De vernietiging van de christenheid 
door de Reformatie

DUIZEND jaar christenheid, van de 5de tot de 15de eeuw, had geleid tot een schitterend samenspel tussen de Kerk en de christelijke naties. Zeker, er waren op het parcours strubbelingen en botsingen geweest, want de Kerk koesterde te lang het concept van één wereldlijke tegenhanger van haar gezag :

Paus en keizer, de geestelijke en de wereldlijke macht.
Pas na eeuwen van confrontatie kwam de Kerk tot het inzicht dat een mozaïek van koninkrijken, vorstendommen en vrije steden veruit te verkiezen was boven een oppermachtig Rooms keizerrijk. Fresco door Andrea Bonaiuti in de kerk van Santa Maria Novella in Firenze ( 1365-1367 ).

« Eeuwenlang heeft de Kerk de idee bewaard van een universeel christelijk keizerrijk, waarin de keizer de wereldlijke tegenhanger van de Roomse Opperherder moest zijn. Er waren duizend jaren van ontgoocheling nodig om de Kerk uit de ervaring een les te doen trekken : ze moest de utopie van een H. Rooms Rijk opgeven, omdat zo’n rijk te zeer naar de hegemonie streefde en te gevaarlijk was voor haar eigen vrijheid en die van de volkeren. Het deed haar begrijpen dat zij zich als enige universele macht moest bevestigen in het samenspel van koninkrijken, naties, volkeren en vrije steden van de christenheid.

« Zo werd voor de toekomst duidelijk het onderscheid vastgelegd tussen de twee machten, de geestelijke en de wereldlijke, de Kerk en de staat. Beide zijn soeverein op hun domein, maar de staat is door God aangewezen om de Kerk te dienen, terwijl hij omgekeerd van haar de erkenning van zijn legitimiteit verkrijgt en de noodzakelijke geestelijke en morele hulp. Op die manier werken zij samen voor het natuurlijke en bovennatuurlijke welzijn van hun gezamenlijke onderdanen. Zo luidde de definitie van het “ politieke augustinisme ” en zijn theorie van de twee zwaarden » (punt 54 van de 150 punten van de Falanx van de Onbevlekte).

Ondanks de chaotische toestanden die het einde van de middeleeuwen kenmerkten – de Honderdjarige Oorlog en het grote westerse schisma – bracht de renaissance een wedergeboorte van dit politieke evenwicht mee. Sleutelmoment was de goddelijke tussenkomst van de H. Jeanne d’Arc (1412-1431), maagd en martelares van het katholieke geloof en de christenheid.

Het grote exploot van Jeanne bevestigt inderdaad opnieuw de wil van God : een evenwichtig samenspel van de christelijke naties. God haat de Engelsen helemaal niet, maar Hij wil dat ze op hun eiland blijven ; hun ambities met betrekking tot het Franse koninkrijk gaan in tegen zijn Wil. Op dezelfde manier past de bemoeienis van de Franse koningen Lodewijk XII en Frans I met het Italiaanse schiereiland, in de eerste helft van de 16de eeuw, niet in het goddelijke plan. De naties hebben ongetwijfeld wettige belangen, maar die moeten in overeenstemming zijn met het algemeen belang, namelijk de eenheid van de christenheid. De H. Jeanne d’Arc was zich ondanks haar jeugdige leeftijd zeer goed bewust van de gevaren die de christenheid bedreigden ; zij wou dat de christelijke naties zich verenigden om de Ottomaanse Turken te bestrijden en om de ketterij van de hussieten in Bohemen uit te roeien. Jammer genoeg luisterde men niet naar haar.

VAN WYCLIF  OVER HUS TOT LUTHER

Meer nog dan de Turkse dreiging kondigde de ketterij van Jan Hus (1369-1415), die een groot deel van Bohemen voor zijn denkbeelden kon winnen, de toekomstige stormen aan. Hus koppelde radicale kritiek op de Kerk en de katholieke dogma’s aan een revolutionair Tsjechisch nationalisme dat erg aansloeg. In een hussietisch liederenboek uit de 16de eeuw vinden we een gravure die vier mannen uitbeeldt die rond een vuur staan [zie afbeelding op p. 14] : de Engelsman John Wyclif (1330-1384), die priesters overbodig achtte en de transsubstantiatie verwierp, verzamelt op de gravure het hout ; een tweede figuur, Jan Hus, houdt een lont vast die door een derde man wordt aangestoken. De christelijke beschaving zou zich hebben kunnen vernieuwen als zij de raadgevingen van Jeanne d’Arc gevolgd had, maar deze derde man wrong zich op het voorplan en verbrak definitief het zo zorgvuldig tot stand gekomen akkoord tussen Kerk en staat. Zijn naam : Maarten Luther (1483-1546).

De auteur van de gravure heeft boven de groep de Duif van de H. Geest afgebeeld : die vier revolutionaire personen beweerden dat zij rechtstreeks geïnspireerd werden door de Geest Gods om een nieuwe godsdienst en een nieuwe Kerk te stichten, ter vervanging van de katholieke Kerk die zogezegd ontrouw was aan de H. Geest. Het drama voor de Duitse natie en voor heel de christenheid was dat Luther geslaagd is in zijn opzet. Wyclif onderwierp zich, Hus eindigde op de brandstapel, maar Luther kon veel Duitse vorstendommen en verschillende andere territoria lostrekken uit de schoot van de Roomse Kerk. Hij heeft de christenheid verscheurd.

Hij heeft inderdaad, zoals de gravure toont, een brand aangestoken – niet die van de naastenliefde, maar die van de revolutie en de anarchie, tegen de Rooms-katholieke Kerk en het gezag van de keizer. Naarmate hij verhardde in zijn rebellie kwam hij ertoe om, in een diabolische parodie op de brief aan de Romeinen, uit te leggen dat de protestantse vorsten de waarachtige vertegenwoordigers van God waren en dat hij het welslagen van zijn hervorming aan hen toevertrouwde. Nooit was het woord van de Franse schrijver Charles Péguy meer gerechtvaardigd : « Alles begint op het mystieke vlak, maar eindigt in politiek. »

En kan men zich een slechtere politiek voorstellen dan die onzinnige verheerlijking van het Germaanse ras en de Duitse geest, nog versterkt door het totalitarisme van de staat ? « Cuius regio, eius religio », « van wie het gebied is, van hem is ook de godsdienst » : de heerser van een bepaald vorstendom bepaalt eenzijdig welke godsdienst al zijn onderdanen verplicht moeten aanhangen ! Zo werd het protestantisme opgedrongen aan miljoenen katholieke gelovigen door heersers die vooral uit waren op de rijkdommen van de Kerk, die zij zonder verpinken aansloegen.

In de gebieden waar de lutherse Hervorming het pleit won, verdween het evenwicht tussen het geestelijke welbevinden van de zielen en de noodwendigheden van het algemeen welzijn, dat aan de volkeren eeuwenlang de ware vrijheid geschonken had.

CALVIJN EN MELANCHTHON

Meer nog dan Luther verbond Johannes Calvijn (1509-1564) de geestelijke hervorming met de actie van de openbare macht. Hij was killer en rationeler dan de opstandige Duitse monnik en slaagde er in om de religieuze breuk met Rome en de opslorping van de godsdienst in de politiek een theoretische basis te geven, waardoor die universeel toepasbaar werden. Volgens abbé de Nantes zijn de rechtstreekse erfgenamen van het lutheranisme de totalitaire nazistaat en de al even totalitaire Sovjetunie. En de erfgenaam van het calvinisme is natuurlijk de Angelsaksische wereld, met aan het hoofd de VS.

Nog volgens de stichter van De katholieke Contrareformatie in de 20ste eeuw werd de tekst die het duidelijkst de breuk in de beschaving door toedoen van de protestantse Reformatie illustreert, opgesteld door het vierde personage op de gravure, dat zijn toorts aansteekt aan die van Luther : de Duitse humanist Philipp Melanchthon (1497-1560). Hij schreef in 1530 de fameuze Augsburgse Belijdenis, die de opvattingen van de Reformatie uiteenzet. Het is door toedoen van Melanchthon dat het lutheranisme zich heeft kunnen wortelen en is blijven voortduren. Hij was veel geslepener en verzoenender van toon dan Luther ; zijn Belijdenis is een aaneenschakeling van handige formuleringen met de bedoeling de tekst te doen aanvaarden door keizer Karel V, aan wie hij op de rijksdag voorgelezen werd.

Maar noch de toenmalige katholieke theoloog Johann Eck, noch 450 jaar later abbé de Nantes lieten er zich door beet nemen. De essentie van de tekst is zonneklaar : Melanchthon predikt een geloof zonder godsdienstigheid, overeenkomstig het grote principe van Luther dat het geloof alleen volstaat en dat de zgn. goede werken nutteloos en zelfs goddeloos zijn. De Duitse humanist schrijft letterlijk : « Vroeger legde men in de predicaties meestal de nadruk op kinderachtige en onzinnige werken, zoals rozenkransen, heiligenverering, kloostergeloften, bedevaarten, verplichte vastentijden, feestdagen, religieuze broederschappen enz. » Zoals abbé de Nantes becommentarieerde : « Deze kritiek op de godsdienst komt neer op de vernietiging van de Kerk, haar dienstwerk, haar sacramenten, haar eredienst en het christelijke leven bestaande uit gebeden, devoties, geloften en boetedoening, alles met het oog op het eeuwig heil ! » (CRC nr. 156, augustus 1980, p. 7).

Vervolgens presenteert Melanchthon ons wat de afgeschafte godsdienst zal vervangen : zijn utopie, het « zuivere Evangelie », want het is in naam daarvan dat hij het politieke augustinisme veroordeelt. « Vóór Luther », verklaart hij, « hebben sommigen op ongeoorloofde wijze het geestelijke gezag vermengd met het wereldlijke. Ze hebben het zelfs aangedurfd om keizers en koningen op hun troon te installeren of af te zetten. » Wat Luther echter begrepen heeft, is dat « het geestelijke gezag de plicht heeft zich niet te bemoeien met functies die dat gezag vreemd zijn ». De staat is almachtig en de Kerk bezit geen enkele wettigheid om grenzen te stellen aan het optreden ervan. Scheiding van Kerk en staat, toen al ! Melanchthon is de uitvinder van de geseculariseerde staat die in alles zijn eigen weg gaat en zich niets aantrekt van de wetten van de Kerk.

DE PROTESTANTSE DECADENTIE

Tegenover de godsdienstige goede werken stelt de Duitse protestant in de lijn van Luther de seculiere, profane activiteiten zoals ze door de monnik uit Wittenberg gerehabiliteerd werden. Voor Luther volstaat het geloof ; wie het ware geloof heeft, zal “ automatisch ” goed willen doen aan zijn naaste. Die solidariteit met de medemens moet voor Luther de traditionele goede werken vervangen : elk werk gedaan in het (protestantse) geloof is een goed werk. Zo verdwijnt het onderscheid tussen het geestelijke en het profane volledig.

Melanchthon neemt dit over en op die manier leidt de Augsburgse Belijdenis naar een terugkeer van het heidense humanisme. Zijn tekst is als het ware het charter van de moderne wereld.

De christenheid, waarin de christelijke godsdienst op maatschappelijk vlak vorm kreeg en uitgroeide tot een model van hoogstaande beschaving, werd door Luther belachelijk gemaakt zonder dat hij er iets voor in de plaats stelde. Calvijn en Melanchthon daarentegen legden na hem de fundamenten van een nieuw beschavingsmodel waarin alles geordend is rond de mens als middelpunt en hoogtepunt, want volgens hen regeert Christus hier beneden niet. Het doel van het aardse leven is daarom de macht van de staat en de materiële vooruitgang.

In dit nieuwe type van samenleving waarin de mens zichzelf realiseert dankzij zijn eigen krachten triomfeert het individualisme. De wet van de sterkste wordt de drijfveer van het economische en sociale leven. De naastenliefde, die de middeleeuwen verlicht had met het tedere licht van het H. Hart van Jezus, verkilt. De afgodendienst van de Mammon wordt dan de nieuwe norm en geen enkele doeltreffende rem kan op de speculatie van het geld gezet worden. De uitvinding van dit economische liberalisme zal de katholiek gebleven landen besmetten en overspoelen door de schuld van de Franse Revolutie van 1789. De vooruitgang van het kapitalisme laat toe dat de burgerij zich verrijkt ten koste van de arbeidersklasse, die ondergedompeld wordt in onterende levens- en werkomstandigheden. Dat leidt op zijn beurt tot een onverzoenlijke botsing, een klassenstrijd, die uitgebuit wordt door volksmenners zonder gewetensbezwaren.

Vandaag zijn we aanbeland bij de gesubsidieerde werkeloosheid en een apparaat van functionarissen ten dienste van de staat, die de voornaamste werkgever geworden is. Zonder het te beseffen zijn de protestantse maatschappijen en in hun spoor heel het christelijke Westen dezelfde helling afgegleden die het decadente Romeinse rijk naar de ondergang voerde. En wat de gezinsmoraal betreft, hebben we niets meer te leren van het heidense Rome...

Op politiek vlak vertoont de afgoderij van het soevereine volk een grote gelijkenis met de cultus die van de Romeinen verwacht werd ten opzichte van hun keizers. En wee degenen die tegen die afgoderij ingaan en kritiek hebben op de democratie ! De breuk met de waarachtige christelijke beschaving heeft werkelijk geleid naar een terugkeer van het barbarendom.

HET STILZWIJGEN VAN DE KERK

Hoe staat de Rooms-katholieke Kerk tegenover die decadentie ? Vanaf het Concilie van Trente tot aan de Z. Pius IX en de H. Pius X heeft zij gestreden tegen de protestantisering en tegen de aanspraken van de eigengereide liberale staat. Maar sinds het Tweede Vaticaans Concilie heeft zij zich met de constitutie Gaudium et spes officieel aangesloten bij het heidense humanisme en de democratie. Daardoor heeft zij zichzelf ontwapend en het zwijgen opgelegd.

Gravure uit een 16de-eeuws hussietisch liederenboek : John Wyclif, Jan Hus, Maarten Luther en Philipp Melanchthon.

Toch is zij in wezen gekant tegen al die illusies. Op het door God bepaalde tijdstip zal zij haar beschavende zending terug opnemen alsof er nooit een onderbreking is geweest. Daartoe zal zij het voorbeeld hebben van ontelbare heiligen en kerkleraars en in het bijzonder volgende onvergankelijke woorden van de H. Pius X in zijn Brief over de Sillon uit 1910 :

« Neen, eerbiedwaardige broeders, nooit zal men de stad anders opbouwen dan God ze opgebouwd heeft ; men zal geen samenleving vestigen als de Kerk er niet de fundamenten van legt en de werkzaamheden leidt. Neen, de beschaving moet niet meer uitgevonden worden en er moet geen nieuwe stad in de wolken worden gebouwd. Zij bestond en zij bestaat : het is de christelijke beschaving, het is de katholieke stad. Het komt er alleen op aan haar onophoudelijk te herstellen op haar natuurlijke en goddelijke grondvesten tegen de voortdurend weerkerende aanvallen van de ongezonde utopie, de rebellie en de goddeloosheid : OMNIA INSTAURARE IN CHRISTO, alles vernieuwen in Christus. »

broeder Louis-Gonzague van de Bambina
Hij is verrezen ! nr. 124, juli-augustus 2023

KERK EN CHRISTENHEID

ER is een groot verschil en zelfs  een dodelijke tegenstelling tussen de Kerk en de wereld. Die laatste is het Evangelie vijandig gezind en is onderworpen aan de « vorst van deze wereld », Satan. Het is dus een wereld die nog niet veroverd en overwonnen is door de liefde en de macht van haar uiteindelijke Heer en Koning, Jezus Christus. Maar toch : wat zou de Kerk zijn als zij niet ingeplant was in de wereld ? Als zij slechts een geestelijke gemeenschap zou zijn, een puur religieuze band zonder enige materiële basis of sociale instelling ? Het is normaal en noodzakelijk en ze heeft er van Christus de opdracht toe gekregen dat de Kerk alle realiteiten van het aardse leven, van de gezinnen, de volkeren en de staten in zich opneemt.

De evangelisch geworden wereld, bevrijd van de voogdij van Satan en volledig geleid door de wet van Christus, noemen wij de christenheid.

1. De falangist weigert de Kerk te zien als een entiteit zonder betrokkenheid of inzet in de wereld. Voor hem gaat het bij Kerk en christenheid om dezelfde aarde, dezelfde steden, dezelfde volkeren. Die moeten beschouwd worden zowel in hun profane noodwendigheden, tradities, activiteiten en doelstellingen als in hun godsdienstige organisatie, levenswijze en bestemming. Zonder de Kerk kan de christenheid – die tegenwoordig verschrikkelijk door de Kerk in de steek gelaten wordt – zich niet lang handhaven in haar orde, deugd en schoonheid : de Kerk moet haar een ziel, een elan en een bovennatuurlijk pantser geven. En omgekeerd is de Kerk zonder de christenheid – zoals in tijden van vervolging en vandaag van liberalisme en anarchie – blootgesteld aan ziekte, verval en dood, ondanks wonderen van voortdurende heldhaftigheid.
2. De falangist weigert een christelijke wereld die zich niet onderwerpt aan de Kerk en zich niet voor haar wil opofferen. Want de Kerk moet van die wereld de inspiratiebron, de voedster en de onmisbare gids zijn. Hij past er ook voor op te dromen van een geheel vergeestelijkte, “ abstracte ” Kerk zonder band of relatie met de aardse maatschappij, haar gezagsdragers en wetten. Met zo’n dromerijen riskeert hij de ondergang van beide, de Kerk én de wereld.

« De Kerk, dat is Jezus Christus, vergoten en medegedeeld » (Bossuet). Zij is dus voor alle tijden de verwezenlijking van wat God in zijn Voorzienigheid en Voorbeschikking vastgelegd heeft, volgens het mysterieuze plan van zijn wijsheid. Vanaf haar stichting tot in onze dagen is zij, met al haar ups en downs, met de verdiensten en de misdaden van al haar heilige of zondige leden, uiteindelijk geweest wat God wilde dat zij was. Meer nog dan de instelling die Gods uitgesproken wil vervulde en die de ideale norm is, is de Kerk datgene geweest wat van alle eeuwigheid bepaald en besloten was : de instelling waarin God zijn welbehagen heeft gevonden. Zo is zij de zichtbare manifestatie van de glorie van Christus in de wereld.

3. De falangist is sterk en weloverwogen gehecht aan het concept van de christenheid. Hij is trots op haar roemrijk verleden, bekommerd om haar tegenwoordig bestaan en enthousiast over haar universele roeping. Hij verdraagt de valse kritiek niet die op de christenheid wordt uitgeoefend : dat zij een gesloten getto zou zijn, jaloers op haar tijdelijke en geestelijke goederen. Hij weet dat er voor de hem dierbare christenheid slechts wettigheid, leven en toekomst is dankzij het mysterieuze sap van de goddelijke genade, dat enkel geschonken wordt door de Rooms-katholieke Kerk. Want die zou onmogelijk geheel de menselijke orde kunnen inspireren en bezielen als zij niet op de eerste plaats Kerk van de genade was, Kerk van de eeuwige zaligheid, Kerk waarvan het hart zich elders bevindt, ver boven de dingen van deze wereld : in de Hemel, waar haar Bruidegom Jezus Christus is, en in het Onbevlekte Hart van Maria, waarheen zij onophoudelijk haar kinderen probeert te leiden.

Bijgevolg koestert de falangist een grote verering voor de voorbije eeuwen van de Kerk en de christenheid en is hij er bijzonder aan gehecht. In tegenstelling tot al de waanzin van revolutionairen en valse hervormers ziet hij er het werk van God in, geboetseerd door zijn « twee onvermoeibare handen » : Christus en de Geest, die beiden Vertroosters zijn. En hij ziet de toekomst als de verdere ontwikkeling van die eeuwenoude godsdienst en beschaving, die niet alleen de stempel van wijze en heilige voorouders dragen, maar vooral ook van God zelf.

Punt 15 van de 150 punten van de Falanx van de Onbevlekte