Inculturatie of niet?
De H. Franciscus Xaverius in Japan

De aankomst van de grote apostel in de Japanse havenstad Kagoshima in de zomer van 1549. Naast hem staat Anjirō. Muurschildering in de katholieke kathedraal van Kagoshima.

In ons vorig nummer onderzochten we de missiemethode van de H. Franciscus Xave­rius (1506-1552) in Portugees-India. We stelden vast dat de grote apostel een tegenstander was van elke vorm van aanpassing aan de inlandse gebruiken, dat hij pleitte voor een nauwe samenwerking met de kolonisatoren en dat hij geen compromissen wou sluiten met de autochtone elite van de brahmanen. De vraag is nu of hij zijn handelwijze ­aanpaste toen hij op weg ging om Japan te kerstenen, dat niet in handen was van Europeanen.

TERUGKEER UIT INDONESIË

Van 1545 tot 1548 is Sint-Franciscus Xaverius actief in Indonesië, dat ook binnen de Portugese invloedssfeer ligt. Hij boekt merkwaardige successen op de Molukken. Wanneer hij op zijn terugreis in Malakka is, spoort hij de gouverneur aan om in te gaan op de uitdaging van een zeeslag tegen drie moslimvorsten die de stad willen vernietigen. Tijdens de strijd draagt hij de Mis op voor een goede afloop. En net zoals de H. Pius V twintig jaar later onderbreekt hij zijn preek om de overwinning aan te kondigen !

In 1548 komt onze heilige vanuit Malakka opnieuw aan in Goa. Daar verneemt hij de moord door vergiftiging op Miguel Vaz, de Portugese vicaris-generaal die zijn medestander was. Franciscus Xaverius beseft dat zijn missiearbeid in Portugees-India gecompromitteerd is door de dood van de man die als opdracht had de koninklijke functionarissen opnieuw in de pas te doen lopen. In een brief aan koning João III maakt hij zijn verlangen bekend om naar Japan te gaan.

Deze beslissing wordt algemeen geïnterpreteerd als een verwerping van het Portugese patronaatschap [het gezag van Portugal als koloniserende mogendheid] door Franciscus Xaverius en een verandering van methode. Die onjuistheid is te wijten aan pater Henri Bernard-Maître, specialist van de Chinese missies. In het artikel China van de Dictionnaire d’Histoire et de Géographie ecclésiastiques beweert hij dat de grote apostel zijn methode van evangelisatie in Japan aangepast heeft : na eerst heel ruim en collectief het doopsel toegediend te hebben in India, gebruikmakend van de invloed van de Portugezen in dat gebied, zou hij respectvoller geworden zijn voor de plaatselijke cultuur toen hij op 15 augustus 1549 voet aan wal zette in de Japanse stad Kagoshima. Omdat er geen Portugese kolonisatoren waren zou hij zijn kledij van arme afgelegd hebben en in plaats daarvan het kostuum van een belangrijk personage aangetrokken hebben. Op die manier zou Franciscus de methode van de aanpassing ingeluid hebben, die later verder op punt gesteld werd door zijn “ opvolgers ” in het Chinese rijk : Alessandro Valignano, Matteo Ricci, Ferdinand Verbiest en de andere boegbeelden van de inculturatie.

Deze interpretatie is fout en vormt een typisch voorbeeld van de vervorming van de feiten door modernistische historici.

HET KOLONIAAL BESTUUR SCHIET TEKORT

De ware redenen voor zijn afreis staan duidelijk in zijn brief aan de koning van 20 januari 1548 : « De voornaamste drijfveer waardoor ik geneigd ben naar ginder [naar Japan] te gaan is dat ik heel erg betwijfel of ik in India ooit de echte en efficiënte bescherming vanwege de autoriteiten zal vinden, die noodzakelijk is voor de voortgang van onze heilige godsdienst en het bewaren van de bestaande christelijke gemeenschappen. »

Deze brief is van kapitaal belang. Na beschreven te hebben hoe de jaloezie en de ambitie van de Portugese gouverneurs en agenten schade berokkent aan de kerstening, geeft Franciscus Xaverius richtlijnen om terug orde op zaken te stellen in de Portugese bezittingen, met het oog op de redding van de zielen. « Er bestaat geen enkel ander obstakel voor de erkenning van de goddelijkheid van Jezus Christus door alle bewoners van India dan de nalatigheid van de onderkoning en de gouverneurs om er zich mee bezig te houden. » En hij vraagt voorbeeldige straffen : « Van elke gouverneur die de vooruitgang van de godsdienst verhinderd heeft, moeten de bezittingen bij zijn terugkeer in Portugal aangeslagen worden. Zijn rijkdommen en patrimonium zullen besteed worden aan werken van liefdadigheid. Hijzelf zal in de boeien geslagen worden en gedurende lange jaren in strenge omstandigheden opgesloten worden. »

Krasse taal, maar het is heel de naastenliefde van de apostel van India die zich uitdrukt in zijn wil om het politiek gezag te betrekken bij de belangen van de ene ware godsdienst. Tijdens zijn verblijf in Indonesië had hij al gevraagd om de oprichting van een tribunaal van de Inquisitie, dat in Goa effectief ingesteld zou worden in 1560, na zijn dood, om op te treden tegen de morele misbruiken van vooral de koloniale administratoren.

Maar wat kon hij doen in Japan met volstrekt heidense gezagsdragers ? Zou Franciscus Xaverius een betere steun vinden in een land waar de Portugezen enkel als handelaars aanwezig waren ?

VAN DE ILLUSIE VAN EEN GEORGANISEERDE BESCHAVING...

Hij hoopte in Japan minder obstakels te vinden als in India, om te beginnen door de afwezigheid van valse christenen uit het jodendom en de islam, die geneigd waren hun oud geloof in het geheim te beleven en daarbij profiteerden van de afgelegen ligging van de kolonie. Maar een tweede reden was wat hij vernomen had van een Japanner, een zekere Anjirō ; hij had die ontmoet in Malakka en de man had de loftrompet gestoken over het “ redelijk ” karakter van zijn volk. Anjirō had onze heilige doen geloven dat het apostolaat in Japan gemakkelijker zou zijn en dat zijn landgenoten op een half jaar tijd allemaal christen zouden worden !

Sint-Franciscus Xaverius is bijzonder opgetogen. Op 14 april 1549 vertrekt hij uit Goa naar Malakka waar de gouverneur, een zoon van Vasco da Gama, hem een hoop geschenken voor de koning van Japan meegeeft. Op 24 juni gaat hij aan boord van het schip van een Chinese piraat die, na het raadplegen van een afgodsbeeld vooraan op zijn boot, besluit om koers te zetten naar... China, waar elke Europeaan de doodstraf krijgt ! Het is de enige keer in zijn leven dat Franciscus Xaverius schrik heeft, niet van de dood, maar omdat hij zich in de klauwen van de duivel voelt. Hij begint te bidden en een verschrikkelijke storm breekt los ; de Chinees verliest de controle over zijn schip dat op drift geraakt.

Ze bereiken het zuidelijke Japanse eiland Kyushu op het feest van de Tenhemelopneming 1549 en gaan aan wal in de stad Kagoshima, vlakbij het dorp van Anjirō. Dan blijkt dat de Japanner zijn land ontvlucht is omdat hij iemand vermoord heeft... Niettemin valt de moordenaar een hartelijk onthaal in zijn dorp te beurt, tot verbazing van Franciscus Xaverius : de daimyo (landheer) vergeeft Anjirō’s misdaad zonder dat het zelfs tot een proces komt. Onze heilige kon nog niet begrijpen met wat een gemak en kalmte de Japanners iemand doodden. Elke landheer en elke familievader had het recht op leven en dood van zijn ondergeschikten, zelfs voor het kleinste vergrijp. En een terdoodveroordeelde mocht door gelijk wie omgebracht worden. Onder zo’n terreur was het niet vreemd dat de mensen zeer “ redelijk ” leken en vrij van wraakzucht.

Onze heilige heeft zich dus kunnen inbeelden dat hij te maken had met een georganiseerde beschaving, minder primitief dan die van India of Indonesië ; vandaar dat we in zijn brieven vaak de vermelding van het redelijk karakter van de Japanners vinden. We moeten hier nog aan toevoegen dat velen in die tijd het bestaan van een ziel in de heidenen ontkenden, terwijl de missionarissen beklemtoonden dat de inboorlingen wel degelijk een ziel hadden en met rede begiftigd waren, dat wil zeggen in staat om de prediking te begrijpen. Daarom herhaalde Franciscus Xaverius dat de Japanners superieur waren aan de andere volkeren van het Verre Oosten en dat men missionarissen moest sturen. Daaruit besluiten dat hij de barbaarse zeden van Japan bewonderde, is meer dan een brug te ver !

... TOT DE MYTHE VAN DE AANPASSING

De katholieke historici van tussen de twee Wereldoorlogen, die vooral gedreven werden door de anti-kolonialistische passies die toen de kop begonnen op te steken, wilden absoluut een Sint-Franciscus Xaverius presenteren die zijn buik vol had van de Portugese kolonisatie en eindelijk een volk gevonden had dat reeds een beschaving had, die men niet moest veranderen maar waaraan men zich moest aanpassen.

Die visie wordt doorprikt door een hedendaagse historica als Nathalie Kouamé : « De geschiedschrijving van de eerste missie naar Japan is het er in het algemeen over eens dat de ontmoeting in Malakka in 1547 tussen Xaverius en een Japanner uit Kagoshima beslissend was voor de uitwerking van zijn project. [...] De mythe kan ongeveer als volgt samengevat worden : getroffen door de intelligentie, de nieuwsgierigheid en de vroomheid van de Japanner Anjirō was Xaverius, die tot dan toe slechts de Apostel van India was geweest, vastbesloten om te vertrekken naar de “ pas ontdekte grote eilanden die eilanden van Japan genoemd worden ”. Deze legende van een haast miraculeuze ontmoeting [men moet niet overdrijven : het was hoe dan ook een providentiële ontmoeting !] gaat meestal gepaard met de opvatting dat het verblijf van Xaverius op de archipel hem helemaal veranderd heeft : door de ontdekking van een uitzonderlijk en bijzonder aantrekkelijk volk zou de apostel zijn evangelische methodes omgevormd en verfijnd hebben » (Nathalie Kouamé, Le christianisme à l’épreuve du Japon médiéval, 2016, p. 20).

Franciscus Xaverius begreep de mentaliteit van de Japanners helemaal niet. Hij sprak zelfs hun taal niet. Dat hij de gave van de talen zou gehad hebben, is een vrome legende die niet overeind blijft als men zijn brieven leest : hij zegt zelf dat hij in India en Japan zeer verveeld zat met het feit dat hij geen Tamil of Japans sprak. Wat deed hij dan om te prediken ? Het was Anjirō, die Portugees geleerd had in Goa, die de catechismus vertaalde in het Japans. Met de toelating van de daimyo van Kagoshima begon Franciscus Xaverius op straat te prediken, waarbij hij de vertaling van zijn metgezel voorlas met een verschrikkelijk Spaans accent ; zijn toehoorders lagen krom van het lachen. Na één jaar had hij slechts een honderdtal bekeringen kunnen bewerken, een groot contrast met zijn successen in India !

De martelaren van de Kerk in Japan.
Bovenaan Sint-Franciscus Xaverius en vlak onder hem de H. Paul Miki, een Japanner die op zijn 22ste jezuïet werd en in 1597 samen met 24 gezellen de kruisdood stierf in Nagasaki. Op dit schilderij uit 1650 wordt de marteldood van nog andere volgelingen van Christus, missionarissen zowel als inlanders, uitgebeeld. Het bloed van de martelaren is het zaad voor christenen.

Pater Van Straelen (Ouverture à l’autre, laquelle ? L’apostolat missionnaire et le monde non chrétien, Parijs, 1982) toont aan dat de godsdienst die onze heilige predikte in het begin beschouwd werd als een vorm van boeddhisme ; de oorzaak lag bij de termen die Anjirō in zijn vertaling gebruikte (p. 111). De Japanner had de woorden “ God ” en “ Jezus Christus ” omgezet in begrippen uit zijn oude godsdienst, het Amidisme. Zo had hij “ de Verlosser ” vertaald als Hokote, wat letterlijk “ de Boeddha ” betekent ! « De eerste predicaties van de H. Franciscus Xaverius in Japan leden veel onder die handicap. De missionaris dacht in zijn goedgelovigheid dat uit het Japans woorden en uitdrukkingen konden gehaald worden die onmiddellijk begrippen konden weergeven zoals “ God ”, “ Drie-eenheid ”, “ duivel ”, “ redelijke ziel ”, “ Verlosser ”, “ Weg naar het heil ”, “ Hemel ” en “ hel ” » (Jacques Proust, L’Europe au prisme du Japon, Albin Michel, 1997).

Onze missionaris gaf zich al snel rekenschap van die onvolkomenheid en corrigeerde de vertaling door in de Japanse taal Portugese of Latijnse termen in te voeren die hij fonetisch weergaf met Japanse schrifttekens. Maar het lettergreepalfabet van die taal leent zich slecht tot de omzetting van woorden. Het woord “ Deus ” moest weergegeven worden als “ Deusu ”, “ Spiritus ” als “ Supiritsu ”, “ Jezus ” als “ Sesusu ” enz. Kan men zich voorstellen hoeveel moeilijkheden de missionarissen hebben moeten oplossen ?

Ondanks al zijn initiatieven zagen de Japanners in het christendom slechts een zoveelste sekte, wat hen niet aanzette tot bekering. Nogmaals een bewijs dat elke aanpassing aan het boeddhisme schadelijk is voor de evangelisatie ! Maar toch waren de bonzen [de priesters van het shintoïsme, de oorspronkelijke religie van Japan ; bo-nzi in het Japans] zeer gebeten op Franciscus Xaverius. Zij kregen van de daimyo gedaan dat het de apostel verboden werd nog langer te prediken, omdat hij het geloof in de nationale goden vernietigde...

DE NOODZAAK VAN DE PORTUGESE KOLONISATIE

De apostel van het Verre Oosten kon onmogelijk houvast vinden op de toelating om te prediken die hem gegeven werd door Japanse landheren : hun gezag was veel te onstabiel wegens de anarchie die in Japan heerste en bovendien stond hun toestemming uitsluitend in dienst van hun eigen belangen. Deze toestand van onzekerheid hypothekeerde elke evangelisatie, zoals de toekomst zou aantonen. Daarom rekende hij voor alles op de steun van Portugal, door een middel te gebruiken dat alle progressisten zou doen steigeren.

Na zijn mislukking in Kagoshima schreef Franciscus Xaverius naar de gouverneur van Malakka om hem uit te leggen hoe hij handelsposten in Japan kon inrichten ; hij duidde zelfs de plaatsen aan die het meest gunstig waren en wees de handelaars op de winsten die zij zouden kunnen boeken : « Deze werkwijze zal van grote waarde zijn om de prediking van het Evangelie in dat rijk te vergemakkelijken. Onze prediking [...] zal een nuttige steun vinden in die externe bijstand. Ik verwacht er, zonder te overdrijven, heerlijke vruchten van : de snelle opbloei van de Kerk van Jezus Christus in Japan en de gemakkelijke oogst van talrijke nieuwe leerlingen » (5 november 1549).

Zijn steun aan de economische belangen van Portugal werd niet ingegeven door eigenbelang of het profijt voor de jezuïeten, maar enkel ter bevordering van het Portugese patronaatschap : « Het zal inderdaad niet veel moeite kosten om in de haven van Sakai, de voornaamste marktplaats van heel Japan, een huis te verkrijgen voor de agenten van de Portugese koning, met magazijnen voor koopwaar uit Europa. En die koopwaar kan verruild worden voor goud en zilver van perfecte zuiverheid, in overvloed geproduceerd door de mijnen van het rijk... » (ibid.).

Sint-Franciscus Xaverius hechtte groot belang aan die handel, want de Portugese aanwezigheid te midden van de feodale chaos was bron van beschaving en vrede. De Portugese handelsposten waren gunstig voor de uitbreiding van de godsdienst, alleen al door de mogelijkheid voor de missionarissen om overgebracht te worden op Portugese koopvaardijschepen.

Abbé de Nantes was het met de zienswijze van de H. Franciscus Xaverius helemaal eens : « Een blik op de wereldkaart maakt duidelijk dat er op aarde nog [of terug !] uitgestrekte gebieden zijn die er gewoon behoefte aan hebben van ons, in naam van Christus, de tijdelijke hulp van economie en politiek te krijgen ; doorheen dat zichtbaar goed zullen zij vervolgens het onzichtbaar goed van de ware godsdienst verwerven, de enige die aan het materiële samenhang en een blijvend karakter kan geven. Het Evangelie dringt tot deze volkeren door samen met de beschaving. De missionaris is hier vergezeld van de soldaat en de handelaar » (Vaticanum III voorbereiden : de katholieke missies, in Hij is verrezen ! nr. 48, november-december 2010).

DE JAPANSE CULTUUR, EEN OBSTAKEL VOOR DE EVANGELISERING

Verre van de Japanse cultuur te bewonderen, beschouwde Franciscus Xaverius haar als een geweldige hinderpaal voor de kerstening, wegens het grote gevaar om te prediken tot een zo hoogmoedige natie die overheerst werd door de bonzen. Bij de Japanners die hij beschrijft is weinig te merken van “ redelijkheid ”! « Als arme en ellendige vreemdelingen moeten wij rivaliseren met de reputatie en de roem van een trotse natie, die vol bewondering is voor zichzelf en haar geschiedenis ; die helemaal gedomineerd wordt door de bonzen, de meest vooraanstaande personages van het land inzake waardigheden en algemeen respect. [...] Het eerste en noodzakelijkste werk van de missionarissen bestaat er in de drogredeneringen van de bonzen tot stof te herleiden, hun leugens te ontmaskeren en het daglicht te laten schijnen over hun onwaardige geheime praktijken, die enkel tot doel hebben geld af te zetten van het lichtgelovige volk. » Eigenlijk is de houding van de heilige tegenover de bonzen precies dezelfde als die tegenover de brahmanen in India.

Wat de cultus van de voorouders betreft, die algemeen verspreid was in Azië : nergens blijkt dat Franciscus Xaverius zich daaraan aangepast zou hebben. Hij onderstreepte alleen dat de tegenstand van de missionarissen tegen die vorm van afgoderij haat zou opwekken : « Wanneer de vreemde missionarissen met klem verklaren dat niemand van hen die in de vlammen van de hel zijn terechtgekomen daaruit bevrijd kan worden, noch door offers, noch door allerlei ceremonies [...], dan zal de haat tegen die geloofsverkondigers opvlammen als een hevige storm ; zelfs de meest verstandige inwoners zullen verontwaardigd zijn over zo’n strenge mening ten opzichte van de zielen van hun dierbare doden » (brief aan Sint-Ignatius, 29 januari 1552).

De apostel was van mening dat de oversten van de jezuïeten de dwingende plicht hadden om een geestelijke elite op te leiden, bekwaam om te antwoorden op de tegenwerpingen van de bonzen. Cruciaal daarbij was en is het mysterie van het heil van de ongelovigen. In een sermoen van 2 oktober 1982 ging onze vader, abbé de Nantes, op die kwestie in : « De Japanse bonzen met wie hij discussieerde, zeiden hem : “ Hoe kan jij zeggen dat jouw God goed en barmhartig is, vermits Hij zoveel eeuwen gewacht heeft alvorens ons, Japanners, het licht te geven ? Als jouw God goed is en als het de Waarheid is, had Hij ons dan niet al eeuwen geleden moeten verwittigen ? ” Op die vraag kon Sint-Franciscus Xaverius niet antwoorden. »

En abbé de Nantes wou op die vraag zelf geen antwoord geven : « Beweer ik het probleem te kunnen oplossen ? Neen ! Maar in mijn geest kniel ik neer aan de voet van die vroegere missionarissen die de moed van hun geloof hadden en het, toegegeven, zonder nuances predikten. Ik zou hen echter niet durven bekritiseren. Want de verkondiging van hun geloof in zo’n krachtige en ondubbelzinnige bewoordingen was in staat om zielen te bekeren en hen weg te trekken uit religies die, zoals men vandaag zegt, misschien wel enig spoor van waarheid bevatten, maar die daarnaast toch vooral overliepen van smerige zaken en dingen die we duivels moeten durven noemen. »

Dat is het enige antwoord dat mogelijk is. We moeten nederig gehoorzamen aan het gebod van de Heer, want God heeft niet gewild dat wij zouden weten wat het lot is van de zielen die Jezus Christus niet gekend hebben. Hij heeft ons echter het bevel gegeven het geloof te prediken ongeacht de reactie van de heidenen.

DE NEDERIGHEID VAN DE APOSTEL

Na twee jaren van een bovenmenselijk apostolaat moest Sint-Franciscus Xaverius de feiten onder ogen zien : deze missie was de moeilijkste en zwaarste van allemaal. Toen Sint-Ignatius hem wilde benoemen tot overste van de jezuïeten in de missies, schreef onze heilige hem dat hij onbekwaam was om missionarissen in die omstandigheden te leiden en waarschuwde hij hem op wat voor verschrikkelijke beproevingen zij zich moesten voorbereiden. « Nooit zal ik alles kunnen neerschrijven wat ik de mensen van Japan verschuldigd ben ; want het is door het contact met hen dat de Heer onze God me een diepe kennis van mijn eindeloze neigingen tot het kwaad gegeven heeft » (29 januari 1552). Daarom vroeg hij voor de missies naar Japan slechts nederige medebroeders, in staat tot zelfverloochening en zelfvergetelheid.

Toen hij in 1552 terug in Goa was, alvorens naar China te vertrekken, verklaarde hij in een afscheids­toespraak onomwonden dat geen enkele leerling van het plaatselijk Sint-Pauluscollege klaar was voor de missionering van Japan. « Ik kan het niet genoeg herhalen : onze broeders zullen te maken krijgen met strijd en beproeving in een mate die men zich niet kan voorstellen. Op elk moment en altijd op het ongewenste ogenblik zullen ze geconfronteerd worden met vervelende vragenstellers, overdag en vaak ook tijdens de nacht. [...] De aanzienlijke personen zullen hen laten roepen, zonder dat ze kunnen weigeren naar hen toe te gaan. Die voortdurende afleidingen zullen hen beroven van de tijd van de dagelijkse gebeden, meditaties, overwegingen en andere geestelijke oefeningen. Ze zullen de tijd niet hebben om de Mis op te dragen, alvast gedurende de eerste dagen na hun aankomst, wegens de oneindige stroom bezoekers. »

Hij vond trouwens dat een toekomstige missionaris Portugal niet mocht verlaten zonder zijn vorming voltooid te hebben. Abbé de Nantes beval ook diezelfde intellectuele en godsdienstige vorming aan, samen met de noodzaak van een monastiek leven, dat wil zeggen het aanleren van de deugden van een monnik-missionaris voor die streken : « Ten opzichte van de landen die van ons de beschaving reeds ontvangen hebben, maar zonder het christendom, zal de Kerk haar missie-inspanningen moeten aanpassen : een hoge vorm van intellectualisme én een verdieping van het contemplatieve leven. De evangelisatie zal in die landen missionarissen moeten hebben die bekwaam zijn om het debat ten gronde aan te gaan : wetenschappelijke kritiek van de niet-christelijke beschaving, kritiek van de valse godsdiensten en ideologieën die deze beschaving op gelijke voet willen plaatsen met het christendom » (Vaticanum III voorbereiden : de katholieke missies, in Hij is verrezen ! nr. 48, november-december 2010).

MISLUKKING AAN DE POORT VAN CHINA ZONDER PORTUGAL

Sint-Franciscus Xaverius brandde van verlangen om China binnen te trekken, maar zijn dood op het eiland Sancian op 3 december 1552 had een oorzaak die weinig historici onderstrepen en die hij zelf nochtans op voorhand beschreven had.

In 1949 werd in de ruïnes van de door de atoombom verwoeste kathedraal van Nagasaki een plechtige pontificale Mis opgedragen ter herdenking van de 400ste verjaardag van de aankomst van de H. Franciscus Xaverius in Japan.

Malakka werd bestuurd door een andere zoon van Vasco da Gama, don Alvaro de Ataide, een gewetenloos man. De onderkoning van India had tot ambassadeur in China een gewone koopman aangesteld, een zekere Pereira, die een vriend was van onze apostel en hem een schip ter beschikking stelde vol peper voor de Chinese keizer. Maar don Alvaro, die jaloers was omdat hij niet tot ambassadeur was benoemd, liet in Malakka door soldaten beslag leggen op het schip van Pereira. Franciscus Xaverius mocht vertrekken naar China, maar zonder de boot en zonder de bescherming van een Portugese ambassade !

Nu was China in die mate voor vreemdelingen gesloten dat alleen gezanten van de Portugese koning er toegang tot hadden. Franciscus Xaverius die zich zo verheugd had in de providentiële gelegenheid was ontgoocheld ; de hele aangelegenheid was niet vreemd aan zijn overlijden. De episode bewijst dat de apostel tot het einde toe de steun van de Portugezen wou vragen : zonder hun tussenkomst was elke kerstening in dat gebied tot mislukken gedoemd.

DE WARE OPVOLGERS VAN SINT-FRANCISCUS XAVERIUS

Nadat onze heilige op 20 november 1551 uit Japan vertrokken was en terwijl er nog altijd geen sprake was van Portugese steun, gingen de nieuwe overste van de missie, pater Cosme de Torres, en broeder Juan Fernández (ze waren beiden met Franciscus Xaverius meegegaan naar Kagoshima) verder met de methode van de grote apostel. Hun werk leverde vruchten op in de vorm van bekeringen. Fernández fungeerde als tolk tijdens de disputen van pater De Torres met de bonzen, die hij openlijk kon vernederen en die daarop – zoals Franciscus Xaverius voorzien had – de missionarissen vervolgden.

In augustus 1552 kwam pater Baltazar Gago in Japan aan. Hij merkte meteen dat er nog een vijftigtal termen waren, door Anjirō gesuggereerd om christelijke begrippen weer te geven, die moesten gecorrigeerd worden. De missionaris verving ze door Portugese of Latijnse woorden omgezet in de Japanse taal.

In 1582, na dertig jaar apostolaat, telde de Japanse christenheid bijna honderdduizend zielen ! Ze werd geleid door een vijftigtal jezuïeten, voor de helft Portugezen. Dat grote succes had een heel precieze oorzaak, die onder woorden gebracht werd door pater Melchior Nunez Barreto bij zijn bezoek aan de missie in 1556 : « In waarheid, in Japan ziet men het woord van de Heer in vervulling gaan, maar ten koste van hoeveel lijden : “ Pauperes evangelizantur ” (“ Aan de armen wordt de Blijde Boodschap verkondigd ”). Het zijn vooral armen, arbeiders en zieken die men voor het Evangelie gewonnen heeft. De hoogmoedige bonzen en de rijken, die al hun geluk en hun hoop stellen in het aards genot en in hun wetenschap, zijn door God in hun vrijwillige verblinding gelaten. »

De kerstening gebeurde door prediking en door de beoefening van de christelijke naastenliefde, in Japan totaal onbekend. Pater Luis de Almeida, een bekeerde joodse koopman die heel zijn fortuin ter beschikking van de jezuïeten gesteld had, was erg getroffen door het lot van de kinderen die in grote aantallen door hun ouders in de steek gelaten werden ; hij liet het eerste opvangtehuis in Japan bouwen. Omdat hij ook een zekere medische kennis bezat, stichtte hij bovendien het eerste ziekenhuis op de archipel. Zijn werk stond volledig in de geest van Sint-Ignatius en de H. Franciscus Xaverius, die altijd in de Europese steden waar zij predikten de zieken gingen verzorgen. « Een afdeling van het hospitaal was voorbehouden aan de melaatsen, van wie er in Japan zeer veel zijn » (Louis Delplace, s.j., Histoire du catholicisme au Japon : Saint François Xavier et ses premiers successeurs, 1909, pp. 83-84).

In een andere passage van zijn boek maakt pater Delplace volgende ongelukkige opmerking : « Jammer genoeg zullen die werken van liefdadigheid slechts weinig invloed hebben op het aantrekken van de rijken en de grote heren. Ze zullen wel de nederigen en de ongelukkigen aantrekken, maar daardoor een zeker diskrediet [sic !] over de christenheid werpen : volgens een missionaris [het gaat om pater Francisco Cabral] was er op twintig jaar tijd in Funai slechts één ridder, een samoerai, die christen werd ; na zijn genezing durfde hij niet naar de kerk komen om zich onder het gewone volk te mengen. Onze heilige godsdienst zal in Japan lange tijd beschouwd worden als die van de ellendige en met zweren overdekte sukkelaars. » De spijt uitgedrukt door deze jezuïet is symptomatisch voor de elitaire geest die weldra zou doordringen in de orde en haar fataal zou worden...

BESLUIT

We kunnen concluderen dat er bij de H. Franciscus Xaverius absoluut geen sprake is geweest van de wil tot aanpassing aan de inlandse praktijken of van vijandigheid tegenover de Portugese kolonisatoren. De moderne historici hebben hem op dezelfde manier behandeld als ze met pater Charles de Foucauld hebben gedaan, door zijn missionaire methode en naastenliefde op een modernistische manier te interpreteren. Omdat pater De Foucauld door de antiklerikale Franse Republiek verhinderd werd om de Toeareg te bekeren, heeft men zijn wil om niettemin in hun midden te leven geïnterpreteerd als een overtuiging om zich aan de islam aan te passen. Op dezelfde manier werden de vergissingen van Franciscus Xaverius aangaande de Japanse mentaliteit en zijn moeilijkheden om een hoogmoedige elite te bekeren zonder de hulp van de Portugezen door de geschiedschrijvers vervormd tot een voornemen om hun bekering niet te bruuskeren en een revolutionaire methode van kerstening in te voeren, namelijk via het vleien van de hoogmoed !

broeder Scubilion van de hemelse Koningin
Hij is verrezen ! nr. 108, november-december 2020

DE UITBREIDING VAN HET RIJK GODS

« Gaat en onderwijst alle volkeren en doopt ze in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de H. Geest ; en leert ze onderhouden al wat Ik u heb geboden. Ziet, Ik blijf altijd bij u, tot aan het einde der wereld » (Mt 28, 19-20). Trouw aan dit bevel van Christus, gedreven door de H. Geest en geleid door de Onbevlekte Maagd Maria moet de Kerk het Evangelie preken in heel de wereld, de volkeren dopen en hen leren om de geboden en raadgevingen van de Heer in praktijk te brengen. Daarom heeft zij het soevereine recht en de absolute plicht overal op te treden en de christenheid uit te breiden over de hele aarde, om van alle naties het koninkrijk van God te maken.

Concreet gaat het over drie grote werken die elkaar ondersteunen en één geheel vormen. Liberalen en revolutionairen van alle slag hebben ze op een hatelijke manier tegen elkaar uitgespeeld, beschimpt en tenslotte cynisch verraden.

1. De missionering door de predikers van het Evangelie is altijd de bijzondere opdracht en het charisma geweest van een elitecorps in de Kerk en moet dat ook blijven. De missionarissen, grondig voorbereid op hun gevaarlijke apostolische taak, hebben voortdurend de gedachte aan het martelaarschap in het achterhoofd. Ze worden bewonderd en benijd door alle goede christenen, die hen helpen met hun gebeden en hun gaven.

Wat hen drijft, is de liefde van de Verlosser voor de zielen die nog in de duisternis zuchten, maar meer nog de moederlijke klacht van de Maagd van Fatima die oproept om de zielen van haar kinderen te redden van de hel. Daarom wil de missionaris in de eerste plaats in de wereld de devotie tot haar Onbevlekt Hart verspreiden, waarborg voor een overvloedige oogst.

2. De christelijke kolonisatie is het normale gevolg, in de tijdelijke orde, van de evangelisatie. Zij kadert, onder welke vorm ook, onmiskenbaar in het plan van de Voorzienigheid. De heidenen die toetreden tot het leven van de christenheid hebben in hun grote nood behoefte aan de kolonisatie en zijn vragende partij opdat christenen, van ver gekomen, zich in hun midden zouden vestigen en over hen heersen. De geschiedenis bewijst dat ten overvloede, in tegenstelling tot de hersenschimmen van een valse gelijkschakelende en subversieve “ naastenliefde ” ; die heeft alleen maar geleid tot de vernietiging van de nieuwe christenheden en de missies, die geviseerd werden doorheen de verafschuwde kolonisatie.

De geestelijke ijver werd altijd voorafgegaan, begeleid en gevolgd door liefdevolle zorg, zowel persoonlijke als collectieve. Zo kwamen banden tot stand en vervolgens politieke en economische instellingen, vervuld van een christelijke geest en bijgevolg weldadig en gezegend door God.

3. De kruistocht beschermt en waarborgt de missionering en de kolonisatie. Zij verdedigt de gevestigde christenheid en vormt een bedreiging voor elke tiran die hinderpalen zou opwerpen tegen het Evangelie en missionarissen en hun nieuwe christenen zou vervolgen. Soms wordt de kruistocht afgekondigd om machten te vernietigen die zich schuldig maken aan vervolging of slavenhandel, die de prediking van het Evangelie verbieden, de vreedzame verspreiding van de christelijke zeden dwarsbomen of een bloedige terreur uitoefenen over weerloze volkeren.

Punt 43
van de 150 Punten van de Falanx