RODE TERREUR EN WIT VERZET
HET FALEN VAN DE RUSSISCHE CONTRAREVOLUTIE

« Ons zondig land is rijp voor de grote pest en de grote hongersnood. Het bloed zal vloeien in stromen. »
Maximov, De witte admiraal

IN de Franse CRC van augustus-september 1989 schreef abbé Georges de Nantes een lovende bespreking van de toen net verschenen Franse vertaling van de roman De witte admiraal (L’Amiral Blanc) door de Russische schrijver Vladimir Maximov (1930-1995). Hoofdfiguur is admiraal Aleksandr Koltsjak, een van de militaire leiders van de Witten tijdens de Russische burgeroorlog.

Maximov schreef sterk religieus geïnspireerde boeken, waardoor hij in 1973 uit de Russische schrijversbond werd gezet en emigreerde naar Frankrijk. Over De witte admiraal schreef de theoloog van de katholieke Contrareformatie : « Het is een machtig, schitterend en fascinerend boek. Het antwoordt door de verhaalde feiten op de visioenen van Dostojevski in zijn profetische boeken : Misdaad en straf, De gebroeders Karamazov, Demonen. Het interpreteert de bolsjewistische Revolutie op een apocalyptische manier, zoals zijn voorganger ze vijftig jaar van tevoren voorspeld had en zoals Solovjov ze gezien had » (p. 1).

De Russische burgeroorlog was een bloedige krachtmeting die uitbrak na de Oktoberrevolutie van 1917 en voortduurde tot 1922. Het bolsjewistische Rode Leger streed tegen de Witten, de contrarevolutionaire troepen die geleid werden door o.m. Denikin, Wrangel en Koltsjak. Het conflict maakte miljoenen slachtoffers en eindigde met de nederlaag van de Witte Legers.

De lectuur van de roman bracht abbé de Nantes tot de belangrijke vraag : « Zal de contrarevolutie dan blijkbaar altijd en overal verslagen worden ? Heeft zij, in zichzelf, een structurele oorzaak die tot de nederlaag leidt ? Draagt zij op haar voorhoofd de vervloeking van de Heer ? » (p. 11). Een kwellende vraag, want misschien geldt de « vloek » die op elke contrarevolutie lijkt te rusten – er zijn in de geschiedenis wel enkele uitzonderingen geweest, maar « zij dienen eerder als bevestiging van de regel » – ook voor elke poging tot contrareformatie ?

« Dit boek heeft mij aan het denken gezet. Ik heb geleerd wat de voornaamste oorzaak is van de ontmoedigende stilstand – en dan mogen we ons nog gelukkig prijzen dat het een stilstand is en geen ontbinding, nederlaag en definitieve verdwijning ! – van onze kruistochten voor contrarevolutie in Frankrijk en contrareformatie in de Kerk. Ik bedoel het volgende :

« Al die tijden van revolutie, van 1789 tot mei 1968, of van religieuze hervorming, van 1517 [Luther] tot 1965 [Vaticanum II], waren tijden van opstand van de menselijke hoogmoed tegen het wettig gezag, dat zijn bestaan en optreden put uit God en meer precies uit Christus-Koning. Op het ogenblik dat de revolutionaire leiders hun ondermijnende rebellie beginnen, doen ze dat in naam van de Vrijheid. Maar om de triomf ervan te verzekeren, eisen ze die Vrijheid volledig voor zichzelf op, concentreren haar in hun eigen handen : Totalitarisme. Zij die daarna opstaan om zich daartegen te verzetten, hebben niet meer de gewijde legitimiteit van de omvergeworpen monarchie ; ze verzamelen rondom zich een groot deel van het volk waarvan de individuele leden allemaal in meer of mindere mate aangestoken zijn door de hoogmoed, die het tijdperk kenmerkt en zich als een ziektekiem overal verspreidt. En het resultaat is Anarchie... » (p. 11).

Laten we meer in detail bekijken hoe deze analyse van abbé de Nantes inderdaad haar juistheid bewijst in het verloop van de historische gebeurtenissen in het Rusland van Lenin en Koltsjak.

Als leidraad nemen we de recent gepubliceerde alomvattende studie van de burgeroorlog door Alexandre Jevakhoff : La guerre civile russe, 1917-1922 (Parijs, Perrin, 2017) : een kanjer van 688 blz. Ter aanvulling dient het boek dat Dimitri Volkogonov schreef op basis van de geheime sovjet-archieven die beschikbaar werden na de val van de USSR : Le vrai Lénine d’après les archives secrètes soviétiques (Parijs, Robert Laffont, 1995).

VAN FEBRUARI TOT OKTOBER

In ons artikel over de Russische Februarirevolutie van 1917 schreven we : « Kerenski en consoorten maakten de historische fout om een robuust bouwsel », de eeuwenoude autocratie van de tsaren, « te vervangen door iets wat slechts een kaartenhuis bleek te zijn » (Hij is verrezen ! nr. 86, maart-april 2017, p. 10).

De omverwerping van de tsaar was het resultaat van een samenzwering waarbij de liberale bourgeoisie, de legertop en de Doema de handen in elkaar sloegen. Met de zegen van de hiërarchie van de Russisch-orthodoxe Kerk :

« De aartsbisschop van Tver verheugde zich te zien “ hoe de volksopstand tegen de oude en inefficiënte bestuursorde, die Rusland tot de rand van de afgrond heeft gebracht in deze moeilijke jaren van de wereldoorlog, zich zonder veel slachtoffers heeft voltrokken en hoe Rusland met veel gemak het nieuwe regeerregime heeft aangenomen. ” De bisschop van Ribinsk verkondigde : “ De regering van Nicolaas II was voor Rusland en het Russische volk een zwaar kruis om te dragen. ” En de bisschop van Kostroma : “ Een schouderstoot van het gewone volk volstond om de eeuwenoude boeien te doen afvallen en alle obstakels op de weg naar de vrijheid te doen verdwijnen ” » (Jevakhoff p. 80).

Het « gewone volk » heeft met de coup van februari niets te maken. De “ elite ” heeft haar slag thuisgehaald en is buitengewoon trots op haar prestatie : Rusland kan nu de vergelijking doorstaan met de westerse democratieën, de moderniteit heeft gezegevierd. In de plaats van de tsaar, vertegenwoordiger van God op Russische grond, is de Voorlopige regering gekomen. Haar enige instrument om te overtuigen is « het levende woord », aldus Aleksandr Kerenski, de man die de lakens uitdeelt, « een demagoog, een permanent acteur, iemand die niet in staat is om gelijk welk persoonlijk idee uit te drukken » (p. 101). Rusland wordt geregeerd door de grootspraak en de verbale pirouettes van een advocaat die lid is van de vrijmetselarij, net zoals veel kopstukken van het nieuwe bewind (p. 98). Wat hem in het zadel houdt, is niet alleen de blinde verering van de “ elite ”, maar ook de onvoorwaardelijke steun van de Geallieerden : Kerenski wil de voortzetting van de Wereldoorlog tegen elke prijs.

De Duitsers hebben echter een monsterachtig plan bedacht om de situatie in hun voordeel te doen omslaan. Ze zetten de partij van de bolsjewieken in om de Voorlopige regering in Petrograd ten val te brengen, zodat ze daarna met Lenin en zijn kompanen een afzonderlijke vrede kunnen regelen.

Al « in juli 1915 had von Jugow van het Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken aan de schatkist gevraagd vijf miljoen mark over te maken om de revolutionaire propaganda in Rusland op te drijven. Het lijkt redelijk om te besluiten dat het “ Duitse geld ” in 1915 actief voor de bolsjewieken begon te werken. [...] De enorme toename van de bolsjewistische publicaties na de Februarirevolutie is niet de vrucht van toeval. In juli 1917 publiceerde de partij 41 kranten, goed voor 320.000 exemplaren per dag. Dagelijks werden er van de Pravda [de partijkrant] alleen al 90.000 exemplaren gedrukt » (Volkogonov pp. 135-136). De boodschap die er in Rusland ingehamerd werd, was klaar en duidelijk : de oorlog moet eindigen !

In de lente van dat jaar besluit het Duitse opperbevel dat de tijd rijp is om Lenin en zijn kliek ter plaatse te brengen, in de Russische hoofdstad zelf waar Kerenski de gebeurtenissen niet meer onder controle heeft. Op 27 maart (oude stijl) vertrekt uit Zwitserland een speciale trein met aan boord een dertigtal Russische revolutionairen. Alle voorzorgsmaatregelen zijn genomen : « extraterritorialiteit van de wagons, afwezigheid van welke controle ook van passagiers en bagage, zo weinig mogelijk haltes onderweg, verbod aan de reizigers om hun wagon te verlaten of contact te hebben met de Duitsers. Aan de Duitse pers wordt verboden om over de reis te schrijven » (Jevakhoff p. 120). De “ verzegelde trein ” rijdt dwars door het Duitse rijk richting Stockholm ; van daaruit gaat het naar de Fins-Russische grens. Rusland wordt als het ware geïnjecteerd met een dodelijke bacil – een « misdaad tegen het mensdom waarvoor Duitsland later zwaar zal betalen » (abbé de Nantes).

Op 3 april komt Lenin in Petrograd aan. « Alle macht aan de boeren ! Alle macht aan de sovjets ! » En vooral : « Vrede met Duitsland ! » De Voorlopige regering laat begaan, in naam van de Vrijheid, en tekent daarmee haar eigen doodvonnis.

DE HOGEPRIESTERS VAN DE TERREUR

De roemruchte Oktoberrevolutie was in de praktijk slechts een ordinaire staatsgreep, gepleegd door de bolsjewistische partij en haar stoottroepen : het garnizoen van Petrograd en vijfduizend matrozen uit het fort van Kronstadt. Het brein van de hele operatie is Lev Trotski.

Een affiche uit 1919 die onder de titel « Voor het ene Rusland » weergeeft hoe de Witten hun strijd zagen : een gevecht op leven en dood met de draak van het bolsjewisme.

In de nacht van 24 op 25 oktober bezetten de coupplegers de treinstations, de elektriciteitscentrale, de telegraafkantoren en de bruggen over de Neva. De Voorlopige regering heeft zich verschanst in het Winterpaleis – zonder Kerenski, die de hoofdstad verlaten heeft in een wanhopige poging om militaire steun te zoeken. Enkele uren later is het paleis in handen van de bolsjewieken. Anders dan de communistische mythe het later zal voorstellen, heeft de fameuze kruiser Aurora slechts één schot in de lucht gelost, want de ligging van het schip stond niet toe dat zijn kanonnen het paleis konden viseren. Het kaartenhuis van Februari valt zonder slag of stoot omver.

Lenin installeert zijn nieuwe regering, de Raad van volkscommissarissen. Van een coalitiebewind met andere linkse partijen wil hij niet weten. « Hij kon nu alle abstracte plannen die hij uitgewerkt had in de praktijk beginnen brengen. Rusland werd het proefdomein voor een experiment zonder voorgaande, zowel door de dimensies ervan als door de consequenties » (Volkogonov p. 179).

Op 27 oktober leggen de volkscommissarissen censuur op aan de pers en verbieden de publicatie van kranten van de oppositie ; redacteurs worden gearresteerd, krantenpapier aangeslagen. “ Gematigde ” bolsjewieken en sociaal-revolutionairen protesteren ontzet en vrezen dat het land op « politieke terreur » afstevent. « Zolang wij de terreur niet gebruiken, zullen wij niets bereiken », is de reactie van Lenin. « Jullie denken toch niet dat wij de overwinnaars zullen zijn als we onze toevlucht niet nemen tot de meest ongenadige revolutionaire terreur ? »

In feite begint de burgeroorlog op het moment zelf van de staatsgreep. Lenin en Trotski, ideologen van de dictatuur, propageren het geweld. Iedereen die hen in de weg staat, is per definitie een contrarevolutionair. Uit alles wat Lenin zegt en schrijft, aldus Maximov in De witte admiraal, « borrelt een zodanige fanatieke zekerheid op van gelijk te hebben, een zo demonische passie dat het duidelijk is dat de man in kwestie weet wat hij wil en voor niets zal terugdeinzen om het doel dat hij zich gesteld heeft te bereiken » (p. 27).

Bij elke gelegenheid hamert Lenin op de noodzaak van een schrikbewind. Al op 7 december 1917 beslist de Raad van volkscommissarissen tot de oprichting van een « buitengewone commissie voor de strijd tegen de contrarevolutie » : de Tsjeka is geboren. Onder Feliks Dzerzjinski zal zij in korte tijd uitgroeien tot een meedogenloze moordmachine tegen alle “ vijanden van de revolutie ”. De enige vraag die aan een verdachte gesteld wordt, is tot welke klasse hij behoort. Vanaf januari 1918 is « de doodstraf ter plekke, zonder proces » van kracht. Daarop volgt het oppakken van honderden en weldra duizenden onschuldige “ gijzelaars ”, die midden in de nacht worden gefusilleerd of met hele overzetboten tegelijk in de rivieren verdronken. Er is geen stad of district waar niet al snel plaatselijke secties van de Tsjeka beslissen over leven en dood.

« Een offer aan de Internationale » : de bolsjewistische kopstukken offeren Rusland aan de afgod Karl Marx. Op de bovenste rij van links naar rechts : Kerenski (die zich distantieert, maar de bron van alle ellende is), Oeritski, Sverdlov, Zinovjev, Lenin (als rode hogepriester), Trotski (met het offermes), Kamenev, Radek. Deze propagandaposter van de Witten drukt perfect uit dat de Russische revolutie in wezen een anti-Russische revolutie was.

Ontelbare onschuldigen sterven op een vreselijke manier. Handelaars die te weinig belastingen betaald hebben, worden op de witgloeiende deksels van kachels gezet. Koelakken (welgestelde boeren, de vijand bij uitstek) laat men in waterputten zakken en haalt men net voor het verdrinken weer omhoog, een marteling die herhaald wordt tot de slachtoffers sterven. Vaak hakken tsjekisten gaten in het ijs, waarna klassenvijanden in het vrieswater worden neergelaten en veranderd in “ standbeelden van ijs ” die men tentoonstelt. In Odessa worden mensen aan planken vastgebonden en langzaam in een oven of een tank vol water geschoven. In Kiev drukt men een kooi met ratten tegen het lichaam van een veroordeelde ; de kooi wordt verhit, waarop de panikerende dieren zich een weg vreten doorheen het lichaam van het slachtoffer.

« Geen enkele genade voor de vijanden van het volk, de vijanden van het socialisme, de vijanden van de arbeiders », schrijft Lenin. « Elke zwakte, elke aarzeling, elke gevoelerigheid zou een opperste misdaad tegen het socialisme betekenen. De revolutie kan niet slagen zonder het verzet van de uitbuiters te vermorzelen. »

DE EERSTE WEERSTAND

De eerste die het verzet tegen het totalitaire regime probeert te organiseren is generaal Michail Aleksejev. Hij was stafchef van het leger onder Nicolaas II, maar net hij had de tsaar verraden door de kaart van de Doema te trekken en de monarch tot abdicatie te forceren. De liberaalgezinde generaal was al vlug ontgoocheld in de Februarirevolutie die hij eerst had gesteund. Aan de vooravond van de bolsjewistische staatsgreep vormt hij een netwerk van officieren en kiest als operatiebasis het Donbekken in het zuiden van Rusland. Hij sluit een alliantie met Aleksej Kaledin, de ataman (leider) van de Don-Kozakken. Die ijveren voor een verregaande vorm van zelfstandigheid voor hun regio, maar willen strijden voor de redding van Rusland tot de terugkeer van een wettelijk gezag « dat enkel kan steunen op de wil van het ganse volk » (Jevakhoff p. 223). Het democratische virus zit bij de vroegste tegenstanders van de Roden...

Bovendien heeft de bolsjewistische propaganda ook aan de Don zijn werk gedaan : « De jonge Kozakken, zoals zij die terugkeren van het front, hebben van het vechten genoeg. En de niet-Kozakken, ongeveer de helft van de bevolking, dromen er alleen maar van om de rijke gronden van de Kozakken in te palmen » (p. 224).

Aleksejev heeft zich sterk gemaakt voor zestigduizend manschappen, maar blijft steken op een schamele drieduizend. Die soldaten moeten het Vrijwilligersleger vormen. Ondertussen heeft een andere generaal zich bij hem gevoegd : Lavr Kornilov, die in de zomer van 1917 met een staatsgreep geprobeerd had om een einde te maken aan de machteloosheid van de Voorlopige regering ; Kerenski had hem buitenspel gezet... en laten arresteren door Aleksejev, wat Kornilov de voormalige stafchef nooit zou vergeven. Aan de Don voelt iedereen de gespannen verhouding tussen beide mannen.

Wat het verzet verder hypothekeert, is het gebrek aan één duidelijk politiek streefdoel. « De strijd tegen de bolsjewieken in naam van het Russische vaderland heeft de oude demonen niet doen verdwijnen. De personen die zich in de omgeving van Aleksejev en Kornilov ophouden – en ze zijn talrijk – vertegenwoordigen een zeer brede politieke waaier, van monarchisten tot revolutionaire socialisten. De komst van Savinkov [een socialistisch politicus], die het meest gedecideerd is om met een klaar en duidelijk politiek programma uit te pakken, “ democratisch, antireactionair en pro grondwetgevende vergadering ”, rijt oude wonden open : zijn naam blijft verbonden met die van Kerenski, Kornilov beschuldigt hem ervan hem de zomer tevoren verraden te hebben en de monarchisten zouden zich graag ontdoen van iemand die zij nog altijd als een terrorist beschouwen » (Jevakhoff p. 247).

In februari 1918 besluit Aleksejev dat zijn “ leger ” geen andere keuze heeft dan de Don te verlaten. Wat de doorslag geeft, is de overtuiging van de Kozakken dat Lenin het alleen op de bourgeoisie en de intelligentsia gemunt heeft en niet op hen... Ataman Kaledin schiet zich in wanhoop een kogel door het hoofd.

HET VERDRAG VAN DE SCHANDE

Uit Ian Barnes, Restless Empire. A Historical Atlas of Russia, Harvard University Press, 2015.

De bolsjewieken wisten, toen zij aan de macht kwamen, dat zij hun schuld aan Duitsland moesten aflossen door een vernederende vrede te sluiten.

Het is Lev Trotski, volkscommissaris voor Buitenlandse Zaken, die de onderhandelingen met de Centrale mogendheden voert over een vredesverdrag. Lenin wil dat er over de hele lijn toegegeven wordt, want hij heeft de vrede broodnodig om zijn revolutie en zijn regime te redden.

De gesprekken slepen lang aan omdat er binnen de bolsjewistische leiding grote meningsverschillen zijn. Om de druk op te voeren stoten de Duitse troepen ver door op Russisch grondgebied, zonder dat zij met enige tegenstand van belang te maken krijgen. Lenin, die in het begin nagenoeg geïsoleerd staat binnen de partij, argumenteert gedurende twee maanden verbeten om zijn wil door te drukken en haalt het. Het verdrag wordt ondertekend in Brest-Litovsk op 3 maart 1918.

De prijs die het Moederland moet betalen is ongelooflijk zwaar. Rusland verliest 710.000 km², een kwart van zijn bevolking, meer dan een vierde van zijn landbouwgrond, een kwart van het spoorwegnetwerk, een derde van zijn industriële productie, 75 % van alle Russische steenkool ! Oekraïne wordt een Duits protectoraat. Omdat Petrograd door de vijand bezet dreigt te worden, laten de bolsjewieken de stad in de steek en vluchten naar Moskou, dat opnieuw de hoofdstad wordt.

De generaals van de Kaiser kunnen zich in de handen wrijven : « Wat drie jaar “ imperialistische ” oorlog en het optreden van de legers van Nicolaas II hen niet toegelaten hadden, hebben ze nu verkregen : de opheffing van het oostelijk front, de mogelijkheid om tientallen divisies naar het westen te verplaatsen, de controle over bekkens van graan, steenkool en mineralen die tot de rijkste van Rusland behoren » (Jevakhoff p. 237).

Op de lange termijn zal Lenin echter aan het langste eind trekken, en met zijn scherp intellect weet hij dat : « Het gewonde beest heeft een groot deel van ons levend organisme afgescheurd. Maar het is het beest dat zal sterven, want de snelheid waarmee zijn weerstand vermindert zal het snel meesleuren in de afgrond » (5 juli 1918).

DE TREIN VAN TROTSKI

In maart 1917 was bij order van de sovjet van Petrograd een fatale klap toegebracht aan de discipline van het Russische leger : controle over de wapens in alle eenheden uitsluitend in handen van de soldaten, afschaffing van de militaire groet, benoeming van de bevelhebbers door de soldaten ! Nog een mooie erfenis van de Februarirevolutie, want de Voorlopige regering had niet de moed gehad om deze waanzin tegen te houden.

De eerste die inziet dat het “ arbeidersleger ” geen partij is voor de anticommunistische troepen die zich nu overal beginnen te organiseren is Trotski. Hij pleit voor de invoering van de dienstplicht en een terugkeer naar de oude militaire orde uit de tsarentijd. Afgrijzen bij veel bolsjewieken, maar Lenin valt hem bij.

Op 13 maart 1918 wordt Trotski benoemd tot volkscommissaris voor Oorlog. De joodse intellectueel ontpopt zich tot een krachtig organisator die het Rode Leger uit de grond stampt, een eengemaakt, hiërarchisch, gedisciplineerd instrument ter verdediging van de revolutie. Tsaristische officieren worden ingelijfd omwille van hun expertise ; ze weten dat hun familieleden met hun leven betalen bij het minste tekort aan loyaliteit en bovendien controleren politieke commissarissen, « met de hand voortdurend op de revolver », elk van hun beslissingen.

Trotski laat voor zichzelf een speciale gepantserde trein bouwen, voorzien van een telegraafkantoor, een radiostation, een bibliotheek, een drukpers, een badkamer en ruimte voor vijf auto ’s. In die trein zal hij meer dan twee jaar leven, op korte onderbrekingen na, en bijna honderdduizend kilometer afleggen, van het ene front naar het andere. Een door hemzelf geschreven propagandablad voor het Rode Leger, « Onderweg », wordt op de trein gedrukt en massaal onder de militairen uitgedeeld om hen aan te vuren in de strijd. Overigens krijgt iedereen die in het gevecht een stap achteruit zet zonder pardon de kogel. Van detachementen die onvoldoende blijk van revolutionair vuur geven, laat Trotski één soldaat op de tien fusilleren. Waar de volkscommissaris verschijnt, houdt iedereen de adem in. Hij is de fanatieke bezieler van « een kruistocht van dood en verwoesting » tegen de Witten.

En zo wordt Rusland in de zwartste periode uit zijn geschiedenis gestort. « Het land ging ten onder in vuur en afgrijselijke kreten, terwijl dolle paarden als bezeten over de aarde stormden » (De witte admiraal, p. 68). De ruiters van de Apocalyps...

EEN “ DEMOCRATISCHE ” DICTATOR

Generaal Denikin ( 1872-1947 ).
Generaal Denikin ( 1872-1947 ).

In april 1918 sneuvelt Kornilov en begin oktober overlijdt Aleksejev aan een hartfalen. De verdwijning van beide topmilitairen maakt de weg vrij voor generaal Anton Denikin, die focust op de militaire overwinning die allereerst moet behaald worden. Hij weet maar al te goed dat de discussies over de politieke toekomst van Rusland enkel voor verdeeldheid zorgen. « Het vrijwilligersleger », verklaart Denikin, « streeft geen enkel reactionair doel na en wil op geen enkele manier de toekomstige vorm van het regime vastleggen, evenmin als de middelen waarmee het volk zijn wil zal uitdrukken. » Waar Russisch vaderland en keizerlijke monarchie vroeger samenvielen, opteert de generaal dus eigenlijk voor de rampzalig gebleken strategie van Kerenski ’s Voorlopige regering, die ook alles verwachtte van een grondwetgevende vergadering...

De troepen waarover Denikin beschikt en die snel aangroeien, concentreert hij in de stad Jekaterinodar in de noordelijke Kaukasus. Hij wil dat leger in zijn eigen woorden leiden als een nationaal dictator. « Alleen heeft de generaal niet het kaliber van een dictator » (Jevakhoff p. 391). Een moedig en rechtschapen man, dat wel, maar op de keper beschouwd een heel gewone Russische legergeneraal.

Om zijn troepenmacht te vergroten kan Denikin vanaf de zomer van 1918 niet anders dan overlopers uit het Rode Leger aan te nemen. Voor de officieren uit dat leger die zich bij hem willen aansluiten is hij bijzonder streng : een speciale commissie, al snel het “ Vagevuur ” gedoopt, moet het dossier van elke afzonderlijke kandidaat bestuderen – een procedure die soms twee maanden aansleept, met alle wrijvingen van dien.

In de schaduw van Denikin opereert, zeer tegen zijn zin, een “ buitengewone vergadering ” van politici die zich bezighouden met het uittekenen van de krachtlijnen van het toekomstige Rusland. Die commissie bevalt in het voorjaar van 1919 van een beginselverklaring : « Onze doelstellingen. Waarvoor wij vechten. » Er staan geen verrassingen in het document : de onderdrukking van de bolsjewistische anarchie, de uitwerking van een hervorming van het grondbezit, het doorvoeren van een waarachtige decentralisering, het samenroepen van een volksassemblee op basis van het algemeen stemrecht.

Het verschil in aanpak met het rode kamp is groot. In tegenstelling tot de omzichtige en uitgesponnen formuleringen van de beginselverklaring « hebben Lenin en Trotski, twee specialisten inzake communicatie, het Russische volk bestookt met een zeer eenvoudig discours, een mengsel van messiaanse beloften en demagogische oplossingen. Woorden als zweepslagen, korte zinnen en veel uitroeptekens, dat alles in een regie die Jan Modaal de indruk geeft dat Iljitsj en Lev zich rechtstreeks en persoonlijk tot hem richten » (Jevakhoff p. 394). In de propagandaoorlog dreigen de Witten aan het kortste eind te trekken.

Maar de beginselverklaring moést er komen. Ze « beantwoordt aan een vraag van de Geallieerden. Het is absoluut noodzakelijk dat Jekaterinodar het liberalisme van zijn overtuigingen kenbaar maakt, dat het de eeuwige verdenking van een reactionair programma ontzenuwt » (Jevakhoff p. 400). Onder geen enkel beding een terugkeer naar de autocratie ! Het Vrijwilligersleger moet die verzekering geven, wil het op de broodnodige steun van Parijs, Londen en Washington kunnen rekenen.

EN DE GEALLIEERDEN ?

De bemoeienis van de Geallieerden met de Russische burgeroorlog is een triest verhaal van ongecoördineerde initiatieven, ingeslikte beloften, eigenbelang en verraad. Het voornemen om het bolsjewistisch regime omver te werpen nadat Lenin en Trotski het verdrag van Brest-Litovsk ondertekend hebben, om zo opnieuw een oostelijk front tegen de Duitsers te openen, begint geleidelijk als sneeuw voor de zon te smelten wanneer de Wereldoorlog voorbij is. De vrees dat het communisme een levensgevaarlijke epidemie voor heel de wereld kan worden, legt het af tegen de cynische politiek van business as usual.

In De witte admiraal wordt die laag-bij-de-grondse Realpolitik treffend weergegeven in de woorden die Maximov laat uitspreken door de Franse generaal Janin, bevelhebber over de geallieerde troepen in Rusland : « Zelfs als het geluk hem [Koltsjak] toelacht op militair vlak, dan nog moeten zijn overwinningen de door ons gewenste richting uitgaan. Het kleinste van zijn successen moet passen binnen het kader dat wij vastgesteld hebben en hij mag geen moment vergeten aan wie hij er dank voor verschuldigd is. En als het geluk hem integendeel verlaat, dan zullen wij verplicht zijn om zijn einde te versnellen en een bondgenootschap te sluiten met een andere tendens... » (p. 134).

Uiteindelijk zal het Westen kiezen voor de “ tendens ” die de overhand haalt, die van de rode massamoordenaars. En de Witten zullen zonder verpinken opgeofferd worden. « Niemand begreep dat alles wat in Rusland gebeurde slechts het begin was van een brand die, vroeg of laat, ook de rest van de wereld in lichterlaaie zou zetten, en dat de oorlog die vandaag over het land raasde nooit zou stoppen, zolang er op aarde nog een levende ziel overbleef » (ibid., p. 160).

In januari 1919 slaagt Denikin erin om een akkoord te sluiten met Pjotr Krasnov, de nieuwe ataman van de Don-Kozakken, die het oppergezag van de generaal over alle witte troepen in het Zuiden erkent. Voor Denikin is de overeenkomst een opsteker van formaat : de Kozakken beschikken over 90.000 manschappen en tweehonderd kanonnen. Hij kan nu 125.000 militairen opstellen tegenover de drie legers, samen 120.000 man, die Trotski op hem afstuurt. Maar de Roden hebben veel meer kanonnen én zeventig vliegtuigen. Het is duidelijk dat een overwinning zonder hulp van de Entente niet vanzelfsprekend is.

Denikin vraagt aan Frankrijk en Groot-Brittannië 22 divisies om, bij zijn offensief richting Moskou, « de veroverde gebieden in handen te houden en de communicatielijnen te beschermen ». De Britten beloven één bataljon, dat echter nooit zal verschijnen. In Odessa ontschepen 1800 Franse soldaten, maar die blijven hangen in Oekraïne.

De « nationale dictator » valt dan maar alleen aan. In zijn voordeel werkt de verslechterende situatie in het gebied dat Moskou controleert : overal zijn boerenopstanden uitgebroken tegen het rode bevel om tot een derde van de landbouwproductie af te staan aan de hongerende steden. De witte opmars wordt als een bevrijding ervaren – althans tijdelijk.

In het voorjaar van 1919 vinden felle confrontaties met het Rode Leger plaats in de Donbass. Geleidelijk aan kan Denikin zich affirmeren. Half juni zijn de hele Krim en de regio rond Odessa in witte handen. Met de inname van Charkov is de verovering van het grootste deel van Oekraïne een feit. Ook in oostelijke richting stoot de legermacht van de generaal door : op 17 juni valt Tsaritsyn (het latere Stalingrad), de vestingstad aan de Wolga. Denikin kan aan zijn troepen bekend maken dat zij zich moeten klaarmaken voor de beslissende aanval op Moskou.

PETROGRAD BEDREIGD

Generaal Joedenitsj (1862-1933).
Generaal Joedenitsj (1862-1933).

Nikolaj Joedenitsj staat aan het hoofd van het Noordwestelijke Witte Leger, een goed getrainde strijdmacht van zo’n twintigduizend man. Londen voorziet hem van zes tanks, kledij, laarzen en geweren, terwijl Washington over de brug komt met 22.000 ton levensmiddelen. Het is nog volop de periode waarin het Westen op twee paarden wedt.

Begin oktober 1919 rukt Joedenitsj vanuit het latere Estland op naar de voormalige Russische hoofdstad. Een poging om de Finnen mee te krijgen, met de belofte van erkenning van de onafhankelijkheid van het land door de witte overheid, mislukt.

Op 19 oktober staat Joedenitsj aan de rand van Petrograd, terwijl de Roden in beslag genomen zijn door de fronten in het oosten en het zuiden. Hij slaagt er echter niet in om de controle te verwerven over de vitale spoorweglijn tussen de vroegere en de nieuwe hoofdstad. De bolsjewieken zien hun kans en sturen massaal versterkingen naar Petrograd, « de eerste stad van de proletarische revolutie » (Trotski). Bovendien worden alle arbeiders, mannen én vrouwen, onder de wapenen geroepen. Eind oktober zijn de verdedigers driemaal zo sterk als de aanvallers en wordt het Noordwestelijk Leger teruggedreven naar Estland. Lenin belooft de Esten de onafhankelijkheid, een belofte die hij met het grootste gemak weer inslikt van zodra Talinn op zijn vraag ingegaan is en de Witten ontwapend en opgesloten heeft.

« Wat is de waarde van het woord gegeven door usurpatoren die ons zelfs niet als menselijke wezens beschouwen ? » vraagt Koltsjak in De witte admiraal. « Zij kennen slechts één wet : die van de sterkste » (p. 80). De machthebbers in het Kremlin « hebben voorgoed afgerekend met alle menselijke en goddelijke wetten » (p. 81), waardoor zij in de burgeroorlog het overwicht hebben.

EEN ADMIRAAL IN SIBERIË

Admiraal Aleksandr Koltsjak leidt de anticommunistische strijdmacht in Siberië. De Britten zien in hem de geknipte man om het regime van Lenin omver te werpen en steunen hem wanneer hij op 18 november 1918 in Omsk een proclamatie als Opperste Leider uitgeeft :

« Na het kruis van de macht aanvaard te hebben in de uiterst moeilijke omstandigheden van burgeroorlog en compleet verval van het bestuurlijk leven, verklaar ik dat ik noch het pad van de reactie, noch de fatale weg van het partijsysteem zal volgen. Mijn voornaamste oogmerken zijn de vorming van een strijdvaardig leger, de overwinning op het bolsjewisme en de instelling van wettelijkheid en orde, opdat het volk vrijuit het regime dat het verlangt zou kunnen kiezen... » Nog iemand voor wie de volkssoevereiniteit heilig is. Waarom zien de redders van Rusland niet in dat zij hun trouw belijden aan precies datgene dat hun vaderland in de afgrond gestort heeft ? “ Oktober ” bekampen met “ Februari ” is een onvoorstelbaar zwaktebod, dat de Witten zuur zal opbreken.

Op kerstavond 1918 beginnen de troepen van Koltsjak een groot offensief. De stad Perm met haar munitiefabrieken valt in handen van de admiraal – een zware tegenslag voor Trotski. Op vier maanden dringt de legermacht van Koltsjak vervolgens driehonderd kilometer ver door in het gebied dat in handen van de vijand is. In april 1919 staan de Witten op minder dan 600 km van Moskou. In paniek roept de Raad van volkscommissarissen het neutraliseren van Koltsjak uit tot eerste prioriteit. « De toekomst van de revolutie staat op het spel ! », oreert Lenin.

De Geallieerden zijn onder de indruk van het exploot van de admiraal en beloven hem op 26 mei de formele erkenning van zijn regering, als hij hun voorwaarden aanvaardt : de toezegging om na de eindoverwinning een grondwetgevende vergadering samen te roepen, die echter in geen geval mag beslissen tot de restauratie van de monarchie.

Net op dat moment stokt de aanval. Een rood tegenoffensief in het begin van de zomer drijft het Siberisch leger achteruit naar de Oeral. Jekaterinenburg – waar de tsaar en zijn gezin in juli 1918 vermoord waren – valt opnieuw in handen van de bolsjewieken : een symbolische klap voor de anticommunistische strijdkrachten, die uiteenvallen en naar Siberië vluchten. Daar breken alsmaar meer volksopstanden uit tegen de Witten, die ervan verdacht worden de gronden die de boeren ingepalmd hebben terug aan de landeigenaars te willen geven. Uiteindelijk houdt Koltsjak nog vijftienduizend man over, waarmee hij opnieuw naar Omsk trekt.

Maar ook die stad is niet veilig. De admiraal gaat met zijn volgelingen aan boord van een trein die hem over de Trans-Siberische spoorweg richting Irkoetsk voert. Onderweg wordt de trein tegengehouden door het Tsjechisch Legioen, voormalige krijgsgevangenen die sinds het einde van de Wereldoorlog in Rusland vastzitten en zich wanhopig een weg naar het Westen proberen te banen. De Tsjechen zijn omgekocht door de bolsjewieken die hen vrije doortocht hebben beloofd in ruil voor het hoofd van Koltsjak. Generaal Janin, die de macht heeft om bij het Legioen tussenbeide te komen, onderneemt niets : Londen en Parijs hebben de bladzijde al omgedraaid.

De Tsjechen leveren Koltsjak uit aan de Roden, die hem ter dood veroordelen. Op 7 februari 1920, vroeg in de ochtend, wordt de admiraal gefusilleerd.

DE BARON OP DE KRIM

Generaal baron Wrangel (1878-1928).
Generaal baron Wrangel
(1878-1928).

In het najaar van 1919, op het ogenblik dat Koltsjak moet terugtrekken, keren de kansen ook voor Denikin. Zijn troepen bestrijken een te groot gebied, hij heeft onvoldoende reserves en gebrek aan munitie. Op het kritieke ogenblik keren de Geallieerden zich van hem af. Trotski drijft hem steeds verder achteruit, naar de Krim en het oosten van de Zwarte Zee. In de havenstad Novorossiejsk stromen de uitgeputte en gedemoraliseerde Witten toe. Februari 1920 : de kritiek op de opperbevelhebber zwelt aan, er breekt tyfus uit, iedereen wil vluchten op de weinige schepen die ter beschikking zijn.

Zeventigduizend personen kunnen ontsnappen naar de Krim. Voor twintigduizend strijders is het te laat : zij vallen voor het grootste deel in handen van de Roden.

Als gevolg van deze catastrofe legt Denikin het commando neer. Zijn opvolger is baron Pjotr Wrangel, afstammeling van een aristocratisch Baltisch geslacht, onder wiens leiding de zomer tevoren Tsaritsyn werd ingenomen. Tussen Wrangel en Denikin waren er regelmatig hoogoplopende discussies over de te volgen strategie, die er zelfs toe leidden dat de baron op een bepaald moment weggestuurd werd naar Constantinopel.

Op 6 april 1920 komt Wrangel aan in Sebastopol. « Ik heb met het leger de roem van de overwinning gedeeld, ik kan nu niet weigeren om met datzelfde leger de kelk te drinken tot de dood toe » (aangehaald in Jevakhoff, p. 622). Hij wil van het schiereiland de basis maken voor een groot offensief... met slechts twintigduizend manschappen. Om de Kozakken aan zich te binden vervangt de baron het « ene, grote en ondeelbare Rusland » van Denikin door de belofte van een federatieve staat. En natuurlijk moet een grondwetgevende vergadering weer voor een rooskleurige toekomst zorgen.

Soldaten en een verpleegster van het Witte Leger op de Krim.
Soldaten en een verpleegster van het Witte Leger op de Krim.

Wrangel heeft één groot voordeel : het door de vrede van Versailles opnieuw tot leven gewekte Polen heeft de oorlog verklaard aan Moskou en is er in geslaagd om Kiev in te nemen. Lenins voornaamste doel is nu het bekampen van de Poolse “ bourgeois ”.

De aanval van de Witten in het begin van de zomer, tegen een sterk uitgedund Rood Leger, verloopt dan ook gunstig. Maar dan volgt de koude douche van de wapenstilstand tussen Polen en de bolsjewieken en de opmars van negentigduizend Roden naar de Krim. Wrangels laatste getrouwen worden onder de voet gelopen.

Op 4 november geeft de opperbevelhebber aan iedereen de keuze : evacuatie naar het Westen of in het moederland blijven en de wraak van Trotski ondergaan. Twee weken later verlaat de baron samen met het resterende burgerlijk personeel de Krim aan boord van de « Generaal Kornilov ». Door een ironie van het lot verdwijnt de laatste witte generaal van het toneel op een schip genoemd naar de man die als eerste de nakende bolsjewistische staatsgreep wou verijdelen.

Na het vertrek van Wrangel viel het Rode Leger het schiereiland binnen en kreeg de Krim de bijnaam van “ pan-Russisch kerkhof ”. Men schat dat tussen 120.000 en 150.000 mensen doodgeschoten of opgehangen werden op beschuldiging van samenwerking met de vijand.

DE ANTI-JOODSE POGROMS

Een zware beschuldiging tegen de Witten is altijd geweest dat zij zich in de gebieden onder hun gezag schuldig gemaakt hebben aan de executie van grote aantallen Joden. Zelfs iemand als Aleksandr Solzjenitsyn, die de geschiedenis van de Russische Joden minutieus onderzocht heeft – Deux siècles ensemble. Deel 2 : Juifs et Russes pendant la période soviétique, 1917-1972 (Parijs, Fayard, 2003) – geeft dat toe. Maar...

Een onbevooroordeeld historicus kan niet om de vaststelling heen dat de Joden een zeer grote bijdrage aan het bolsjewisme geleverd hebben. « Vanaf de eerste jaren van het sovjet-bewind waren de Joden bovenmatig aanwezig niet alleen in de hogere echelons van de Partij, maar ook – wat nog gevoeliger lag bij de bevolking – in de lokale administraties, de provincies en de kantons. Onophoudelijk zag men te midden van de bolsjewieken, en vooral binnen de Tsjeka, joodse gezichten opduiken, wat de traditionele gevoelens van afkeer van de Joden alleen maar aanwakkerde » (Sol­zjenitsyn p. 99). Ook in de rangen van het Rode Leger stroomden de Joden toe. « De indruk verspreidde zich dat het geheel van de Joden in de burgeroorlog zijn kamp gekozen had : dat van de Roden » (p. 149).

Jevakhoff bevestigt die analyse : « Het antisemitische optreden vond zijn oorsprong in de gelijkstelling van de bolsjewistische vijand met de Joden » (p. 584). Het grote aantal Joden in leidinggevende communistische posities overtuigde zeer veel Russen ervan dat de revolutie een joodse onderneming was : Lev Kamenev (Rozenfeld), voorzitter van de sovjet van Moskou ; Grigori Zinovjev (Apfelbaum), president van de sovjet van Petrograd ; Jakov Sverdlov (Jankel Solomon), voorzitter van het Centraal Comité ; Karl Radek (Sobelsohn), secretaris van de Komintern ; Moïssej Oeritski, hoofd van de Tsjeka in Petrograd ; Arkadi Rosengoltz, rechterhand van Lev Trotski (Bronstein)...

De eeuwenoude vijandigheid van de Russen jegens de Joden had die laatsten moeten waarschuwen voor het gevaar dat hen bedreigde. De niet-bolsjewistische Joden – en die waren, voor alle duidelijkheid, ook zeer talrijk, om te beginnen binnen de gegoede klasse – kregen onder meer van de politicus Sjoelgin een duidelijke boodschap : « Voor de Joden is er slechts één uitweg : met hun blote handen en zonder genade uit hun midden alle revolutionaire Joden verwijderen met wie de twee Russische revoluties voltrokken zijn. Zolang zij dat niet doen, zal het antisemitisch gevoelen niet verdwijnen, integendeel, het zal nog toenemen » (geciteerd door Jevakhoff, p. 585).

De pogroms werden uitgevoerd door fanatiekelingen waarover de legerleiders te weinig controle hadden. Vooral de Kozakken gingen brutaal te keer. Koltsjak, Denikin en Wrangel keurden de aanvallen op de Joden streng af ; een aantal officieren en soldaten kwamen ervoor voor het vuurpeloton.

Hoe dan ook : « De pogroms verklaren in grote mate de karigheid van de hulp die het terughoudende Westen aan de Witte Legers schonk, temeer omdat de berekeningen van Wall Street haast vanzelf tot het besluit leidden dat de bolsjewieken moesten gesteund worden : ongetwijfeld zouden zij de toekomstige meesters over de Russische rijkdommen zijn » (Solzjenitsyn p. 171).

We mogen tenslotte het algemeen klimaat van de burgeroorlog niet uit het oog verliezen. « Er heerste totale anarchie. Gelijk wie beging diefstallen of moorden. Wie wou en kon, viel de persoon aan op wie hij gebeten was. Het ontketende gepeupel lynchte honderden, duizenden officieren van het Russisch leger. De families van grondbezitters werden uitgeroeid. Tienduizenden mensen werden geliquideerd tot meerdere eer en glorie van de proletarische revolutie... Een hele sociale klasse tot de vernietiging veroordelen, dat werd een revolutie genoemd. Joden doden of alles afpakken was een pogrom. De pogrom tegen de Joden in het zuiden van Rusland was in feite een onderdeel van de grote pogrom die Rusland in zijn geheel moest ondergaan » (I. Biekerman, Rusland en de joods-Russische wereld, 1924).

Eeuwenlang was de autocraat de gewijde Plaatsvervanger van God op Russische grond. Na zijn gedwongen aftreden, het resultaat van een samenzwering binnen de liberaalgezinde hogere klassen, begon voor Rusland de afdaling ter helle.

« EEN BEDREIGING VOOR DE BESCHAVING WERELDWIJD »

In september 1918 schreef de Nederlandse ambassadeur Oudendijk in een rapport aan Londen : « Ik beschouw het als mijn plicht om de aandacht van de Britten en van alle andere regeringen te vestigen op het feit dat, als er niet heel vlug een einde wordt gemaakt aan het bolsjewisme in Rusland, de beschaving over de hele wereld bedreigd wordt. Ik ben van mening dat de ogenblikkelijke uitschakeling van het bolsjewisme het belangrijkste probleem ter wereld is. Als het bolsjewisme niet onmiddellijk geliquideerd wordt, is het gedoemd om zich onder de een of andere vorm te verspreiden in Europa en de hele wereld » (Jevakhoff p. 365).

Oudendijk herhaalt hier wat Onze-Lieve-Vrouw al op 13 juli 1917 aan drie herderskinderen bekendmaakte : « Rusland zal zijn dwalingen verspreiden over de wereld », tenzij de H. Vader doet wat de Hemel vraagt.

Lenin, werktuig van Satan die in alles het tegenovergestelde van de H. Maagd nastreeft, zei in 1917 : « Wat voor mij in deze revolutie belangrijk is, is niet alleen Rusland. Ik spuw op Rusland. Het is slechts een tussenschakel met de bedoeling de revolutie over heel de wereld uit te breiden. » Terwijl Rusland voor Onze-Lieve-Vrouw een tussenschakel is om heel de wereld te redden...

De generaals die hun vaderland probeerden te redden van de vreselijkste tirannie die de wereld ooit aanschouwd heeft, verdienen ons diepste respect. Eer aan hen en aan hun medestanders !

Waarom verloren de Witten ? Om te beginnen omdat de antibolsjewistische formaties zo verspreid opereerden. Hoezeer ze zich ook inspanden om zich te verenigen en hun acties te coördineren, nooit slaagden zij daarin. Een tweede reden voor de overwinning van de Roden is dat zij in de meest letterlijke zin van het woord amoreel waren : zij oefenden een macht uit die niet “ gehinderd ” werd door morele overwegingen en enkel gebaseerd was op het gebruik van geweld. Tenslotte werkte in het voordeel van de bolsjewieken dat hun tegenstanders geen klare en aantrekkelijke ideeën hadden. Een grondwetgevende vergadering, democratie, politieke partijen : het zei de gewone Rus helemaal niets.

Heel de Russische maatschappij was van hoog tot laag aangetast door verkeerde beginselen en ondeugden : liberalisme aan de top, hebzucht aan de basis. De contrarevolutionaire leiders wilden niet weten van een terugkeer naar het tsarisme, de gewone boeren plantten de Witten een mes in de rug omdat ze de voordelen van de revolutie niet wilden kwijtspelen. Van de tsaar, Plaatsvervanger van Christus op Russische grond en de enige banier waarrond alle gezonde krachten zich hadden kunnen verenigen, wou niemand nog weten. Het « Nolumus Christum regnare super nos » (« Wij willen niet dat Christus over ons regeert ») sijpelde vanaf de Februarirevolutie van bovenaf in heel de samenleving door. Dát was de eerste en fundamentele « dwaling » van Rusland.

redactie KCR
Hij is verrezen ! nr. 92, maart-april 2018