TAIZÉ 
in het licht van het katholiek geloof

DE WEG NAAR ROME

Roger Schutz
Roger Schutz

OP 20 augustus 1940 komt Roger Schutz, een jonge Zwitserse calvinist, vanuit Genève naar Frankrijk op zoek naar een plek om een geestelijk gemeenschapscentrum op te richten. Hij komt in het bezit van een groot huis op de heuvel van Taizé in Boergondië. Vanaf het begin beoefent hij in zijn woonst de werken van barmhartigheid en biedt er onderdak aan vluchtelingen, in het bijzonder aan Joden. Gedurende twee jaar leeft hij zo in gebed en dienstbaarheid aan de naaste, op zoek naar de bronnen van het christelijk monastiek leven, en dit zonder te breken met de protestantse traditie.

« Dit is een wezenlijke karaktertrek. Hij is de zoon van een dominee, met een zeer goede inborst, en heeft altijd gezocht naar de grootste gemene deler. Hij stond steeds huiverig tegenover het sectarisme dat zo eigen is aan de protestanten en waarmee dezen zich afzetten tegen andere belijdenissen en meer nog tegen de katholieke Kerk. Hij probeert de tegenstellingen te overbruggen door op zoek te gaan naar de gemeenschappelijke bronnen. Het is langs die omweg dat hij zich aangetrokken is gaan voelen tot het monnikendom, en zo komt het dat hij op de leeftijd van 25 jaar niet geaarzeld heeft zijn land te verlaten – zoals destijds Abraham – en zijn tent op te slaan midden in het katholieke maar ontkerstende Frankrijk, op een ogenblik dat ons land in de grootste ellende verkeert » (abbé de Nantes, CRC nr. 72, september 1973).

De inval van de Duitsers in de vrije zone in 1942 dwingt hem terug te gaan naar Genève. In de herfst van 1944 keert hij met drie anderen terug, onder wie Max Thurian, die de “theoloog” van Taizé zal worden. Ditmaal onthalen ze noodlijdende kinderen, zoveel als er een plaatsje kunnen vinden in de grote woning.

Gedurende de zeven volgende jaren zoeken de jonge protestantse intellectuelen hun weg. « In de ogen van alle ernstige waarnemers, zowel protestantse als katholieke, kan dit project van gemeenschapsleven dat steeds meer de kenmerken vertoont van het oude monnikendom tot niets anders leiden dan tot het katholicisme. Taizé stevent af op Rome, met grote snelheid. Ze vinden vol verwondering de katholieke betekenis terug van de Eucharistie, van de Boetedoening, van de monastieke zelfbeheersing, van het goddelijk officie. » Maar ook tekent zich reeds de karakteristieke geest van Taizé af: « de geest van barmhartigheid, de toevlucht tot de barmhartigheid, gave van de volledige vergiffenis, die als regel heeft nooit iemand te vernederen. »

Deze jaren van geleidelijke groei worden van katholieke zijde krachtig maar discreet gesteund. Zij monden uit in de gelofte van het celibaat, in 1949, en in de Regel van Taizé, in 1951. Roepingen stromen toe, vanuit alle protestantse belijdenissen. En dan worden twee beslissingen genomen die verstrekkende gevolgen zullen hebben.

In 1951 vatten de broeders, die reeds met een veertigtal zijn, het plan op om zich te verspreiden onder de mensenmassa’s en zo het Evangelie te laten uitstralen. « Mevrouw Boegner, de vrouw van de dominee, raadt hen dit af: Pas op, als jullie verspreid zullen zijn zal er geen zichtbaar teken meer zijn van de gemeenschap die jullie vormen... » De broeders van Roger Schutz richten zich naar deze wijze raad. Ze blijven op de heuvel van Taizé, die voorgoed de plaats en het symbool van hun gemeenschap zal worden: « Taizé, een buitengewone plaats waar de Geest waait... Taizé, zichtbaar teken, rots, fundament, hoeksteen van de Kerk van morgen! »

De tweede beslissing wordt door broeder Roger genomen na een bezoek aan Engeland, waar hij onderzoek heeft gedaan naar de « Beweging van Oxford » ; hiermee wordt de bekeringsgolf van anglicanen naar het katholicisme in het midden van de 19de eeuw aangeduid, in het spoor van Henry Newman. « Het is in tegenstelling hiermee dat broeder Roger aanvoelt wat hij moet doen in Taizé. Misschien is daar zijn voornemen ontstaan, of heeft het daar op zijn minst een definitieve vorm gekregen, om Taizé nooit op te sluiten of te laten opsluiten binnen één enkele belijdenis, maar tegen alles en iedereen in een ware oecumenische inbreng te vinden. Taizé zal nooit een getto zijn en het zal nooit schatplichtig zijn aan een bepaalde belijdenis of een al bestaande Kerk. Taizé, hoog op zijn rots, zal steeds en ten allen prijze naast, voorbij en boven alle traditionele, “sectaire” gemeenschappen of kerken staan. »

Deze twee beslissingen, becommentarieert abbé de Nantes, zullen maken dat Taizé staat voor « de dynamische universaliteit van een open Geest, van verzoening, van oecumenische broederlijkheid en van liefde, in totale vrijheid, beoefend als teken van de toekomst... Taizé is vanaf dan voor het protestantisme zowel als voor het katholicisme een les, een toekomstmodel, een teken van hoop. »

DE SCHARNIERJAREN: 1950-1965

In 1949 en 1950 brengen broeder Roger en broeder Max een bezoek aan Paus Pius XII en aan de Substituut, Mgr. Montini, de toekomstige Paus Paulus VI. Bij het contact met eerstgenoemde zijn zij zodanig onder de indruk dat ze op het punt staan zich sterk te engageren op de weg van verstandhouding en van terugkeer naar Rome. Maar de Substituut spreekt tot hen een heel andere taal, « vol ontroering en bewondering voor de Gemeenschap, zonder enige oproep tot bekering, wel integendeel... Taizé moest niet breken, Taizé was een brug tussen twee werelden; het was de providentiële roeping van de Gemeenschap om zich tussen beide in te blijven situeren, niet van over te gaan van de ene naar de andere en de banden te verbreken, enz. » Hun onconfortabele positie van noch protestants noch katholiek te zijn, wat door de integralisten aan beide zijden met achterdocht werd bekeken, zou weldra de voorwaarde tot succes blijken te zijn, vermits ze benaderd zullen worden door de pioniers van de oecumene aan beide kanten.

« Rome trekt hen aan, maar hun Roomse vrienden houden hen ervan verwijderd door hen te overtuigen dat ze moeten blijven waar ze zijn, want het is de Rooms-katholieke Kerk die een bocht begint te maken. Ze willen naar Rome toekomen, maar men stoot hen terug weg door hun hoogmoed te strelen. Als reactie hierop zal het katholiek integralisme Taizé aanzien als een plaats van verderf, waardoor zij die naar ons toe wilden komen vanuit het diepste van hun dogmatisch geloof nog verder van ons weggedreven worden! »

Door het Concilie wordt hun toenadering tot Rome voorgoed gestopt. « Afgezanten van Joannes XXIII en van het Franse episcopaat verzoeken Taizé te zeggen welke verwachtingen het heeft over het Concilie. Dominee Schutz, die zich gisteren nog als in een tang geklemd voelde tussen het protestantisme en het katholicisme, ziet zich plotseling bevrijd: men vraagt hem wat Rome moet doen om zich met het protestantisme te verzoenen! » Plotseling is hij alom bekend. De Voorzitter van de Oecumenische Raad van Kerken bezoekt Taizé. Joannes XXIII ontvangt broeder Roger en nodigt hem uit op het Concilie als waarnemer. Hij vermenigvuldigt het aantal reizen over de hele wereld, ontvangt de Franse bisschoppen om van gedachten te wisselen over het Charter van de nieuwe Kerk zoals het Concilie dit zal moeten uitwerken. Hij bezoekt de Grieks-orthodoxe clerus, wordt zeer goed onthaald door de jonge Spaanse geestelijkheid, zelfs het patriarchaat van Moskou stuurt zijn vertegenwoordiger naar Taizé!« Broeder Roger stelt vast dat hij overal centraal staat en uitgegroeid is tot de hoop van de progressieven. »

Het hoogtepunt van deze oecumenische periode is ontegensprekelijk de inwijding van de Kerk van de Verzoening, in augustus 1962, in aanwezigheid van een aanzienlijk aantal geestelijken van alle belijdenissen, waarbij de katholieke hiërarchie schittert op de eerste rij. Een bord aan de ingang van de kerk drukt de hoop van Taizé uit: « Jullie die hier binnengaan, verzoen jullie: de vader met zijn zoon, de echtgenoot met zijn echtgenote, de gelovige met hem die niet kan geloven, de christen met zijn afgescheiden broeder. » « Eén enkele zaak ontbreekt », merkt abbé de Nantes op: « de verzoening met God. »

In Rome versterkt Schutz de conciliaire stroming ten gunste van het oecumenisme. « Hoe zouden ze niet overtuigd zijn op het goede pad te zijn, de voorhoede van Gods Volk onderweg, wanneer ze bewierookt worden door Joannes XXIII en met bijzondere aandacht bejegend door Paulus VI? Deze laatste schenkt dominee Schutz een kelk – om wat te vieren? Het Laatste Avondmaal? De Mis? Of de twee tegelijk? Broeder Roger begint met gezag tussenbeide te komen in de meningsverschillen tussen ons, katholieken, door “broederlijke aanmaningen”. Hij nodigt ons uit om elke “confessionele apartheid” te verwerpen, een “virus dat overgedragen werd op onze moderne samenleving” door de Contrareformatie van het Concilie van Trente. »

Voor de publieke opinie komt Taizé met een groot aureool uit het Concilie. De ontmoetingen van jongeren op de heuvel in Boergondië vermenigvuldigen zich, aangekondigd en gevierd door de pers en de katholieke jeugdbewegingen. In 1964 schat men het aantal bezoekers op 150.000, hetzij meer dan 400 per dag. Vanaf 1970 strijken op geregelde tijdstippen massa’s jongeren neer op « la colline inspirée ». Wat trekt hen aan? « De geest van Taizé », de verbroedering onder de jeugd.

Abbé de Nantes stelt echter vast dat dit fenomeen niet zo spontaan is als het lijkt: « Het is het resultaat van propaganda, van een organisatie. De infrastructuur van de katholieke Kerk, parochies, colleges, jeugdbewegingen, speelt ten volle mee om de jongeren die hen zijn toevertrouwd naar Taizé te kanaliseren. »

GEMEENSCHAP EN CONTEMPLATIE

Om aan de vraag van deze massa’s te beantwoorden lanceert broeder Roger een geestdriftige droom: een Concilie van de Jongeren. Wat dit precies moet worden weet niemand, zelfs Schutz niet. De opening heeft plaats te Taizé op 30 augustus 1974. Vanaf 1978 vinden internationale ontmoetingen plaats tussen Kerstmis en Nieuwjaarsdag. Ze zijn, volgens broeder Roger, « een bedevaart van de verzoening en van het vertrouwen op aarde. » Hier ligt de verre oorsprong van de Wereldjongerendagen.

In Taizé komen slechts jongeren. « Men heeft de ouderen laten verstaan – hoe? – dat ze niet gewenst zijn. Deze ophemeling van de jeugd bezorgt de jongeren een gevoel van emancipatie, een verleidelijke schijn van creatieve verantwoordelijkheid, waarin ze met vreugde baden. Hier voelen ze zich de baas, en ze vieren feest met de onbezorgdheid die de jeugd kenmerkt, zonder remmingen. Ze hebben de denkbeeldige indruk dat zij het zijn die met al hun leeftijdsgenoten samen een nieuwe en broederlijke wereld scheppen... »

Dit ongebonden, ongecontroleerde samenzijn van meisjes en jongens in een sfeer van emotionaliteit leidt onvermijdelijk tot losbandigheid. « Na de geestelijke ontmoetingen overdag volgen de lichamelijke ontmoetingen ’s nachts. Als de meest natuurlijke zaak van de wereld. “Er is in elk menselijk wezen een nood aanwezig aan totale intimiteit die streeft naar bevrediging door, laten we het maar toegeven, lichamelijke vereniging”, noteert broeder Roger. De broeders zeggen dat ze er niets aan kunnen doen; het baart hen ook geen grote zorgen. Overigens nemen ze er zelf hoegenaamd niet aan deel. Maar ze zien er geen obstakel in voor het waaien van de Geest op de heuvel. »

« De thema’s van Taizé zijn gering in aantal. De slogan die in 1973 gelanceerd werd als voorbereidend programma voor het Jongerenconcilie zegt alles in drie woorden: “Strijd en contemplatie om mensen van gemeenschap te worden.” »

Indien het woord “ strijd ” een vandaag voorbijgestreefde toegeving is aan de revolutionaire literatuur van die tijd, dan drukt het woord “ gemeenschap ” daarentegen de ware gedachte van Taizé uit. « Het enige doel van al hun inspanningen is die oude droom van “de mens oog in oog met zijn medemens zonder tussenpersoon”. Het is een oecumenische droom, een revolutionaire droom als men bedenkt dat die tussenpersoon precies verwijst naar alle ongelijkheden en hiërarchieën die het weefsel van elke samenleving uitmaken, de rijkdom van de christelijke beschaving en van de geopenbaarde godsdienst. [...] Het godsdienstig nihilisme van Taizé heeft een absolute vernietigende kracht op het vlak van de cultuur, het domein waarin elk menselijk aspect geworteld is, de godsdienstige dogma’s, de rituele praktijken, de morele gewoontes en gedragingen. Ik ken niets dat verleidelijker en sterker is dan Taizé om uit de harten en de zielen alle godsdienstige en morele overtuigingen te bannen die men geërfd heeft van zijn familie of ontvangen van de Kerk. Daar op die heuvel van Taizé ontdoen ze zich lichtzinnig van dit alles om toegang te krijgen tot die wonderlijke gemeenschap. »

Daar ligt het wezenlijke streven van Taizé, een streven dat fundamenteel revolutionair is. De idee van de “broederlijke gemeenschap” leidt tot een sterk verlangen naar zuivering van alle vooroordelen en vormelijkheden, en naar een hartsgrondige afschuw voor alle instellingen en sociale machten die vreemd en tegengesteld zijn aan deze gemeenschap. « Onderhuids leeft in Taizé de pretentie de gist te zijn, de onvergelijkbare zuurdesem voor de oecumenische opgang, want Taizé is als enige vrij van elke bijzondere traditie, van elk dogma, van elke verstarde omkadering. Taizé is het tegenbeeld van het katholicisme. Dit laatste verwezenlijkt de volkomen eenheid van gedachten, eredienst en wetten; Taizé propageert de lege eenheid van een wereldwijde gemeenschap in “liefde en vrijheid”. »

De “ contemplatie ” is een vaste waarde die goed aangeschreven staat. De jongeren komen naar Taizé afgezakt om met de broeders te bidden. En deze laatsten putten hieruit de kracht voor een leven van zuiverheid en deugden dat waardering en bijzondere hoogachting verdient. Dat is de sterke kant van Taizé. Nochtans fungeert deze contemplatie uiteindelijk « slechts als middel ten opzichte van het doel, namelijk de broederlijke gemeenschap. Dat is de zwakke kant van Taizé. De ware contemplatie vindt haar doel in zichzelf, dit wil zeggen in God die men beschouwt, volmaakt liefheeft en dient. Hier wordt de contemplatie aangereikt als een toegangsmiddel tot een superieure vorm van menselijke gemeenschap. »

Is het dan de Heilige Geest die waait in Taizé? « Neen, in essentie niet. Taizé, dat is broeder Roger met die verleidelijke mengeling van liberaal protestantisme en katholiek monnikendom die hem zijn zeer menselijke, natuurlijke en kunstmatige uitstraling geeft. Accidenteel waait die Geest er wel. Op de achtergrond oefent de Heilige Geest misschien zijn aantrekkingskracht tot de Kerk uit op deze zeer verdienstelijke protestantse monniken die God zoeken in alle eerlijkheid. »

Abbé de Nantes ontmaskert tenslotte de onbeschaamdheid van Taizé, en dit is van toepassing op alle bewegingen die zich vandaag op Taizé beroepen. « Eén iemand is opvallend afwezig in Taizé, namelijk Christus zelf. En nochtans is het Christus, en niet broeder Roger, die de Geest doet waaien! Broeder Roger viert het Laatste Avondmaal en allen belijden dat daar het Ware Lichaam en het Heilige Bloed van Jezus Christus reëel aanwezig zijn. Maar eigenlijk is daar niets van aan! » De reële aanwezigheid van Christus is van geen tel, men staat daarboven.« Maar boven het Lichaam en het Bloed van Christus, wat kan daar staan? Dit komt erop neer dat men zichzelf boven de Waarheid van God, de Wil van Christus, de Verlichting van de Heilige Geest stelt! »

De theoloog van de katholieke Contrareformatie kan dan ook met recht en reden de kerkelijke hiërarchie op de korrel nemen omdat ze geen klaarheid schept en een hele generatie jongeren laat geloven dat Taizé de voortzetting is in onze tijd van het Koninkrijk Gods, van de werking van de verrezen Christus. De échte Waarheid is heel anders, en daartoe laten we eens te meer abbé de Nantes aan het woord.

DE KERK IS HET WERK VAN CHRISTUS

« Op een bepaald moment zal dominee Schutz zijn tijd gehad hebben, en met hem Taizé. Wat is er onsterfelijk in hen? In welk opzicht is de Verrijzenis werkzaam op deze heuvel waar het Lichaam van de Heer afwezig is? Een man die geen enkele sacramentele macht heeft, wat kan hij doen voor andere mensen? Zijn woorden die geen enkele geldigheid bezitten, zijn gebaren waaraan het sacramentele volledig ontbreekt: het zijn bezweringen, geen echte daden. Het is een droom van vernieuwing, maar op geen enkel punt is het de verlangde verrijzenis. [...] Daarentegen is in het Woord dat Vlees geworden is, gestorven is en verrezen, een wil tot redding van alle mensen en tot omvorming van het heelal, en deze Wil is voortaan werkzaam door zijn Lichaam. [...] Hij is niet in rust getreden: hij vervolgt, “staande aan de rechterhand Gods” (Hand. 7, 56), het werk van onze redding. Zolang men in de Kerk niet het werk ziet van Christus, door zijn fysieke tussenkomst, die ten volle menselijk is dank zij het werktuig van zijn Lichaam, heeft men niet echt zijn geloof gesteld in de Kerk als enige en beslissende katholieke beweging, dit wil zeggen systematisch georganiseerd op maat van de wereld en de eeuwen, om de wereld te vernieuwen en de mensheid geheel te doen verrijzen. »

De Kracht tot vernieuwing en omvorming van het heelal is in God alleen. Vandaar dat “God mens is geworden”, “opdat de mens God zou worden”, volgens het adagium van de kerkvaders. De Almacht is menselijk zaad geworden midden in de menselijke aarde, en zij was, is en zal onder menselijke gedaante, lichamelijk, werkzaam blijven totdat de hele mensheid bereikt en omgevormd zal zijn – als ze het wil – door middel van dat altijd levende Lichaam.

« Deze fysieke noodzakelijkheid van het lichamelijk instrument van onze redding dwingt ons over te gaan van de historische Christus naar de Apostelen. [...] Want zij alleen hebben door het menselijk en goddelijk woord van Christus, door zijn handoplegging en de adem uit zijn mond, van Hem de lichamelijke macht ontvangen om te consacreren, d.w.z. om water, olie, brood en wijn om te vormen tot de sacramentele werktuigen van zijn Verrijzenis. »

« Het leven van de wereld hangt helemaal af van God, op lichamelijke wijze door Jezus Christus, op sociale wijze door de Kerk en op zintuiglijke wijze door de sacramenten van de Kerk, en het eerste van die sacramenten is dat van zijn Lichaam en Bloed. Het Lichaam van Christus is de Kerk, en in de handen van de Kerk de Eucharistie. »

WAAR DE KERK IS, IS DE GEEST

« Het Lichaam van Christus, fysiek en mystiek, individueel en sociaal, eucharistie en Kerk – onlosmakelijk met elkaar verbonden – is het middel voor de Zoon van God om ons allen te bereiken, ons leven te geven en ons met Hem te verenigen voor nu en altijd. Maar er bestaat nog een andere functie van het Lichaam, namelijk het dragen van de Geest, hem omsluiten, hem gestalte geven, hem openbaren en meedelen. [...] Na de vaststelling dat we slechts deel kunnen hebben aan de verrijzenis van Christus door het sacrament van zijn Lichaam, moeten we ook bevestigen dat we slechts toegang hebben tot zijn Heilige Geest door het contact en de communicatie met zijn Lichaam dat er de drager van is.

« De Derde Persoon van de Heilige Drie-eenheid is geen “ectoplasma”, kneedbaar en vervormbaar naar goeddunken, toegankelijk voor om het even wie. Het gaat om de Geest van de Vader en de Zoon, die niet vervormbaar is en die vrij, uit eigen wil, liefdevol verbonden is met zijn zending als Getuige van de Vader en de Zoon, door hen gezonden om de Helper te zijn, de manager van hun Kerk, van de Kerk van Christus alleen. [...] Het is dus in de mate waarin wij deel uitmaken van het historisch Lichaam van Christus, dat de plaats zelf is van zijn werken, dat we zijn Heilige Geest zullen ervaren. [...] Zijn uitstraling draagt ongetwijfeld verder dan de Kerk, zoals de muziektonen die ontspringen aan de harp zich in de ruimte verspreiden op zoek naar talloze oren verder weg. Maar deze muziek blijft uiteindelijk wel verbonden met het instrument en met degene die het bespeelt. Op dezelfde manier trilt de Heilige Geest in onze stoffelijke wereld slechts onder de hand van de verrezen Jezus Christus en door toedoen van de Kerk. »

Vandaar het besluit van deze studie, dat we ook moeten overwegen in het licht van de Wereldjongerendagen te Keulen: « De Geest van God is dus in de Kerk aanwezig, en als Hij verder gaat dan haar, gedragen door de mysterieuze golven, geestelijke stemmen, vormen, geuren en smaken, van haar uitgegaan en van haar afkomstig, dan is het nog steeds tot de Kerk dat de Geest aantrekt en doet terugkeren. Hij staat nooit naast haar of boven haar, en nog minder ver van haar vandaan of zelfs lijnrecht tegenover haar. Want de Geest van Christus kan zich niet naast zijn Lichaam bevinden en evenmin actief zijn buiten of tegen dat Lichaam. »

broeder Pierre van de Gedaanteverandering
Hij is verrezen! nr. 20, maart-april 2006, pp. 3-6.