De affaire Dreyfus
De bekende regisseur Roman Polanski verfilmde onlangs het boek « An Officer and A Spy » van de Britse romanschrijver Robert Harris, over de beruchte affaire Dreyfus die op het eind van de 19de eeuw zoveel opschudding veroorzaakte in Frankrijk. De Frans-Italiaanse film ging onder de titel « J’accuse » in première op 30 augustus 2019 op het filmfestival van Venetië en werd in november bij ons in de bioscoop uitgebracht. Maar de historische waarheid vertellen Harris en Polanski niet, integendeel ! In dit artikel proberen we om dat wél te doen.
DE affaire die Frankrijk in tweeën spleet, draaide rond de joods-Franse artillerieofficier Alfred Dreyfus (1859-1935). Die was in die tijd als stagiair verbonden aan de generale staf van het leger. We schrijven 1894 : Frankrijk, dat in de oorlog van 1870 de Elzas is kwijtgeraakt aan de Pruisen, is op zijn hoede voor de oorlogsplannen van het Duitse rijk en moderniseert zijn leger.
DE FEITEN
Een zekere Madame Bastian, die als poetsvrouw actief is op de Duitse ambassade in Parijs maar in werkelijkheid voor de Franse contraspionage werkt, bezorgt regelmatig belangrijke vondsten in de papiermanden op de Duitse kantoren aan de Franse militaire inlichtingendienst. Zo duikt op een dag een half verscheurde anonieme brief van een spion op, gericht aan de Duitse militaire attaché Von Schwartzkoppen. De tekst van wat bekend zal worden als het borderel luidt als volgt :
« Zonder bericht van uwentwege dat u me wenst te zien, Meneer, stuur ik u toch enkele interessante inlichtingen :
1° Een nota over de hydraulische rem van de 120 [een kanon] en de wijze waarop dit geschut werkt.
2° Een nota over de dekkingstroepen (het nieuwe plan zal er enkele wijzigingen aan aanbrengen).
3° Een nota over de aanpassing aan de artillerieformaties.
4° Een nota met betrekking tot Madagascar.
5° Het project voor een handboek over de werkwijze van de veldartillerie (14 maart 1894).
Dat laatste document is ontzettend moeilijk te pakken te krijgen en ik kan het slechts enkele dagen in mijn bezit hebben. Het ministerie van Oorlog heeft een welbepaald aantal exemplaren naar elk korps gestuurd en de korpsen zijn er zelf verantwoordelijk voor : elke officier die er een krijgt, moet het na de manoeuvres teruggeven. Als u er dus uit wil halen wat u interesseert en het nadien terug tot mijn beschikking laat, zal ik het wegnemen. Tenzij u wenst dat ik het in extenso laat kopiëren en de kopie naar u zend.
Ik vertrek nu op manoeuvres. »
De inlichtingendienst van de Fransen vermoedt al langer dat er een lek is op de generale staf. Het borderel laat geen misverstand toe : iemand verraadt legerplannen aan de vijand. De minister van Oorlog, generaal Mercier, wordt op de hoogte gebracht ; hij beveelt onmiddellijk een geheim onderzoek.
Het is belangrijk te onderstrepen hoe onjuist het is te doen alsof het leger bewust op zoek is naar een spion van joodse afkomst : het Franse leger was in die tijd absoluut niet antisemitisch, integendeel zelfs. De meeste Joden in Frankrijk waren patriotten en in die zin meer dan welkom bij de strijdkrachten.
De verdenking valt op vier stagiairs die in de zomer van 1894 gepasseerd zijn op verschillende secties van de generale staf, omdat de verwijzingen in het borderel betrekking hebben op afzonderlijke bureaus. In het vizier komt al snel Alfred Dreyfus, artillerist van opleiding : het borderel gaat over geschut en vuurkracht. De kapitein wordt ondervraagd en men laat hem een gedicteerde tekst schrijven waarin een passage uit het borderel voorkomt ; Dreyfus begint te beven, zegt dat hij het koud heeft...
Men vergelijkt zijn handschrift met dat op het borderel. Sommige grafologen zien een treffende gelijkenis, andere ontkennen dat. Uiteindelijk is het Alphonse Bertillon, de befaamde uitvinder van de gerechtelijke antropometrie (het opmeten van lichamelijke kenmerken om iemands identiteit te bepalen), die bewijst dat Dreyfus zijn eigen handschrift opzettelijk vervalst heeft. Hij deed dat om, als hij ooit betrapt zou worden, te kunnen zeggen dat hij het slachtoffer is van manipulatie. Men vindt trouwens het model van de tekst die gediend heeft om de vervalsing te realiseren terug in zijn woning.
In de kerstdagen van 1894 vindt het proces van Dreyfus plaats voor de krijgsraad, achter gesloten deuren. Het zorgvuldig uitgevoerd onderzoek door de militaire inlichtingendienst wijst uit dat overal waar Dreyfus langsgekomen is, en op de precieze momenten dat hij langskwam, er lekken zijn.
Alleen de rechters krijgen inzage in een geheim dossier waarin onder meer een brief steekt, ook onderschept door Madame Bastian, van Schwartzkoppen aan de Italiaanse attaché Panizzardi, een goede vriend van hem ; in die brief heeft de Duitser het over « die smeerlap van een D... » (voor een spion heeft uiteindelijk iedereen minachting). De voorstanders van de artillerieofficier zullen later tekeer gaan tegen het geheime karakter van dat dossier, maar de minister van Oorlog wist wat hij deed : de activiteit van Madame Bastian mocht absoluut niet onthuld worden en de veiligheid van Frankrijk stond op het spel.
Op 22 december valt het unanieme verdict : Dreyfus wordt wegens hoogverraad veroordeeld tot militaire degradatie en levenslange ballingschap op het Duivelseiland voor de kust van Frans-Guyana. De rechtbank verwerpt het beroep in kortgeding en op 5 januari 1895 volgt de degradatie op de binnenkoer van de Parijse École Militaire. Op weg daar naartoe heeft Dreyfus in een emotionele bui zijn schuld toegegeven aan kapitein Lebrun-Renault, terwijl bovendien een andere officier hem hoort.
Een boot voert de spion naar Cayenne. De daaropvolgende weken en maanden levert het onderzoek van de papiermanden door Madame Bastian niets meer op : een bijkomend bewijs voor de schuld van Dreyfus.
HET GESTOOK BEGINT
Alle feiten die hierboven beknopt beschreven zijn, staan in een boek dat gepubliceerd werd in 1909 door een zekere Henri Dutrait-Crozon, pseudoniem voor de Franse kolonels Larpent en Delebecque : « Précis de l’Affaire Dreyfus » (800 blz.). Abbé de Nantes is er duidelijk over : « Dit boek is nooit verouderd geraakt. Iedereen heeft er uit geput voor zijn eigen studies en ik kan zeggen dat alles wat er later over de zaak geschreven is – en ik heb er véél over gelezen – aan dit werk schatplichtig is. Als er in de latere boeken iets staat dat zeker waar is, dan komt het uit Dutrait-Crozon » (conferentie over L’affaire Dreyfus, clef du 20e siècle).
Maar een zaak die glashelder was en die met de veroordeling van de spion had moeten geklasseerd zijn, werd opzettelijk weer voor het voetlicht gebracht om twijfel te zaaien en om het leger in diskrediet te brengen. « Absoluut iedereen zit tot op vandaag gevangen in de strikken die de “ Dreyfusards ” opzettelijk gespannen hebben om de waarheid te verdoezelen » (abbé de Nantes, ibid.).
Wat is er gebeurd ?
De familie van Dreyfus slikt de uitkomst van het proces niet. Zij is het die het eerst de term antisemitisme gebruikt, met de bedoeling aanhangers te winnen voor haar zaak. En dat lukt, vooral dankzij de invloed en de contacten van Mathieu, de broer van Alfred, een rijke industrieel : politici, journalisten en zelfs officieren gaan mee in het verhaal dat de legertop een joodse zondebok zou gezocht hebben en dat het proces een aanfluiting van de waarheid was.
Uiteraard kan de campagne maar echt van de grond komen als men de zgz. “ ware ” spion kan ontmaskeren. En dus wordt een hele mise-en-scène georganiseerd. Alphonse Bertillon, de geleerde die bewezen heeft dat Dreyfus zijn eigen geschrift vervalste, had ervoor gewaarschuwd : « Sinds mijn getuigenis voor de krijgsraad ben ik achtervolgd geweest door de bedreigingen en de haat van de vrienden van Dreyfus. U zal zien dat er binnen de drie jaar iemand zal gevonden worden om de daad van Dreyfus op zich te nemen en zich in de plaats te stellen van de gedeporteerde... »
De Dreyfusards, zoals ze vanaf die tijd genoemd worden, weten wat ze moeten doen : 1° de reputatie van Bertillon kapot maken, de man die alles begrepen en voorzien heeft ; 2° een of andere officier vinden die voldoende corrupt is en veel schulden heeft om hem te vermommen als verrader en de plaats van Dreyfus te laten innemen ; 3° die persoon de tijd geven om van handschrift te veranderen zodat hij kan doorgaan voor de schrijver van het borderel.
Eerst en vooral moet men kunnen rekenen op een medestander binnen de militaire inlichtingendienst. Dat wordt luitenant-kolonel Picquart, pas benoemd aan het hoofd van de dienst. Die blijkt van de ene dag op de andere geobsedeerd door de Affaire, waaraan hij al zijn tijd besteedt in een zoektocht naar iemand die Dreyfus als spion kan vervangen.
HET MANOEUVRE MET ESTERHAZY
Ook de familie Dreyfus is ondertussen naarstig op zoek. Zij vindt de geschikte persoon : Ferdinand Esterhazy, een berooide officier die al vele jaren leeft van financiële bijdragen die de bank van de Rothschilds hem toeschuift. Picquart wordt op de hoogte gebracht en fabriceert een vals “ bewijs ” om de verdenking op Esterhazy te kunnen doen vallen.
Maar de legerleiding doorziet zijn spel : « De basis van zijn bouwsel tegen Esterhazy is een stuk zonder authenticiteit dat nergens op lijkt en waarvan ik liever niet wil geloven dat het speciaal voor de behoeften van een bepaalde zaak vervaardigd werd » (generaal De Pellieux in 1897). De overste van Picquart, generaal Gonse, verklaart van zijn kant : « Picquart wou niets met mij communiceren, hij gaf zomaar het geld van de dienst uit om onderzoek naar Esterhazy te laten doen. Ik kon zijn passie niet verklaren, want in het dossier dat hij me voorlegde stond niets dat zijn voorstelling van zaken kon rechtvaardigen. [...] Hoe dan ook, Picquart was de ziel van heel de zaak. Hij is de aanstoker geweest van de campagne tegen het leger. »
Die campagne wordt kracht bijgezet door Mathieu Dreyfus, die de joodse anarchist en publicist Bernard Lazare mobiliseert. Die laat in Brussel een boekje verschijnen met de titel : « L’Affaire Dreyfus. Une erreur judiciaire » (1896). Het gaat erom het leger, dat al de hele tijd recht in zijn schoenen staat, te bekladden als een haard van antisemitisme.
In november 1897 schrijft Mathieu Dreyfus een brief naar de minister van Oorlog waarin hij Esterhazy ervan beschuldigt de spion te zijn die het borderel geschreven heeft. Picquart heeft namelijk “ ontdekt ” dat het handschrift van Esterhazy helemaal lijkt op dat van het fameuze bewijsstuk ! Zij gaan uiteraard niet in op het wel heel vreemde feit dat het handschrift van Dreyfus dus blijkbaar op een verbluffende manier overeenstemt met dat van Esterhazy... Hoe kan dat ? Heel simpel : Esterhazy is betaald om zolang te oefenen tot hij het handschrift van de banneling op Duivelseiland kan nabootsen.
Maar het belangrijkste is dat Esterhazy in 1894 nooit toegang had tot welke geheimen ook van het Franse leger. Hij heeft in die periode simpelweg niet gewerkt op de generale staf, op geen enkel moment ! Wanneer hij dan in januari 1898 voor een militaire rechtbank gebracht wordt, kan die niet anders dan hem vrijspreken. Hij neemt de wijk naar Engeland, dat hij nooit meer zal verlaten en waar hij zal overlijden. Hij heeft zijn rol gespeeld : twijfel zaaien over de schuld van Dreyfus, de echte spion.
De Dreyfusards van hun kant schreeuwen moord en brand. Het leger is volgens hen zo antisemitisch dat ze liever een joodse kapitein op het Duivelseiland gevangen houden dan de echte spion zijn verdiende loon te geven !
DE AFFAIRE EXPLODEERT
De schrijver Emile Zola gooit daarop het volle gewicht van zijn bekendheid in de schaal en laat op 13 januari 1898 op de voorpagina van het linkse dagblad L’Aurore het beruchte artikel « J’accuse » publiceren, een open brief aan de Franse president. Hij noemt daarin de minister van Oorlog en verschillende generaals bij naam en beschuldigt hen ervan een onschuldige veroordeeld en de ware schuldige vrijgesproken te hebben.
Het artikel slaat in als een bom. Zola wordt beschuldigd van laster en gedagvaard voor een burgerlijke rechtbank – wat precies de bedoeling van de clan-Dreyfus was om de zaak weg te halen bij het leger en vanaf nu onafgebroken in de actualiteit te houden. Iedereen in Frankrijk windt zich op, kiest partij voor of tegen Dreyfus – en dus voor of tegen de legerleiding. De affaire wordt dé Affaire, die gedurende jaren het land zal verzieken en verdelen in twee onverzoenlijke kampen.
Om zich van hun overwinning te verzekeren hebben de Dreyfusards een tijd tevoren een werkelijk duivels plan bedacht. Abbé de Nantes legt uit :
« In het kamp van Dreyfus is alles vals, door en door vals, zoals vastgesteld en bewezen in een waterval van processen : Dreyfus, Esterhazy, Zola. Als men niet snel een overtuigend “ nieuw feit ” vindt, riskeert men dat de publieke opinie terug de kant gaat kiezen van het Leger, de Gerechtigheid, Frankrijk. Wat te doen ?
« Het manoeuvre dat zij bedenken is compleet schandalig, maar wel zeer efficiënt om de opinie te beïnvloeden. Vermits onze bewijzen allemaal vervalsingen zijn, zo redeneren zij, volstaat het dat wij in het andere kamp, in het leger, op de inlichtingendienst, óók een vervalsing droppen. Laten we een vals document opstellen dat Dreyfus aanklaagt en Esterhazy vrijpleit en dat als een tijdbom in het geheim dossier steken. Wanneer het leger dan op een dag met dat document gaat zwaaien om ons te neutraliseren, zal de bom in hun gezicht ontploffen... »
Kolonel Henry, een gewetensvol staflid op de inlichtingendienst, zal in de val trappen. Op een dag in 1896 – dus twee jaar vóór de publicatie van Zola’s open brief – nodigt niemand minder dan Esterhazy deze kolonel Henry in het geheim uit. Hij toont hem een brief die zogezegd geschreven is door Panizzardi (de Italiaanse attaché over wie we hierboven al spraken) aan Von Schwartzkoppen en waarin de naam van de joodse kapitein voluit wordt genoemd. Het stuk is het werk van een professionele vervalser, zegt Esterhazy, en kan helpen om een herziening van het proces te voorkomen : het volstaat die brief te tonen om de clan-Dreyfus het zwijgen op te leggen.
Henry heeft al enige tijd het vuile spel door van zijn baas Picquart en is bang dat zijn trouwe medewerkster op de Duitse ambassade, Madame Bastian, daardoor vroeg of laat ontmaskerd zal worden. Hij beseft ook wat een ramp het voor het leger en zijn vaderland zou zijn als de vrienden van Dreyfus kunnen afdwingen dat de inlichtingendienst zijn geheimen openbaar moet maken. Zonder nog te aarzelen steekt hij het « bevrijdend document » dat hij gekregen heeft in het geheim dossier van Dreyfus. Daar blijft de tijdbom tikken tot in de lente van 1898...
« LE FAUX HENRY »
In juni 1898 wordt de ambitieuze Godefroy Cavaignac de nieuwe minister van Oorlog. Hij is een overtuigde anti-Dreyfusard, zeker nadat hij gesproken heeft met kapitein Lebrun-Renault, de man aan wie Dreyfus vier jaar tevoren zijn schuld bekend had onderweg naar de plaats van zijn degradatie. Cavaignac wil niet horen van een herziening van het proces, maar begaat een grote onvoorzichtigheid : om zijn overtuiging kracht bij te zetten leest hij in de Kamer van Volksvertegenwoordigers de brief van de Italiaanse attaché voor die hij in het geheim dossier gevonden heeft.
Al vlug echter stellen de specialisten van de inlichtingendienst vast dat deze brief een vervalsing is... Cavaignac is in alle staten : zijn carrière staat op het spel ! Er volgt een intern onderzoek en men komt uit bij kolonel Henry, die toegeeft dat hij het vervalste document – het zal de geschiedenis ingaan als « le faux Henry » – inderdaad aan het dossier toegevoegd heeft. « Ik heb het gedaan om er meer gewicht aan te geven... Ik wou de rust in de geesten doen terugkeren... Ik heb het gedaan in het belang van mijn land. Het was verkeerd... » (verslag van de ondervraging op 30 augustus 1898).
Cavaignac laat Henry in de gevangenis opsluiten. Diezelfde avond dineert de minister met de premier en alle leden van de regering. Hij maakt het bedrog en de arrestatie van Henry bekend en stelt voor om ingrijpende maatregelen te nemen : de vervanging van heel de legertop en de herziening van het proces-Dreyfus. De pers dient onmiddellijk ingelicht te worden. Alle schuld zal op de arme kolonel worden geladen, die weliswaar uiterst naïef geweest is, maar die enkel en alleen uit vaderlandsliefde gehandeld heeft.
Op 31 augustus vindt men het lijk van kolonel Henry in zijn cel : zijn keel is overgesneden met het scheermes dat hij bij zich had. Zelfmoord... of moord ? Want Henry heeft niet gezegd van wie hij de vervalste brief gekregen had, maar was dat allicht wel zinnens.
Bij de publieke opinie bereiken de Dreyfusards precies wat zij beoogden. Velen geloven het leger niet meer en kiezen partij voor Alfred Dreyfus, want « le faux Henry » wekt de indruk dat alle elementen in het geheim dossier vervalst zijn. Men ziet over het hoofd dat de getruqueerde brief gefabriceerd werd in 1896, twee jaar na het proces van Dreyfus, en dus niet meegespeeld heeft in de veroordeling. Maar de passies zijn te hoog opgelaaid.
Toch zijn er nog Fransen die het hoofd koel houden. Het Comité d’action française, waarvan Charles Maurras het voortouw neemt, verdedigt het leger en klaagt de Dreyfusards aan als ondermijners van de staat aan de vooravond van mogelijk een groot militair conflict met Duitsland. Maurras neemt het ook op voor Henry : « een strijder die ten val gekomen is door zijn toewijding in het gevecht tegen schurken ».
HET PROCES VAN RENNES
De linkse politici van de Derde Republiek die nu aan de macht komen – socialisten, republikeinen en radicalen, onderling verbonden door hun lidmaatschap van de Loge – kiezen de kant van Dreyfus ; na het Panamaschandaal, dat hen ontmaskerde als onbetrouwbare geldgraaiers, zien ze er de ideale kans in om zich te profileren als verdedigers van het Recht en de Waarheid.
Onder druk van de Dreyfusards verbreekt het Hof van Cassatie op 3 juni 1899 het vonnis van 1894. De zaak wordt doorverwezen naar een nieuwe krijgsraad die zal doorgaan in Rennes.
De verdedigers van de onschuld van Dreyfus kraaien victorie, want ze zijn ervan overtuigd dat hun “ martelaar ” zal vrijgesproken worden. President Loubet, vrijmetselaar en Dreyfusard, verklaart plechtig : « Heel Frankrijk moet zich neerleggen bij de uitspraak van Rennes, want geen enkele maatschappij kan blijven bestaan die de beslissingen van het gerecht naast zich neerlegt. » In de pers en later op het proces herhaalt generaal Mercier, de voormalige minister van Oorlog, ondanks de druk van de Dreyfusards echter voortdurend dezelfde woorden : « Dreyfus is op regelmatige wijze en met recht en reden veroordeeld. »
Zelden kreeg een proces zoveel media-aandacht. Bij de opening ervan lijkt de Bretoense hoofdplaats wel een belegerde stad.
Op 9 september volgt de uitspraak : Dreyfus wordt opnieuw schuldig bevonden aan verraad, maar « met verzachtende omstandigheden » ; hij wordt veroordeeld tot tien jaar opsluiting. Het vonnis betekent dat de naakte feiten in het dossier nog altijd in dezelfde richting wijzen, ondanks de afleidingsmanoeuvres, de bedrieglijke pistes en de vervalsingen waarvan de zaak ondertussen bol staat. Hebben de rechters met die « verzachtende omstandigheden » iets willen doen om het klimaat van burgeroorlog in Frankrijk te ontzenuwen ? Het is mogelijk.
Grote desillusie bij de Dreyfusards. President Loubet heeft zichzelf klem gezet met zijn (overigens terechte !) publieke uitspraak. Hij vraagt aan zijn ministers wat hij moet doen. Een van hen zegt exact waar het nu op staat : « Wat u ook doet, aan de ene kant staat heel het leger, de grote meerderheid van de Fransen [“ le pays réel ”] en alle agitatoren [de Action française] en aan de andere kant de regering [“ le pays légal ”], de Dreyfusards en het buitenland [lees : Duitsland]. »
In de grootste minachting voor het vonnis van Rennes besluit Loubet om gratie te verlenen. Alfred Dreyfus wordt vrijgelaten op 21 september 1899. In 1906 wordt hij volledig vrijgesproken van schuld. Hij wordt bevorderd tot majoor, terwijl zijn grote verdediger Picquart benoemd wordt tot generaal en zelfs minister van Oorlog onder Clemenceau ! Ondanks de woedende protesten van alle vertegenwoordigers van « le pays réel » zijn het hun tegenstrevers die tenslotte over de hele lijn winnen, want zij kunnen rekenen op de volledige steun van de “ ware republikeinen ” en de vrijmetselarij die de politieke lakens uitdelen. Het leger wordt gezuiverd van al wie bekend staat als “ reactionair ” of anti-Dreyfusard. Officieren die banden hebben met de Loge worden bevorderd tot de hoogste posten. En zo zal Frankrijk de Eerste Wereldoorlog ingaan met een pak onbekwame generaals en geleid door politici voor wie de antiklerikale agenda belangrijker is dan het nationaal belang...
Alle moderne literatuur over het onderwerp neemt zonder uitzondering de versie van de Dreyfusards over. Zo doet ook de film : Dreyfus is onschuldig, Esterhazy is de ware spion, Picquart is de held die het recht heeft doen zegevieren. De historische waarheid wordt daarmee voor de zoveelste keer de nek omgewrongen.
redactie KCR
Hij is verrezen ! nr. 103, januari-februari 2020