LAMENNAIS : DE TRIOMF VAN EEN AFVALLIGE
NA de storm van de Franse Revolutie kende de Kerk in het begin van de 19de eeuw een schitterende wedergeboorte. Heel haar toekomst hing echter af van haar houding ten opzichte van het revolutionaire gedachtegoed. Zou zij volharden in haar oppositie tegen de beginselen van 1789, in haar afkeuring en haar veroordeling van de democratische theorieën ? Of zou zij een nieuwe weg inslaan en ingaan op de wensen van de visionaire profeet Félicité de Lamennais ?
Lamennais werd geboren in de Bretoense stad Saint-Malo in 1782. Hij was een moeilijk en introvert kind, maar tegelijkertijd was hij ook bijzonder intelligent. Vaak sloop hij het ouderlijk huis uit om in zijn eentje te luisteren en te kijken hoe de golven van de oceaan tegen de rotsen beukten. Als men hem vroeg : « Wat doe je daar op de oude wallen ? », antwoordde hij : « Ik zie wat de anderen niet zien. »
Félicité verliest het geloof onder de invloed van de filosofen van de Verlichting, maar vindt het terug dankzij zijn broer Jean-Marie. Toch zal hij nooit een echt mystiek leven van intieme liefde tot Jezus kennen.
In 1816 wordt hij tot priester gewijd “ ondanks zichzelf ”, aldus bepaalde biografen. Hij stort zich in de contrarevolutionaire intellectuele strijd, met al zijn passie, zijn genie en zijn geweldig literair talent.
Hij bekritiseert het Charter van de Restauratie, dat inderdaad gekenmerkt wordt door de ondeugd van het parlementarisme : de ministers van de regering moeten niet meer alleen verantwoording afleggen aan de koning, maar ook aan de Kamer van volksvertegenwoordigers. Met een soort van bittere hartstocht valt Lamennais het liberalisme van het Charter aan ; hij predikt de herinvoering van het absolutisme, opdat God werkelijk zou heersen.
Hij koestert de ambitie om een denkschool te stichten met de jonge elite van intellectuelen die zich aan hem hechten. Hij brengt hen bijeen in La Chesnaie, zijn familiedomein in Bretagne.
Op het einde van de jaren 1820 maakt hij plots een bocht naar links. De koningen Lodewijk XVIII en Karel X hebben hem teleurgesteld : hun realistische politiek staat haaks op zijn eigen vlammende verbeelding. Hij voelt dat de revolutie van 1830 eraan komt en hij wil dat de Kerk de monarchieën de rug toekeert om de heilige zaak van de vrijheid van de volkeren te omhelzen. Hij is zo geëxalteerd dat hij de volledige scheiding van Kerk en staat eist, opdat de Kerk zou kunnen deelnemen aan de revolutionaire bewegingen, ze zou kunnen bezielen en leiden. Hij dringt er bij de paus op aan dat hij aan het hoofd zou gaan staan van de grote opstand van de volkeren tegen de vorsten om de nieuwe tijden te openen van een mensheid verzoend in een wereldwijde democratie...
Paus Gregorius XVI ontvangt Lamennais in audiëntie op 13 maart 1832, samen met zijn twee metgezellen, Lacordaire en Montalembert. De Opperherder onderzoekt de oproep van de Fransman en veroordeelt vervolgens zijn programma en zijn actie in de encycliek Mirari vos van 15 augustus 1832.
Gregorius verwerpt de wil van Lamennais om de Kerk te hervormen « alsof zij zou kunnen blootgesteld zijn aan tekortkomingen of verduistering ». Hij verwerpt verder de eisen van de nieuwlichter tegen het kerkelijk celibaat en tegen de heiligheid en onverbreekbaarheid van het huwelijk. Vervolgens veroordeelt de paus de godsdienstvrijheid, opgevat als het recht van de mens op sociale vrijheid op religieus vlak :
« Uit de besmette bron van de onverschilligheid vloeit de absurde dwaalleer voort, of juister nog de waanidee, dat men aan gelijk wie de vrijheid van geweten moet verzekeren en garanderen. Men bereidt deze schadelijke dwaling de weg door de volledige en grenzeloze vrijheid van mening, die zich overal verspreidt tot rampspoed voor de godsdienstige en burgerlijke maatschappij. Sommigen herhalen met een uiterste arrogantie dat daaruit enig voordeel voor de godsdienst voortvloeit. Maar Sint-Augustinus zei terecht : “ Wat kan de ziel beter doden dan de vrijheid van de dwaling ? ” »
Het oordeel van het soeverein Leergezag over de opstandige bewegingen van 1830 luidt als volgt :
« Wij hebben vernomen dat geschriften die onder het volk verspreid zijn bepaalde leerstellingen verkondigen die de trouw en de onderwerping die men aan de vorsten verplicht is ondermijnen. Omdat zij overal de fakkels van de rebellie aansteken, moet men zorgvuldig beletten dat het bedrogen volk meegesleurd wordt buiten de krijtlijnen van zijn plicht. Iedereen moet zich rekenschap geven van de raadgeving van de apostel Paulus : “ Er is geen enkel gezag dat niet van God komt. Wie zich verzet tegen het gezag, verzet zich bijgevolg tegen de door God gewilde orde ; en zij die zich verzetten, roepen over zichzelf de veroordeling af. ” » Deze revolutionairen « brengen de volkeren onder het mom van de vrijheid enkel slavernij. »
De paus veroordeelt « hen die willen dat de Kerk gescheiden wordt van de staat en dat de eendracht tussen de troon en het altaar verbroken wordt. Het is een zekere zaak dat de aanhangers van een ongebreidelde vrijheid beducht zijn voor deze eendracht, die altijd zo gunstig en heilzaam is geweest voor de belangen van zowel de godsdienst als het burgerlijk gezag. »
Gregorius maakt zich ook grote zorgen over « bepaalde verenigingen en bijeenkomsten waar men gemene zaak maakt met personen van alle godsdienstige overtuigingen, zelfs met aanhangers van valse godsdiensten. Om overal rebellie uit te lokken predikt men elke vorm van vrijheid. »
Op het einde van zijn encycliek herinnert de paus de vorsten er aan « dat het gezag hen is geschonken niet enkel voor het regeren van de wereld, maar vooral voor het ondersteunen en verdedigen van de Kerk. Zij zijn aangesteld als vaders en voogden van de volkeren en zullen hen het waarachtige en onafgebroken geluk, de overvloed en de rust enkel kunnen schenken wanneer het hun voornaamste zorg zal zijn de godsdienst en de vroomheid te doen bloeien jegens de God op wiens mantel geschreven staat : “ Koningen der koningen, Heer der heren ”. »
Enkele maanden na de definitieve veroordeling van zijn leerstellingen komt Lamennais openlijk in opstand tegen de Opperherder van de Kerk door de publicatie van zijn « Paroles d’un croyant » (« Woorden van een gelovige »). Hij formuleert er een satanische verdraaiing van de waarheid in : elke vorm van hiërarchie en alle goddelijke en menselijke wetten worden door hem geïdentificeerd met het Kwaad. Gregorius XVI veroordeelt hem daarop bij naam in de encycliek Singulari nos van 7 juli 1834.
Lamennais verhardt echter in zijn rebellie. « Ik zal het volk niet verraden ! », roept hij tegen hen die hem aanmanen tot herroeping en onderwerping.
In 1846 publiceert hij een vertaling van de Evangelies, met een hele reeks commentaren en noten waarin het christendom vervormd wordt tot een soort van politiek en sociaal progressisme. De revolutionaire interpretatie die hij aan het Magnificat geeft, doet het de uitdrukking zijn van het verlangen van het mensdom naar bevrijding van elk gezag.
Bijzonder welsprekend is zijn commentaar op de dialoog tussen Jezus en Pilatus : « Ondervraagd door de gouverneur, de vertegenwoordiger van de verdrukkende macht, antwoordt Jezus dat hij Koning is. Jezus nu vertegenwoordigde de hele mensheid, en het is waar dat in de mensheid, en in haar alleen, het waarachtige koningschap gelegen is, de waarachtige soevereiniteit, een universeel recht waaruit het bijzonder recht van elk volk voortvloeit » (Les Évangiles. Traduction nouvelle avec notes et réflexions, p. 172).
Een dergelijke interpretatie is godslasterlijk : Onze Heer Jezus Christus zou zich gewoon voorgesteld hebben als de getuige en de profeet van het aangeboren koningschap van de mens, van elke mens. Zo ontdaan van zijn goddelijke attributen is Christus nog slechts het symbool van de mens die zich engageert in de revolutionaire strijd tegen de verdrukkende machten. Het is trouwens precies deze interpretatie die op het einde van de 20ste eeuw zal hernomen worden door de H. ( ?) Joannes-Paulus II...
In de kamer van Lamennais is het beeld van de H. Maagd Maria ondertussen vervangen door een buste van Marianne, het symbool van de Republiek. Hij sterft als apostaat, zonder zich te willen verzoenen met de Kerk, in 1854.
Zeker, zijn vrienden en de leerlingen die hij bijeengebracht had op zijn familiedomein, hebben hem op dat ogenblik al lang verlaten. Maar jammer genoeg namen zij nagenoeg allemaal in hun geest het virus van de ketterij mee, zoals abbé de Nantes verduidelijkt :
« Lamennais heeft de elite van de elite ervan overtuigd dat de volksrevolutie de uitdrukking zelf is van de H. Geest verspreid over de wereld, en dat die revolutie dus heilig, progressief en niet tegen te houden is. Montalembert en Lacordaire zullen nooit het altaar omverwerpen dat zij diep in hun hart recht tegenover het altaar van God opgericht hebben voor een nieuwe cultus. Zij zullen aanhanger blijven van het onmogelijk devies : “ God en de Vrijheid ! ” Het is van Lacordaire dat het afschuwelijke woord stamt dat de kiem bevat van elke toekomstige apostasie : “ Vandaag is de eerste deugd niet het geloof, maar de oprechte liefde voor de vrijheid. ” »
* * *
In 1988 maakte abbé de Nantes de balans op van de tien eerste jaren van het pontificaat van de H. (?) Joannes-Paulus II :
« Vandaag, honderd vijftig jaar na Lamennais, doet Joannes-Paulus II het tegenovergestelde van Gregorius XVI... Inderdaad, wij zijn aanbeland bij de effectieve heerschappij van Lamennais, van zijn ideaal en zijn hersenschim. Vandaag wordt de wereld geregeerd door de democratie, door de rechten van de mens, door vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid. Vandaag heeft de paus, overeenkomstig de wens van Lamennais, zichzelf gemaakt tot de kerkleraar, de prediker en de verkoper van de democratie, tegen elk politiek of kerkelijk gezag in. Vandaag is de grote droom van een mensheid verzoend in eenzelfde universele religie, ten dienste van elke mens en van alle mensen, in absolute vrede en gerechtigheid, het doel geworden van alle inspanningen van paus Joannes-Paulus II. »
broeder François van Maria ter Engelen
Hij is verrezen ! nr. 78, november-december 2015