Een katholieke geopolitiek van het Oosten
In het eerste deel van deze studie zagen we hoe de Kerk van het Oosten ontrouw werd aan de « goddelijke orthodromie », de rechtlijnige koers die God uitgestippeld heeft en waarvan Hij verwacht dat de mens die volgt om zo zijn ultieme bestemming te bereiken. De Arabische verovering en later de overheersing door de Ottomaanse Turken kunnen gezien worden als straf voor deze ontrouw.
2. VAN DE ARABISCHE VEROVERING
TOT DE EERSTE KRUISTOCHT
EEN UITPUTTINGSSLAG
HET jaar 614 betekent de triomf van de Perzen en hun bondgenoten, enerzijds de Joden en anderzijds een contingent Arabieren onder leiding van de schrijver van de Koran : zij nemen gezamenlijk Jeruzalem in en brengen zo een zware slag toe aan de Byzantijnen. Aan de Joden wordt het bestuur over de heilige stad geschonken, maar hun blijdschap is van korte duur : de pragmatisch ingestelde Perzen begrijpen al snel dat de monofysieten, de christelijke dissidenten die Constantinopel vijandig gezind zijn en verspreid leven over heel het Oosten, een betere steun voor hun overheersing betekenen dan de weinig talrijke Joden.
In 617 worden die laatsten daarom uit Jeruzalem verdreven en komt er een bruusk einde aan hun droom van een Groot-Israël. Ook de Arabieren moeten inpakken, maar uit soera III kunnen we opmaken dat hun aanvoerder en religieuze leider de hoop niet opgeeft. Hij trekt zich terug in de woestijn en trekt lessen uit zijn mislukking. In de vernedering en de beproeving ziet hij zichzelf als de « veelgeliefde » of muhammadun van God. Hij is de lijdende profeet van wie de Passie van Jezus slechts de aankondiging was. In soera’s IV en V lezen we hoe deze “ Mohammed ” zijn volgelingen voorbereidt om terug te keren naar het H. Land, zoals eertijds Mozes deed met het volk van Israël.
In 619 nemen de Perzen Egypte in, wat een catastrofaal verlies voor Byzantium betekent. De controle over de veroverde provincies geven zij aan de monofysieten, terwijl de katholieke hiërarchie overal wordt afgezet. De bevolking geeft weinig blijken van loyauteit aan de Byzantijnen : men is de godsdienstige autocratie van de basileus blijkbaar grondig moe.
Maar keizer Heraclius, die in 610 de Oost-Romeinse troon bestegen heeft, besluit tot een groot tegenoffensief. In een reeks schitterende campagnes tussen 622 en 628 dwingt hij de Perzen op de knieën. Tegelijkertijd knoopt hij opnieuw onderhandelingen aan met de monofysieten om hen aan zijn kant te krijgen. Op aanraden van de patriarch van Constantinopel, Sergius, stelt hij een nieuwe, vage eenheidsformule voor die niet meer focust op de natuur van Christus, maar onderstreept dat er in Hem één enkele wil is : het “ monotheletisme ”.
Het manoeuvre blijkt in het begin te werken, want de monofysieten van Armenië, Syrië en Egypte ondertekenen in 631 de verzoening met de keizer. Maar katholieken zoals de H. Sophronius, patriarch van Jeruzalem, veroordelen het monotheletisme in scherpe bewoordingen als een verkapte knieval voor de ketterij en de radicale monofysieten willen er ook niet van weten. Het resultaat is dat het tot bloedige confrontaties komt in Egypte en tot separatistische spanningen in Afrika en Italië.
Rond 632 ontstaat in het Oosten een machtsvacuüm. De Sassanidendynastie in Perzië overleeft de klap van de Byzantijnse overwinning niet : het rijk gaat ten onder in opeenvolgende paleisrevoluties. De Byzantijnen van hun kant hebben zich met hun recente veldtochten totaal uitgeput en plooien zich terug op zichzelf. Van die situatie zullen de Arabieren gebruik maken.
DE OPMARS VAN DE ARABIEREN
De “ Saracenen ” slagen er in om in een periode van dertig jaar, tussen 632 en 662, een reusachtig gebied onder hun gezag te brengen. Onder de vlag van de islam ? Neen, want die bestaat nog niet ! In werkelijkheid wordt de Arabische veroveringstocht mogelijk gemaakt door de religieuze tegenstellingen binnen het Byzantijnse rijk : de verschillende provincies zijn ten prooi aan opstanden van de ene groep christenen tegen de andere en de Arabieren profiteren daarvan.
In Syrië-Palestina blijken de Byzantijnse troepen niet opgewassen tegen de Arabische bendes, die het terrein kennen en over bondgenoten beschikken. In 634 loopt de slag bij Adjnâdain slecht af voor de Byzantijnen, die zich terugtrekken naar Damascus en Palestina overlaten aan plundering. Het jaar daarop openen Homs, Damascus en Tiberias hun poorten voor de bedoeïenen. De rampzalige nederlaag van keizer Heraclius bij de Jarmoek (augustus 636) bezegelt het lot van Syrië en maakt dat de weg naar Jeruzalem open ligt. In 638 is de H. Sophronius, de patriarch van de heilige stad, verplicht over de overgave van Jeruzalem te onderhandelen met de Saracenen.
Maawia (of Moe’awija), de Arabische leider die op die manier de stad zonder bloedvergieten inneemt, bidt op Golgotha, in de tuin van Gethsemane en op het graf van de Maagd Maria. Hij is de stichter van de dynastie van de Omajjaden en alles wijst er op dat hij een christen is (zie De geboorte van de islam en het ontstaan van de Koran in Hij is verrezen ! nr. 91, januari-februari 2018). Door Damascus als hoofdstad te kiezen stelt hij zich onder de bescherming van een profeet : Sint-Jan de Doper, van wie het hoofd zich in de basiliek van de stad bevindt. Verder slaat Maawia munten met de beeltenis van Sint-Jan, met een duif of een lam. Andere muntstukken uit dezelfde periode dragen aan de ene kant een afbeelding van het Kruis, aan de andere de beeldenaar van Arabische leiders als christelijke vorsten in Byzantijnse kledij.
Wanneer de Arabieren Gaza veroveren, ligt de weg naar Egypte voor hen open. Dat land is volop ten prooi aan revolutie : de medestanders van Benjamin, de voortvluchtige monofysitische patriarch die oppermachtig was tijdens het Perzische bewind, voeren een bloedige strijd tegen patriarch Cyrus, die benoemd is door de keizer en een fel voorstander is van het monotheletisme. De monofysieten zien hun kans schoon om zich te bevrijden van het juk van Constantinopel. Ze gidsen de Arabieren door het land, verraden de posities van de keizerlijke troepen en onderwerpen zich massaal aan de invallers, waarbij ze zelfs deelnemen aan de jacht op Byzantijnse soldaten ! In de herfst van 641 evacueert het Rijk Alexandrië, waar patriarch Benjamin opnieuw geïnstalleerd wordt dankzij een vrijgeleide van de nieuwe meesters.
Bij de dood van Heraclius in datzelfde jaar zijn Syrië-Palestina en Egypte definitief verloren. Armenië en Noord-Afrika vallen ten prooi aan razzia’s, maar ook de eilanden en de kusten van Klein-Azië. Rond 650 vervaardigen de Arabieren voor zichzelf een vloot, dankzij de Syrische en Egyptische arsenalen, en slagen er in de Byzantijnen te verslaan ter hoogte van Lycië, in het zuidwesten van Klein-Azië (655).
Armenië illustreert misschien nog duidelijker waartoe de religieuze verdeeldheid onder de christenen kan leiden. De bedoeïenen verwoesten er het platteland, maar mislukken bij hun pogingen om de versterkte plaatsen in te nemen. Ze lopen zelfs een zware nederlaag op door toedoen van Theodorus Rsjtoeni, commandant van de Byzantijnse troepen. Maar in 650 beveelt keizer Constans II aan de Armeniërs om zich aan te sluiten bij de Kerk van Constantinopel en het concilie van Chalcedon te erkennen. Rsjtoeni en een groot deel van de bevolking weigeren en kiezen ervoor het Armeense monofysitisme onder de bescherming van de Arabieren te plaatsen ! Nog liever de Saracenen dan de Grieken...
Heel de Kerk van Noord-Afrika, aangevuurd door de H. Maximus de Belijder (580-662), veroordeelde het monotheletisme van de Byzantijnse keizer en schonk haar steun aan Rome, vooral nadat Heraclius de katholiek gebleven gouverneur in ongenade had doen vallen. Onder de nieuwe gouverneur komt het tot een regelrechte rebellie tegen Constantinopel. De Arabieren maken van de situatie gebruik om binnen te vallen ; ze verslaan de plaatselijke strijdkrachten bij Sufetala (in het huidige Tunesië), dat ze volledig verwoesten. Maar ze hebben geen vooropgezet plan en trekken zich terug. Pas vijftig jaar later zullen ze definitief Carthago bezetten (696) en kort daarop de oversteek naar Spanje maken.
En de beschaving ? Die gaat in al die op Byzantium veroverde gebieden op een rampzalige manier achteruit. Langzamerhand zal de islam, die pas in de 8ste eeuw vorm krijgt, zich als een lijkwade overal verspreiden...
EEN IN HET NAUW GEDREVEN RIJK
In de tweede helft van de 7de eeuw is het oude Oost-Romeinse rijk territoriaal ingekrompen. Het wordt daardoor wel homogener en vormt zich om tot een Griekse mogendheid, sterk gekleurd door oriëntalisme en duidelijk gescheiden van de Romeinse traditie. Zijn eenheid ligt voortaan in zijn weerstand tegen invallers, van welke kant ook, en in een nauwere alliantie met het patriarchaat van Constantinopel, dat een waarachtige “ keizerlijke Kerk ” geworden is.
Het Rijk vecht voor zijn overleving vooral tegen de Arabieren van de Omajjadendynastie, die zich in Damascus gevestigd heeft en een duidelijk doel nastreeft : de inname van Constantinopel. Daardoor verdedigt het Byzantijnse rijk onrechtstreeks ook heel de westerse christenheid.
In dat Westen komen geleidelijk aan de christelijke naties tot stand. Het Rijk biedt hun een verdedigingswal, maar tegelijkertijd worden Oost en West gescheiden door een diepe kloof ; die is het gevolg van het diepe misprijzen van Constantinopel voor de jonge “ barbaarse ” naties en door de hardnekkige weigering om zich oprecht te onderwerpen aan het universele primaatschap van de Romeinse Opperherder.
In de beginjaren van de 7de eeuw, toen het Perzische gevaar dreigde, hadden de keizers er nog naar gestreefd om goede betrekkingen met het pausdom te onderhouden. Toen de H. Stoel echter het monotheletisme veroordeelde, reageerde Constantinopel fel : het maakte duidelijk dat het zijn plan om over Italië en Rome te heersen nog niet opgegeven had. De heilige paus Martinus I, die er nochtans op gelet had geen breuk met Byzantium te forceren, betaalde een zware prijs voor zijn moedige oppositie tegen de godsdienstpolitiek van keizer Constans : hij werd gevangen genomen en verbannen naar de Krim, waar hij in 655 stierf. Als de Arabieren in datzelfde jaar geen grote zeeslag gewonnen hadden, dan was zijn opvolger Eugenius hetzelfde lot beschoren geweest.
Het Rijk was meer en meer ten prooi aan anarchie. Tussen 614 en 717 volgden tien keizers elkaar op, zonder dat er sprake was van een samenhangende politiek. Terwijl de Lombarden oprukten in Italië, verwoestten de Arabieren de kusten en maakten zich meester van Cilicië (aan de zuidoostkust van Klein-Azië) en Rhodos. In 674 drong hun vloot binnen in de Zee van Marmara en ging voor anker niet ver van de hoofdstad, terwijl een landleger optrok door Anatolië. Van de kant van Byzantium kwam er geen enkele substantiële reactie !
DE PRETENTIES VAN CONSTANTINOPEL
Dat veranderde in 677, toen de Arabieren het beleg sloegen voor Constantinopel. De Byzantijnen herpakten zich en brachten hun een zo zware nederlaag toe dat zij om vrede moesten smeken en een enorm tribuut dienden te betalen. Een providentiële opflakkering ! Want de ingetreden vredestoestand liet keizer Constantijn IV en de heilige paus Agatho toe om gezamenlijk een einde te maken aan het monotheletisme.
Betekende dit de triomf van het Rooms-katholieke geloof op de keizerlijke ketterij ? Niet helemaal : het derde concilie van Constantinopel (681) sprak de banvloek uit over iedereen die de ketterij had gesteund, óók paus Honorius (625-638) die in zijn al te grote voorzichtigheid de H. Sophronius in het ongelijk had gesteld en zich had laten ompraten door de Byzantijnse patriarch. Rome legde zich neer bij deze terechte veroordeling, maar stelde bitter vast dat de keizers Heraclius en Constans – die zich nochtans gecompromitteerd hadden met de ketterij – niet vernoemd werden ! Evenmin werd er met een woord gerept over de schandalige behandeling van paus Martinus, de H. Maximus Confessor en zoveel andere geloofsbelijders... Byzantium zocht wel toenadering tot Rome, maar wou zich niet vernederen !
Een gelijkaardig iets deed zich voor in 692. Keizer Justinianus II riep een concilie samen zonder daar de paus in te erkennen. Zelfgenoegzaam verkondigde hij dat hij het canoniek recht in heel het Rijk gelijkvormig wou maken. Alle gebruiken, ook die van Rome, moesten wijken voor wat in Constantinopel de gewoonte was ! De oppositie van paus Sergius II tegen dit concilie leidde tot het bevel hem te arresteren. Maar de tijden waren veranderd : de keizerlijke troepen in Italië kozen partij voor de paus, die meer deed om de Eeuwige Stad te behoeden tegen de Lombarden dan de basileus in zijn verafgelegen paleis...
In het Arabische rijk was ondertussen Abd al-Malik aan de macht gekomen, die zich ontpopte tot een energieke heerser. Terwijl de Arabieren opnieuw Anatolië onder de voet liepen, zonder tegenstand te ontmoeten, was het Byzantijnse rijk ten prooi aan onafgebroken revoluties en zuiveringen binnen het leger. Pas onder Leo III de Isauriër (717-741) herpakte Byzantium zich. Het was maar net op tijd : Abd al-Malik stond op het punt de hoofdstad te belegeren en haar de genadeslag toe te brengen. De nieuwe keizer bracht de Arabische vloot een vernietigende nederlaag toe en keerde zich vervolgens naar Anatolië, waaruit hij de vijand grotendeels kon verdrijven.
HET ICONOCLASME EN DE NIEUWE PAUSELIJKE POLITIEK
In 726 liet Leo III plots weten dat hij het Byzantijnse christendom wou zuiveren van de « bijgelovige iconencultus ». Hij decreteerde daarop een totaalverbod op de verering van afbeeldingen. Het waren verschillende stromingen die hem daartoe dreven : het monofysitisme, dat weigerde in de persoon van Jezus Christus het menselijke van het goddelijke te scheiden door Hem af te beelden, maar ook de beschuldigingen van afgoderij geuit door Joden en moslims. Het resultaat was een ernstige crisis binnen het Rijk die honderdtwintig jaar duurde, maar die Rome de providentiële gelegenheid gaf zich te onttrekken aan de verdrukking door de basileus.
Het sektarisme van Leo III leidde tot rebellie in Italië, maar paus Gregorius II slaagde er in om de Byzantijnse bezittingen op het schiereiland loyaal te houden. Zijn opvolger Gregorius III zette die politiek verder, maar veroordeelde wel de keizerlijke ketterij in 731. De iconoclast reageerde furieus : hij beroofde de H. Stoel van de kerkelijke inkomsten uit de Byzantijnse gebieden Calabrië en Sicilië, waarna hij ze gewoon toevoegde aan het patriarchaat Constantinopel. Bovendien stak hij geen vinger uit om Rome te verdedigen tegen de Lombarden.
In 750 deed zich in het Arabische rijk een ingrijpende gebeurtenis voor : de Omajjaden werden omvergeworpen door de Abbasiden, die het zwaartepunt verplaatsten van Damascus naar Bagdad. Dat betekende ook dat de vernietiging van het Oosters-christelijke rijk niet de prioriteit van de nieuwe heersers was.
Een jaar later viel het exarchaat Ravenna, een territorium van de Byzantijnen in het noorden van de Italiaanse laars, in handen van de Lombarden. Het pausdom stond er slecht voor : aan de ene kant was er de vijandigheid van de ketterse basileus die Rome aan zijn lot overliet, aan de andere kant bedreigde de Romeinse aristocratie de onafhankelijkheid van de Stoel van Petrus. Tot wie moesten de pausen zich wenden ?
De enige macht die in het midden van de 8ste eeuw in West-Europa werkelijk van tel was, was die van de Franken. Paus Zacharias had met zijn gezag de staatsgreep van Pepijn de Korte tegen de laatste Merovingische vorst, de zwakke Childerik III, gesteund (751). Twee jaar later begaf paus Stefanus II zich naar Gallië om de vruchten van het nieuwe bondgenootschap te plukken. Pepijn zegde zijn hulp toe en versloeg in twee campagnes de Lombarden, waarna hij de H. Stoel een echte staat schonk die onafhankelijk was van de basileus : de Pauselijke Staat. Het was een gewichtige gebeurtenis : Byzantium verloor elke macht over het pausdom, dat een duurzame alliantie aanging met de Karolingen en zich op die manier resoluut naar het Westen keerde.
Deze beslissende keuze werd bezegeld op kerstdag van het jaar 800, toen paus Leo III Karel de Grote tot keizer kroonde. De Byzantijnen waren woest : de basileus zou er pas in 813 in toestemmen Karel met de keizerstitel te begroeten, maar dan nog enkel als « keizer van de Franken ». Het patriarchaat van Constantinopel zag in de daad van Rome een « profaan schisma » dat riskeerde het pausdom onder de voogdij van een misprezen Frankische Kerk te plaatsen. De wegen van Oost en West liepen steeds verder uiteen...
In het Arabische rijk gingen deze gebeurtenissen niet ongemerkt voorbij. Nu het pausdom een territoriaal patrimonium verworven had en de keizerstitel in het Westen terug in het leven geroepen was, keek het kalifaat van de Abbasiden, dat in een strijd met het Byzantijnse rijk verwikkeld was, met andere ogen naar de Frankische monarchie : ze zag er de christelijke macht bij uitstek in. Vandaar dat Karel de Grote goede betrekkingen onderhield met Haroen ar-Rashid, zonder dat het nochtans tot een strategisch bondgenootschap tegen Constantinopel kwam. Wel schonk de kalief in 806 aan de westerse keizer een soort van geestelijk protectoraat over de heilige plaatsen in Palestina. Zo kon Karel op duizenden manieren pelgrims en gelovigen bijstaan en van zijn prestige doen genieten ; hij schonk hen subsidies en stichtte in Jeruzalem vrome instellingen en werken van liefdadigheid.
Hierdoor kregen de Franken voor de gelovigen van het H. Land het aureool van voorbestemde verdedigers. Ook de H. Stoel beschouwde hen voortaan als het meest bekwaam om de zaak van de afgelegen en bedreigde oosterse christenheid ter harte te nemen, mocht de nood hoog zijn.
IN DE VERDRUKKING
In 843, onder keizerin Theodora, eindigde het iconoclasme definitief en werd de cultus van de afbeeldingen in ere hersteld. In feite was het de Byzantijnse Kerk die triomfeerde over de iconoclastische keizers, niet zozeer in haar hiërarchie (waaruit de iconodulen weggezuiverd waren), maar in haar monniken. Onder hen waren grote figuren zoals de H. Theodorus Studites, tegen wie de ketterse basileis ongenadig oorlog voerden. Want de monniken bestreden het cesaropapisme door er krachtdadig het Romeinse gezag tegenover te stellen, de enige wettige autoriteit inzake de dogma’s !
Uiteindelijk ondergroef deze langdurige crisis het Byzantijnse christendom, dat zich steeds verder verwijderde van de Roomse Kerk en almaar formalistischer werd. De godsdienstige geest van het Oosten bleef het best bewaard in het monnikendom, maar na verloop van tijd werd dit ook het slachtoffer van de toenemende algemene verstarring.
Ondertussen waren de Abbasiden verder gegaan met het voeren van een uitputtingsoorlog die de grensgebieden van het Byzantijnse rijk ruïneerde. Het doel was niet meer de inname van Constantinopel, zoals in de tijd van de Omajjaden, maar het verwerven van buit en territorium. Deze materiële en economische ambities werden ondersteund door religieus fanatisme : het was in Bagdad dat de islam definitief vorm kreeg.
De activiteit van de moslims was het meest intens en beslissend op zee. De Noord-Afrikaanse Saracenen, die in de praktijk nagenoeg onafhankelijk waren van het kalifaat in Bagdad, vormden de westerse Middellandse Zee om tot een islamitisch meer. Gebruik makend van de interne moeilijkheden van het Byzantijnse rijk drongen zij rond 826 binnen op Sicilië en vervolgens in 836 op het Italiaanse vasteland, toen de Napolitanen hen tegen de Lombarden wilden gebruiken. Tarente werd bezet in 840, Bari korte tijd later. In 846 plunderden zij de Sint-Pieterskerk in Rome, die toen nog buiten de wallen lag. Zij vestigden zich langs de Dalmatische kust en bedreigden het vrije verkeer tussen Sicilië, Italië en Byzantium. In 870 viel Malta in hun handen.
Tegenover het Arabische gevaar stond Rome er alleen voor. In de tweede helft van de 9de eeuw stelde de steun van de Karolingen nog amper iets voor, zodat het pausdom verplicht was zich te wenden tot de enige christelijke macht die op dat ogenblik telde : het Byzantijnse rijk... Een delicate situatie, want net op dat moment kwam de tegenstelling tussen Rome en Constantinopel in een zeer kritieke fase.
HET SCHISMA VAN PHOTIOS
In 858 verbande keizer Michaël III patriarch Ignatius, omdat hij weigerde zijn ogen te sluiten voor de schandalen aan het hof. In zijn plaats werd Photios benoemd. Maar omdat Ignatius niet vrijwillig ontslag genomen had, ontstond een onduidelijke toestand. Paus Nicolaas I weigerde daarom de nieuwe patriarch in zijn functie te bevestigen ; sterker nog : een synode in 863 zette hem gewoon af.
Gesteund door de keizer reageerde Photios bijzonder scherp. Niet alleen stookte hij iedereen op die ooit ontevreden was geweest over een maatregel van de paus, maar bovendien viel hij de H. Stoel zelf aan, wat ongezien was : hij beschuldigde Rome ervan er ongerechtvaardigde pretenties op na te houden inzake de voorrang op de andere patriarchale zetels. Een oosters concilie excommuniceerde Nicolaas I en zette hem af in 867 ! De nagenoeg gelijktijdige dood van de paus en de keizer, waarna Photios in ongenade viel, maakte aan de crisis een einde... maar slechts kortstondig, want tien jaar later riep basileus Basileios I hem terug.
In 877 was Rome echter niet sterk genoeg meer en was de Byzantijnse alliantie tegen de Arabieren voor de stad onmisbaar. Op een concilie in Constantinopel stelde paus Joannes VIII de veroordeling van Photios daarom uit, waardoor Rome voordeel kon halen uit de actie van Byzantium. Het Rijk leidde een coalitie van Italiaanse staten en vernietigde in 880 het emiraat van Tarente, waardoor Constantinopel opnieuw zijn heerschappij kon vestigen over het noorden van Calabrië en Apulië. De Griekse patriarch, die zich slechts in schijn onderworpen had, verdween in 886 van het toneel, maar zijn anti-Roomse geschriften verspreidden zich verder en vleiden de trots van de Byzantijnen. Dat gebeurde op het slechtst mogelijke ogenblik, toen het Rijk een onverwachte grote heropbloei kende en het Westen verzonk in anarchie.
Het pausdom zelf ging een van de meest miserabele periodes van zijn geschiedenis in. Tussen 896 en 1045 waren nagenoeg alle opeenvolgende pausen zwak, onbekwaam en onwaardig. Sommigen van hen compromitteerden zich in de politieke en religieuze wisselvalligheden van Constantinopel, waardoor zij het misprijzen wekten van een deel van het Byzantijnse volk en zijn clerus.
DE MACEDONISCHE RENAISSANCE
Basileios I, die aan de macht kwam in 867, was de grondlegger van de Macedonische dynastie. Onder deze keizers zou het Byzantijnse rijk zijn oude glorie terugvinden.
In 961 veroveren de Byzantijnen Kreta en bevrijden de Egeïsche Zee, vervolgens Cyprus en Cilicië in 964-965. Het onherstelbare uiteenvallen van het kalifaat van de Abbasiden vergemakkelijkt hun taak. In 969 behalen zij een denderend succes met de inname van Antiochië, de derde patriarchale zetel van het Oosten. Een grootse militaire campagne onder leiding van keizer Johannes Tzimiskes voert de christenen in 975 tot in Damascus en Aleppo, die omgevormd worden tot vazalvorstendommen.
En Jeruzalem ? De heilige stad, die nu binnen handbereik ligt, is ongetwijfeld het einddoel van heel deze operatie die sommigen (René Grousset, Daniel Rops) hebben geïnterpreteerd als een kruistocht avant la lettre. Maar toch zien de Byzantijnen ervan af : ze zullen hun naam niet verbinden aan de herovering van het H. Graf. De basileus is van oordeel dat de communicatielijnen van zijn leger gevaarlijk lang zijn en hij vreest de Fatimiden in Caïro, die op dat moment veel meer te duchten zijn dan de Abbasiden. Daarom geeft Johannes Tzimiskes er de voorkeur aan de Byzantijnse greep op de Fenicische kust te versterken en het daarbij te houden.
Zijn opvolger, Basileios II (976-1025), is de roemrijkste keizer van de Macedonische dynastie. Onder zijn regering bereikt het Rijk het hoogtepunt van zijn macht. Het gezag van Constantinopel doet zich gevoelen van de kusten van Italië tot de hoogvlakten van Armenië en van de Donau tot de oostelijke grenzen van Syrië. Daarbij komt een morele, intellectuele en geestelijke uitstraling die kan rivaliseren met de grootste tijdperken. Maar ook Basileios II probeert niet om Jeruzalem te heroveren. Zijn focus ligt geheel op de onderwerping van de Bulgaren, waarvan het rijk de Byzantijnen aan de westkant bedreigt.
Rond het jaar 1000 komt het in de Levant tot een evenwicht tussen enerzijds de Byzantijnse macht en anderzijds die van de Fatimiden : kalief al-Hakim slaagt er niet in om Antiochië in te palmen, maar Constantinopel mislukt in zijn poging om Tripoli te veroveren. In 1001 sluiten beide partijen een verdrag voor de duur van tien jaar. Daarvan maakt al-Hakim echter gebruik om een grote antichristelijke (en anti-soennitische) vervolging te ontketenen in Egypte en Syrië. Hij maakt zich meester van de kerkelijke goederen, onderneemt de systematische vernietiging van de godshuizen en voert een onduldbare politiek van getreiter tegen de christengelovigen.
Keizer Basileios is te druk bezig met het Bulgaarse gevaar om op deze provocatie te reageren. Toch « lijdt het geen twijfel dat de grote basileus op de vervolging kon antwoorden door de handschoen op te nemen met de wapens. Byzantium bevond zich op het hoogtepunt van zijn macht en had de kans om voluit zijn historische zending te vervullen door, tachtig jaar vóór de Franken, het initiatief tot de Kruistocht te nemen. Door zijn naam niet te willen verbinden aan de roem van de bevrijding van het H. Graf liet Constantinopel het uur van zijn lotsbestemming voorbijgaan » (René Grousset, L’Empire du Levant, 1992, p. 126).
Of is het niet veeleer zo dat Byzantium hiermee aantoonde niet de ware kruisvaardersgeest te bezitten ?
NAAR DE DEFINITIEVE BREUK
Basileios II overleed in 1025. Zoals Justinianus in de 6de eeuw liet hij aan zijn opvolgers een erfenis na die zij onmogelijk intact konden bewaren. Hoe dan ook, de spectaculaire heropbloei van het Rijk maakte dat de leidende elite van Constantinopel met misprijzen neerkeek op het “ barbaarse ” Westen, dat in het begin van de 11de eeuw ten prooi was aan bloedige interne conflicten.
Het gevolg was dat de Kerk van het Oosten steeds luider haar onafhankelijkheid van Rome opeiste. Al sinds het midden van de 10de eeuw was er bij de Byzantijnen geen gehechtheid aan het pausdom meer. Twee gebeurtenissen gaven bij wijze van spreken de genadeslag : de kroning van Otto I tot keizer van het H. Roomse Rijk en vooral, rond het jaar 1040, de heropstanding van de H. Stoel dankzij de hervorming van Cluny. Er was plots geen sprake meer van compromissen ten opzichte van de patriarchen van Constantinopel. Het christelijke Westen ontwikkelde een nieuwe sociale orde die haar bron vond in de Roomse Kerk, met gezonde en sterke politieke instellingen die mijlenver afstonden van het Byzantijnse cesaropapisme.
Wanneer de heilige paus Leo IX in 1049 Opperherder wordt, is een nauwe samenwerking tussen Rome en Byzantium aan de orde van de dag : de Noormannen bedreigen Zuid-Italië. De basileus, Constantijn IX Monomachos, die het hoofd moet bieden aan de Petsjenegen op de Donau en de Russen op de Zwarte Zee, is bijzonder gehecht aan de alliantie met de Pauselijke Staat. Aan dit bondgenootschap voegt Leo IX een derde speler toe : de Roomse keizer Hendrik III.
Het sterke driemanschap verontrust de patriarch van Constantinopel, Michaël Keroularios, die een diepe haat koestert ten aanzien van Rome en vastbesloten is paus van het Oosten te worden. Omdat hij beseft dat de toenemende invloed van de H. Leo IX nadelig is voor zijn eigen positie, doet hij er alles aan om de alliantie tussen Constantinopel en Rome schipbreuk te laten lopen. Zo begint hij een polemiek over kwesties van discipline en riten, maar de paus repliceert bijzonder kordaat, want hij weet dat Keroularios de Latijnse kerken in Constantinopel heeft doen sluiten en dat in de marge daarvan geconsacreerde hosties werden geprofaneerd.
Bovendien ziet de paus glashelder in waar het de patriarch in feite om te doen is : zijn aanval is gericht op het primaatschap van Rome. In de overtuiging dat hij op de basileus kan rekenen zendt Leo IX twee legaten naar Byzantium om Keroularios te doen plooien. Die botsen echter op de onbuigzame hoogmoed van de patriarch, die weigert hen te ontvangen. De tegenstellingen zijn uiteindelijk niet overbrugbaar en op 16 juli 1054 legt kardinaal Humbert de excommunicatiebul tegen Michaël Keroularios plechtig op het altaar van de Hagia Sophia. De patriarch voltrekt daarop het schisma door de bul in het openbaar te verbranden en zich op een synode van de oosterse Kerk te doen uitroepen tot enige vertegenwoordiger van de ware godsdienst van Christus.
De Byzantijnse keizer is machteloos, want Keroularios bedreigt hem met een volksopstand die hij ontketend heeft. En zo verwerft de patriarch eindelijk de religieuze onafhankelijkheid waarnaar hij zo heeft verlangd. Maar Byzantium zal het schisma duur betalen : nog geen twintig jaar later zullen de Turkse Seltsjoeken het Rijk in zijn voortbestaan zelf dodelijk bedreigen.
DE TURKSE INVASIE
De Seltsjoeken kwamen uit de steppen rond het Aralmeer. In 1051 veroverden zij Isfahan en vier jaar later drong hun leider zich aan de kalief van Bagdad op als zijn “ plaatsbekleder ”. In de praktijk waren de Turken daarmee de nieuwe heersers. Zij bliezen de heilige oorlog, waarvan de Arabieren sinds lang afstand gedaan hadden, nieuw leven in en legitimeerden zo in de ogen van de moslims hun hegemonie over hen.
De eerste sultans legden zich toe op het realiseren van de eenheid van de mohammedaanse wereld ; het Byzantijnse rijk was dus niet hun eerste objectief. Niettemin beroofden en verwoestten Turkse benden vanaf de jaren 1050 geregeld de Byzantijnse gebieden Armenië en Syrië. In 1066 kwam heel Armenië onder hun juk terecht en weldra kwam Anatolië in hun vizier ; in 1067 viel Caesarea-in-Cappadocië, in 1069 Iconium... Het Rijk was niet bij machte hen efficiënt weerstand te bieden, want om de troon van de basileus werd in die periode bloedig gevochten door de grote families van Constantinopel.
In 1071 versloeg sultan Alp Arslan bij Manzikert keizer Romanos IV. Gelukkig voor de Byzantijnen buitte de Seltsjoekenleider de grote overwinning niet uit, want zijn grootste vijand waren de Fatimiden in Egypte die hij absoluut wou onderwerpen. Hij sloot dus een verdrag met de Byzantijnen, zodat het uiteindelijk de Griekse christenen zelf waren die de Turken in Klein-Azië binnenlieten ! De daaropvolgende jaren werd het nog erger, want in 1078 brak in het Rijk een burgeroorlog uit die verschillende troonpretendenten tegenover elkaar stelde ; in hun dwaasheid riepen die Turkse benden ter hulp om voor hun respectieve zaak te strijden. Zo werden de Seltsjoeken als hulptroepen geïnstalleerd in Nicea en aan de kust van de Zee van Marmara, in het zicht van de hoofdstad !
Toen Alexios Komnenos eindelijk zijn oppergezag kon vestigen in 1081, weigerden de Turken de nieuwe keizer te erkennen. Voor eigen rekening bezetten zij nagenoeg heel Anatolië, van de Egeïsche Zee tot Mesopotamië. In Nicea stichtten zij in 1092 het onafhankelijke sultanaat van Roem en vanuit Smyrna probeerden zij de grote eilanden aan de kust van Klein-Azië in te palmen. Het gevaar was nog nooit zo groot geweest voor Byzantium en voor heel de christenheid, want achter de Seltsjoeken bevond zich de enorme massa van Turks-Mongoolse nomaden uit Centraal-Azië, klaar om over Anatolië uit te zwermen tot in Constantinopel.
DE GEOPOLITIEK VAN DE PAUSEN : NAAR DE KRUISTOCHTEN
Tot wie kan men zich in die omstandigheden beter wenden dan tot de werkelijke vertegenwoordiger van de christenheid, namelijk de paus van Rome ? In 1073 stuurt Michaël VII een ambassade naar de heilige paus Gregorius VII om hem hulp te vragen. Maar dat is op dat moment niet mogelijk, want de Opperherder moet het hoofd bieden aan de goddeloze oorlog die de keizer van het H. Roomse Rijk, Hendrik IV, tegen hem voert.
Twintig jaar later gloort er enige hoop voor de basileus : de Turken van Nicea zijn niet uit op gebiedsuitbreiding en kiezen ervoor hun positie te verstevigen om zichzelf niet af te snijden van het Oosten, van waaruit ze hulpbronnen en krijgers halen. Het dissidente sultanaat van Roem irriteert trouwens de sultan in Bagdad, die wel een bondgenootschap met Byzantium zou willen aangaan om zijn rivalen te vernietigen. De situatie wordt nog rooskleuriger wanneer de verschillende Turkse gebieden beginnen te verbrokkelen tot afzonderlijke vorstendommen en emiraten.
Keizer Alexios zou Constantinopel wel willen ontzetten, maar hij deinst terug voor grootschalige operaties zonder de steun van het Westen, waarvan hij de militaire slagkracht waardeert. In 1095 stuurt hij opnieuw een gezantschap, deze keer naar het concilie van Piacenza dat wordt voorgezeten door paus Urbanus II. De basileus biedt de Opperherder het perspectief van een terugkeer naar de eenheid, veertig jaar na het schisma. Urbanus wil zeker de Byzantijnen helpen om hun terugkomst in de schoot van de katholieke Kerk te begunstigen. Maar beter dan de Byzantijnse keizer, die alleen zijn eigen belangen op het oog heeft, is de paus zich bewust van de ernst van het mohammedaanse gevaar voor heel de christenheid. In Spanje is de kruistocht voor de Reconquista gebotst op de felle tegenstand van de Almoraviden, die de christelijke legers verslagen hebben in Zalacca in 1086. De moslims omsingelen de christenheid bijgevolg aan alle kanten en het oosters probleem is groter geworden omdat Jeruzalem in 1078 in Turkse handen gevallen is : de heilige plaatsen zijn niet meer vrij toegankelijk.
Paus Urbanus II begrijpt dat het moment aangebroken is voor een geweldige inspanning om het gevaar te bezweren. In september van hetzelfde jaar, op het concilie van Clermont, predikt hij de kruistocht. De H. Vader wil een belangrijke beweging in gang zetten waarvan hij een tweevoudige vrucht verwacht : de vernietiging van de Turkse macht en de terugkeer van de schismatieke Grieken. Daarvoor moet Constantinopel ontzet worden én moet de westerse strijdmacht ook oprukken naar Jeruzalem, om er het H. Graf te bevrijden.
BESLUIT
Nu we op deze manier duizend jaar geschiedenis van het Oosten overlopen hebben, is het treffend vast te stellen hoe Constantinopel zich vanaf zijn ontstaan overgeleverd heeft aan een politiek van anti-orthodromie.
Byzantium stelde zich op als rivaal van Rome en probeerde onophoudelijk te ontkomen aan het gezag van de Roomse Kerk, want het verdroeg niet dat de geestelijke macht van Rome aan het oosterse Rijk werd opgelegd. Door zich nu eens onuitgesproken, dan weer openlijk te verzetten tegen het pausdom, mat Byzantium zich onvermijdelijk een eigen, Grieks-oosterse persoonlijkheid aan die, omdat ze niet naar de H. Stoel gekeerd was en er geen leven van ontving, uiteindelijk volkomen steriel was voor de uitbreiding van het Koninkrijk Gods. Integendeel, Constantinopel was niet bij machte om de ketterij van het monophysitisme uit te roeien (als het die dissidentie al niet begunstigde !). Het Rijk was ook machteloos tegenover de Arabische stammen, die het niet had willen romaniseren. En als het een wal bood voor de westerse christenheid, dan verwijderde het zich steeds meer van die christenheid tot de uiteindelijke breuk van 1054, waarin het bijna ten onder ging.
Welnu, het was die westerse christenheid, barbaars maar katholiek, die Constantinopel en het Oosten zou redden van de definitieve vernietiging. Door de kruistocht te prediken, zette paus Urbanus II een beweging in gang die tot op vandaag de onvergankelijke glorie van de christelijke middeleeuwen uitmaakt. Het Byzantijnse rijk daarentegen is voorgoed verdwenen omdat het zich altijd blind staarde op de beperkte horizonten van een hoogmoedige en egoïstische politiek.
broeder Michel-Marie van de Cabeço
Hij is verrezen ! nr. 119, september-oktober 2022