DE GROTE CRISIS VAN HET ARIANISME
1. Jezus Christus is God
In februari 1975 publiceerde abbé de Nantes de tekst van een conferentie die hij gegeven had over het arianisme, de geweldige ketterij die in de vierde eeuw bijna geheel de Kerk in haar greep kreeg. De parallellen met de huidige situatie zijn frappant, en de stichter van De katholieke Contrareformatie in de twintigste eeuw heeft dan ook niet nagelaten uit de geschiedenis van deze crisis belangrijke lessen te trekken. In het hierna volgend tweedelig artikel laten we abbé de Nantes uitgebreid aan het woord (CRC nr. 89, februari 1975, pp. 4-14).
WAT is Jezus Christus ? Is Hij God ? Zijn er dan twee goden, of drie ?
« De theologen hebben geprobeerd op deze vraag te antwoorden met begrippen ontleend aan de filosofische taal. Maar het geloof is altijd klaar en duidelijk geweest. In tegenstelling tot het heidens veelgodendom is er slechts één Levende en Ware God. En in tegenstelling tot de radicale afwijzing door de monotheïstische Joden en de ontkenning van een aanmatigend rationalisme zijn zij Drie : de Vader is God, zijn Zoon Jezus Christus die aan ons is verschenen is God, hun Heilige Geest die beloofd is en aan de Kerk gezonden is God. Een woord van Christus zelf, voorafgaand aan alle polemieken en theologische constructies, bevestigt dit op volmaakte wijze : “ Gaat... en doopt hen in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest ” (Mt. 28, 19). Eén enkele Naam, één enkel Wezen... “ Ik ben ” is de gewijde Naam van de Vader, de Zoon en de H. Geest, een Naam die niet gemeenschappelijk is aan de Drie maar eigen aan hun unieke Wezen, levend en echt. »
VOORGESCHIEDENIS VAN HET ARIANISME
« De beste manier om de ontwikkeling en de uiteindelijke ontknoping van deze lange crisis te bestuderen is te beginnen met het beschrijven van de geestelijke sfeer die kenmerkend was voor elk van de drie grote patriarchale metropolen van die tijd » : Rome, Alexandrië en Antiochië.
« Rome houdt van oudsher van orde, klaarheid en wet. Haar liefde gaat meer uit naar heldere formulering en canonieke discipline dan naar bespiegeling. De eenheid van de drie Personen wordt er krachtdadig verdedigd als van een zelfde wezen. Instinctmatig vereert ons christelijk geworden Westen één enkele God, en het aanvaardt dat deze ene God uit drie Personen bestaat. Rome zal snel de term consubstantialis aannemen, wat in het Grieks wordt vertaald als homo-oesios : drie Personen, maar één enkel wezen. Ongelukkig genoeg roept het woord “ persoon ” echter te veel de idee van een acteur op, een personage dat een rol speelt bovenop zijn natuurlijk wezen. Het is dus een zwakke term om de volle, levende en onderscheiden werkelijkheid van de Drie uit te drukken. » Zwak vooral in de ogen van het Oosten.
« Alexandrië daarentegen is vol van christelijk mysticisme ; wij zouden tegenwoordig spreken van existentialisme. De Drie-eenheid, niet het woord maar de Drie die door deze term worden aangeduid, is het geliefkoosde voorwerp van de beschouwing. Om de idee van de Ene God te bewaken leggen hun theologen een grote nadruk op de ondergeschiktheid van de Zoon aan de Vader, en van de H. Geest aan hen beiden. Deze zienswijze brengt hen dicht bij de ketterij : het leidt hen er inderdaad toe de eenheid van wezen (homo-oesia) van de Driete verwerpen, omdat dit te zeer hun strikte gelijkheid en identiteit suggereert. Alexandrië spreekt liever over drie hypostaseis ; de Griekse term hypostasis is veel krachtiger dan het Latijnse persona » en zouden we kunnen vertalen als “ individuele realiteit ”. Maar Rome houdt niet van deze term en verdenkt de Alexandrijnen ervan dat zij de Vader, de Zoon en de H. Geest van elkaar willen scheiden...
« Antiochië wordt gekenmerkt door een rationalistische en weinig mystieke traditie. Men heeft er vanaf de vroegste tijden een neiging tot het humanisme, wij zouden zeggen het horizontalisme. In Antiochië ziet men in Christus eerst en vooral, en bijna uitsluitend, de mens. Dat leidt tot de ketterij van het adoptionisme : Jezus is een mens zoals wij die door God geadopteerd is. Het adoptionisme wordt wel veroordeeld op een lokaal concilie in 268, maar steeds opnieuw probeert de rationalistische geest van Antiochië het christelijk geloof terug te voeren tot het joods monotheïsme en zijn afwijzing van de Menswording. »
ARIUS VERSCHIJNT OP HET TONEEL
« Arius is een Egyptenaar of een Libiër, geboren rond 256. Het belangrijkste wordt vaak vergeten : hij doet zijn studies in Antiochië. Als gevolg daarvan is hij doordrongen van rationalisme en van de logica van Aristoteles. Zelf is hij niet echt een genie. Hij herneemt de adoptionistische theorie van zijn leermeester Lucianus van Antiochië », die nochtans veroordeeld was in 268. Lucianus werd geëxcommuniceerd maar herriep zijn dwaalleer, en in 312 stierf hij de marteldood onder keizer Diocletianus. « Door zijn strenge levenswijze geniet Arius bij zijn terugkeer in Egypte een groot prestige. Hij doet onmiddellijk mee met het schisma van een zekere Meletius van Licopolis, die misbruik maakt van de ballingschap van de wettige bisschop van Alexandrië, Alexander, om zichzelf tot bisschop uit te roepen ! Arius wordt geëxcommuniceerd, maar bij zijn terugkeer verzoent de welwillende Alexander zich met hem. Korte tijd daarna wordt Arius priester gewijd en vanaf 313 is hij pastoor van de kerk van Baucalis », één van de wijken van Alexandrië.
« In 318 proclameert Arius op een vergadering van geestelijken zijn persoonlijke theorie, geïmporteerd uit Antiochië : de Zoon heeft niet altijd bestaan, Hij is uit het niets tevoorschijn gehaald, Hij is een ondergeschikt schepsel van de Vader en het werk van diens wil ! De bisschop van Alexandrië wijst hem terecht, maar hij blijft op zijn stuk staan en wint aanhangers. Daarop moet Alexander hem in 320 voor de tweede keer in de ban slaan. Arius steekt de zee over en voegt zich bij zijn vriend en medeplichtige, de almachtige bisschop Eusebius van Nicomedia, verwant en vriend van... keizer Constantijn. » Deze Eusebius is zelf ook een leerling van Lucianus van Antiochië geweest, en hij deelt de visie van Arius. Maar Eusebius is bovendien een politiek intrigant : dat het arianisme zo’n grote verspreiding zal kennen is vooral het werk van deze gevaarlijke en ambitieuze bisschop.
In Nicomedia, waar Constantijn op dat ogenblik hof houdt, « schrijft Arius zijn fameuze Thalia, een theologisch gedicht bestemd voor een breed publiek, dat het nieuwe geloof bezingt. » De krachtlijnen van dit werk zijn ons bekend via citaten bij andere auteurs : God is niet altijd Vader geweest, vóór alle tijden was God alleen en bestond de Zoon nog niet. De Zoon is door de Vader geschapen als eerste en volmaakste schepsel, en beiden zijn niet van hetzelfde wezen (oesia) : de Zoon is in alles verschillend van wezen (an-omoios) met de Vader.
Constantijn is na de definitieve nederlaag van zijn rivaal Licinius in 324 alleenheerser over de wereld geworden. Hij verdraagt in zijn christelijk rijk geen godsdienstige verdeeldheid en wil ook op dat vlak universeel vredestichter zijn. De draagwijdte van het conflict ontgaat hem ongetwijfeld : hem interesseert enkel dat de twist zo vlug mogelijk ophoudt. « Op aanstoken van Eusebius zendt hij Hosius van Córdoba, een Latijn, naar Alexandrië om aan bisschop Alexander een brief te bezorgen met een oproep tot verzoening met Arius. Alexander maakt de bode van de keizer de ernst van de hele kwestie duidelijk en weigert wat hem gevraagd wordt. Daarop roept Constantijn in 325 een Concilie samen in Nicea », vlakbij de nieuwe keizerlijke hoofdstad Constantinopel.
HET CONCILIE VAN NICEA (325)
« Driehonderd achttien bisschoppen komen in Nicea bijeen onder het voorzitterschap van keizer Constantijn, doopleerling, en in aanwezigheid van de priesters Titus en Vincentius, legaten van Paus Silvester. Het is het eerste grote Concilie dat men oecumenisch zal noemen, hoewel de deelname van het Westen erg bescheiden is. Het Concilie veroordeelt Arius en zendt hem in ballingschap ; hetzelfde gebeurt met zijn zeventien officiële aanhangers. »
Al hun subtiele manoeuvres ten spijt moeten de arianen het onderspit delven tegenover het onweerlegbaar feit van de Verlossing, die immers alleen maar zin heeft als het God zelf is die op het kruis gestorven is. « De partij van de rechtzinnige leer (orthodoxie) haalt het tegen Arius dankzij de tussenkomst van Hosius van Córdoba en enkele westerlingen, die de ketters met de rug tegen de muur plaatsen » door af te kondigen dat de Zoon “ God uit God is, Licht uit Licht, ware God uit de ware God, geboren, niet geschapen, één in wezen met de Vader ”. Dit laatste is het sleutelbegrip : consubstantialis, in het Grieks homo-oesios.« De arianen weigeren zowel de term als de waarheid die erdoor uitgedrukt wordt » en zetten zichzelf daardoor buiten de Kerk.
Het Concilie proclameert niet alleen een duidelijke geloofsbelijdenis – het zgn. Symbolum van Nicea – maar voegt er ook een anathema (banvloek) aan toe, waarin elke opdeling of elk onderscheid van oesia of hypostasis in God verworpen wordt. « De oesia duidt het wezen aan, de substantie, zowel bij de Grieken als bij de Latijnen. Voor de Grieken echter betekent hypostasis iets anders : met die laatste term duiden zij, volgens een oud gebruik, de Drie Personen aan, want het Latijnse woord persona vinden zij te zwak om het onderscheid binnen de Drie uit te drukken. Op het Concilie van Nicea zijn het dus duidelijk de Latijnen die hun terminologie opleggen aan de Grieken. Deze laatsten leggen zich daar voor het ogenblik bij neer, uit noodzaak, om de arianen te verslaan, maar niet zonder enige terughoudendheid. En die situatie zal het debat vergiftigen... »
Na de sluiting van het Concilie « vinden de aanhangers van Eusebius van Nicomedia elkaar. Het gaat om een massa Oosterse bisschoppen die min of meer in het geheim gewonnen zijn voor de ariaanse ketterij. Weldra gaan zij over tot het verwerpen van de term homooesios », dat wil zeggen het kernbegrip zelf van de leer van Nicea, « het sleutelwoord en het absolute teken van de christelijke eenheid. » Deze term, zo zeggen zij, komt niet voor in de H. Schrift. Heeft men het recht om zijn toevlucht te nemen tot de taal van de filosofie om geopenbaarde waarheden te definiëren ? De twijfel is gezaaid, het vergif zoekt zijn weg.
DE OPKOMST VAN HET ARIANISME (326-341)
« De perverse en oppermachtige bisschop Eusebius werkt met alle middelen aan de rehabilitatie van het arianisme, “ zijn ” leer en die van Arius. Hij gebruikt zijn doorslaggevende invloed op de keizer en krijgt om te beginnen gedaan dat de bannelingen mogen terugkeren – zelfs Arius, die zich helemaal niet bekeerd heeft (329-330). Eusebius geeft vervolgens gestalte aan een soort van grote liberale partij die zichzelf presenteert als de tegenstander van elke vorm van overdrijving, waarmee hij zowel doelt op de excessen van Arius de veroordeelde als op die van het Concilie van Nicea dat hem veroordeeld heeft ! »
Constantijn de Grote, die de orthodoxie van Nicea krachtig had moeten verdedigen, laat zich jammer genoeg om de tuin leiden op een terrein dat hij niet echt beheerst.
« Daarop maakt Eusebius een geheime lijst op van de meest krachtdadige aanhangers van Nicea, met de bedoeling hen met alle mogelijke middelen van hun bisschopszetels te verdrijven. Bovenaan de lijst staat de naam van Athanasius, bisschop van Alexandrië sedert 328. » Athanasius, secretaris van bisschop Alexander op het Concilie van Nicea, was de man die de beslissende term homooesios (consubstantialis) had voorgesteld. Amper 33 jaar oud wordt hij tot bisschop gewijd, tot groot ongenoegen van de arianen die hem haten en vrezen als hun bekwaamste en gevaarlijkste tegenstander.
« Tenslotte trekt Eusebius van Nicomedia fel van leer tegen bepaalde ultra’s van Nicea, die in God slechts één hypostasis willen zien en elk onderscheid in goddelijke personen ontkennen ; zo ondermeer bisschop Photinus, die met recht en reden veroordeeld wordt en afgezet zal worden in 351. Omdat de aanhangers van Nicea lange tijd vermeden hebben zich van deze ultra’s te distantiëren, compromitteren zij zichzelf echter in de ogen van veel Oosterse geestelijken. »
Eusebius slaagt volkomen in zijn opzet. « Het Concilie van Tyrus, in 335, betekent de triomf van zijn semi-ariaanse partij. Men beslist er tot de plechtige verzoening met de aartsketter », terwijl Athanasius daarentegen afgezet wordt ! De keizer verbant de bisschop van Alexandrië naar Trier : de eerste van niet minder dan vijf verbanningen...
Daarop geeft Constantijn aan de patriarch van Constantinopel de opdracht om Arius, die geen enkele van zijn dwalingen afgezworen heeft, opnieuw op te nemen in de gemeenschap van de Kerk. De heilige patriarch is daar echter het hart van in : hij is ervan overtuigd dat Arius zijn bekering slechts veinst, en bidt tot God dat één van hen beiden zal weggenomen worden uit de wereld vooraleer hij het keizerlijk bevel moet uitvoeren. Hij vraagt met andere woorden een Godsoordeel.
En God spreekt zijn oordeel uit. Op weg naar zijn triomfantelijke rehabilitatie in de kathedraal krijgt Arius plots een aanval van buikloop. Gehurkt in een hoek achter het Forum van Constantijn krijgt hij vervolgens een hevige en onstuitbare bloeding ; de aartsketter sterft “ in zijn eigen drek en bloed ”, naar het getuigenis van talrijke tijdgenoten. « Een indrukwekkende straf van God... »
Eusebius van zijn kant staat nog altijd in de hoogste gunst bij de keizer en bestrijdt op alle mogelijke manieren het homooesios. Hij is het die Constantijn de Grote in 337 op zijn sterfbed het doopsel toedient. De keizer van het Concilie van Nicea blaast de laatste adem uit omringd door personen die openlijk met het arianisme sympathiseren... Een jaar later bereikt Eusebius het toppunt van de roem wanneer hij tot bisschop van Constantinopel wordt aangesteld. « Het Concilie van Antiochië, in 341, is zijn laatste succes. Hetzelfde jaar sterft hij ; zijn partij blijft zonder leider achter. »
De verandering is onmiddellijk voelbaar. « Het Concilie van Sardica (343), voorgezeten door de oude Hosius, bevestigt klaar en duidelijk de leer van Nicea. De semi-arianen verlaten de vergadering om een apart concilie te houden in Philippolis en onderschrijven daar een eigen formule die bekend staat als makrostiche, “ met lange lijnen ” » : woordenkramerij dus, wendingen en verdraaiingen waarin zij hun dwaalleer verpakken !
DE WERELDWIJDE TRIOMF VAN DE KETTERIJ (350-357)
Constantijn de Grote wordt opgevolgd door zijn drie zonen, die het rijk onder elkaar verdelen. « Constans, heerser over het Westen, is een overtuigd niceaan ; met de hulp van Paus Julius legt hij de orthodoxie op. Athanasius », de kampioen van de rechtzinnige leer die verbannen was naar Trier, « wordt bevrijd en keert terug in een uitbundig Alexandrië. Overal verstommen de godsdienstige twisten. »
Helaas, « Constans sterft in 350 en zijn broer Constantius, een fanatiek ariaan, wordt enig keizer van het Oosten én het Westen. Het geweld van de macht zal de ketterij opleggen » en van het arianisme het officieel leerstelsel van het Rijk maken.
Ondertussen heeft de ketterse leer zich tegenover de orthodoxie van Nicea niet kunnen handhaven als één front. Het arianisme is uiteengevallen in drie tendensen. De meest fameuze daarvan is die welke verdedigd wordt « door Basilius van Ancyra, een intelligent voorman die door iedereen, ook de aanhangers van Nicea, gewaardeerd wordt om zijn deugd en zijn moed. Deze tendens, die het dichtst staat bij de rechte leer, laat een gelijkenis in wezen toe tussen de Vader en de Zoon : homoioesios (“ gelijkaardig in wezen ”, van het Grieks homoios), maar niet homooesios (“ gelijk in wezen ”) ! » Of hoe één letter meer of minder een wereld van verschil kan maken...
De tendens die het aan het hof in Constantinopel echter voor het zeggen heeft, is die van de zgn. “ homoianen ” : zij laten slechts een simpele gelijkenis tussen de Vader en de Zoon toe, zonder verdere precisering. Dubbelzinnigheid troef dus – behalve in hun gepassioneerde afwijzing van het niceaanse homooesios.
Liberius, die Paus Julius in 352 opvolgt, wordt door de “ homoianen ” in de keizerlijke hoofdstad « onmiddellijk aangemaand om terug te komen op de rehabilitatie van Athanasius zoals die afgekondigd was door Paus Julius en het Concilie van Sardica. Op dat moment in de geschiedenis is de figuur van Athanasius de verpersoonlijking van het katholiek geloof. Om zichzelf de nodige manoeuvreerruimte te geven heropent Liberius in Rome het proces van de bisschop van Alexandrië. Athanasius stuurt hem een memorie met zijn verdediging. De Paus rechtvaardigt hem op moedige wijze, en wil deze beslissing bovendien laten proclameren door een Concilie. »
De woedende arianen krijgen de keizer echter zover dat « het Concilie van Arles wordt samengeroepen, waar alle bisschoppen, zelfs de pauselijke legaten, door de knieën gaan voor de sluwe listen van de ketters. Athanasius wordt veroordeeld... » Nog geven de verdedigers van Nicea het niet op : « In 355, op het Concilie van Milaan, wordt voor Athanasius dapper in de bres gesprongen door een zekere Eusebius van Vercelli en door de onbuigzame bisschop van Cagliari, Lucifer. De driehonderd aanwezige bisschoppen zijn echter zodanig geterroriseerd dat zij toegeven aan de druk van de arianen. De bisschop van Poitiers, Hilarius, de enige opposant, wordt verbannen naar Phrygië ; Athanasius moet halsoverkop vluchten ; Eusebius en Lucifer worden gedwongen in ballingschap te gaan naar het Oosten. »
Paus Liberius staat nu moederziel alleen. Maar « hij weigert aan de keizer toe te geven en Athanasius te veroordelen, zoals Constantius vraagt. Daarop wordt hij uit Rome verbannen, terwijl een indringer, Felix, zijn plaats inneemt. De laatste getuigen van Nicea worden vervolgd en opgejaagd. In 357 ondertekent de ondertussen honderdjarige Hosius van Córdoba onder folteringen een ariaanse formule ! En het jaar daarop wordt een andere formule opgesteld die bewust dubbelzinnig is en vast en zeker van ketterse strekking, met de bedoeling om eindelijk alle weerstand op te ruimen en de eenheid te stand te brengen in de verloochening van het Credo van Nicea en het homooesios. »
DE FOUT VAN PAUS LIBERIUS EN DE VAL VAN HET WERELDEPISCOPAAT (357-359)
« Het verschrikkelijke dat dan gebeurt, illustreert op bewonderenswaardige manier het woord van Jezus tot de H. Petrus : “ Simon, Simon, zie, de Satan heeft u allen willen ziften als tarwe. Maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet zou bezwijken ; en gij, wanneer ge u bekeerd hebt, bevestig dan uw broeders ” (Lc 22, 31-32). »
« Het lijdt geen enkele twijfel dat Paus Liberius tijdens zijn ballingschap in 357 een ongehoorde zwakheid gekend heeft. Athanasius zal later zeggen dat Liberius hem in de steek gelaten heeft uit schrik voor de dood. De H. Hiëronymus bevestigt dat de paus op een bepaald moment toegegeven heeft aan de pravitas haeretica, de “ ketterse perversie ”, waarmee hij bedoelt dat Liberius een of andere ariaanse formule ondertekend heeft. De H. Hilarius tenslotte, die in die tijd verbannen was naar het hof in het Oosten en rechtstreeks getuige was van de feiten, beschuldigt keizer Constantius van goddeloosheid omdat hij Liberius verbannen heeft en van een nog grotere goddeloosheid omdat hij hem naar Rome teruggebracht heeft – waarmee hij laat verstaan dat deze terugkeer door de paus afgekocht was met een of andere schandelijke toegeving of compromis. »
« Wij bezitten van Liberius vier brieven die niet anders dan als authentiek kunnen beschouwd worden. Zij strekken hem niet tot eer. In de eerste, Studens paci, verklaart hij Athanasius in de steek te laten. In de tweede, Pro deifico, onderschrijft hij uit vrije wil (hij onderstreept dit !) de ariaanse formule van 351 waarin geen homooesios voorkomt. De derde brief, Quia scio vos, is nog meer onterend : hierin smeekt hij zijn ergste tegenstanders voor hem tussenbeide te komen bij de keizer. De vierde tenslotte, Non doceo, vraagt om bij Constantius te pleiten voor zijn terugkeer, vermits hij toch – zo verklaart hij – Athanasius in de steek gelaten heeft, vrede gesloten heeft met de keizer en de gevraagde handtekening onder de (ariaanse) tekst gezet heeft ! »
« Een grote schande, zelfs al moet zeer veel toegeschreven worden aan diplomatie en gemanoeuvreer. Betekent dit de geloofsafval ? Is dit voor een paus de formele ketterij, de val van de Onfeilbare ? Gedetailleerd onderzoek leidt tot een verbazend besluit : Liberius heeft wel degelijk een eerste formule ondertekend die dubbelzinnig was maar niet ketters, in de hoop terug in de gunst te geraken. Maar hij weigerde altijd met klem om een andere formule te ondertekenen die de “ homoianen ” van hem eisten en die ze op hetzelfde ogenblik onder foltering door Hosius deden aanvaarden. » Tenslotte maakte de verbannen paus gebruik van een ommekeer van de keizer ten gunste van de strekking van de “ homoioesianen ” : « Hij ondertekende zeer bewust de formule van Basilius van Ancyra met daarin het homoioesios (“ in wezen gelijkend op ”) ; hierin werd verklaard dat de Vader en de Zoon “ gelijkaardig waren in wezen en in alles ”. Dat was zeker niet het homo-oesios van Nicea, maar wel de schaduw ervan en de belofte... »
« Dankzij deze handigheid kan de paus in 358 naar Rome terugkeren, waar hij triomfantelijk wordt ingehaald als de kampioen van de orthodoxie, de belijder van het geloof die door iedereen bewonderd wordt. De indringer Felix wordt verjaagd en tot aan zijn dood zal Liberius genieten van een immense populariteit. Als er morele zwakte in het spel is geweest, dan heeft hij zich uit zichzelf en door eigen energie vrijgekocht en is hij erin geslaagd om zijn plaats als leider van de Kerk en opperste bewaker van het geloof terug op te nemen. »
Ondertussen maakt keizer Constantius zich op om voor eens en voor goed de eenheid door te drukken... in de ketterij. « De bisschoppen van de hele wereld worden in Concilie samengeroepen. De Westerlingen komen bijeen in Rimini, de Oosterlingen in Seleucië. Liberius, pas terug uit ballingschap, wordt genegeerd. Onder de dreiging van verbanning en dood tekenen zij allemaal de derde formule van Sirmium die nogmaals gecorrigeerd is. » Deze tekst is volkomen dubbelzinnig, in de lijn van de “ homoianen ”. « Hij betekent hoe dan ook een verloochening van het geloof van Nicea. Iedereen beseft dat » maar tekent niettemin. « Alleen Hilarius verzet zich, aan het hof van de keizer zelf, en probeert zijn collega’s tot inzicht te brengen. Hij is te lastig geworden, en Constantius stuurt hem terug naar huis, naar Poitiers ! » Daarmee is de laatste tegenstander het zwijgen opgelegd.
« Op 31 december 359 is het gebeurd. De triomf van de “ homoianen ” is totaal en universeel. De H. Hiëronymus drukt het later uit in een beroemde zin : “ Ingemuit totus orbis et arianum se esse miratus est ”, “ De hele wereld vernam zuchtend en vol verbazing dat zij ariaans geworden was... ” »
Uit het diepst van de duisternis zou nochtans opnieuw het licht oprijzen, zoals we in het volgend nummer zullen zien.
redactie KCR