GENERAAL MIHAILOVIĆ, 
SERVISCHE HELD EN CHRISTELIJK MARTELAAR.

V. DE WEG NAAR GOLGOTHA, 1944-1946

Mihailovitsj woont in het kamp van de tsjetniks de Goddelijke Liturgie bij (1943).

TERUGTOCHT NAAR BOSNIË

OP 21 oktober 1944 riep Mihailovitsj de aanvoerders van zijn tsjetnikeenheden bij elkaar om beslissingen te nemen over de te volgen koers. Ze kwamen overeen zich terug te trekken tot in Oost-Bosnië in de zo vaak ijdel gebleken maar altijd terug opbloeiende hoop dat de Geallieerden op de Adriatische kust zouden ontschepen.

« Alvorens te vertrekken zendt Draja Mihailovitsj een radioboodschap naar Topalovitsj die te Bari over een Poolse zender-ontvanger beschikt die hem toelaat onder de neus van de Geallieerden met het tsjetnik-hoofdkwartier in verbinding te staan. Hij vraagt hem om generaal Wilson [opperbevelhebber van de geallieerde troepen in Italië] op te zoeken om hem te melden dat generaal Mihailovitsj zich met 50.000 manschappen in Bosnië bevindt, bereid om onder zijn bevel de strijd tegen de Duitsers verder te zetten. “Als hij weigert”, voegt Mihailovitsj eraan toe, “zou het geallieerd opperbevel moeten laten weten of het lot van het leger dat als eerste geprobeerd heeft het juk van de nazi’s in de Balkan af te werpen het Westen eigenlijk nog interesseert” » (Jean-Christophe Buisson, Héros trahi par les Alliés, le général Mihailovitch, 1893-1946).

Zoals verwacht kreeg hij geen antwoord. Het tsjetnikleger vertrok dan maar, in het spoor van de man die het nog altijd als zijn leider beschouwde: Tsjitsja, “de Oude”. Voor deze verloren soldaten begon een echte lijdenstocht. Eind oktober bereikten ze Sjenica. « De stad is vol soldaten maar lijkt toch op een woestijn omdat de mensen die er verblijven door de mensheid verlaten zijn. Men spreekt niet tegen elkaar omdat er niets te zeggen valt. Iedereen vraagt zich af waar en wanneer dit gaat eindigen. Heeft deze door de Geallieerden opgelegde beproeving zin?

« We twijfelen niet aan Gods rechtvaardigheid, we geloven nog altijd in zijn liefde voor diegenen die op deze aarde zijn schepping tegen de barbaren en tegen de uitgesproken vijanden van God zelf verdedigen.

« Ja, we geloven nog altijd, maar we hebben onze “bevrijders” voorbij zien vliegen... We zijn nog altijd trots en vol verwachting wanneer we geallieerde vliegtuigen zien. We beschouwen ze nog altijd als onze bondgenoten en we blijven tegen beter weten in hopen dat ze munitie, geneesmiddelen en voedsel gaan droppen! Maar in plaats van de Duitsers aan te vallen gooien ze hun bommen urenlang over óns uit... » (Sotirovitsj, blz. 223).

Ook Buisson haalt het getuigenis aan van één van de gezellen van Mihailovitsj tijdens deze aangrijpende terugtocht naar Bosnië: « De Oude... We waren hem onvoorwaardelijk trouw, we bekloegen hem, we hielden meer van hem dan van onszelf. We wisten goed dat hij nog meer leed dan wij want hij leed voor ieder van ons. Hij liep op kop met generaal Trifunovitsj. Hij had geen ransel meer bij zich want hij had alles weggegeven. Hij hield zijn pijp in zijn mond maar had geen tabak meer. Hij ging gebukt onder de ellende van zijn volk, onder het gewicht van het lijden en de ont-goochelingen van al diegenen die blootsvoets en zonder klagen in zijn spoor door de sneeuw trokken. Hoe is het mogelijk dat wij het gewicht van onze lichamen nog konden torsen? We wogen wel niet veel meer. Soms twijfelden we eraan of we onder onze lompen nog wel een lichaam hadden. We hadden niets meer, behalve trouw... en honger. De wereld had ons verschopt, niemand had nog enige belangstelling voor ons. We waren veroordeeld en vielen in de vergetelheid als vliegen in de herfst » (Buisson, blz. 233).

Na drieëneenhalf jaar oorlog verschilde de toestand van de plattelandssoldaten van Mihailovitsj nauwelijks van de beginsituatie: « Honger, koude en ziektes zijn de metgezellen van de Joegoslavische royalisten die hun lot bij gebrek aan bondgenoten hier op aarde in de handen van God gelegd hebben. Hun lijden zal lang duren. »

« ONZE WEG IS DE WEG VAN CHRISTUS »

Begin november 1944 nam kolonel Mac Dowell, de laatste Amerikaanse officier bij de tsjetniks, afscheid van Mihailovitsj. Eens te meer stelde hij hem voor mee naar Italië te vliegen, maar andermaal weigerde de koningsgezinde generaal: « Ik wil niet als een vluchteling leven », antwoordde hij zacht. « Als ik moet sterven zal ik dat in mijn land doen. »

Enkele dagen later « komt een Duits officier, Rudi Stärker, in het kamp aan. Hij draagt de witte vlag en vraagt om Mihailovitsj te spreken. [Het is de officier die enkele maanden eerder over de overgave van de Duitse strijdkrachten in Joegoslavië was komen onderhandelen]. Ditmaal aanvaardt Mihailovitsj om hem alleen te ontmoeten, omdat hij er sterk van overtuigd is dat de Duitse officier hem opnieuw de overgave komt aanbieden. Helaas vergist hij zich. Stärker komt naar hem toe omdat hij heeft horen zeggen dat de tsjetnikleider zijn troepen ten dienste van de Duitsers zou willen stellen. “ Wij waren en blijven vijanden ”, antwoordt Mihailovitsj ontgoocheld en geprikkeld. “Het is een ongelukkige samenloop van omstandigheden dat we beiden tegen de partizanen vechten. Een samenloop van omstandigheden die ik betreur.” Einde van een enkele minuten durend onderhoud waarvan de communisten tijdens het proces van Mihailovitsj een “onweerlegbaar bewijs” van de collaboratie van de generaal met de Duitsers zullen maken » (Buisson, blz. 231).

In de loop van de volgende dagen lanceerde Mihailovitsj wanhoopskreten in de richting van de Geallieerden: hij richtte zich nogmaals tot generaal Wilson, vervolgens tot de Britse veldmaarschalk Alexander en tenslotte tot de regering in Washington zelf: « We kunnen niet lang meer standhouden. Maar houd er rekening mee dat niemand van ons het titoïstisch bewind en gezag zal aanvaarden. Wij hebben besloten door te gaan tot het einde, ook al zou dat ons het leven kosten. Het volk wacht op hulp en rekent er op door de Anglo-Amerikanen verdedigd te worden. Het is vijf voor twaalf indien u het volk en een groot aantal van onze strijders wil redden. »

Andermaal kreeg hij geen antwoord. Hij werd verraden door de Westerse democratieën maar dacht er niet aan de democratie in vraag te stellen... « Volledig afgesneden van de buitenwereld bracht Draja Mihailovitsj de eerste twee maanden van de winter aan de oevers van de Bosna door. Enkele gemakkelijk teruggedrongen oestasji-eenheden buiten beschouwing gelaten was de tyfus zijn grootste vijand. Honderden van zijn gezellen lieten er het leven bij, geveld door deze ziekte die slechts armen en gedeporteerde volkeren treft. Een droevig lot voor mannen die noch door Duitse noch door communistische kogels op de knieën waren gedwongen » (Buisson, blz. 238).

Aan de Bosna verscheen ook Pavle Djurisitsj, aan het hoofd van de Montenegrijnse tsjetniks, die op hun beurt het gebied hadden moeten verlaten waar ze bijna vier jaar hadden gestreden. Spijtig genoeg geraakten de twee bevelhebbers het niet eens. « Djurisitsj wil naar het nog van communisten gevrijwaarde Slovenië trekken om dichter bij de geallieerde troepen te komen. Mihailovitsj daarentegen ziet het helemaal niet zitten om aan de zijde van de gevluchte mannen van Neditsj en Ljotitsj [de collaborateurs van Belgrado] terecht te komen. De koningsgezinde generaal denkt eerder aan een terugkeer naar Servië en aan een reorganisatie van de weerstand naar het voorbeeld van die van 1941. »

Maar vermits hij niet voldoende gezag meer had om zijn beslissing door te drukken gingen de twee uit elkaar in de loop van de maand maart. De Montenegrijnse tsjetniks zouden enige tijd later genadeloos in de pan gehakt worden door de oestasji’s. « Het was één van de grootste slachtpartijen in Joegoslavië tijdens de Tweede Wereldoorlog » (Buisson, blz. 239).

Begin april trokken de troepen van Mihailovitsj naar het oosten. Dat betekende een nieuwe uittocht, nog meelijwekkender dan de eerste, maar dank zij het charisma van hun aanvoerder kreeg deze tocht de allures van een echte Exodus, van een Pascha...

Enkele dagen na het vertrek riep hij zijn groepsleiders bij zich: « Op Paasdag, om 11 uur stipt, zullen we halt houden om te bidden ter herdenking van Gods Zoon », beval hij. « De priesters zullen de mis opdragen, waarna we verder zullen trekken. Onze weg is de weg van Christus. Hij heeft ook geleden onderweg, maar Hij is verrezen. De loop der eeuwen heeft er niets aan kunnen veranderen en heeft het niet kunnen logenstraffen. Dat zal ook nu niet gebeuren. Het is mogelijk dat we in deze strijd het leven zullen laten, maar onze overwinning staat vast, de overwinning van de Vrijheid en het welzijn voor de overlevenden en voor het nageslacht. In de overtuiging dat we tot het einde zullen volhouden, groet ik u, mijn beste soldaten. Jezus is verrezen! »

Het bevel werd stipt opgevolgd en de troepen van Tito, die het kleine tsjetnikleger voordien onophoudelijk hadden bestookt, hielden zich nu stomverbaasd in bij het zien van dit schouwspel. Ze lieten hun vijanden rustig bidden om het vuur pas te heropenen wanneer ze terug vertrokken.

HET LAATSTE GEVECHT

Op 8 mei 1945 tekende nazi-Duitsland de onvoorwaardelijke overgave. Officieel was de Tweede Wereldoorlog afgelopen. Maar niet voor iedereen...

Mihailovitsj in de gevangenis, in afwachting van zijn proces. « Elke revolutie heeft zijn uitverkoren slachtoffer. Hoe heviger de duivel er tegen te keer gaat, hoe meer wij dit slachtoffer moeten beminnen en vereren » (G. de Nantes). Foto Keystone.

« Na te zijn teruggedrongen uit de vallei van de Bosna besluiten de tsjetniks naar het zuiden te trekken om via de Sandzak Servië te bereiken. Het is een hachelijke onderneming want de Drina en de Sutjeska moeten overgestoken worden, en daar wachten de soldaten van Tito, ondersteund door artillerie en luchtmacht... »

Op 13 mei ’s morgens bereikte het tsjetnikleger de oevers van de Drina. Aan de overkant wachtte Servië, het beminde vaderland, het Beloofde Land... Maar Mihailovitsj had geen tijd om te dromen: « De partizanen vallen aan. Terwijl tanks en vliegtuigen van de 38ste partizanendivisie de tsjetnik-stellingen bestoken, storten horden zeer jeugdige soldaten zich op de eerste royalistische linies. Sommigen zijn gewapend met vlammenwerpers. De monarchisten worden in de pan gehakt. Na twee dagen van onophoudelijke gevechten blijven er van de zesduizend tsjetniks nog driehonderd over, onder wie Mihailovitsj, die een laatste gevechtsorder geeft: 

“De colonneaanvoerders moeten hun manschappen op de Jahorina verzamelen en er halt houden. Vervolgens moet men groepje per groepje trachten in Servië te infiltreren. Mijn soldaten moeten weten dat ik overal bij hen zal zijn. Moge God jullie bewaren voor het geluk en het welzijn van ons volk.”

« Tijdens deze veldslag verloor Mihailovitsj bijna alles: zijn radiozender, zijn beste kaders, waaronder generaal Trifunovitsj die bij het begin van het gevecht gedood werd, en vooral zijn zoon Voja. Toen hij zijn zoon dodelijk gewond zag neerstorten, tilde Mihailovitsj hem ondanks het geweervuur op zijn schouders. Hij weigerde alle hulp en zonderde zich met uitdrukkingsloze ogen af. “Gun hem mij nog even”, vroeg hij zijn manschappen. “Ik ben zo weinig bij hem geweest.” Iedereen liet hem toen door: Draja weende » (blz. 241).

HET ULTIEME ENGELSE VERRAAD

Terwijl Tito in Belgrado een nieuwe staatsorde op poten zette, zich door middel van vervalste verkiezingen van het presidentschap verzekerde en een bloedige etnische, politieke en godsdienstige “zuivering” doorvoerde, sloeg Churchill zich (tijdens een privé-diner!) op de borst over wat hij « één van mijn grootste vergissingen tijdens de oorlog » noemde. « Als een echte politieke Janus » (Buisson) bleef hij niettemin officieel Tito en zijn bewind steunen. Als bewijs geldt het nu volgend verschrikkelijk verhaal dat zich enige tijd na de nederlaag van de troepen van Mihailovitsj bij de Drina afspeelde:

« In juni 1945 worden meer dan 35.000 Joegoslaven, die op de vlucht geslagen zijn voor het bewind van Tito, in Oostenrijk gevangengenomen door de Britten. Het zijn mannen, vrouwen en kinderen; Serviërs, Slovenen, Montenegrijnen en Kroaten; koningsgezinden (onder wie Djurisitsj en de overlevenden van de slachting die in maart in Kroatië had plaatsgevonden), fascisten, leden van de Kroatische Staatswacht en oestasji’s; helden en schurken. Er zijn er bij die weten dat ze voor hun misdaden zullen moeten terechtstaan, maar ze weten allemaal dat de oorlog voorbij is: officieel zijn het vluchtelingen onder de bescherming van de Engelsen.

« Op een morgen bevelen de Britse officieren van het kamp waar ze bijeengebracht zijn hen in een trein te stappen die hen naar een ander kamp moet brengen, te Palmanova in Italië. In werkelijkheid worden ze in beestenwagens gepropt en naar Slovenië gebracht waar de vuurpelotons van de partizanen hen opwachten. Ze worden gefusilleerd zonder enige vorm van proces en hun lichamen worden in massagraven gedumpt. Dit ultieme Engelse verraad zal slechts dertig jaar later aan het licht komen » (Buisson, blz. 243).

Vanaf dat ogenblik verhieven zich toch enkele stemmen om het feit aan de kaak te stellen dat de Geallieerden Mihailovitsj in de steek hadden gelaten. Zo was er de Amerikaanse afgevaardigde A. E. Olkonski die op 24 mei 1945 met een striemende aanklacht uitpakte voor de vertegenwoordigers van het Congres:

« Acht maanden geleden beschikte generaal Mihailovitsj over enkele honderdduizenden manschappen die vastbesloten waren de oorlog snel te beëindigen. Dat zou ook gebeurd zijn als men het leger van een trouwe en officieel erkende bondgenoot niet “vergeten” was. Een bondgenoot die tevergeefs op een bemoedigend woordje wachtte vanwege onze Minister van Oorlog en onze regering...

« Het Servische volk heeft talloze offers gebracht maar blijft eenzaam en verweesd achter en wordt beroofd van zijn nationale leider. Nu de beslissende overwinning nakend is, wordt het veroordeeld om de concentratiekampen van de Gestapo in te ruilen tegen die van het Rode Leger en de partizanen van Tito. Ik ben beschaamd van Amerikaan te zijn. Nu de afpersing van Tito in Europa ons ter ore komt, worden de Amerikaanse leiders te schande gemaakt. Zij zijn het die de vriendschap van een moedig en eerbaar militair leider als generaal Mihailovitsj afgewezen hebben » (aangehaald door Sotirovitsj, blz. 249).

« IK ZAL MIJN VOLK NIET IN DE STEEK LATEN »

« Draja Mihailovitsj brengt de winter 1945-1946 door aan de grens tussen Bosnië en Servië. Zijn gezondheidstoestand is onrustwekkend: in december heeft hij een tyfusbesmetting opgedaan en het enige geneesmiddel waarover hij beschikt is de wil om niet te sterven. Of toch niet op die manier.

« Deze man met zijn uitgemergeld gelaat, met een baard als die van de lijdende Christus, uitgeput door de jarenlange gevechten en ontberingen moet op een draagberrie rondgedragen worden. Maar zijn geest is nog levendig. Zijn antwoord van 2 februari 1946 op een brief van naar Zwitserland gevluchte vrienden die hem willen laten ontsnappen verraadt onaangetaste moed en vastberadenheid:

“Ik zou mijn land en volk verlaten op zo’n verschrikkelijk ogenblik? Danton heeft ooit gezegd, toen men hem aanmaande om Frankrijk te verlaten: ‘Men kan zijn land niet in een zak met zich meenemen.’ Ik zou het niet beter kunnen zeggen [maar wel met meer oprechtheid dan de revolutionaire volkstribuun!]. Ik zal niet bij het eerste teken van gevaar op de vlucht slaan om me op een onbewoond eiland terug te trekken, want ik ben Josip Broz ‘Tito’ niet die geen binding heeft met dit volk en dit land. Ik zal allicht verdwijnen omwille van de goede zaak. Maar jullie weten allemaal dat dit niet wil zeggen dat de rechtvaardige zaak waarvoor onze natie strijdt met mij zal sterven. Ik belichaam gewoon de wil van het volk: dat is de reden waarom ik eerst tegen de bezetter, later tegen de communisten ben beginnen vechten. Ik twijfel er geen ogenblik aan dat de vrijheidszon van Ravna Gora opnieuw boven ons gekweld en lijdend vaderland zal schitteren” » (blz. 247).

Draja’s opgejaagd bestaan liep stilaan ten einde. De communisten stelden alles in het werk om hem gevangen te nemen. Gewapende colonnes doorkruisten het land; de OZNA, de politieke politie van het bewind, gaf reusachtige geldsommen uit om één of andere tsjetnik tot verraad te bewegen in de hoop Mihailovitsj zo in de val te lokken. Het feit dat hij meer dan vijftien maanden door de mazen van het net kon glippen bewijst voldoende dat de buitenbevolking hem door en door genegen was. Maar op een nacht vlogen er vliegtuigen over het woeste gebied waar Mihailovitsj zich met zijn gezellen schuilhield. Er werden vlugschriften uitgestrooid ondertekend door het Britse leger die de koningsgezinden meedeelden dat men voedsel en wapens zou droppen. Mihailovitsj voelde aan dat het kwaad opzet was, maar de volgende dag werd er gedropt zoals aangekondigd, met daarbij de volgende boodschap: Londen vraagt aan de tsjetniks om een landingspiste aan te leggen. Ze geloofden hun ogen niet: zou dan uiteindelijk, na zoveel verraad en teleurgestelde verwachtingen, het uur van de bevrijding geslagen hebben? « Laten we het beste verhopen », mompelde Mihailovitsj tussen twee koortsaanvallen in.

Op 13 maart was de landingspiste klaar. Drie vliegtuigen landden erop, Britse officieren stapten uit. Ze werden dadelijk naar de schuilplaats van de zwaar zieke Mihailovitsj gebracht. Ze stelden voor hem naar Italië te brengen waar hij behandeld zou kunnen worden. Uiteindelijk gaf de generaal, half buiten bewustzijn, toe... Hij werd op een draagbaar aan boord van een vliegtuig gebracht, dat on middellijk opsteeg.

Uiteraard was het een valstrik. De Britten waren in werkelijkheid Joegoslaven. Ze vlogen niet naar Italië maar naar Belgrado, waar Tito enkele dagen later de wereld triomfantelijk kon aankondigen dat de « verrader Mihailovitsj » gevangengenomen was en eindelijk voor zijn misdaden zou boeten. De misdaad van trouw aan zijn vaderland en aan zijn geloof...

EEN SCHIJNPROCES

« De voorbereidselen voor het proces van Draja Mihailovitsj duren meer dan twee maanden. In het gebouw waar hij opgesloten zit stoppen de andere gevangenen hun oren dicht om zijn kreten tijdens de ondervragingen niet te moeten horen. Hij wordt geregeld uitgekleed en afgeranseld, zodanig zelfs dat zijn proces, dat voor einde mei voorzien is, tot 10 juni moet uitgesteld worden: men wil niet dat de buitenlandse pers sporen van martelingen op zijn gelaat kan waarnemen.

10 juni 1946, Volkstribunaal van Belgrado (foto Keystone)

« Kan men van een echt proces spreken? De advocaat, Dragitsj Joksimovitsj, wordt ambtshalve aangeduid en beschikt slechts over drie dagen om zijn verdediging van de beschuldigde voor te bereiden. De gerechtszaal is gevuld met “mensen uit alle streken waar Mihailovitsj en zijn tsjetniks hun misdaden begaan hebben”: ze hebben de opdracht gekregen om elk woord dat de koningsgezinde leider uitspreekt met hun geroep te overstemmen. Voor de rechters “is het van belang dat ze een gepaste opleiding gekregen hebben, dat ze overtuigde democraten zijn en dat ze de regering genegen zijn” (Radio Belgrado op 29 mei 1945). Alles wordt geregeld opdat het eindvonnis alleen maar een terdoodveroordeling zou kunnen zijn. »

« Mihailovitsj wordt door de buitenlandse journalisten die talrijk op zijn proces aanwezig zijn omschreven als een “schim” wanneer hij de rechtbank binnenkomt voor de eerste zitting. Het woord is niet overdreven. Op de foto’s die in de dagbladen van toen worden afgedrukt is de generaal slechts een schaduw van zichzelf. Achter zijn kleine ronde brilglazen vermoedt men een uitdrukkingsloze blik... “Op sommige ogenblikken voel ik me zo moe dat ik ja zeg wanneer ik neen wil zeggen”, verklaart hij op een keer.

« Die vermoeidheid, waardoor hij zichzelf soms van misdaden beschuldigt die hij niet begaan heeft, is uiteraard niet natuurlijk. De martelingen spelen ongetwijfeld een rol, verdovende middelen misschien ook. Deze verklaring wordt gevoed door de stelselmatige schorsing van de zittingen, om de twee of drie uur. Telkens als Mihailovitsj uit zijn verdoving lijkt te ontwaken brengt men hem naar buiten. Enkele minuten later, wanneer hij terugkomt, is hij opnieuw nog slechts een schim die in zijn bank plaatsneemt. Een vormloze, willoze massa: het tegenovergestelde van wat hij in werkelijkheid was. »

Mihailovitsj werd beschuldigd van « misdaden tegen volk en Staat ». Het betrof natuurlijk de titoïstische Staat die juridisch slechts sinds februari 1945 bestond! Maar de grond van de beschuldiging ging over de zogezegde “collaboratie” van de tsjetnikleider. De leugenachtigheid van dit proces werkt ook nu nog door. Zo schrijft Sotirovitsj: « Tito verstond als geen ander de kunst om de toestand in zijn voordeel om te buigen. Van beschuldigde werd hij aanklager; hij was de collaborateur, maar hij heeft zijn tegenstander wegens collaboratie veroordeeld; hij was communist, maar is erin geslaagd zich te laten doorgaan voor “bevrijder” » (blz. 287).

Gedurende het vier weken durende proces werd er met geen enkel van de door de verdediging ingediende documenten rekening gehouden. Slechts twee getuigenissen werden in het voordeel van de beklaagde weerhouden. Ze kwamen van twee vrouwen die om de beurt met de moed en het medelijden van Veronica naar voren kwamen:

« De moed van deze vrouwen is enorm, ook al hebben hun getuigenissen weinig belang. Ze gedragen zich als heldinnen ondanks het boegeroep en de verwensingen van het publiek. Omdat één van hen het over “generaal Mihailovitsj” durft hebben, wordt ze door de voorzitter van de rechtbank terechtgewezen: “U bedoelt toch de beklaagde Mihailovitsj? – “Aangeklaagd door de communistische partij, niet door mij”, antwoordt ze zonder verpinken. De andere vrouw heeft het uitsluitend aan een escorte te danken dat ze niet door het publiek gelyncht wordt: bij het betreden van de zaal had ze een eerbiedige buiging gemaakt voor de tsjetnikleider. »

«Mijn leger zou een Joegoslavisch leger zijn... Ik wou niets voor mezelf... Ik ben een soldaat.» (foto Keystone)

Op 14 juli, na het verschillende uren durende slotpleidooi van de beklaagde dat op luid geroep onthaald werd maar onder een volledige, eerbiedige stilte beëindigd werd, velde de rechtbank het vooraf gekende vonnis: generaal Mihailovitsj werd schuldig bevonden aan de zevenenveertig beschuldigingen die op hem rustten en werd ter dood veroordeeld.

« Op 17 juli, om 4 uur ’s morgens, komen de leerlingen van de Militaire Academie, vergezeld door een kapper, hem ophalen in zijn cel. Hij wordt kaalgeschoren, zijn baard wordt afgeknipt en men trekt hem zijn uniform van generaal van het Koninklijk Leger aan, waarop één enkele decoratie aangebracht wordt: het kruis van Karadjordje. Zo wil Tito symbolisch met de terechtstelling van Mihailovitsj de definitieve verdwijning van de koninklijke dynastie en haar leger aangeven.

« Hij wordt naar Jajince, een buitenwijk van Belgrado, gevoerd, naar de plaats waar de Duitsers tijdens de oorlog de Joegoslavische patriotten terechtstelden. Nadat een priester hem de laatste sacramenten heeft toegediend wordt de leider van de eerste militaire verzetsbeweging tegen nazi-Duitsland in bezet Europa gefusilleerd in de vroege morgen van 17 juli 1946. Zijn laatste woorden: “ Leve koning Peter!” » (Buisson, blz. 272).

We sluiten deze ontroerende tragedie af met een citaat uit Sotirovitsj: « De dood van generaal Mihailovitsj heeft geen aardschok veroorzaakt; de zon is niet verduisterd, de kerkramen zijn niet aan diggelen gesprongen. Draja was maar een mens. Toch hebben miljoenen Serviërs met de dood in het hart deuren en vensters gesloten, hun kinderen van de straat gehaald, kaarsen aangestoken en gebeden voor hun Martelaar, de verloren vrijheid en opdat God hun geliefde Servië zou redden. »

Broeder Thomas van Onze-Lieve-Vrouw van Altijddurende Bijstand
Hij is verrezen ! nr. 7, januari-februari 2002