EEN BISSCHOPPELIJK MANIFEST

DE FRANSE REVOLUTIE : 
ONTMASKERING VAN EEN MYTHE

1789 : het einde van het corrupte Ancien Régime dat het gewone volk uitbuitte, de dageraad van een nieuwe en rechtvaardige wereld gebouwd op de idealen van Vrijheid, Gelijkheid en Broederlijkheid... Tot op vandaag denken wij in deze clichés over de Franse Revolutie. Nochtans hebben heel wat lucide historici al lang geleden de mythe van 1789 ontmaskerd. Eén van de meest fundamentele kritieken werd honderd jaar na de Revolutie geschreven door Mgr. Charles-Émile Freppel 1, bisschop van Angers en boegbeeld van de toenmalige traditionalistische katholieken.

Mgr. Freppel
Mgr. Freppel

OP 5 januari 1889, bij het begin van het eeuwfeest van de Franse Revolutie, publiceerde de toenmalige bis­schop van Angers, Mgr. Freppel, een ophefmakende bro­chure : « De Franse Revolutie, naar aanleiding van het Eeuwfeest van 1789 ». « Het is een echte bom die ik vandaag midden in het publiek werp », schreef Mgr. Frep­pel aan zijn vriend Cha­vanon. « Ik ga me heel het komende jaar bezighouden met de strijd tegen de kolossale mythe die men van 1789 gemaakt heeft door op alle reacties te antwoorden. »

Op drie dagen tijd waren de twee eerste uitgaven van de brochure uitgeput. Nog geen drie maanden later, op 20 maart, verscheen de twintigste editie, met vertalingen in het Spaans, het Ita­liaans, het Duits, het Hongaars en zelfs het Russisch !

De liberaal-katholieken, die in snelheid genomen waren, probeerden de bisschoppelijke les te verdraaien door te stellen dat « het échte onderwerp van de merkwaardige politieke studie van Mgr. Freppel niet 1789 is, maar de Revolutie van 1793 », d. w. z. de tirannie van Robespierre 2. Verloren moeite, zoals we hierna zullen zien.

Charles Périn, de Belgische economist die goed bevriend was met Mgr. Freppel, schreef hem een lovende brief : « Dit is het definitieve oordeel over de Franse Revolutie. De publicatie is een evenement, en men krijgt terug hoop als men ziet hoe uw studie onthaald wordt, zelfs door personen die voorheen zoveel wierook verbrand hebben ter ere van het Idool. »

Vanuit Rome kreeg Mgr. Freppel de verzekering dat kardinaal Parrochi zijn studie zorgvuldig gelezen had, en de auteur ervan uitriep tot « de belangrijkste kerkleraar van de huidige tijd en de bisschop die de vertrooster is van de Kerk van Frankrijk. » Zelfs Mgr. d’Hulst, de zeer liberale rector van het Institut Catholique in Parijs, kon niet anders dan toegeven : « U hebt een mees­terwerk gerealiseerd door in het bestek van 150 bladzijden het laatste woord over de Revolutie te spreken. »

HET JAAR VAN HET EEUWFEEST

Georges Danton
Georges Danton

Alvorens de brochure van de bisschop van Angers te bespreken, willen we eerst enkele belangrijke gebeurtenissen uit het jaar 1889, het jaar van het eeuwfeest van de Franse Revolutie, in herinnering brengen. Op het moment zelf waarop de brochure verscheen had in Parijs bij het Panthéon de inhuldiging plaats van het standbeeld van Jean-Jacques Rousseau. Een andere, al even symbolische inhuldiging was die van een kopie van het Vrijheidsbeeld van Bartholdi, op de Pont de Grenelle over de Seine. Maar dé gebeurtenis van het jaar was de Wereldtentoonstelling, die hoogmoedig de Eiffeltoren neerplantte op het Champ-de-Mars om de triomf van de Franse Revolutie, de techniek en de moderne wereld te vieren.

Maximilien de Robespierre
Maximilien de Robespierre

De grote held van het feest was Danton, de volkstribuun, de demagoog, die werd gevierd als « de goede revolutionair », de voorman van de vredelievende Revolutie en de dappere verdediger van de grondbeginselen van 1789 : « Vrijheid, gelijkheid, broederlijkheid »... alvorens hij het slachtoffer werd van de dictatuur van Robespierre in 1793. Republikeinen én liberaal-katholieken vonden elkaar zo terug rond dezelfde interpretatie van de Revolutie : ja aan 1789, neen aan 1793 !

De royalisten en de traditionele katholieken waren niet minder actief. Sedert een jaar al hadden zij een onderzoek ondernomen met het oog op de redactie van nieuwe Cahiers de doléances 3 die zij wilden voorstellen op een Staten-Generaal die medio 1889 moest doorgaan.

Het jaar 1889 werd ook gekenmerkt door wetgevende verkiezingen. Om zeker te zijn van de overwinning op hun tegenstanders hadden de republikeinen de wijze van stemmen veranderd en de kiesomschrijvingen anders verdeeld. Zij haalden het, behalve in het departement Finistère waar Mgr. Freppel herkozen werd met 95 % van de stemmen.

DE REVOLUTIE IS EEN DOCTRINE

In die context gaat Mgr. Freppel recht naar de essentie, door aan te tonen dat de Franse Revolutie geen toevallige wending in de geschiedenis is maar een doctrine :

« In bepaalde opzichten kan men van de Franse Revolutie hetzelfde zeggen als van de protestantse Hervorming in de 16de eeuw : allebei vormen zij een gedachtenstroom die de grenzen van een eeuw of van een land ver overschrijdt. Als alles zich in 1789 en in 1793 beperkt had tot het omverwerpen van een dynastie, tot het vervangen van een bepaalde regeringsvorm door een andere, dan hadden we slechts te maken gehad met één van die catastrofen waarvan de geschiedenis ons vele voorbeelden biedt. Maar de Franse Revolutie heeft een heel ander karakter : zij is een doctrine of, zo men wil, een geheel van doctrines, op godsdienstig, filosofisch, politiek en sociaal gebied. Dat is het wat de Revolutie haar ware draagwijdte geeft, en het is op die vlakken dat men haar moet beschouwen om haar te beoordelen... »

De vraag die moet beantwoord worden is dan ook : « Zou het kunnen dat de Franse Revolutie helemaal niet als een weldaad moet beschouwd worden, maar integendeel als één van de meest noodlottige gebeurtenissen in de geschiedenis van de mensheid ? »

HERVORMING JA, REVOLUTIE NEEN !

« De beweging van 1789 moest, volgens het algemeen verlangen, een hervormingsbeweging zijn, en het is een revolutionaire beweging geworden. Dat is tegelijkertijd de fout en de veroordeling ervan », legt Mgr. Freppel uit.

In 1879, bij de inhuldiging van het monument ter nagedachtenis van generaal de la Moricière in de kathedraal van Nantes, had de bisschop deze gedachte al ontwikkeld : « Tot dan toe had men al verschillende landen de voorwaarden van hun openbaar leven op enkele punten zien aanpassen, volgens de tijdsnood en de geestesgesteldheid van de burgers. Frankrijk zelf had trouwens in de loop van zijn lange geschiedenis al meermaals zijn burgerlijk en politiek regime bijgestuurd overeenkomstig nieuwe omstandigheden. Zulke hervormingen, ingegeven door de rechtvaardigheid en vol wijsheid doorgevoerd, stemmen volkomen overeen met de Voorzienigheid en met de natuurlijke ordening van de dingen. »

« Maar iets heel anders is het wanneer een land radicaal breekt met heel zijn verleden en op een bepaald moment tabula rasa maakt met zijn regering, zijn wetten en zijn instellingen om het sociale bouwwerk helemaal opnieuw op te trekken, van de basis tot de top, zonder rekening te houden met welk recht of welke traditie ook. Iets heel anders is het wanneer een land dat door iedereen als het meest vooraanstaande wordt beschouwd plots ten overstaan van de hele wereld verklaart dat het al twaalf eeuwen verkeerd bezig is geweest, dat het zich heel die tijd compleet vergist heeft over zijn eigen genie, zijn zending en zijn plichten, dat er geen sprankel rechtvaardigheid of wettelijkheid steekt in wat zijn grootheid en zijn roem heeft uitgemaakt, dat alles moet herbegonnen worden en dat het geen rust of verpozing zal kennen zolang er nog één spoor van zijn geschiedenis overeind staat : neen, zo’n vreemd spektakel heeft geen menselijk oog ooit aanschouwd. »

Op basis van de lectuur zelf van de Cahiers de doléances stelt Mgr. Freppel met de meest objectieve historici vast : « Iedereen ging ermee akkoord om de fundamenten van de Franse samenleving te behouden : de monarchistische regeringsvorm, de onschendbaarheid van de gewijde persoon van de koning en de erfelijkheid van de kroon in mannelijke lijn ; het overwicht van de katholieke godsdienst, de enige die in het koninkrijk openbaar mocht beleden worden ; enz. Niets van dat alles wordt in welke Cahier ook in vraag gesteld, en de derde stand toonde zich niet de minst geestdriftige als het er om ging zijn aanhankelijkheid aan het koningschap te betuigen. Het is dus een overduidelijk bewezen feit, waarover geen enkele discussie mag bestaan, dat de idee van een radicale Revolutie volkomen ontbreekt in deze Cahiers die door de intellectuele elite van het land werden voorbereid. »

Wat vroeg het volk ? « Men wilde een einde gemaakt zien aan de misbruiken, niet de omverwerping van de troon ; men wilde hervormingen doorvoeren, geen Revolutie ontketenen. » Om een antwoord te bieden op de “ grieven ” was het niet nodig « om een bloedige tragedie van tien jaar te beginnen, die daarna gevolgd werd door periodieke omwentelingen 4, zonder enig ander resultaat dan dat het lot van Frankrijk om de vijftien of achttien jaar telkens opnieuw in vraag gesteld wordt. »

« Wat zou Frankrijk vandaag zijn als deze hervor­mingsbeweging haar normale en regelmatige gang had kunnen volgen, in plaats van plaats te moeten maken voor de Revolutie ? Als de traditionele instellingen, na een versterkende verjongingskuur, zich verder ontwikkeld zouden hebben volgens de noden en belangen van het land ? Als het gezag zich had kunnen handhaven in een juist evenwicht, volgens de wens van iedereen, in plaats van al honderd jaar over en weer te schuiven tussen dictatuur en anarchie ? Als de Franse natie zich tien revoluties en dertig jaar oorlog had bespaard en in plaats daarvan werk zou gemaakt hebben van de schitterende mogelijkheden waarover zij dank zij de Voorzienigheid beschikt ? Als de hervormingsbeweging van 1789 zich onder die voorwaarden verder ontwikkeld zou hebben, dan zou Frankrijk de toon gezet hebben voor het hele christelijke Europa en zou ons land vandaag aan het hoofd van de wereld gestaan hebben. »

Maar de Franse Revolutie is iets heel anders : « Het is een doctrine, en een radicale doctrine ; het is een doctrine die volkomen tegengesteld is aan het christendom – vandaar niet alleen haar overduidelijke onjuistheid, maar ook de belangrijke rol die zij in de geschiedenis van de mensheid gespeeld heeft. »

EEN ANTICHRISTELIJKE OMWENTELING

« De Franse Revolutie », schrijft Mgr. Freppel, « is de toepassing van het rationalisme op het burgerlijke, politieke en sociale vlak [...] Dat is wat haar onderscheidt van alle andere omwentelingen die in de geschiedenis van de staten voorgekomen zijn. Wie er slechts een verandering van dynastie of regeringsvorm in ziet, van uitbreiding of inkrimping van rechten voor deze of gene klasse van burgers, die blijft aan de oppervlakte en komt niet tot de kern. »

De waarheid is dat « het om een geheel nieuwe opvatting van de menselijke samenleving gaat, bekeken in haar oorsprong, haar eigenheid en haar bestemming. » Het gaat dus niet “ gewoon maar ” om een aanval op de katholieke Kerk om die te vernietigen. De Revolutie streeft radicaal naar « de totale uitschakeling van het christendom als dusdanig en de eliminatie van de goddelijke openbaring en de bovennatuurlijke orde. Zij wil nog alleen rekening houden met wat de theoretici de gegevens van de natuur en van de rede noemen. Lees er de Verklaring van de Rechten van de Mens maar eens op na : men zou zeggen dat voor dit land dat veertien eeuwen christelijk is geweest het christendom nooit bestaan heeft of dat het zinloos is er rekening mee te houden. »

De bisschop van Angers besluit in felle bewoordingen : « De Revolutie wil de vernietiging van het sociaal Rijk van Jezus Christus, ze wil tot het laatste spoor ervan uitwissen. De Revolutie, dat is de totaal ont­kerstende samenleving, dat is Christus die weggeduwd wordt tot in de hoek van het individuele geweten. Men wil Christus verbannen uit het openbaar en het sociaal domein ; verbannen uit de Staat, die weigert in Zijn gezag nog de bevestiging te zoeken van het eigen gezag ; verbannen uit de wetten, waarvan Zijn wet niet meer de soevereine regel is ; verbannen uit de familie, die buiten Zijn zegening wordt gesteld ; verbannen uit de school, waar Zijn onderricht niet meer de ziel van de opvoeding vormt ; verbannen uit de wetenschap, waar Hij als enige eer nog slechts een soort van neutraliteit verkrijgt die al even beledigend is als tegenspraak ; overal uit verbannen, behalve misschien uit dat kleine hoekje van de ziel waar men Hem nog een restje heerschappij gunt. »

« De Revolutie is de christelijke natie die haar doopsel afzweert, die haar historisch en traditioneel geloof van zich afstoot en die probeert om zichzelf buiten het Evangelie om terug op te bouwen, op de fundamenten van de zuivere rede die de enige bron van het recht en de enige regel van de plicht geworden is. Een maatschappij die geen andere gids meer heeft dan de natuurlijke inzichten van het intellect, afgesneden van de openbaring, en geen ander doel dan het welzijn van de mens in deze wereld, los van zijn hogere en goddelijke bestemming : dat is de kern van de doctrine van de Revolutie. De haat jegens het bovennatuurlijke is en blijft haar meest kenmerkende eigenschap. » Ook het deïsme dat door Voltaire en Rousseau beleden werd, doet aan deze vaststelling geen afbreuk : deze filosofen wilden net als een Diderot en een Helvetius vóór alles de ontkerstening van een sociale orde waarover Christus veertien eeuwen lang geregeerd had.

Het beginsel en de bron van het gezag zoekt men niet meer in God « maar in de mens, en in de mens alléén. De wet is nog slechts de uitdrukking van de algemene wil, van een groep mensen die in laatste instantie, en zonder dat nog een beroep mogelijk is op welk ander gezag ook, beslissen over wat rechtvaardig of onrechtvaardig is. Alles wordt overgeleverd aan de willekeur en de grillen van een toevallige meerderheid. Alles vertrekt van de mens en keert naar de mens terug, zonder ook maar één ogenblik rekening te houden met welke goddelijke wet ook. De natuur en de menselijke rede zijn de enige bron en de enige maat van de macht, het recht en de rechtvaardigheid. Er bestaat geen goddelijk recht van welke aard ook meer ; de rechtvaardigheid is alleen maar op het menselijke gebaseerd. »

« Het is dan ook van weinig belang of men de naam van het Opperwezen op de titelbladzijde van het ganse werk laat staan, als een decorstuk of een trompe-l’œil ; in werkelijkheid immers heeft de mens de plaats van God ingenomen, en het logisch gevolg van het hele systeem is een politiek en sociaal atheïsme. »

EEN WERELD BEROOFD VAN ZIJN GODDELIJKE OORSPRONG

Na de beginselen ontmaskerd te hebben, komt Mgr. Freppel vervolgens aan de gevolgen, die gewild waren en op cynische wijze in de praktijk werden gebracht :

« Het is er de Franse Revolutie dus niet alleen meer om te doen de christelijke staat te vernietigen, het christelijk huisgezin, het christelijk huwelijk, de christelijke rechtspraak en het christelijk onderwijs. Neen : door de logica zelf van haar principes wil zij de goddeloze staat instellen, het huisgezin zonder God, het huwelijk zonder God, de school zonder God, het gerechtsgebouw zonder God en het leger zonder God –m. a. w. : zij wil de idee zelf van God uitbannen uit alle wetten en alle instellingen. »

« Het is bijzonder moeilijk zich aan de gevolgen te onttrekken zolang men het beginsel blijft huldigen. Door God te vervangen door de mens als beginsel van het gezag heeft de Revolutie het atheïsme wettelijk geproclameerd. Vanaf dat moment werd dit wettelijk atheïsme er geheel natuurlijk toe gebracht zijn stempel te drukken op alle manifestaties van het openbaar leven. Wij zien dat ook vandaag nog met lede ogen aan. Wie daarover verbaasd is, heeft niet begrepen wat de kern is van de revolutionaire beweging van 1789. Want het ideologisch karakter van de Franse Revolutie zoeken we niet in de uitspattingen of de misdaden van 1793 : het is niet in 1793 maar in 1789 dat Frankrijk de diepe wonde heeft opgelopen waaraan ons land sindsdien lijdt, en die haar dood kan veroorzaken als een stevige en levenskrachtige reactie er niet in slaagt haar terug op het spoor van een volledige genezing te zetten. Het is in 1789 dat de vertegenwoordigers van de Revolutie afgestapt zijn van het begrip “ christelijk volk ” om het deïstisch of atheïstisch rationalisme op de sociale orde toe te passen ; zo hebben zij aan de wereld het triest spektakel van een nationale geloofsafval laten zien, waarvoor tot op dat ogenblik in de katholieke landen geen voorgaande was. Het is in 1789 dat er in de sociale orde een werkelijke Godsmoord heeft plaatsgehad, te vergelijken met wat het joodse volk zeventien eeuwen geleden met de Godmens gedaan had. »

De koningsmoord: executie van Lodewijk XVI op 21 januari 1793
De koningsmoord: executie van Lodewijk XVI op 21 januari 1793

EINDE VAN DE CHRISTENHEID

De bisschop van Angers bestudeert vervolgens de weerslag van de Franse Revolutie op heel Europa. « Er is niets minder Frans dan de Franse Revolutie », schrijft hij, « en het beste bewijs voor wat ik hier vooropstel is het feit dat zij zelf de ambitie heeft om iets heel anders te zijn. Zij richt zich immers niet tot Frankrijk, maar tot het hele mensdom ; zij proclameert de Rechten van de Mens, en niet die van de Franse burger ; zij streeft naar de rol van politiek Messias. »

« De revolutionairen van vorige eeuw negeren de reële, historische Fransman, met de hem eigen kenmerken en kwaliteiten ; in plaats daarvan scheppen zij een ideaal en abstract wezen, dat nooit bestaan heeft en nooit ergens zal bestaan, een product van de natuur en van de rede. Voor dit abstracte wezen stellen zij wetten op zonder rekening te houden met het nationaal belang of met de historische rechten.

« Het is nauwelijks nodig aan te tonen hoe absurd het is dezelfde wetten te willen opstellen voor een land zoals Frankrijk, dat monarchistisch is in zijn tradities, zijn zeden, zijn taal, zijn eigen genie – in één woord, tot in het merg van zijn beenderen – als voor een groep kolonisten in Californië. Deze absurditeit hebben wij moeten betalen met tien opeenvolgende revoluties, omdat het ons onmogelijk gemaakt werd om terug de historische en traditionele weg te nemen waarvan wij afgeweken zijn. »

EINDE VAN DE VRIJHEDEN

De genadeloze kritiek van Mgr. Freppel richt zich vervolgens op de drie idolen van het revolutionair devies : Vrijheid, Gelijkheid, Broederlijkheid. Eerst komt de Vrijheid aan bod.

« De Revolutie heeft de centralisatie van de macht tot aan de uiterste limieten doorgedreven. Haar opzet bestond erin om de heidense theorie van de almacht van de Staat te doen herleven : zij heeft deze almacht geconcentreerd in een louter numerieke meerderheid met minachting voor alle gemeentelijke en provinciale vrijheden. Tussen de Staat enerzijds en het individu anderzijds wil de Revolutie niets anders : geen autonome instellingen, geen tussenorganismen, geen onafhankelijke verenigingen, want die hinderen haar alleen maar in haar absolutistische neigingen. De historische provincies schaft zij zonder meer af ; in de plaats ervan komen de departementen. Waarom ? Om alle historische rechten te kunnen afschaffen en zo één en dezelfde wil te kunnen doen triomferen van het ene eind van Frankrijk tot het andere. Deze ene wil dringt zich in naam van de Staat overal op, regelt alle zaken binnen de departementen en de gemeenten, absorbeert alles.

« Alles en iedereen wordt onder de voogdij van de Staat geplaatst. Er kan geen centiem worden uitgegeven, geen steen van een openbaar gebouw verplaatst zonder de toestemming van de Staat of tegen zijn wil. Men kan zo’n systeem de naam geven die men wil, maar er het etiket “ vrijheid ” opkleven is toch wel een onduldbare verkrachting van de taal !

« Ik weet wel dat de grote denkers van de Franse Revolutie plechtig verklaren dat “ alle mensen vrij geboren worden en vrij blijven ”. Maar dat is een goedkope uitspraak die geen stand houdt tegenover de revolutionaire idee van de almacht van de Staat. Men is niet vrij, wanneer men in alle richtingen voortdurend botst tegen die almacht die absoluut niets buiten haar invloedssfeer wil laten. Een individu is niet vrij, wanneer hij zelfs niet de mogelijkheid heeft om over zijn bezit te beschikken volgens zijn geweten en in functie van zijn belangen. Een huisvader is niet vrij, wanneer het de Staat is die hem oplegt welk soort opvoeding hij aan zijn kinderen moet geven, in tegenspraak met zijn godsdienstige overtuiging. Een gemeente is niet vrij, wanneer de hele administratie ervan ondergeschikt is aan de willekeur van een functionaris van het centraal gezag – een prefect of iemand anders – en wanneer de burgemeester zelfs niet het recht heeft om een boswachter te benoemen of te ontslaan.

« Het zou gemakkelijk zijn om zo, van boven naar beneden, heel de sociale ladder te overlopen zoals de Franse Revolutie ze samengesteld heeft, om aan te tonen dat er op geen enkele sport van die ladder echte vrijheid bestaat. 1789 heeft brandhout gemaakt van alle plaatselijke vrijheden, om in de handen van de Staat de meest absolute macht te concentreren die men zich in een beschaafd land kan voorstellen. Men heeft uitgerekend dat de Grondwetgevende Vergadering op twee jaar tijd 2557 wetten heeft uitgevaardigd ; de Wetgevende Vergadering, op één jaar tijd, 1712 ; en de Conventie, op drie jaar tijd, 11. 210 ! Nooit tevoren heeft de wereld zo’n bizar spektakel gezien. Men zou terecht kunnen denken dat Frankrijk nog maar pas geboren werd, en dat het land moest behandeld worden als een horde wilden die nog maar net tot een vorm van sociale ordening gekomen waren.

« Een dergelijke centralisatie van de politiek verstikt elke vrijheid des te gemakkelijker omdat de willekeur uitgaat van een vergadering, d. w. z. een anonieme en onpersoonlijke meerderheid, die alle minderheden verplettert onder de superioriteit van het getal en waarin niemand zich verantwoordelijk voelt voor wat geacht wordt het werk van iedereen te zijn. »

VRIJHEID OF DE DOOD !

Heeft de Revolutie dan niet tenminste de individuele vrijheid geproclameerd, in het bijzonder de vrijheid van geweten, vraagt Mgr. Freppel zich af. Na herinnerd te hebben aan de verdraagzaamheid ten overstaan van joden en protestanten onder het Ancien Régime voegt hij eraan toe :

« Wanneer men over godsdienstvrijheid spreekt in verband met de Franse Revolutie, moet men automatisch denken aan namen en herinneringen die van die aard zijn dat elke discussie over dit punt oppervlakkig wordt. De volledige Franse geestelijkheid die uitgeroeid werd, of gedeporteerd, of verbannen naar alle mogelijke landen van Europa, omdat ze geweigerd had de eed van trouw af te leggen aan een ketterse en schismatieke Grondwet die het natuurlijk product was van het staatsdespotisme : dát is de godsdienstvrijheid die geboren werd uit de revolutionaire beweging van 1789. Want men mag niet uit het oog verliezen dat, hoewel de verschrikkelijkste misdaden dateren van 1793 en daarna, dat het toch wel tijdens de assemblée van 1789 was dat de burgerlijke positie van de clerus uitgewerkt werd – niets meer of minder dan de absolute greep van de Staat op de gewetens, dit toppunt van antireligieus despotisme. De verdrukking van de katholieken, door daden van geweld of langs wettelijke weg, is vanaf het eerste moment één van de hoofdkenmerken van de Franse Revolutie geweest, tot op vandaag. »

De vervolging van de katholieke geestelijkheid
De vervolging van de katholieke geestelijkheid

Na gesproken te hebben over de talloze martelaren van de Revolutie wijst de bisschop van Angers op de actualiteit van zijn eigen tijd – die overigens ook onze actualiteit is :

« Telkens als het revolutionair liberalisme terug aan de macht komt, in 1830 zoals in 1789, in 1848 en in 1879, is zijn eerste actiepunt het terugschroeven van de vrijheid van de katholieken. Een paar jezuïeten of dominicanen die bijeenkomen om gezamenlijk te bidden, te onderwijzen en te preken verontrusten dit liberalisme méér dan de dreiging van vijandelijke mogendheden zou kunnen doen. Er is niets dat de liberale schrijvers en de politici meer ergert dan de vrijheid van godsdienst !

« Zeker, de Verklaring van de Rechten van de Mens verkondigt dat niemand verontrust zal worden voor zijn religieuze overtuiging. Maar het volstaat om rond te kijken om zich ervan te overtuigen dat het ook hier weer gaat om één van die leugenachtige formules waarachter het staatsdespotisme zich verschuilt. De waarheid is dat de Revolutie een religieuze overtuiging het minst van al vergeeft. Is er, aan de vooravond van het eeuwfeest van de Revolutie, één prefect of onderprefect die niet voor zijn carrière moet vrezen als hij openlijk zijn Pasen zou houden ? Is er één boswachter die zijn kinderen ongestraft naar een christelijke school zou durven sturen in plaats van naar de école laïque ? Vormt het eenvoudige feit van ’s zondags naar de mis te gaan geen gevaar voor iedereen die een of andere betrekking bij de staat heeft ?

« Laten we maar liever zwijgen over die holle frasen die niemand nog ernstig kan nemen. Het is met de individuele vrijheden hetzelfde gesteld als met de provinciale, departementale en gemeentelijke vrijheden. De revolutionaire beweging van 1789 is er de pure ontkenning van geweest, ten voordele van een politieke meerderheid die alle macht naar zich toetrekt en zich aan de gewetens opdringt onder het mom van “ algemene wil ”. »

broeder Pascal van het H. Sacrament Hij is verrezen ! nr. 17, september-oktober 2005

Het proces van koningin Marie-Antoinette (PMVP / cliché Briant).
Het proces van koningin Marie-Antoinette (PMVP / cliché Briant).

(1) Voor de biografie van deze strijdvaardige bisschop, zie Hij is verrezen ! nr. 8, maart-april 2004, p. 5.

(2) Tot op vandaag wordt ook bij ons op de scholen onderwezen dat men de Franse Revolutie als een tweeluik moet zien : het eerste luik, tot 1793, is het “ positieve ” luik van de Revolutie, met leiders die enkel met goede bedoelingen bezield waren en het beste voor “ het volk ” wensten ; met de machtsovername door Robespierre begint het “ negatieve ” luik, de Terreur, die eigenlijk een verloochening van de revolutionaire idealen betekende. Mgr. Freppel gaat met deze visie, die meer ideologisch gekleurd is dan historisch juist, helemaal niet akkoord.

(3) Aan de vooravond van de Revolutie had koning Lodewijk XVI voor het eerst sinds lange tijd opnieuw de Staten-Generaal bijeengeroepen. De bijeenkomst van clerus, adel en derde stand werd plechtig geopend in Versailles op 5 mei 1789. Ter voorbereiding hadden alle parochies van Frankrijk Cahiers de doléances mogen indienen, waarin de leden van de derde stand hun grieven en wensen kenbaar konden maken.

(4) De bisschop verwijst hier naar de veelvuldige regeringsvormen die zijn land sinds de Revolutie gekend heeft : Republiek (1789-1799), Consulaat (1799-1804), Keizerrijk (1804-1815), Restauratie (1815-1830), Constitutionele monarchie (1830-1848), Tweede Republiek (1848-1852), Tweede Keizerrijk (1852-1870), Derde Republiek (vanaf 1870), enz.