In dienst van de Kerk

OP 25 april 2025, tijdens de paasweek, schreven  wij aan een goede vriend : « Paus Franciscus is onder sinistere omstandigheden gestorven. Geen enkele vorm van berouw voor de heiligschennende synodale hervorming van de Kerk die hij achterlaat en geen enkel spoor dat hij de laatste sacramenten heeft ontvangen. Onze harten en gebeden zijn nu gericht op het volgende conclaaf, dat niet synodaal zal zijn... Zal het de uitverkorene van Onze Heer Jezus Christus zijn die uit deze aanduiding door de kardinalen tevoorschijn komt ? Niets is minder zeker... Maar Onze-Lieve-Heer zal hem in ieder geval rechtstreeks, persoonlijk en onfeilbaar zijn rechtsmacht geven om de Kerk te besturen. Hij zal de paus zijn ! »

De jonge Robert Francis Prevost als novice « Op 14-jarige leeftijd besloot ik binnen te gaan op het kleinseminarie van de augustijnen. » Een roeping voor het leven.

Groot was dan ook onze vreugde, in eenheid met alle gelovigen die massaal naar het Sint-Pietersplein waren gesneld en uiteindelijk met de hele Kerk, om de kardinaal-protodiaken te horen verkondigen, zoals de engel in het uitspansel boven Bethlehem aan de herders : « Annuntio vobis gaudium magnum : habemus Papam ! » Zonder Mgr. Robert Francis Prevost, kardinaal van de Roomse Kerk, ook maar bij naam te kennen, waren we gelukkig te weten dat we een paus hadden, Leo XIV, en waren we er helemaal op ingesteld om van hem te houden.

En onze vreugde werd niet teleurgesteld toen hij voor de eerste keer verscheen op de loggia van de Sint-Pieter, halverwege tussen Hemel en aarde, gekleed in zijn pontificale gewaden en ornamenten, tekenen van de majesteit, de volheid en de soevereiniteit van de machten die Onze-Lieve-Heer zich verwaardigd heeft aan zijn Plaatsbekleder te schenken. Hoe ? Eenvoudigweg doordat kardinaal Prevost het ambt aanvaardde dat hem aangeboden werd door zijn broeders in het college van kardinalen aan het einde van een snel conclaaf, waarin overduidelijk gebeden werd tot en geluisterd naar de H. Geest.

Het kostte ons geen enkele moeite om onmiddellijk ons hart voor hem te openen. Hij is de H. Vader en bovendien leek hij ons zo beminnelijk in zijn glimlachende eenvoud, zijn bescheidenheid, in het begin een beetje verlegen... maar toch zonder zwakte. We geloven vast dat hij een vloed van genaden en inzichten heeft ontvangen, ontvangt en zal ontvangen. De H. Geest en Onze-Lieve-Vrouw van Goede Raad belegeren hem !

« Vrede zij u », waren de eerste woorden van Leo XIV. « Het is de eerste groet van de verrezen Christus die zijn leven gegeven heeft. De Goede Herder die zijn leven gaf voor de kudde van God. Ook ik zou willen dat deze groet onze harten binnentreedt en uw gezinnen en alle mensen bereikt, waar ze zich ook bevinden. » Deze vrede waarnaar de wereld zo streeft, komt dus niet van mensen, die in hun binnenste zogezegd allemaal goed zijn, zoals Paulus VI beweerde, maar van Jezus Christus. Zelfs als Opperherder blijft Leo XIV een echte religieus, trouw aan zijn Regel, trouw aan zijn geestelijke vader. Hij zei het zelf : « Ik ben een zoon van Sint-Augustinus, die sprak : “ Met u ben ik een christen en voor u ben ik een bisschop. ” In die zin kunnen we allemaal samen op weg gaan naar het vaderland dat God ons gegeven heeft. » Dus het doel van al ons arbeiden, het doel van dit pontificaat, blijft de Hemel, het hemelse vaderland. Maar we hebben het geloof nodig.

In de preek die hij de volgende dag uitsprak tijdens de mis Pro Ecclesia die hij samen met de kardinaal-kiezers concelebreerde in de Sixtijnse kapel, getuigde Leo XIV van het dogma van het geloof, dat hij samenvatte in de belijdenis van Petrus als antwoord op de vraag van Jezus : « Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God. » Hij legt uit : « God, die mij door uw keuze heeft geroepen om de eerste van de apostelen op te volgen, vertrouwt mij deze schat toe opdat ik er met zijn hulp de trouwe beheerder zou van zijn (1 Ko 4, 2) ten bate van het hele mystieke Lichaam van de Kerk, zodat zij meer en meer de stad boven op de berg wordt (Ap 21, 10), de ark van het heil die de golven van de geschiedenis bevaart, de vuurtoren die de nachten van de wereld verlicht. En dat niet zozeer door de pracht of de grootsheid van haar bouwwerken – zoals de gebouwen waarin wij ons bevinden – maar door de heiligheid van haar leden, van dit “ volk dat God zich verworven heeft om de werken te verkondigen van Hem die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht ” (1 P 2, 9) ».

Maar de paus is bezorgd over de teloorgang van het geloof. « Ook vandaag zijn er vele contexten waarin het christelijke geloof als absurd wordt beschouwd, gereserveerd voor de zwakken en de onverstandigen ; contexten waarin andere zekerheden de voorkeur krijgen, zoals technologie, geld, succes, macht en plezier. Dit zijn omgevingen waarin het niet gemakkelijk is om van het Evangelie te getuigen en het te verkondigen en waarin de gelovigen belachelijk worden gemaakt, vervolgd, veracht of, in het beste geval, getolereerd en meewarig bekeken. En toch is het juist daarom dat de missionering op deze plaatsen dringend noodzakelijk is, omdat het gebrek aan geloof vaak leidt tot tragedies zoals het verlies van de zin van het leven, het vergeten van de barmhartigheid, de schending van de waardigheid van de persoon in zijn meest dramatische vormen, de crisis van het gezin en zovele andere wonden waaraan onze samenleving aanzienlijk lijdt. » En de H. Vader hekelt een « de-facto-atheïsme », zelfs van de kant van vele gedoopte christenen.

Zulke woorden zijn verhelderend, maar alleen als we onze ogen sluiten voor hun duidelijke ontoereikendheid. Want het verlies van het geloof is zeker een tragedie in deze wereld... maar ook in de Andere, waar men dreigt terecht te komen in wat niet bepaald het hemelse vaderland is...

We begrijpen dan ook beter waarom Leo XIV iets essentieels achterwege laat wanneer hij over Christus schrijft : « In Hem openbaarde God zich aan ons met de vertrouwensvolle ogen van een kind, met de alerte geest van een adolescent, met de rijpe trekken van een man (vgl. Vaticanum II, Gaudium et spes, nr. 22), om na zijn Verrijzenis aan de zijnen te verschijnen in zijn verheerlijkt lichaam. Zo toonde Hij ons een model van heilig mens-zijn dat wij allen kunnen navolgen, met de belofte van een eeuwige bestemming die al onze grenzen en mogelijkheden te boven gaat. » Maar de gekruisigde Jezus dan ? Kunnen we Jezus navolgen in zijn heilig mens-zijn met de belofte van een eeuwige bestemming zonder het Kruis ? Toch heeft de H. Vader dit kruis goed voor ogen : « U hebt mij geroepen om dit kruis te dragen en door deze zending gezegend te worden. »

Villanova University in Pennsylvania, het grote katholieke studiecentrum van de augustijnen in de VS, waar Robert Francis Prevost afstudeerde in 1977.

« NIEMAND GEEFT WAT HIJ NIET HEEFT »

Men kan niet anders dan onder de indruk zijn van het goedgevulde leven van Robert Francis Prevost in dienst van de Kerk, dat een ononderbroken opwaartse weg volgde met de uitoefening van steeds belangrijkere functies. Daarbij liet de toekomstige paus een unaniem gevoel van tevredenheid achter bij zijn medestudenten, zijn superieuren en zijn onderdanen. Maar we zijn onweerstaanbaar gegrepen door de angst van onze vader, abbé de Nantes, die de gevolgen vreesde van de breuk met de Traditie teweeggebracht door het Tweede Vaticaans Concilie binnen de Kerk zelf. De jonge Robert Francis, geboren op 14 september 1955 in Chicago, de derde stad van de Verenigde Staten, was er noodzakelijkerwijs het slachtoffer van.

Paulus VI, Joannes-Paulus II en Benedictus XVI ontvingen van de Kerk alle schatten van de Traditie. Maar heel bewust en in feite in alle perfiditeit gaven ze er de voorkeur aan die schatten niet door te geven zoals zij ze gekregen hadden, maar ze te verdoezelen om hun eigen leer op te leggen aan de hele Kerk. « Paulus VI zocht de ingebeelde roem om voorzitter te zijn van de Beweging voor Geestelijke Bezieling van de Universele Democratie (MASDU in het Frans) en trok de hele Kerk achter zich aan door de christelijke religieuze prediking om te zetten in termen van seculier humanisme. Joannes-Paulus II koesterde het intellectuele streven om “ de synthese van de oude godsdienst en het hedendaagse atheïsme ” te realiseren, dat wil zeggen “ hun uiteindelijke vervulling in de levende Mens, die zich bewust is van zijn haast gewijd bestaan en zijn glorieuze vrijheid ”. Wat Benedictus XVI betreft, zijn grote ambitie was om zijn Duitse, modernistische dialectiek op te leggen met de bedoeling de mysteries van het katholieke geloof te rationaliseren, want de oude voorstellingen ervan hadden zogenaamd geen zin meer voor de moderne mens » (Il est ressuscité ! nr. 248, okt. 2023, p. 20).

Naast de ketterse doctrines die werden onderwezen vanaf de Stoel van Petrus, erfde de jonge Prevost de zeer liberale geest die kenmerkend is voor het Amerikaanse katholicisme al van lang vóór de revolutie van Vaticanum II.

Onder invloed van kardinaal James Gibbons (1834-1921), aartsbisschop van Baltimore, had de Kerk in de VS zich sinds geruime tijd geëngageerd tot « een beleid van onvoorwaardelijke steun aan de Amerikaanse instellingen », zoals broeder Pierre van de Transfiguratie uitlegt. « Overtuigd dat het “ Europese model ” verouderd was en dat de toekomst toebehoorde aan het democratische systeem zoals dat in Amerika was uitgevonden, was kardinaal Gibbons van mening dat het lot van de katholieke godsdienst met dit regime verbonden was, dat dan ook loyaal geaccepteerd moest worden. In het bijzonder moest de Kerk de scheiding van staat en religie accepteren als een conditio sine qua non voor het voortbestaan van de democratische instellingen. Ze moest dus het voorbeeld geven van respect voor de vrijheid van godsdienst, een constante dialoog met andere religieuze “ denominaties ” en de strijd tegen de onverdraagzaamheid » (La Renaissance catholique nr. 144, jan. 2007, p. 1).

Dergelijke principes zouden er onweerstaanbaar toe leiden dat de Amerikaanse katholieke gelovigen en hun geestelijkheid zouden opgaan in de schoot van de Amerikaanse samenleving en haar zeden zouden omarmen, meer bepaald het materialisme en de verheerlijking van de individuele vrijheid. Als gevolg daarvan is het katholieke geloof in de VS erg zoutloos geworden. « En als de Kerk een bijzondere belangstelling heeft getoond voor sociale rechtvaardigheid », merkt broeder Pierre op, « dan is dat ook uit zorg om te laten zien dat ze geen vijand is van het menselijke geluk hier beneden. Zo vervaagde zelfs in de katholieke Kerk het belang van het Kruis van Christus, terwijl gezinsdeugden en respect voor anderen het ideaal van de godsdienst werden. Het is trouwens opmerkelijk dat de volkrijke Amerikaanse Kerk zo weinig heiligen heeft voortgebracht [...]. Evenzo is er bijna geen katholieke literatuur of kunst in de VS. »

Besluit : « Door de godsdienstvrijheid te aanvaarden heeft de Kerk in Amerika zichzelf het integrale katholicisme ontzegd en is ze vanaf de jaren 1930 een beweging geworden voor de geestelijke bezieling van de democratie... » (La Renaissance catholique nr. 145, feb. 2007, pp. 3-4).

Omdat hij in een maatschappij heeft geleefd die sterk doordrongen is van dergelijke beginselen, is de H. Vader beroofd van het gedachtengoed van het integrale katholicisme, dat inhoudt dat de Kerk het recht heeft om alle aspecten van het sociale leven te bekijken en te beoordelen en in de eerste plaats de politieke instellingen, die immers beslissend kunnen zijn voor het heil van de zielen en dat van de naties.

In eerste instantie zal Leo XIV dus niet kunnen geven wat hij niet heeft ontvangen van de Kerk, door de schuld van degenen die hem zijn voorgegaan op de Stoel van Petrus. Maar hij geniet een heel bijzondere genade waardoor de H. Geest hem helpt om zijn ambt te vervullen, in het bijzonder om inzicht te verwerven, wat van zijn kant veel werk en dus veel tijd veronderstelt. Maar het is heel goed mogelijk, want hij heeft veel van de Kerk ontvangen door zijn lidmaatschap van de orde van Sint-Augustinus.

Het is een eerste punt van overeenkomst en verwantschap met paus Franciscus, die jezuïet was. Het is opmerkelijk dat de goede God heeft toegestaan dat twee pausen uit twee grote orden elkaar opvolgen aan het hoofd van de Kerk. Zou het deel uitmaken van Gods plan voor het herstel van de Kerk dat religieuze ordes een sleutelrol spelen ? We zijn hiervan overtuigd als we deze verhelderende woorden van onze vader Georges de Nantes herlezen : « Het Derde Vaticaans Concilie zal de constante doctrine van de Kerk over de superioriteit van het door geloften gewijde religieuze leven boven het wereldlijke leven in herinnering brengen. Mensen van de wereld, zelfs christenen, leven niet voor God alleen, denken niet aan God alleen, kunnen niet aan God alleen gehoorzamen. Ze zijn, volgens Sint-Paulus, verdeeld. Dit ontkennen zou getuigen van hoogmoed en leugenachtigheid. Het religieuze leven daarentegen wordt door de Kerk gewaarborgd als de meest gunstige voorwaarde voor de exclusieve dienst en cultus van God en voor de verkondiging van het Evangelie aan de armen » (Vaticanum III voorbereiden, p. 145).

DE ORDE VAN SINT-AUGUSTINUS, VAN EUROPA NAAR AMERIKA

De geschiedenis van de augustijnen begon op 16 december 1243 met de bul Incubit nobis, die paus Innocentius IV uitvaardigde om verschillende kluizenaarsgemeenschappen in Toscane op te roepen zich te verenigen in één religieuze orde gebaseerd op de regel en het leven van Sint-Augustinus. In maart 1244 hielden de kluizenaars een stichtingskapittel in Rome onder leiding van kardinaal Riccardo Annibaldi. De paus gaf hun de opdracht om hun eigen algemene prior te kiezen en een reeks constituties op te stellen. Ze werden bekend als de orde van de kluizenaars van Sint-Augustinus, waarbij zich in 1256 nog andere congregaties aansloten.

De orde nam zo haar plaats in onder de bedelorden, naast de dominicanen en franciscanen, kort daarna gevolgd door de karmelieten. Ze had een grote invloed in Italië en in heel Europa en nam niet alleen deel aan de hervorming van het religieuze leven, maar ook aan de eenheid van de Kerk, met werken op het gebied van onderwijs, prediking aan verwaarloosde bevolkingsgroepen en een grote intellectuele invloed (cf. Les ordres religieux actifs, onder leiding van Gabriel Le Bras, uitg. Flammarion, p. 128).

De augustijnen tellen officieel slechts vier gecanoniseerde heiligen : de H. Johannes van Sahagún, de H. Nicolaas van Tolentino, de H. John Stone van Canterbury en vooral de H. Thomas van Villanova, aartsbisschop van Valencia. Hij was « een vader voor de armen, een onvermoeibare prediker, een asceet die zichzelf schrikwekkende verstervingen oplegde. Hij was ook een compromisloze verdediger van de rechten en vrijheden van de Kerk tegen de pretenties van de koninklijke ambtenaren. Als tijdgenoot van Luther [slechts een vermeende leerling van Augustinus !] had hij een duidelijke visie op de oorzaak van het kwaad dat de Kerk in de 16de eeuw trof. Hij werkte uit alle macht aan de totstandkoming van het Concilie van Trente, dat hij niet kon bijwonen omdat hij ziek was » (ibid.).

De ontwikkeling van de orde bleef niet beperkt tot de Oude Wereld : ze stak over naar de Verenigde Staten, kort na de onafhankelijkheid ervan in 1776, op vraag van Mgr. John Carroll van Baltimore. Deze bisschop werd geconfronteerd met een erg verspreide katholieke bevolking en weinig priesters om ze te bedienen ; hij deed daarom een oproep om priesters naar Amerika te laten komen, waarop de augustijnen in Ierland in 1794 pater John Rosseter naar Philadelphia stuurden. Mgr. Carroll was zo tevreden over deze pionier dat hij de orde om andere geestelijken vroeg om een permanente gemeenschap te stichten. Pater Matthew Carr werd aangesteld voor dit nieuwe missiegebied. Hij arriveerde in 1796 en maakte van Philadelphia het centrum van de augustijnse missieactiviteit.

Naarmate hun aantal toenam, breidden de augustijnen hun aanwezigheid en hun dienstwerk uit naar de aangrenzende staten aan de oostkust, wat het gemeenschapsleven echter erg bemoeilijkte. In 1844 verwoestten antikatholieke menigten niet alleen de Sint-Augustinuskerk in Philadelphia, maar ook het klooster en de theologische bibliotheek, die niet minder dan drieduizend titels bevatte. Uit deze tragedie ontstond het Villanova-college (vandaag Villanova University), dat het grote universitaire centrum van de augustijnerorde zou worden en het startpunt voor nieuwe stichtingen. Het aantal roepingen steeg voortdurend : in 1874 telde de provincie vijfenveertig religieuzen en bediende ze meer dan veertien parochies in vier staten.

In 1905 werden een kerk en een school gewijd aan de H. Rita gesticht in Chicago, gevolgd door vele andere in verschillende staten van de Midwest die in 1941 de tweede augustijnse provincie vormde. De orde bleef een enorme groei doormaken in de VS : zeventien stichtingen in de jaren 1920, vijf in de jaren 1940 en twaalf in de jaren 1950, om nog maar te zwijgen van de missies naar Cuba in 1899 (waar de augustijnen moesten vertrekken in 1961), naar Nagasaki in Japan in 1952 en naar Chulucanas in het noorden van Peru in 1963.

Mgr. Prevost in zijn augustijnerhabijt tijdens een ontmoeting met paus Franciscus.

VAN CHICAGO NAAR CHICLAYO

De vader van de jonge Robert Francis, Louis Marius, een voormalig luitenant in de Amerikaanse marine tijdens de Tweede Wereldoorlog die later schoolhoofd werd, was van Frans-Italiaanse afkomst. Zijn moeder, Mildred Martínez, was van Spaanse origine. Hij heeft twee broers, Louis Martín en John Joseph.

« Het was via de parochie dat ik mijn eerste ervaring met de Kerk had, op lokaal niveau », legde hij zelf uit. « Ik ging ook naar een parochieschool. Dankzij de nabijheid van bepaalde diocesane priesters begon het idee om priester te worden in mij te ontkiemen. Toen ontdekte ik mijn religieuze familie : de augustijnen. Na een periode van bezinning – en nadat ik andere jonge mensen had ontmoet die zich bij deze gemeenschap hadden aangesloten – besloot ik op veertienjarige leeftijd binnen te gaan op het kleinseminarie. »

Hij zou deze religieuze orde nooit meer verlaten en deed zijn hogere studies aan de Villanova-universiteit, waar hij filosofie studeerde en in 1977 een graad in de wiskunde behaalde. Op 1 september van datzelfde jaar, toen hij 22 was, trad hij binnen in het noviciaat van de augustijnen in Saint-Louis (Missouri). Zijn eerste geloften legde hij af in 1978, zijn plechtige drie jaar later. Hij behaalde een licentie in de theologie aan de Catholic Theological Union in Chicago in 1982.

Zijn oversten, die zijn briljante intellectuele kwaliteiten hadden opgemerkt, stuurden hem naar Rome, waar hij op 19 juni 1982 tot priester werd gewijd door Mgr. Jean Jadot. Hij studeerde canoniek recht aan de Pauselijke Universiteit van Sint-Thomas van Aquino (het Angelicum) en kreeg er zijn diploma in 1984. Tussen 1985 en 1986 bracht hij zijn eerste periode door in de augustijnse missie van Chulucanas in het noorden van Peru. Na zijn terugkeer verdedigde hij zijn proefschrift in canoniek recht (“ De rol van de lokale prior in de orde van Sint-Augustinus ”) en werd hij benoemd tot directeur roepingen en missies voor de augustijnse provincie “ Onze Moeder van Goede Raad ” (Illinois).

Tweede verblijf in Peru van 1988 tot 1999 in de missie van Trujillo, verder naar het zuiden aan de kust van de Stille Oceaan, als directeur van het gemeenschappelijke vormingsproject voor augustijnse aspiranten uit de vicariaten Chulucanas, Iquitos en Apurímac. Gedurende elf jaar was hij prior van de gemeenschap (1988-1992), directeur van de vorming (1988-1998) en leraar van de geprofesten (1992-1998) ; tegelijkertijd bekleedde hij binnen het aartsbisdom Trujillo de functies van gerechtelijk vicaris (1989-1998) en professor in canoniek recht, patristiek en moraal aan het grootseminarie San Carlos y San Marcelo. Hij werd ook belast met de pastorale zorg voor de parochie van de H. Rita in de arme buitenwijken van de stad (1988-1999) en was parochiaal administrator van Onze-Lieve-Vrouw van Montserrat (1992-1999).

Terugkeer naar Chicago in 1999, waar hij werd gekozen tot overste van de provincie “ Onze Moeder van Goede Raad ”, voordat hij uiteindelijk de leiding kreeg over de hele orde tijdens het algemeen kapittel in 2001. Zijn ambtstermijn werd verlengd in 2007, na een stemming die slechts enkele minuten duurde.

Gedurende deze periode bezocht pater Prevost als algemeen overste de stichtingen van de orde in een vijftigtal landen, waaronder Argentinië in 2004. Tijdens zijn verblijf ging hij voor in de opening van de augustijnse bibliotheek in Buenos Aires. De ontmoeting werd afgesloten met een dankmis, voorgegaan door kardinaal Jorge Mario Bergoglio en geconcelebreerd door pater Prevost. Konden de twee mannen het goed met elkaar vinden ? Blijkbaar niet, want toen onze augustijn de verheffing van kardinaal Bergoglio tot het pontificaat vernam, concludeerde hij dat hij nooit tot bisschop benoemd zou worden...

Beiden ontmoetten elkaar opnieuw in Rome in 2013 voor het algemeen kapittel van de orde, dat op 28 augustus werd geopend in de basiliek van de H. Augustinus in Rome. Tijdens de Mis die werd opgedragen door paus Franciscus inspireerde Sint-Augustinus de toenmalige Opperherder tot een prachtige preek, die helaas de maat aangeeft van zijn later afglijden. Hij sprak over de H. Monica :

« Hoeveel tranen vergoot deze heilige vrouw voor de bekering van haar zoon ! En hoeveel moeders vergieten vandaag de dag nog tranen voor de terugkeer van hun kinderen tot Christus ! Verlies de hoop op Gods genade niet ! In de Belijdenissen lezen we deze zin die een bisschop uitsprak tegen de H. Monica, die haar vroeg om haar zoon te helpen de weg naar het geloof terug te vinden : “ Het is onmogelijk dat het kind van zulke tranen verloren gaat ” (III 12, 21). Augustinus zelf schreef na zijn bekering aan God : “ Vóór U heeft mijn moeder, uw trouwe dienares, meer tranen om mij gehuild dan andere moeders over een doodskist ” (III 11, 19). Dat is de onrust van de liefde : altijd, zonder uitstel, het welzijn van de ander zoeken, van de geliefde persoon, met een intensiteit die ook tranen voortbrengt. Ik denk aan Jezus die huilt voor het graf van zijn vriend Lazarus, aan Petrus die, nadat hij Jezus verloochend heeft, de blik vol barmhartigheid en liefde van zijn Meester kruist en bitter weent, aan de Vader die op het terras wacht tot zijn zoon terugkomt en hem tegemoet rent als hij nog ver weg is. Ik denk aan de Maagd Maria die met liefde haar Zoon Jezus volgt tot aan het Kruis. »

Pater Prevost legde dat jaar zijn ambt van generaal overste neer en kreeg van paus Franciscus te horen dat hij nu kon gaan « rusten ». Hij trok naar Chicago waar hij zich ontfermde over de vorming van de jonge religieuzen en vicaris van de provinciaal werd.

Maar zijn rust was van korte duur. Op 3 november 2014 benoemde Franciscus hem tot apostolisch administrator van het Peruviaanse bisdom Chiclayo en op 12 december, feest van de H. Maagd van Guadalupe, werd hij tot bisschop gewijd. Als devies koos hij een woord van Sint-Augustinus, dat hij zal dragen tot het eind van zijn leven hier op aarde : « In Illo uno unum », « [hoewel wij christenen talrijk zijn] zijn we één in de ene Christus ». Een jaar later, op 26 november 2015, stelde de H. Vader hem aan op de bisschopszetel van Chiclayo.

DE POST-CONCILIAIRE KERK IN ZUID-AMERIKA

De vrijmetselaarsregimes die in Zuid-Amerika vanaf het begin van de 19de eeuw aan de macht kwamen, maakten zich schuldig aan een zware vervolging van de katholieke bevolking. Dat deze toch standhield, was vooral te danken aan de aanhankelijkheid van de clerus aan de paus en aan de volksdevotie. Niettemin hadden de onophoudelijke conflicten met de overheid tot gevolg dat Zuid-Amerika ook vandaag nog het laagste percentage priesters telt in verhouding tot het aantal katholieken. « De katholieke traditie van de Latijns-Amerikaanse volkeren werd dan ook gedurende lange tijd vooral mondeling doorgegeven, via de moeders en de grootouders en via de uitingen van de volksvroomheid » (Guzmán Carriquiry Lecour, Globalisation et humanisme chrétien : perspectives sur l’Amérique latine, 2007).

Het Concilie, waarin het Latijns-Amerikaanse episcopaat slechts een geringe inbreng had, leidde in dat werelddeel tot een ingrijpende ontwikkeling : « Er kwam een explosieve lading vrij van enthousiasme en kritiek, van experiment en vernieuwing, op alle niveaus, maar ook een lading van ongeduld, onzekerheid en zelfs verwarring, die zou leiden tot een post-conciliaire fase van beproeving en dramatische beroering » (ibid.).

Broeder Pierre van de Transfiguratie, die het boek van Carriquiry Lecour recenseerde, schreef : « Feit blijft dat de Kerk werd overspoeld door twee golven van theologische dwalingen : de bevrijdingstheologie, die zo ver ging dat ze gewelddadige deelname aan revoluties bepleitte, en de secularisatietheologie, geïnspireerd door de protestanten Bultmann en Tillich, die alle “ katholieke ” bemiddeling tussen God en mens wegvaagde. [...] Het episcopaat begon te reageren in 1975 en vooral na de bijeenkomst in Puebla in 1978. De reizen van Joannes-Paulus II vergemakkelijkten dit herstel : ze brachten de institutionele Kerk weer op de voorgrond en gaven een nieuwe impuls aan de vroomheid van het volk, die het echte tegengif was tegen de theologie van de secularisatie. Door de Kerk te betrekken bij de verdediging van de mensenrechten en de vestiging van de democratie, nam Joannes-Paulus II bovendien de revolutionairen de wind uit de zeilen » (La Renaissance catholique nr. 207, april 2013, p. 5).

Paus Leo XIV tijdens de eerste Mis die hij opdroeg als Opperherder van de Kerk in de Sixtijnse kapel, in concelebratie met de kardinalen die hem op 8 mei verkozen hadden.

Peru ontsnapte niet aan deze twee « golven van theologische dwalingen », in het bijzonder die van de bevrijdingstheologie, aangezien het land de bakermat was van deze beweging met pater Gustavo Gutiérrez, een priester van het bisdom Lima. In 1971, toen hij nog studentenpastor was, schreef hij zijn eerste grote werk, Hacia una teologia de liberación, die een groot succes werd en over de hele wereld werd vertaald. « Het creëren van een rechtvaardige en broederlijke samenleving is de redding van de mens, als we met redding de overgang van minder naar meer menselijkheid bedoelen. Het is vandaag de dag onmogelijk om christen te zijn zonder je in te zetten voor bevrijding », schreef hij. « Bevrijdingstheologie vertelt de armen dat hun huidige situatie niet Gods wil is. » Deze waanzinnige theologie leidde tot verschrikkelijke tragedies, waarbij priesters hun ambt opgaven om de wapens op te nemen en zo de armen te hulp te komen en menselijk onrecht goed te maken.

In 1984 sprak de Congregatie voor de Geloofsleer, dat wil zeggen kardinaal Ratzinger, een heel voorzichtige veroordeling uit over deze doctrine vanwege haar politieke visie op het Evangelie en de marxistische consequenties die zij daaruit beweerde te trekken, maar prees tegelijkertijd de deugdzaamheid van het doel dat Gutiérrez en zijn medestanders nastreefden. “ Enerzijds... anderzijds... ” : halfslachtigheid om iedereen te paaien.

Maar terwijl Joannes-Paulus II bereid was om de revolutie van de mensenrechten te prediken op zijn reizen, met name naar Chili en Haïti, kon er volgens hem geen sprake van zijn dat ze zich zou verspreiden binnen de gelederen van de Kerk zelf, binnen haar instellingen, met name in Peru. Om de invloed van de bevrijdingstheologie in de geesten van de clerus tegen te gaan, steunde hij met betrekking tot dat land op de vereniging van apostolisch leven Sodalicio de Vida Cristiana en op het Opus Dei.

Abbé de Nantes is altijd ronduit gekant geweest tegen de beweging die door de Spaanse priester Josemaría Escrivá de Balaguer werd opgericht en door het Vaticaan tot persoonlijke prelatuur werd verheven. De kritiek van onze vader op het Opus Dei betrof ten eerste haar liberalisme op politiek gebied (de leden moesten zelf bepalen wat hun politieke standpunten waren) en ten tweede haar ongehoorde, zelfs marxistische verheerlijking van de arbeid, leidend tot de promotie van leken ten koste van roeping en religieuze wijding. De beweging van Escrivá bleek in perfecte harmonie te zijn met de conciliaire hervorming en de doctrines van Joannes-Paulus II en was vrij orthodox vanuit het oogpunt van de leer. Bovendien was zij zeer ondernemend en zeer effectief in haar werk, des te meer omdat ze aanzienlijke financiële steun genoot.

In 2012 kwamen van de 48 bisdommen in Peru tien bisschoppen uit de gelederen van Opus Dei, onder wie kardinaal Juan Luis Cipriani ­Thorne, aartsbisschop van Lima, die persoonlijk zeer vijandig stond tegenover de geest van de bevrijdingstheologie, die hij bestreed binnen de pauselijke katholieke universiteit van Peru (PCUP). We vermelden ook Mgr. José María Ortega, aan het hoofd van de prelatuur van Juli, en Mgr. Kay Martin Schmalhausen (deze laatste was in feite lid van Sodalicio de Vida Cristiana), aan het hoofd van de prelatuur van Ayaviri in de Peruviaanse Andes, die de opdracht kregen om hun pastorale werk niet te richten op de mensenrechten, maar op het Evangelie.

UIT DE BOODSCHAP AAN DE BISSCHOPPEN VAN FRANKRIJK

« Ik ben blij dat ik mij voor het eerst tot u mag richten, herders van de Kerk van Frankrijk en, via u, tot al uw gelovigen, nu het in deze maand mei 2025 precies 100 jaar geleden is dat drie heiligen gecanoniseerd werden die uw land, door de genade Gods, aan de universele Kerk heeft geschonken : de H. Jean Eudes (1601-1680), de H. Jean-Marie Vianney (1786-1859) en de H. Teresia van het Kindje Jezus en het H. Aanschijn (1873-1897). Door hen tot de eer van de altaren te verheffen, wilde mijn voorganger Pius XI hen aan het Volk van God presenteren als leraren naar wie geluisterd moet worden, modellen die nagevolgd dienen te worden en krachtige ondersteuners tot wie we moeten bidden en die we moeten aanroepen. De omvang van de uitdagingen waarvoor de Kerk in Frankrijk een eeuw later staat en de voortdurende relevantie van deze drie figuren van heiligheid om die uitdagingen aan te gaan, brengen mij ertoe u uit te nodigen aan deze verjaardag bijzondere aandacht te schenken.

« In deze korte boodschap wil ik slechts één spirituele eigenschap benadrukken die Jean Eudes, Jean-Marie Vianney en Thérèse gemeen hebben en die zeer betekenisvol en aantrekkelijk is voor de mannen en vrouwen van vandaag : ze hielden zonder voorbehoud van Jezus op een eenvoudige, sterke en authentieke manier ; ze ervoeren zijn goedheid en tederheid in een bijzondere dagelijkse nabijheid en ze getuigden hiervan in een bewonderenswaardige missionaire gedrevenheid. [...]

« Was de H. Jean Eudes niet de eerste die de liturgische verering van de Harten van Jezus en Maria vierde ? Was de H. Jean-Marie Vianney niet de pastoor die zich in Ars met zoveel passie overgaf aan zijn dienstwerk en zei : “ Het priesterschap is de liefde tot het Hart van Jezus ”? En was de H. Teresia van Lisieux niet de grote lerares in de scientia amoris die onze wereld nodig heeft, zij die de Naam van Jezus “ ademde ” op elk moment van haar leven, met spontaneïteit en frisheid, en die de allerkleinsten een “ heel gemakkelijke ” manier onderwees om er toegang toe te krijgen ?

« De viering van de honderdste verjaardag van de heiligverklaring van deze drie heiligen is in de eerste plaats een uitnodiging om de Heer te danken voor de wonderen die Hij heeft verricht in Frankrijk gedurende lange eeuwen van evangelisatie en christelijk leven. Heiligen verschijnen niet spontaan, maar komen door genade voort uit levende christelijke gemeenschappen die in staat zijn geweest het geloof aan hen over te dragen en in hun hart de liefde voor Jezus en het verlangen om Hem te volgen aan te wakkeren. Dit christelijke erfgoed is nog steeds van u, het dringt nog steeds diep door in uw cultuur en blijft levend in vele harten.

« Daarom spreek ik de hoop uit dat deze vieringen niet alleen nostalgie zullen oproepen naar een verleden dat voorbij lijkt, maar dat ze hoop zullen wekken en een nieuwe missionaire impuls zullen geven. Met de hulp van de heiligen die Hij u heeft gegeven, kan God de wonderen die Hij in het verleden heeft verricht vernieuwen. Zal de H. Teresia niet de patrones worden van de missies in haar eigen geboortestreek ? Zullen de H. Jean-Marie Vianney en de H. Jean Eudes niet in staat zijn om tot het geweten van vele jongeren te spreken over de schoonheid, de grootsheid en de vruchtbaarheid van het priesterschap, om hun enthousiaste verlangen ernaar op te wekken ? Zullen zij die jongeren niet de moed geven om ruimhartig gehoor te geven aan de roepstem van God, in een tijd waarin het gebrek aan roepingen wreed gevoeld wordt in uw bisdommen en de priesters steeds meer onder druk komen te staan ?

« Ik wil van deze gelegenheid gebruik maken om alle priesters van Frankrijk uit de grond van mijn hart te bedanken voor hun moedige en volhardende inzet en om mijn vaderlijke genegenheid voor hen uit te drukken. »

Leo PP. XIV, 28 mei 2025

Maar niet iedereen volgde de lijn van deze prelaten. Padre Marcos (Markus Degen), die bijna vijftig jaar geleden van het Zwitserse Bazel verhuisde naar de hoge Andes : « Het uitgangspunt van onze kerkelijke activiteit is het volk van de Andes, een arm volk, een gelovig volk, bezield door een heel bijzondere cultuur en een uniek syncretisme. We hebben geprobeerd hen met respect te begeleiden en de blijde boodschap van de liefdevolle, goede en barmhartige God aan hen door te geven. De nieuwe bisschoppen van Juli en Ayaviri hebben naar verluidt duidelijk gemaakt dat ze het niet eens zijn met deze spiritualiteit. »

Het lijkt er dus op dat de Peruviaanse clerus intern verdeeld is naargelang haar sympathie of wantrouwen tegenover de geest van de bevrijdingstheologie. De enen willen hun dienstwerk hoofdzakelijk uitoefenen om het geestelijke welzijn van de zielen te verzekeren met het oog op de Hemel ; de anderen zijn er op uit om hun daarnaast – of in de eerste plaats – de goederen van deze aarde te brengen waarvan ze ten onrechte beroofd zijn en waarop ze, door Gods eigen wil, recht zouden hebben, om zo een arme Kerk te bevorderen ten dienste van de armen.

Bij deze eerste oorzaak van verdeeldheid komt de grote politieke instabiliteit van het land, die moet worden gecompenseerd door de Kerk, die een stabiele instelling blijft. De Kerk profiteert ook van een concordaat dat in 1980 werd ondertekend, waardoor zij wettelijke prerogatieven behoudt waarop de zeer agressieve protestantse sekten geen aanspraak kunnen maken.

Op 21 januari 2018, tijdens zijn bezoek aan Peru, predikte paus Franciscus verzoening aan de bisschoppen. Maar in 2019 werd het maar al te duidelijk welke kant zijn pastorale bezorgdheid opging toen hij, op dezelfde dag dat hij het ontslag van kardinaal Cipriani aanvaardde, pater Carlos Castillo Mattasoglio, een docent aan de pauselijke katholieke universiteit van Peru en een voormalige medewerker en leerling van pater Gustavo Gutiérrez, benoemde tot hoofd van het aartsbisdom Lima...

(wordt vervolgd )

broeder Pierre-Julien van de goddelijke Maria
Hij is verrezen ! nr. 136, juli-augustus 2025