DE ZALIGE PIUS IX

DE PAUS VAN DE ONBEVLEKTE MAAGD

Pius IX
De Zalige Pius IX : 1846-1878.

ZELDEN was een Paus meer geliefd door de gelovigen overal ter wereld dan de beminnelijke Pius IX, de langst regerende Opperherder uit de geschiedenis van de Kerk. Zijn prestige was enorm en nam nog toe toen de overrompeling van de Kerkelijke Staat en de inname van Rome van hem « de gevangene van het Vaticaan » maakten. Drie jaar geleden werd hij zaligverklaard : tijd voor een indringende biografie van deze grote paus.

Toen hij op een dag blootstond aan sterke druk van vrijzinnige regeringen zei Pius IX tot iemand uit zijn omgeving : « Ik heb de Heilige Maagd aan mijn kant, ik zet door. » Deze vertrouwelijke uitlating zegt genoeg over het mysterieus verbond met de Onbevlekte Maagd dat van zijn pontificaat één van de grootste uit de geschiedenis van de Kerk maakte.

Giovanni Maria Mastai-Ferretti werd geboren op 13 mei 1792 te Senigallia, een stad in de Marken, gelegen op zo’n vijftig kilometer van het heiligdom van Loreto, waar zijn familie elk jaar deelnam aan de gebedswake op de vooravond van 10 december om de overbrenging van de Santa Casa te herdenken.

Het innerlijk leven van het kind werd diep getekend door de godsvrucht van zijn moeder, die zich’s morgens vroeg naar de kerk van de paters servieten begaf om de H. Mis bij te wonen en te bidden voor een schilderij van Maria Santissima Addolorata. Naast andere offers leerde ze hem om tijdens de maaltijden altijd de eerste vruchten die men hem voorzette te weigeren om deze aan te bieden aan de Heilige Maagd. Later, als Paus, zei hij hierover : « Dat is nu een praktijk die ik geleerd heb op de schoot van mijn moeder. Ik ben er nog steeds trouw aan. » Hij bewaarde zorgzaam het prentje van de Madonna della Speranza dat hij gekregen had bij zijn Eerste Communie, omdat het hem herinnerde aan « de gelukzaligheid van die gezegende dag ».

Aan het Sint-Michielscollege van Volterra werd zijn devotie voor de Onbevlekte Ontvangenis nog verstevigd. Men had er de gewoonte dagelijks de “ Kroon der twaalf sterren ” te bidden, ter ere van de twaalf voorrechten van de Moeder Gods, waarvan de vierde luidt : « Geloofd zij God de Vader die de Maagd Maria bewaard heeft voor elke smet bij haar Ontvangenis. » Bovendien had de “ Academie van de volhouders ”, waartoe hij behoorde, een bijzondere verering voor « de Maagd zonder vlek ontvangen ». Het was als consul van deze Academie dat hij voor het eerst een uiteenzetting gaf over het buitengewoon privilege van de Moeder Gods.

« Vanaf onze prille jeugdjaren », schreef hij later, « hebben Wij niets dierbaarder gekend, niets kostbaarder dan de verering van de Heilige Maagd Maria met een bijzondere vroomheid, een speciale verering en de innigste toewijding van ons hart. Wij hebben altijd alles willen doen wat naar onze mening kon bijdragen tot haar grootste roem en lofprijzing, en tot de uitbreiding van haar verering » (Ubi primum).

In 1815 koesterde Giovanni Maria Mastai de ambitie om toe te treden tot de opnieuw opgerichte garde van edelknapen. Maar sinds verschillende jaren leed hij aan een ernstige ziekte. Op een novemberavond hield het rijtuig van kardinaal Gregorio Fontana bruusk halt voor een lichaam dat uitgestrekt op de straatstenen lag : de prelaat bemerkte met ontzetting dat het om de jonge Mastai ging, die getroffen was door een aanval van epilepsie. Enkele weken later begaf Giovanni Maria zich terneergeslagen op bedevaart « naar het heiligdom van Loreto om zijn hart uit te storten in het Hart van Haar die altijd zijn kracht zal zijn. Van die bedevaart dateert de daadwerkelijke en definitieve genezing van zijn verschrikkelijke ziekte » (Pierre Fernessole, Pie IX, Lethielleux, 1960, deel 1, p. 26).

Na dit mirakel dat hem bevrijd had van zijn kwaal, beschouwde hij de voorbije lange jaren van beproeving als het teken van een welwillende aandacht van de Goddelijke Voorzienigheid. Want « deze ziekte had zijn jeugd behoed voor de gevaren van de wereld, doordat ze hem tot de leeftijd van zesentwintig jaar verwijderd gehouden had van het mondaine leven » (ibid., p. 30).

DE HERREZEN H. FILIPPUS NERI

Gedurende zijn voorbereiding op het priesterschap neemt hij met een totale zelfverloochening de zorg op zich van de wezen, vaak kindarbeiders, van het instituut Tata Giovanni. Met heel de goedheid van zijn hart ontfermt hij zich over de ellende van deze kinderen. « Hij was een heilige geestelijke vader », schreef één van hen later, « die temidden van ons leefde als één van ons. Hij was begaan met onze zwakheden, hij sprak onze taal zo goed als mogelijk, zat aan dezelfde tafel, nam deel aan onze spelen. Hij wist ons te doen houden van zijn zachte ernst en we stelden zijn beminnelijke inschikkelijkheid erg op prijs. Ik herinner me niet dat hij ons ooit iets heeft moeten verwijten : spontaan onthielden we ons van alles wat hem kon bedroeven. Het volstond aan hem te denken om het goede na te streven. Als iemand onder ons een misstap beging, was één enkele blik van die heilige priester voldoende om hem tot berouw te bewegen... » (Yvan Gobry, Pie IX. Le Pape des tempêtes, 1999, p. 22).

Hij wordt priester gewijd op 10 april 1819, en legt zo’n ijver aan de dag in allerlei werken van godsvrucht en naastenliefde dat men hem weldra de herrezen heilige Filippus [Neri] noemt. Het is dan ook met groot verdriet dat hij zijn dierbare armen moet verlaten voor een pauselijke zending naar Chili !

In april 1827 wordt hij gewijd tot bisschop van Spoleto. Hij raakt de harten van zijn gelovigen door zijn prediking, die onuitputtelijk is als het er om gaat de voorrechten en de macht van de Onbevlekte Middelares te verheerlijken. « In feite is alles in Maria glorierijk : haar ontvangenis, haar geboorte, haar leven, haar dood, en uiteindelijk haar graf. In dit graf ligt zij gevrijwaard van bederf, en weldra zal zij van daaruit in triomf opstaan... Teerbeminden, willen wij sterven zoals Maria, zonder vrees ? Laat ons dan leven zoals Maria, vol haat en afschuw voor de zonde... Herinner u dat Maria in de Hemel de machtige Middelares [de onderlijning komt van hem] is, de barmhartige advocate, uw Moeder. »

EEN LIBERALE BISSCHOP

Paus Gregorius XVI
Paus Gregorius XVI

De getuigenissen over zijn goede werken, opgetekend voor het proces van zijn zaligverklaring, zijn ontelbaar. « Hij had een gat in zijn hand », zei men.

« Heel wat families in Spoleto genoten van zijn vrijgevigheid, zelfs diegene die politiek gezien tegenstanders waren van de Heilige Stoel. »

1831 : Gregorius XVI wordt paus terwijl de opstand aangestookt door de carbonari uitbreekt in de Kerkelijke Staat [zie kadertekst]. In Spoleto slaagt Mgr. Mastai er in om driehonderd, vervolgens drieduizend revolutionairen te ontwapenen, met de verzekering dat hun leven zal gespaard worden bij de aankomst van de Oostenrijkse troepen die door de Paus waren opgeroepen. Wanneer een Oostenrijks commandant aan de bisschop een lijst overhandigt van verdachte burgers, schuldig aan rebellie, verscheurt deze de lijst met de woorden : « Als de wolf een schaap wil verslinden, licht hij niet vooraf de herder in ! »

Gregorius XVI, die zijn deugden en zijn verdiensten heeft opgemerkt, vertrouwt hem het bisdom Imola toe, en schenkt hem daarna de kardinaalshoed. Kardinaal Lambruschini, de Staatssecretaris, zegt verbaasd : « In de familie Mastai is iedereen liberaal, zelfs de katten !

- Laat maar, antwoordt de Paus, het is een goede bisschop. »

Kardinaal Mastai staat open voor de vooruitgang van de wetenschap en de industrie, en hij heeft slechts één passie : het welzijn van zijn volk, niet alleen op geestelijk maar ook op materieel vlak. « Zijn grootste belangstelling », schrijft Giovanni Maioli, « ging onophoudelijk uit naar de noden en bedrijvigheden van de mensen van zijn eigen bisdom en daarbuiten. Hij toonde interesse voor de molens en het malen, voor de slotenmakers, de markten, het sneeuwruimen (tot in de afgelegen bergdorpen toe), het theater en andere publieke vermakelijkheden. En wanneer de rivieren door de overvloedige regens buiten hun oevers dreigden te treden, stond hij doodsangst uit voor zijn arme mensen ; hij eiste en smeekte bij de autoriteiten in Rome en ter plaatse dat ze tijdig de nodige voorzieningen zouden treffen, dat ze zouden tussenkomen om dijken en bruggen te herstellen, dat ze al het mogelijke zouden doen om nationale rampen te vermijden. »

De kardinaal ergert zich aan de traagheid van de pauselijke regering en administratie en vindt ze te wantrouwig tegenover bepaalde nieuwigheden :

« Ik kan geen begrip opbrengen voor de irritante houding van onze regering, die door haar bemoeienissen diepe teleurstelling wekt bij de jeugd die met diepe teugen de adem van deze tijd inademt. Men zou er moeten voor zorgen haar enigszins tevreden te stellen en zich bij haar beminnelijk te maken. De tegenstand van de regering tegen de spoorwegen, tegen de verlichting met gas, tegen hangbruggen en wetenschappelijke congressen gaat mijn bevattingsvermogen te boven. Voor zover ik weet verzet de theologie zich niet tegen de vooruitgang van de wetenschappen, de kunst en de industrie... Maar uiteraard weet ik niets af van politiek en misschien vergis ik mij. »

Kardinaal Mastai schijnt niet te weten dat de zogenaamd “ wetenschappelijke ” congressen geïnfiltreerd worden door carbonari. « De congressen van Italiaanse wetenschappers gehouden te Pisa in 1839, te Turijn in 1840, te Florentië in 1841 en ook elders, werkten onder de dekmantel van wetenschappelijk werk de politieke beroering in de hand. Het handvest van Rimini, opgesteld door de revolutionaire dokter Farini, vraagt aan de koningen en aan de volkeren van heel Europa hun medewerking om liberale hervormingen te bekomen » (Fernessole, deel 1, p. 112). 

DE CARBONARI TEGEN DE KERKELIJKE STAAT

Alle onlusten op het Italiaanse schiereiland van 1815 tot 1848 werden zorgvuldig gepland en gedirigeerd door de zgn. “ carbonari ”. Dit waren leden van een reeks geheime genootschappen, verwant aan de vrijmetselarij, die ijverden voor de eenmaking van Italië onder een liberaal bewind. Ze bekampten de Oostenrijkers, die regeerden over grote gebieden in het Noorden van het land (Venetië, Lombardije). Hun gezworen vijand was echter de Paus, die wereldlijk heerser was over de Kerkelijke Staat in het centrum van het schiereiland, en die in alle opzichten het grote struikelblok vormde voor de totstandkoming van de plannen van de samenzweerders.

De Kerkelijke Staat verzekerde gedurende vele eeuwen de onafhankelijkheid en de vrijheid van het pausdom temidden van de verschillende rassen en naties. « Het pausdom onderwerpen aan welke mogendheid ook zou een belemmering betekend hebben in de uitoefening van een gezag dat gericht was op de geestelijke belangen van de hele wereld » (Mgr. Freppel, 29 oktober 1879). « Spreekt het dan niet vanzelf dat een Staat waar godsdienst en politiek zo nauw met mekaar verbonden waren, geen genade kon vinden in de ogen van de Revolutie die immers op de totaal tegenovergestelde theorie steunt ? Dáár moest de Revolutie toeslaan, en dáár heeft ze inderdaad ook een beslissende slag toegebracht. »

DE BEKERING VAN DE PAUS

Pius IX
Pius IX in zijn beginjaren als paus

Bij de dood van Gregorius XVI is de aartsbisschop van Imola door zijn al te grote vrijgevigheid helemaal berooid en moet hij driehonderd kronen lenen om zich naar het conclaaf te kunnen begeven. Hij wordt er tot paus gekozen op 16 juni 1846 en kiest de naam Pius IX. Wanneer hij op het balkon van het paleis van het Quirinaal verschijnt, helemaal in het wit, om zijn eerste zegen te geven, is het Romeinse volk volledig in zijn ban : « Quanto e bello ! Wat is hij mooi ! »

« De jonge en schitterende paus Pius IX was wel een onverschrokken geloofsleraar, maar had zich op het gebied van zogenaamd moderne politieke ideeën enigszins laten overtuigen. Hij opende zijn pontificaat met een encycliek die zeer vastberaden was aangaande het geloof, maar hij haastte zich ook om in zijn Staat uitingen van materiële vooruitgang in te voeren én gewaagde constitutionele nieuwigheden. Het geheel gaf aan het pontificaat een zweem van verandering en opwindend liberalisme » (Georges de Nantes, Pour une nouvelle Chrétienté, CRC nr. 87, dec. 1974, pp. 5-6).

De Fransman Montalembert, één van de leiders van het “ liberaal ” katholicisme, jubelt : « Paus Pius IX heeft in achttien maanden tijd aan zijn volk amnestie gegeven, de civiele garde, de gemeentelijke organisatie en de Consulta – dat wil zeggen zo’n aanzienlijke en zo’n vruchtbare hervormingen dat het wellicht onmogelijk is om in de annalen van eender welk land of eender welke regering een tweede voorbeeld te vinden van zulk een spontane en volledige vrijgevigheid. »

Maar al wie een helder verstand heeft, is op zijn hoede bij al deze toegevingen aan de nieuwe geest. Sommigen zien in hem « de Lodewijk XVI van het pausdom ». Op 1 november 1846 schrijft de toekomstige Franse kardinaal Pie aan graaf de l’Estoile :

« De zaken van de Paus gaan slecht. Ik weet niet wat ik er moet van denken. Ik geloof dat hij een extreem vertrouwen stelt in de macht van de goedheid om de mensen dichter bij mekaar te brengen, en dat hij pas uit die droom zal ontwaken na gruwelijke tegenslagen. In afwachting ben ik bang dat hij probeert tot een hartelijke verstandhouding te komen met zijn meest onverzoenlijke vijanden... Hij zal aan zijn herders de naastenliefde prediken tegenover die arme wolven die men niet zo streng moet behandelen. [...]

« Voor deze Paus is volgens mij geen duidelijker zending weggelegd dan die van het martelaarschap. Het is kenmerkend voor het revolutionair liberalisme om diegene op te offeren die het aanvankelijk heeft overstelpt met lofprijzingen. En omdat deze Paus een heilige is, zal de Kerk misschien binnen vijftig jaar nog een naam méér toevoegen aan haar lijst van martelaars. In elk geval zal Zij de vruchten plukken van zijn offer. Ik kan me niet weerhouden om het werk van Pius IX als volgt te beoordelen : ik geloof meer in zijn Lijden dan in zijn hervormingen voor het welzijn van de Kerk en de samenleving » (aangehaald door Baunard, Histoire du cardinal Pie, vol. 1, 1887, p. 182).

« Waaruit bestond zijn dwaling ? » vraagt abbé de Nantes zich af. « Wat hield die illusie in die naar het aanvoelen van de toekomstige kardinaal Pie de ergste gevolgen zou hebben voor de Kerk ? Hierin, dat Pius IX dacht dat hij de volkeren kon isoleren van de revolutionaire aanstokers, dat hij de mensen aan zijn kant kon krijgen door de misdadige plannen van de anderen te ontmaskeren, en wel door gulle en spontane toegevingen aan het algemene verlangen naar modernisering van het politiek regime in de Kerkelijke Staat. [...] Pius IX was bereid om te voldoen aan tijdsgebonden eisen, die alles bij mekaar genomen aanvaardbaar waren, en die slechts betrekking hadden op “ superstructuren ”, vormen van bestuur die veranderlijk waren. Zijn bedoeling daarmee was om die nieuwe en rechtgeaarde ideeën te scheiden van het filosofisch en anti-godsdienstig vergift dat de Revolutie er doorheen gemengd had » (Lettre à mes amis nr. 190, 8 december 1964).

1848. De Revolutie breidt zich uit in Italië. Te Rome verslechtert de situatie. Zal Pius IX zoals zijn voorganger een beroep doen op de Oostenrijkers om orde op zaken te stellen ?

Pellegrino Rossi
Pellegrino Rossi, pauselijk minister, die in 1848 in het bijzijn van Pius IX doodgestoken werd.

Neen ! Hij houdt een liberaal politiek regime in stand en als leider van zijn regering kiest hij graaf Pellegrino Rossi, een ex-carbonaro, die strenge maatregelen neemt om de openbare orde te verzekeren. Maar op 15 november wordt deze rechtvaardige vermoord aan de ingang van het parlement. ’s Anderendaags verbroedert het pauselijk leger met de opstandelingen die het paleis van het Quirinaal belegeren. De muiters eisen van de Paus in een ultimatum de opgave van zijn wereldlijke macht, de afkondiging van de Republiek en een oorlogsverklaring aan Oostenrijk.

Bewonderenswaardig antwoord van Pius IX : « Dit zou aftreden betekenen. Ik heb daar niet het recht toe. » Intussen regent het kogels op het Paleis en wordt Mgr. Palma dodelijk getroffen.

’s Avonds wordt een nieuwe regering gevormd maar de Paus weigert haar daden en beslissingen goed te keuren. Acht dagen later stapt Pius IX in een rijtuig en vlucht in de richting van het koninkrijk Napels. « Moed ! » zegt hij aan zijn metgezellen. « Ik draag het Allerheiligste Sacrament met mij mee, in de ciborie die Pius VI droeg toen hij naar Frankrijk werd gevoerd. Christus is met ons. Hij zal ons schild en onze Redder zijn ! » Op 25 november komt hij aan te Gaeta, aan de Tyrrheense Zee. Hij zal er twee jaar blijven.

« De opstand van 1848, de laffe moord op zijn minister de liberaal Rossi, zijn vlucht door de straten van Rome dat door de vrijmetselarij en de revolutionairen in rep en roer was gezet, het klimaat van haat en godslastering, dat alles maakte de Paus duidelijk dat de Revolutie één geheel vormt, dat de politiek het terrein van haar heerschappij is en dat de volkse staat het instrument van haar absolute macht uitmaakt. Men kan het met de Revolutie niet op een akkoordje gooien [...] Het was in tranen dat Pius IX zijn “ politiek liberalisme ” moest afzweren » (Lettre à mes amis nr. 190). 

HET GROTE PONTIFICAAT
VAN DE NEGENTIENDE EEUW

Het pontificaat van Pius IX duurde 32 jaar en was het langste uit de geschiedenis van de Kerk. Ten behoeve van de lezer zetten wij de belangrijkste gebeurtenissen die tijdens zijn bewind plaatsvonden hieronder op een rij :

1846 : uitverkiezing van kardinaal Mastai-Ferretti tot Paus

1848 : revolutionaire opstanden in heel Europa – moord op minister Rossi – Pius IX in ballingschap – Frans-Jozef keizer van Oostenrijk

1852 : Napoleon III keizer van de Fransen – Cavour aan de macht in Piëmont-Sardinië – Pius IX terug in Rome

1854 : afkondiging van het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis

1856 : Don Bosco sticht de salesianen

1858 : verschijningen van O. L. Vrouw te Lourdes

1859 : Frankrijk en Piëmont verslaan de Oostenrijkers bij Magenta en Solferino – onlusten in Noord- en Midden-Italië – verschillende kleinere staten sluiten zich aan bij Piëmont

1860 : veroveringstocht van Garibaldi in Zuid-Italië – Cavour laat de Kerkelijke Staat (behalve Rome) door Piëmontese troepen bezetten

1861 : uitroeping van het koninkrijk Italië onder Victor-Emmanuel, koning van Piëmont

1863 : Congres van Mechelen (doorbraak van het liberaal katholicisme)

1864 : Pius IX veroordeelt de moderne dwalingen in de Syllabus

1870 : het Eerste Vaticaans Concilie kondigt de pauselijke onfeilbaarheid af – Frans-Duitse oorlog – capitulatie van Napoleon III – inname van Rome door de troepen van Victor-Emmanuel – Pius IX “ gevangene van het Vaticaan ”

1871 : uitroeping van het Duitse keizerrijk in Versailles

1873 : Bismarck ontketent de Kulturkampf tegen de Duitse katholieken

1878 : dood van Pius IX

HET DOGMA VAN DE ONBEVLEKTE ONTVANGENIS

Tijdens zijn ballingschap vertrouwt Pius IX zich helemaal toe aan de Onbevlekte Maagd om het verloop van zijn pontificaat terug in goede banen te leiden. Hij maakt verschillende bedevaarten. Op 9 september 1849 laat hij in de kerk van de Gesu Vecchio in Napels, in een kleine kapel toegewijd aan het Onbevlekt Hart, een briefje achter met volgende woorden : « Pius IX verklaart zich onder de bescherming te plaatsen van Maria Onbevlekt » (Chiron, Pie IX, p. 206).

Bovenal versnelt hij de reeds op gang gebrachte procedure voor de definitie van het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis. Amper enkele dagen na zijn aankomst te Gaeta, op 6 december, benoemt hij de leden van een commissie van kardinalen die belast is met het onderzoek naar de wenselijkheid van het afkondigen van het dogma. Vervolgens, op 2 februari 1849, publiceert hij de encycliek Ubi primum om bij de bisschoppen te polsen naar hun wensen en gevoelens met betrekking tot deze definitie. Hij drukt zijn volledig vertrouwen uit in de bescherming van Haar die de Kerk altijd al gered heeft van de grootste gevaren en haar nog zal redden, en hij hoopt vurig dat Zij...

« ... medelijden met ons zal hebben, met die onmetelijke tederheid die zo kenmerkend is voor haar moederlijk Hart, en dat Zij, door haar ogenblikkelijke en almachtige bemiddeling bij God, ons zal willen bevrijden van dit pijnlijk en jammerlijk lot, de vreselijke angsten, de smarten en de nood waarin wij verkeren, dat Zij de straffen zal afwenden die ons treffen door de goddelijke toorn over onze zonden, dat Zij de verschrikkelijke stormen van het kwaad waardoor de Kerk langs alle kanten wordt bestookt zal doen bedaren en ophouden, zodat onze rouw uiteindelijk zal omslaan in vreugde. »

De wensen van het episcopaat versterken Pius IX in zijn voornemen. Vijfhonderd en zes bisschoppen vragen met aandrang de afkondiging, terwijl slechts een dertigtal bisschoppen dit niet opportuun vindt... onder hen kardinaal Pecci, aartsbisschop van Perugia, de toekomstige Leo XIII !

Na zijn terugkeer te Rome in februari 1852 voelt de Paus zich gedreven door « een soort van innerlijke aansporing » om in eenzelfde document de definitie van de Onbevlekte Ontvangenis te koppelen aan de uitdrukkelijke veroordeling van de moderne dwalingen. Hoewel hij uiteindelijk afziet van dit idee, geeft het wel zeer duidelijk zijn zorg en zijn bedoelingen te kennen : om het verbond van zovele dwalingen en krachten tegen de Kerk te bestrijden moet men een beroep doen op de Onbevlekte Maagd.

Op 8 december 1854 wordt het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis plechtig afgekondigd in de Sint-Pietersbasiliek door de bul Ineffabilis Deus :

« ... Door het gezag van Onze Heer Jezus Christus, van de zalige apostelen Petrus en Paulus en van onszelf verklaren, verkondigen en definiëren Wij dat volgende leer een openbaring van God is : dat de Allerheiligste Maagd Maria op het eerste ogenblik van haar Ontvangenis, door een bijzondere genade en een bijzonder voorrecht van de Almachtige God, dank zij de verdiensten van Jezus Christus, Verlosser van de mensheid, gevrijwaard werd van elke smet van de erfzonde. Bijgevolg moet deze leer met overtuiging en volharding geloofd worden door alle gelovigen. »

DE VERHOOPTE VRUCHTEN

De pauselijke bul is een ontroerend getuigenis van de grote liefde van Pius IX voor de Onbevlekte Maagd :

« Wij koesteren de zekere hoop en het vaste vertrouwen dat van haar kant de gelukzalige Maagd, Zij die geheel schoon en onbevlekt is, die de giftige kop van de wrede slang verpletterd heeft en de wereld het heil heeft gebracht ; Zij die het voorwerp is van de lof van profeten en apostelen, de eer uitmaakt van de martelaren en de vreugde en de kroon van alle heiligen ; Zij die voor eenieder die in gevaar is de veiligste toevlucht en de trouwste helpster is ; Zij die de machtigste middelares en verzoenster van de wereld bij haar eniggeboren Zoon is, het hoogste sieraad, de erekroon en het krachtigste bolwerk van de heilige Kerk ; Zij die alle ketterijen altijd heeft vernietigd en de gelovige volkeren en naties van de zwaarste rampen heeft gered, en die onszelf van zovele gevaren heeft bevrijd ; dat Zij er zal voor willen zorgen, door haar machtige voorspraak, dat onze Heilige Moeder de katholieke Kerk, na de verwijdering van alle belemmeringen en de vernietiging van alle dwalingen, van dag tot dag zal toenemen in kracht en bloei op alle plaatsen en bij alle volkeren.

« Mochten alle kinderen van de katholieke Kerk, onze zo dierbare zonen, onze woorden aanhoren ; mochten zij dagelijks méér vervuld worden van een vurige vroomheid, verering en liefde om zo de Allerheiligste Maagd en Moeder Gods Maria, die zonder erfsmet ontvangen werd, onafgebroken te vereren, te aanroepen en te smeken, en in alle gevaren, bange ogenblikken en noden, in twijfel en in angst, hun toevlucht te nemen tot deze zoete Moeder van barmhartigheid en genade, met het volste vertrouwen... »

Tijdens de afkondiging van het dogma regende het overvloedig. Maar « precies op het ogenblik dat de Paus de woorden van de definitie van het dogma uitsprak, brak het wolkendek open en zette een zonnestraal alles in het licht. »

Zijn emotie was duidelijk zichtbaar : « De Paus, die erg ontroerd was door de grootse daad die hij aan het voltrekken was, liet zijn tranen van tijd tot tijd de vrije loop ; op een bepaald ogenblik verzwakte zijn stem en moest hij zijn toespraak onderbreken. »

Later, in 1857, dierf een zuster van de Goede Herder uit Angers hem vragen : « “ Zou het te indiscreet zijn, Heilige Vader, u te vragen wat u in uw binnenste voelde toen uw stem ‘Maria zonder erfzonde ontvangen’afkondigde ? ”

« De blik van Pius IX, die altijd zacht en doordringend was, werd nog minzamer. “ U denkt misschien, mijn dochter, dat de Paus in extase verkeerde en dat Maria hem op dat ogenblik verschenen is ? Welnu, ik heb toen geen extase en geen visioen gehad ; maar wat ik ervaren heb, wat ik geleerd heb bij de afkondiging van dit dogma zou niet in mensentaal kunnen uitgedrukt worden.

“ Toen ik het dogmatisch decreet begon voor te lezen voelde ik dat mijn stem niet bij machte was om mij verstaanbaar te maken vóór zo’n immense menigte (50.000 mensen) die zich in de basiliek van het Vaticaan had verzameld. Maar toen ik gekomen was aan de formulering van de definitie, gaf God aan de stem van zijn Plaatsvervanger een dermate grote en bovennatuurlijke kracht dat heel de basiliek ervan weergalmde. En ik was zo sterk onder de indruk van deze goddelijke bijstand dat ik gedwongen was om mijn toespraak een ogenblik te onderbreken en mijn tranen de vrije loop te laten.

“ Dat was niet alles. Terwijl God het dogma afkondigde door de mond van zijn Plaatsvervanger, schonk Hij mijn verstand zo’n heldere en brede kennis van de onvergelijkbare zuiverheid van de Allerheiligste Maagd dat ik, verzonken in de diepte van deze kennis die door geen enkele taal zou kunnen beschreven worden, overspoeld werd door niet te beschrijven geneugten – geneugten die niet van deze wereld zijn en die men slechts zou kunnen ervaren in de Hemel  ” » (Fernessole, vol. 1, p. 266-267).

De Onbevlekte Maagd zal haar bevoorrechte zoon in diverse omstandigheden een bijna miraculeuze bescherming verlenen.

Enkele maanden na de afkondiging van het dogma, op 12 april 1855, ontvangt Pius IX in het klooster van de kanunniken van het Lateraan het eerbetoon van honderd en tien seminaristen van het “ Collegium Urbanum ”. Hij staat op het punt om hen de pauselijke zegen te geven wanneer plots de plankenvloer van de zaal waar ze zich bevinden instort.

« Onbevlekte Maagd », roept hij uit, « kom hen te hulp ! » Maar de hoofdsteunbalk is gebroken en sleurt in zijn val reeds de andere balken en de muren mee. Allen worden bedolven onder de instorting. Maar zie, de Paus, en samen met hem drie kardinalen, komen ongedeerd tevoorschijn. Omdat men zich eraan verwacht onder het puin talrijke doden en zwaargewonden te vinden, zegt de Paus met grote zelfzekerheid :

« Ik heb vertrouwen in de Onbevlekte : niemand zal het leven verliezen. » En zo gebeurt ook : er is geen enkele dode te betreuren !

HET VERRAAD VAN DE LIBERALEN

Pius XDe strijd van Pius IX ter verdediging van de Kerk tegen de aanvallen van vrijzinnige overheden en vrijmetselaars is des te lastiger doordat hij verraden wordt door de liberale katholieken. Niettemin gooit hij het nooit op een akkoord met hen.

Zijn wereldlijke macht wordt bekampt met een hardnekkigheid zonder voorgaande. Zo schrijft E.H. Meignan, toekomstig aartsbisschop van Tours en kardinaal, in maart 1859 aan Montalembert het volgende :

« Ik geloof dat de huidige omstandigheden grote nadelen inhouden voor de godsdienst. Men zegt dat ze de geestelijke onafhankelijkheid van de Paus verzekeren. Ik wil dit niet volledig ontkennen. Niettemin vind ik dat de Paus nog té afhankelijk is en ik kan me voorstellen dat God hem misschien een grotere onafhankelijkheid zal geven dan die waarbij hij steeds geflankeerd wordt door buitenlandse bajonetten, en altijd verplicht is zich te verdedigen tegen een bevolking die zijn gezag tegen haar zin ondergaat. Toen ik in 1846 in Rome was, zegende en fusilleerde Gregorius XVI beurtelings zijn onderdanen. Pius IX zet hen gevangen. Dat blijkt noodzakelijk te zijn om de Paus in Rome te kunnen handhaven. Harde maatregelen... Ik spreek de wens uit dat de Voorzienigheid een einde maakt aan een schandaal dat, als het nog langt duurt, het katholicisme in Europa en daarbuiten zal vernietigen. »

We mogen ons echter geen zand in de ogen laten strooien door deze leugenachtige propaganda van carbonari en liberalen. Gramont, ambassadeur van Frankrijk te Rome, sprak beslist de waarheid toen hij op 13 september 1860 aan minister Thouvenel schreef : « Men kan niet genoeg de nadruk leggen op het feit dat er helemaal geen opstand geweest is op het grondgebied van de Paus ; alles wat de kranten uit Toscane en Piëmont in dit verband schrijven is absoluut fout. De inval van de Piëmontezen is onvergeeflijk. Er is geen opstand geweest, maar plotse agressie en interventie » (Fernessole, vol. 2, p. 95).

In de 150 Punten van de Falanx schrijft abbé de Nantes in de lijn van het onderricht van Pius IX het volgende : « Het pausdom moet zijn zoals Jezus Christus het gewild heeft en zoals de Heilige Geest het tot stand gebracht heeft. Het moet zich voorzien van specifieke organen voor een universeel bestuur, zoals de Curie, en van alles wat noodzakelijk is voor een volmaakte soevereiniteit en onafhankelijkheid op wereldlijk vlak : een stad, een eigen nationaliteit, stabiele en vrije inkomsten, een verdediging. Dit komt neer op de noodzaak van de wereldlijke macht van de Pausen, een macht die de vijanden van de Kerk onophoudelijk hebben doen verafschuwen, die ze hebben proberen te vernietigen en die ze tenslotte nagenoeg geliquideerd hebben » (Punt 37, De Kerk is Romeins).

De ultramontanen ondersteunen vastberaden de Paus in zijn heldhaftige strijd tegen de moderne dwalingen en meer bepaald tegen het liberalisme. In een Memorie gericht aan Pius IX in 1863 klaagt kardinaal Pitra de liberalen aan als een « partij » en onderstreept hij het sectaire karakter ervan :

« Deze partij verstaat de kunst van de uitvluchten, van halfslachtige intrekkingen, van stemmingmakerij, van valse berichten en rechtzettingen in de krant, van officiële en officieuze tussenkomsten, en van diplomatieke manœuvres. »

Dom Pitra beklemtoont de noodzaak van een klare en krachtige veroordeling : « Uiterst respectabele motieven hebben geleid tot aarzeling en een afwachtende houding, vergelijkbaar met de aanpak van de jansenistische strekking. Er moet gevreesd worden dat de Kerk voor lange tijd opgescheept zit met een nieuwe kanker in haar flank als een energieke maatregel het gevaar niet bezweert. »

Het Congres van Mechelen is één van de gebeurtenissen die Paus Pius IX doet besluiten om de publicatie van de Syllabus te versnellen.

« In 1863 kondigt Montalembert tijdens het congres van Mechelen het charter van de moderne tijden af : “ de vrije Kerk in de vrije Staat ”. De Kerk moet zich vandaag aanpassen aan de vrijheid op economisch, sociaal, filosofisch en godsdienstig gebied, en in de nabije toekomst aan het collectivistisch socialisme. De liberalen hebben vertrouwen in de Mens en in de Staat. Als zij de Kerk verdedigen in hun Parlement dan is dat per slot van rekening om haar ertoe te brengen zich te onderwerpen aan de ideologie van de Vrijheid, die het fundament is van de moderne samenlevingen. Terwijl ze lijken te strijden voor de rechten van God in de democratie, strijden ze nog meer om de Kerk van God te dwingen de rechten van de Mens te erkennen.

« Zo ziet “ de verzoening van de Kerk met de Revolutie ” die zij aanprijzen eruit. De moderne Staat, neutraal in zijn principes, respecteert alle godsdiensten op voet van gelijkheid. Hij is soeverein op alle domeinen van het openbare leven en zal orde, rechtvaardigheid en vrede doen heersen. Zonder God. Zo wordt heel het sociale leven ontrukt aan Christus en aan de Kerk, en in plaats daarvan onderworpen aan de religie van de Mens. En daarmee is de eerste stap gezet naar de geloofsafval of apostasie » (Lettre à mes amis nr. 236, 25 oktober 1966, p. 3).

broeder François van Maria-ter-Engelen
Hij is verrezen ! nr. 1, januari-februari 2003