en de staat wil redden. Op het moment waarop haar dochter, Margaretha van Valois, op schismatieke wijze uitgehuwelijkt wordt aan de nog protestantse Hendrik van Navarra, staat de misdaad vast.
Coligny eist van de koning dat hij hulp biedt aan de geuzen in de Nederlanden. Catharina verzet zich daartegen. De koning krabbelt terug... Coligny dreigt. Daarop besluit de koningin-moeder tot een aanslag die vermomd zal worden als een misdaad van de Guises tegen hun rivaal. « Haar tirannieke passie voor de macht valt samen met de belangen van het koninkrijk [?]. Zij aarzelt niet meer. Ze zal Coligny laten ombrengen. Maar hoe kan ze dat doen zonder een gewapende reactie uit te lokken waarvoor ze bevreesd is? Het is dan dat haar listig genie haar van dienst is: ze zet een aanslag op de admiraal op het getouw die ze achteraf kan afkeuren. » De historicus durft het aan om het niet te rechtvaardigen plan te rechtvaardigen: « De staatsraison rechtvaardigt de dood van de verstokte rebel. »
De dood van de admiraal moet het werk lijken van de partij van de Guises « zodat de protestantse razernij zich tegen hen keert, want hun ambitie bedreigt de staat niet minder dan het fanatisme van Coligny. » Zo beeldt de “zwarte weduwe” zich inderdaad de toekomst in: haar alleenheerschappij ten koste van een dubbele stapel lijken... « Wanneer Coligny uit de weg geruimd is en de Guises uitgemoord door de protestantse represailles, zal het toneel vrij zijn voor het vredestichtend werk van de koning, die dan verlost zal zijn van de geduchte leiders van beide partijen » (p. 470).
Toch moeten we benadrukken dat in de verachtelijke visie van Catharina slechts een beperkt aantal hugenoten moet gedood worden: Coligny en zijn strijdmakkers, omdat ze te ver gegaan zijn. Maar aan katholieke zijde moeten alle Guises en hun medestanders geliquideerd worden: de keel overgesneden, opgeknoopt, verdronken door de protestantse heren en hun zes- tot achtduizend bewapende soldaten, die de admiraal in Parijs verzameld heeft voor de expeditie naar de Nederlanden. In de gedachte van Catharina zullen de klokken van de Bartholomeüsnacht luiden voor de katholieken, en zal de zon de dag daarop opgaan over een protestants koninkrijk, afgescheiden van Rome en afgescheiden van zijn verleden door een stroom van bloed – katholiek bloed!
Zoals we weten mislukt heel het perverse plan. Coligny raakt slechts gewond. Achtduizend hugenoten grijpen naar de wapens. Elk ogenblik zullen zij de identiteit van de opdrachtgever van de aanslag kennen. Catharina is als de dood. « Zij improviseert een moordpartij, om zelf niet vermoord te worden. » Hoe dan ook, pleit de historicus, heeft ze daartoe het recht: « Zowel in het ene als in het andere geval gaat het om de executie van rebellen. Zij kiest voor de uitmoording van de medeplichtigen omdat ze niet geslaagd is in de moord op hun leider. »
Maar voor deze hecatombe heeft zij de goedkeuring en het bevel van de koning nodig. In een scène met de allures van een Shakespeariaanse tragedie geeft ze hem haar daad toe, de aanslag op de man die hij de avond voordien nog zijn “vader” noemde. Zij spreekt over het gevaar waarin zij verkeert, en hij ook, en heel het koninkrijk, dat zij ontdekt zullen worden en omsingeld, neergehouwen door ontelbare zwaarden en afgemaakt. Zij peutert van haar zoon – zo onstabiel, zo wreed in zijn reflexen – de moordenaars los die ze nodig heeft voor het bloedbad. Vol angst en afgrijzen roept Karel IX uit: « Dood ze allemaal! Dood ze allemaal! »
Het is het bevel van de koning. Het kan in elk geval zijn bevel lijken. Catharina is gered. « Nu ze zich in veiligheid voelt, krijgt ze haar vrijheid van geest helemaal terug. » Zij is het die de moordenaars organiseert, dirigeert, uitstuurt naar de slachtpartij. In de ochtend van de feestdag van de H. Bartholomeüs, 24 augustus 1572. Voor deze misdaad is er maar één schuldige: Catharina de’ Medici, de Florentijnse Machiavelli. Nooit zal welk gewijd water ook deze schanddaad kunnen uitwissen.
abbé Georges de Nantes
maart 1984
(1) Catharina behoorde tot het beroemde geslacht van de Medici dat Firenze groot had gemaakt. Haar vader was een neef van paus Leo X (Giovanni de’ Medici).
(2) Tijdens een tornooi gehouden in Parijs werd Hendrik II dodelijk verwond toen de lanspunt van kapitein Montgomery door het vizier van de koninklijke helm drong.
(3) Calvinistisch theoloog (1519-1605), opvolger van Calvijn in Genève.