VLADIMIR POETIN, DE REDDER VAN RUSLAND

2. De wedergeboorte van een geruïneerd land

ALLES scheen tegen Poetin te pleiten toen hij in augustus 1999 door president Jeltsin tot eerste minister benoemd werd: een carrière begonnen in de schoot van de KGB en vooral een bevordering die hij dankte aan één van de meest rampzalige staatsleiders die Rusland ooit gekend had.

Dmitri Medvedev en Vladimir Poetin
Militaire parade op het Rode Plein in Moskou ter gelegenheid van Overwinningsdag, met Dmitri Medvedev als president en Vladimir Poetin als eerste minister (9 mei 2009). De loyale samenwerking tussen Poetin en Medvedev, in welke functies ook, verzekert Rusland van een continuïteit in de machtsoefening en een politieke stabiliteit die men als een teken van de Voorzienigheid mag bestempelen.

Vladimir Poetin werd geboren op 17 oktober 1952 in Leningrad. Men weet maar heel weinig over zijn ouders. Vergezeld van een buurman liet zijn moeder, zo vertelt hij zelf, hem vlak na zijn geboorte in het geheim dopen, want ze was bang voor de tegenstand van zijn vader die lid was van de officieel atheïstische Communistische Partij. « Mijn vader was lid van de CP, en hij was iemand die strikt was en uit één stuk. Ze hebben het in het geheim gedaan, of ze dachten tenminste dat het in het geheim was », aldus Poetin toen hij op 9 januari van dit jaar de orthodoxe Kerstviering verliet. Een duidelijk teken van voorbestemming, want zevenenveertig jaar later blijft hij trouw aan de beloften van zijn doopsel.

Hij studeerde rechten aan de universiteit van Leningrad. In 1974 treedt hij toe tot de KGB, « vanuit een roeping », zoals hij zelf later zal zeggen. Na zijn opleiding wordt hij aangesteld in zijn geboortestad en werkt hij in de wetenschappelijke en technische inlichtingendienst. In 1985 wordt hij op zending gestuurd naar Oost-Duitsland, in Dresden, als inlichtingsofficier bij de staf van de Sovjettroepen.

In 1990, wanneer de toekomst van de USSR al onzeker lijkt, verlaat hij de actieve dienst van de KGB en wordt hij aangezocht door een van zijn oud-professoren, Anatoli Sobtsjak, de burgemeester van Leningrad (dat weldra opnieuw Sint-Petersburg zal heten). Hij wordt directeur van externe relaties en vervolgens, van 1992 tot 1996, eerste adjunct van de burgemeester, belast met economie en financiën, externe betrekkingen en veiligheid. Vladimir Poetin toont zich een opmerkelijk medewerker, in die mate zelfs dat er in Sint-Petersburg niets belangrijks meer gebeurt zonder zijn medeweten. Sobtsjak eist zelfs dat de handtekening van zijn adjunct altijd naast de zijne staat. In de toenemende chaos waarin het land toen gestort werd, was dat voor de burgemeester de enige manier om zijn beslissingen te doen realiseren.

Beetje bij beetje komt alles onder Poetins gezag: leiding van de administratie, van het hotelwezen, van de handel, van de ordediensten... Opmerkelijke feiten: enerzijds was Vladimir Poetin er steeds om bekommerd volgens de wet te handelen, wat des te moeilijker was omdat de hervormingen van Boris Jeltsin het land achtergelaten hadden in een erbarmelijk juridisch vacuüm; anderzijds is hij er nooit van verdacht betrokken geweest te zijn in zelfs maar de geringste omkopingszaak, hoewel de corruptie in die periode welig tierde, in het bijzonder in Sint-Petersburg.

In 1996 doet de presidentiële administratie op hem een beroep. Hij gaat werken voor het beheer van de onroerende goederen en bekleedt vervolgens de sleutelpost van hoofd van het departement Algemene Controle. Boris Jeltsin kan tegelijk zijn competenties en zijn loyaliteit uittesten. In juni 1997 wordt Poetin eerste adjunct voor de betrekkingen met de regio’s en de territoriale collectiviteiten. Tenslotte wordt hij in juli 1998 benoemd tot directeur van de Federale Veiligheidsdienst FSB, een orgaan dat samen met de Buitenlandse Inlichtingendienst de opvolger is van de KGB. Hij voert er een diepgaande en forse hervorming door, tot 9 augustus 1999, datum van zijn aanstelling tot eerste minister.

« Het scheelde geen haar of Rusland was ten onder gegaan tussen 1991 en 1998 », schreef economist Jacques Sapir. Dat is absoluut juist en het zou ongetwijfeld gebeurd zijn als Boris Jeltsin niet beslist had tot de benoeming van de amper vierenveertigjarige Poetin.

In La Contre-Réforme catholique van juni-juli 2000 merkte broeder Bruno op dat Vladimir Poetin zich in slechts enkele weken tijd ontpopte als een sterke figuur. Hij bleek in staat om opnieuw vertrouwen, hoop en fierheid in te boezemen bij zijn landgenoten, die vernederd waren door een decennium van politieke, economische, sociale en militaire mislukkingen. De eerste zorg van Poetin was het herstellen van het gezag van de staat, dat fel aangetast was door een bijna tien jaar lange periode van anarchie en corruptie. En nog maar nauwelijks had hij zijn nieuwe functie opgenomen of de oorlog in Tsjetsjenië zou hem de gelegenheid geven dat te doen – een omstandigheid die veel commentatoren graag met sarcasme voorstellen als zijn electorale springplank.

DE TSJETSJEENSE OPSTAND BEDWONGEN

Tsjetsjenië, een kleine republiek in de Kaukasus, wordt bevolkt door Turko-Tataren die moslims zijn. De moeilijke relatie tussen Tsjetsjenen en Russen gaat terug tot de veroveringsoorlogen van het Russische keizerrijk in de achttiende en negentiende eeuw. Na de overgave van imam Sjamil, boegbeeld van het “verzet” in de noordelijke Kaukasus, wordt de regio in 1859 definitief opgenomen in het rijk van de tsaren.

Het streven naar onafhankelijkheid steekt opnieuw de kop op met de bolsjewistische revolutie van 1917, maar vanaf 1920 heeft het Sovjetimperium het gebied terug onder de knoet. Stalin maakt er de autonome republiek Tsjetsjenië-Ingoesjetië van, geïntegreerd in de Russische Socialistische Federatieve Sovjetrepubliek (RSFSR). Een dramatische gebeurtenis is in februari 1944 de massale deportatie van de bevolking van de republiek, door Stalin beschuldigd van collaboratie met de Duitse bezetter.

In 1990 begint de “soevereiniteitsparade” onder directe impuls van Boris Jeltsin, die op 12 juni van dat jaar de onafhankelijkheid van de Russische Federatie laat stemmen en de andere republieken uitdrukkelijk aanspoort hetzelfde te doen: « Neem zoveel soevereiniteit als jullie kunnen slikken! », verklaart hij in Kazan (Tatarstan).

Meer is er niet nodig voor de Tsjetsjeen Dzjochar Doedajev, oud-generaal van het Rode Leger, om eenzijdig de onafhankelijkheid van de republiek uit te roepen op 1 november 1991. Moskou grijpt niet in en laat gedurende drie jaar de Kaukasische en Russische maffia in het gebied welig tieren. Het dient benadrukt dat Tsjetsjenië over oliebronnen van goede kwaliteit beschikt die gemakkelijk toegankelijk zijn. Het gebied beschikt vooral over een strategische ligging omdat het, in elk geval in die periode, de onvermijdelijke transit vormt voor de olie afkomstig van Azerbeidzjan (Bakoe) en Kazachstan.

In 1994 realiseren de Russen zich dat Tsjetsjenië en Azerbeidzjan tot overeenstemming aan het komen zijn wat de olie betreft, en dat de VS op de achtergrond opereren om controle te krijgen over de Kaukasus en zijn grondstoffen. Omdat hij er zich bovendien van bewust is dat het Tsjetsjeense separatisme zich als een olievlek dreigt uit te breiden over andere Russische provincies, besluit Boris Jeltsin op 1 december om met Russische troepen de aanval in te zetten tegen de rebellen. De minister van Defensie denkt dat hij op twee uur tijd Grozny kan heroveren met een bataljon parachutisten. Het draait echter uit op een bloedbad. Het conflict zal tussen de vijftigduizend en de honderdduizend doden eisen, doordat de Tsjetsjenen kunnen rekenen op de clandestiene steun van de Amerikanen en het moslimfundamentalisme. Na de dood van Doedajev overweegt zijn opvolger Jandarbiev om de sharia op te leggen aan het land, wat de radicalisering van het Tsjetsjeens islamnationalisme typeert.

Het Russische leger, slecht voorbereid en slecht toegerust, wordt uiteindelijk verplicht om op 31 augustus 1996 een akkoord te ondertekenen. De Russen moeten het Tsjetsjeense grondgebied volledig verlaten en instemmen met de organisatie van een referendum over zelfbestuur voor de republiek vanaf 2001. Voor een leger dat amper tien jaar tevoren het belangrijkste ter wereld was, betekent dit een diepe vernedering.

Maar de islamisten gaan ervan uit dat hun land het toneel vormt van een beschavingsoorlog tussen de islam en het orthodoxe christendom, en willen de strijd voortzetten. In september 1999 zijn ze in Moskou verantwoordelijk voor een golf van aanslagen die ongeveer driehonderd doden maken...

Poetin neemt meteen de beslissing om de militaire operaties in Tsjetsjenië te hervatten, maar deze keer in heel andere omstandigheden. De beter voorbereide Russische troepen bezetten vanaf het voorjaar 2000 de hoofdstad en een groot deel van het grondgebied. De Russische leider aarzelt evenmin om controle uit te oefenen over de informatie met betrekking tot het conflict en om de toegang van journalisten en niet-gouvernementele organisaties op het terrein in te perken. Rusland, belaagd door het terrorisme, wendt de nodige middelen aan om zich te verdedigen, óók tegen de kritiek en het verraad van buitenaf en van binnenuit.

Want natuurlijk is er over de hele wereld kritiek te horen op Poetin. Maar hij houdt stand. Het dient gezegd dat hij heel het land achter zich heeft, heel de politieke klasse ook, van Gennadi Zjoeganov, leider van de communistische partij, over Primakov en Gorbatsjov tot patriarch Aleksej II. Zoals hij aangekondigd heeft, achtervolgt Poetin de terroristen « tot in hun hol », meer bepaald de twee moslimleiders emir Sjattab en Sjamil Basajev, en wijst hij elke onderhandeling met de rebellen van de hand. Hij weigert eveneens een onderscheid te maken tussen “gematigden” en “radicalen”. Deze laatsten dringen bijvoorbeeld door tot op het grondgebied van Dagestan om te proberen de oorlog uit te breiden naar de naburige republiek. Ze zetten ook de dramatische gijzelingsacties op het getouw in het Moskouse Doebrovkatheater (oktober 2002) en in de school van Beslan in Noord-Ossetië (september 2004), en organiseren een serie zelfmoordaanslagen.

Poetin is zo verstandig om in de nasleep van de aanslagen van 11 september zijn steun aan te bieden aan de Amerikanen in hun strijd tegen het terrorisme... met als tegenprestatie dat de VS dan ophouden met hun hulp aan de Tsjetsjeense rebellen. De deal werkt: « Door het verlies van hun buitenlandse steun hebben de separatisten niet langer de middelen om grote offensieven te lanceren. Het conflict ondergaat dan een " palestinisering ": de terroristen opteren voor het aanwenden van kamikazes. Dat neemt niet weg dat de Tsjetsjeense islamistische leiders de een na de ander worden geëlimineerd: Chattab in maart 2002, Maschadov – de " leeuw van Tsjetsjenië " – in maart 2005, Basajev in juli 2006... » (Aymeric Chauprade, Chronique du choc des civilisations, uitg. Chronique-Dargaux 2009, p. 88).

De politieke intelligentie van Poetin brengt hem tot de beslissing om een Tsjetsjeense regering te installeren die in de ogen van de bevolking legitimiteit bezit. In 2000 wordt de gewezen moefti van Tsjetsjenië, Achmat Kadyrov, benoemd tot hoofd van een voorlopige administratie. Op 9 mei 2004 komt hij echter om bij een dodelijke aanslag. Zijn zoon Ramzan volgt hem op en leidt sindsdien de Kaukasische republiek, onder het gezag van Moskou. Hij heeft ook de verantwoordelijkheid toegewezen gekregen voor de vredesoperaties op het Tsjetsjeense grondgebied.

Op 16 april 2009 heeft de Russische regering het officieel einde aangekondigd van de in Tsjetsjenië gevoerde antiterroristische operaties. « Moskou mag de politiek die momenteel gevolgd wordt door het federale gezag en door Kadyrov als een succes beschouwen. Getuige hiervan zijn de ter plaatse opgezette heropbouw van de economie en een bij de bevolking sterk aanwezig verlangen naar een“terugkeer naar een normale toestand” » (Anne Le Huérou in La Russie contemporaine, p. 155). Vladimir Poetin is erin geslaagd de Tsjetsjeense opstand te onderdrukken, de orde te herstellen en een zekere vrede te brengen in een gebied dat ten prooi is aan een hardnekkige islamitische oorlog. Meer bepaald heeft hij Tsjetsjenië binnen de schoot van Rusland kunnen houden zonder er een nieuw Afghanistan van te maken.

In september 2004 vielen enkele tientallen terroristen binnen in de school van Beslan, een stadje in Noord-Ossetië
In september 2004 vielen enkele tientallen terroristen binnen in de school van Beslan, een stadje in Noord-Ossetië (een orthodox-christelijke autonome republiek die deel uitmaakt van de Russische Federatie). Bij de gijzelingsactie, die opgeëist werd door de Tsjetsjeense moslimleider Sjamil Basajev, kwamen 334 mensen onder wie 186 kinderen om. Deze en andere gruweldaden deden Rusland onder Poetin zijn aloude roeping terugvinden: bastion van de christelijke beschaving tegen de oprukkende islam.

De opstand mag dan wel verpletterd zijn in zijn bakermat, toch lijkt hij zich verplaatst te hebben naar andere naburige republieken. Zoals Aymeric Chauprade uitlegt, lijkt het er op dat het Tsjetsjeense islamnationalisme veranderd is in het project van een islamitisch emiraat van de Noordelijke Kaukasus, met talrijke terroristische acties. Deze laatste zijn « het resultaat van een zeer oude oorlog gevoerd door een deel van de moslims die, sinds de opkomst van het kolonialisme in de achttiende eeuw, de bevoogding van een christelijke macht niet aanvaard hebben » (Chronique du choc des civilisations, p. 88). Het gaat dus eigenlijk om een godsdienstoorlog, waarbij onze christelijke Russische broeders een verdedigingslinie vormen tegen de inval van de moslims.

De Russen hebben zich er in elk geval niet in vergist. Slechts enkele maanden na de tussenkomst van het leger in Tsjetsjenië erkenden ze Vladimir Poetin als hun leider. Minder dan een jaar na zijn benoeming als eerste minister werd hij tot president van de Russische Federatie gekozen van bij de eerste stemronde (26 maart 2000). Daarmee volgde hij officieel Boris Jeltsin op, die zich op de achtergrond teruggetrokken had door vroegtijdig afstand te doen van zijn functies op 31 december 1999.

HET HERSTEL VAN HET GEZAG OVER
DE RUSSISCHE PROVINCIES

De Russische bevolking (142 miljoen inwoners volgens de officiële telling van 2010) is verdeeld over meer dan honderd nationaliteiten. Feit is dat de Russen meer dan 80% van de inwoners uitmaken, maar in sommige gebieden zijn ze ruim in de minderheid, bijvoorbeeld in Tsjetsjenië. Daarom is de Russische staat georganiseerd als een federatie, maar dan wel een asymmetrische federatie: de negenentachtig deelgebieden waaruit de federatie bestaat zijn onderling verschillend door hun statuut. Enerzijds zijn er de deelgebieden bevolkt door Russen; dit zijn grotendeels regio’s (oblasti) met een gewoon statuut. Anderzijds zijn er deelgebieden waar niet-Russen wonen (vooral de republieken in de Noordelijke Kaukasus en aan de midden-Wolga); deze beschikken over een grondwet en bepaalde privileges, maar toch slechts in beperkte mate. Dat is kort geschetst wat de in 1993 aangenomen grondwet voorzien heeft. Deze constitutie verdeelde de bevoegdheden tussen het centrale gezag en de provinciale machten, maar op een onduidelijke manier, en voorzag dat de federale wetten voorrang hadden op die van de deelgebieden.

Onder het presidentschap van Boris Jeltsin echter namen de leiders van de provinciale uitvoerende macht, hoogmoedig geworden door de veralgemening van hun verkiezing op basis van rechtstreeks algemeen stemrecht, systematisch een houding van wantrouwen aan tegenover het verzwakte federaal gezag. Na de ondertekening, op 15 februari 1994, van een verdrag tussen de republiek Tatarstan en de Russische Federatie was het hek van de dam: de helft van de provincies begon rechtstreeks met Moskou te onderhandelen en onafhankelijk van elkaar tot bilaterale akkoorden over herverdeling van bevoegdheden te komen, hetgeen hen toeliet een federalisme “à la carte” in te voeren, ten nadele of liever in overtreding van de beschikkingen van de federale grondwet.

In de loop van de jaren werden de leiders van de provinciale executieven echte tegenmachten tegenover de federale instellingen. Ze profiteerden bovendien van hun mandaat in de Raad van de Federatie (de Eerste Kamer van Rusland) om zich de rol toe te kennen van niet te omzeilen tussenpersonen tussen hun regio en de hoofdstad. Van sommigen werd bewezen dat ze corrupt waren. De regionale verkiezingen waren soms aanleiding tot ware gevechten tussen clans verbonden met lokale zakenlui, en zelfs met criminele groepen, zoals het geval was in de regio’s Sverdlovsk, Krasnojarsk, Smolensk en ook in Sint-Petersburg.

Aan het einde van de jaren 1990 « druist 25 tot 35% van de regionale wetgevende teksten in tegen de federale teksten » (Jean-Charles Lallemand in La Russie contemporaine, p. 131). De inkomsten uit federale belastingen werden geval per geval onderhandeld, steeds ten nadele van het centrale gezag, als ze al niet uit het normale circuit werden gehaald dat ze naar de staatskas moest sluizen. « In mei 2000 erkent de federale schatkist geen controle te hebben over het geheel aan fondsen dat binnen het federale budget toegekend wordt aan een vijftiental provincies » (ibid.). Daarbij kwamen nog de privatiseringen die de potentaten van regio’s en republieken toelieten om kleine persoonlijke fortuinen op te bouwen, en dan zwijgen we nog over de zich uitbreidende corruptie. Kortom, de anarchie nam hand over hand toe.

De situatie is voor Vladimir Poetin ernstig genoeg om er zich van bij zijn aantreden mee bezig te houden. Een federale wet van 16 oktober 1999 stelt om te beginnen een einde aan de ondertekening van nieuwe bilaterale akkoorden. Vervolgens, op 13 mei 2000, dus op het ogenblik dat hij aantreedt als verkozen president van de Federatie, voert hij een nieuw administratief niveau in. Het nationaal grondgebied wordt opgedeeld in zeven grote federale districten (Dmitri Medvedev zal er een achtste aan toevoegen). Aan het hoofd ervan komen gevolmachtigde vertegenwoordigers, onder wie vijf generaals, belast met het “overkoepelen” van de activiteiten van de regionale gouverneurs en de presidenten van de republieken; zij moeten ook toetsen of de beslissingen van de deelgebieden in overeenstemming zijn met de federale wetten.

In de regio’s en republieken waar deze nog niet bestaan, vestigt Poetin delegaties van federale diensten, zoals die van de schatkist, om een einde te maken aan het afwijkend statuut van sommige provincies. De verdeling van de federale fiscale inkomsten wordt herzien: het deel dat toekomt aan de federale staat verhoogt van minder dan 50% in 2000 tot 60% vanaf 2003. Het Kremlin versterkt verder de controle op de lokale uitvoerende macht. Meer bepaald verleent de wet op de politie (6 augustus 2001) aan de federale president de exclusieve bevoegdheid voor de benoeming en het ontslag van de oversten van de regionale politiezones; daardoor wordt de facto het vetorecht van de provinciale machthebbers afgeschaft.

Vervolgens grijpt Poetin rechtstreekser in op de macht die de plaatselijke leiders zich toegeëigend hebben. Hij programmeert hun vervanging in de Federale Raad door senators-functionarissen die benoemd zijn in overleg tussen het centrale gezag en de regionale instanties. Bij de provinciale verkiezingen steunt hij via zijn gevolmachtigde vertegenwoordigers aan het hoofd van de districten en via de regionale instanties van de geheime dienst FSB bepaalde kandidaturen om plaatselijke politici die openlijk corrupt zijn de pas af te snijden.

Om een beslissende slag toe te brengen aan de omkoperij en het terrorisme – de tragedie van Beslan heeft plaats in september 2004 – neemt de Russische leider tijdens zijn tweede mandaatperiode de beslissing om de rechtstreekse verkiezing van de regionale gouverneurs en presidenten van de republieken af te schaffen (december 2004): voortaan gebeurt hun benoeming door het centraal gezag. Verlost van de electorale dwang en de beïnvloeding door allerlei drukkingsgroepen krijgen deze “nieuwe” plaatselijke machthebbers de nodige armslag om in hun respectievelijke provincies de grote nationale projecten in gang te zetten die door Poetin in 2005 vastgelegd zijn (agro-industrie, huisvesting, gezondheidszorg, onderwijs), waarbij ze overigens een grote manoeuvreerruimte behouden. Op de vierennegentig benoemingen gedaan tussen 2004 en 2009 door Poetin en zijn opvolger Medvedev zijn er tweeënvijftig herbenoemingen van regionale bestuurders in functie: dat wijst bepaald niet op een arbitraire en dictatoriale politiek! Het was niet de bedoeling om het hele politieke personeel omver te werpen, met het risico alles te vernietigen, maar eenvoudigweg om komaf te maken met het principe zelf van een permanente oppositie die de eenheid van het land bedreigde. Daarin ligt al de wijsheid van Vladimir Poetin.

DE AFZETTING VAN DE OLIGARCHEN

De uitdrukking “oligarchen” dateert van 1996 en het was Boris Berezovski zelf die ze gebruikte toen hij onthulde dat de presidentiële campagne van Boris Jeltsin gefinancierd was door zeven bankiers. Naast Berezovski waren deze oligarchen Vladimir Goesinski (MediaMost), Aleksandr Smolenski (Agroprombank), Vladimir Potanin (Oneksimbank), Michail Chodorkovski (groep Menatep, eigenaar van olieconcern Yukos), Pjotr Aven en Michail Fridman (beiden van Alfabank). Men sprak dadelijk van semibankirschina (bestuur van de zeven bankiers), een verwijzing naar de semibojarschina, de heerschappij van de zeven bojaren die over het lot van Rusland beslist hadden gedurende de Tijd der Troebelen in de zeventiende eeuw 1. De betekenis was dus duidelijk: deze zakenlui, die Boris Jeltsin gegijzeld hielden, hadden de regeringsinstellingen in hun greep dankzij hun financiële almacht. Het was hun doel de bevoorrechte positie die ze verworven hadden bij de privatiseringen na de val van de Sovjetunie veilig te stellen en verder uit te bouwen. De staat was zo machteloos geworden dat Boris Berezovski er prat kon op gaan en het in alle openheid bekend kon maken in de Financial Times. De activa die de oligarchen in handen hadden, vertegenwoordigden zomaar eventjes 50% van het Russisch BNP!

Oligarch Michail Chodorkovski in de cel.
Oligarch Michail Chodorkovski in de cel. Bij het onderzoek naar de praktijken van de vroegere eigenaar van Yukos kwamen naast diefstal en fraude op grote schaal ook criminele feiten aan het licht. Zo werd in 1998 de burgemeester van Neftejoegansk, het centrum van de olieproductie van het concern, om het leven gebracht. Het slachtoffer, Vladimir Petoechov, had geregeld openlijk geklaagd over de weigering van het bedrijf om de verplichte lokale taksen te betalen. Zijn moordenaar bleek de veiligheidschef van Yukos te zijn, die zijn orders rechtstreeks van de grote baas kreeg...

Tussen 1996 en 1999 had Vladimir Poetin, die lid was van de presidentiële administratie en daarna directeur van de FSB, de gelegenheid om deze personages te ontmoeten en het gevaar in te schatten dat zij betekenden voor Rusland. Nadat hij in 2000 president geworden was, legde hij er zich vooreerst op toe om zich te omringen met een groep mensen van wie hij de competentie, de ervaring maar vooral ook de integriteit en de loyaliteit had leren kennen. In zijn studie over de « kring van de intimi » wordt Arnaud Kalika getroffen door het feit dat « vrienden die de plaats van Vladimir Poetin hadden kunnen innemen wat zijn vaardigheden of zijn beheersing van de wereldgebeurtenissen betreft, de allergrootste bescheidenheid aan de dag gelegd hebben om hem te verkiezen boven henzelf. Ze hebben hun leven ingericht om hem te dienen » (L’Empire aliéné, uitg. CNRS, p. 30).

De ploeg rond Poetin is verdeeld in drie groepen. Om te beginnen zijn er enkele liberale economisten zoals Aleksej Koedrin, benoemd tot minister van Financiën (een post die hij bekleedde tot 2011), en German Gref, minister van Economische Ontwikkeling en Handel. Met deze twee ministers wil Poetin aantonen dat hij niet vijandig staat tegenover een zeker liberalisme in het economisch leven van het land, maar op voorwaarde de evolutie ervan te kunnen sturen.

Vervolgens, en vooral, is er de omvangrijke groep van juristen die zich rond het staatshoofd geschaard hebben. Het gaat om jonge rechtsgeleerden die afgestudeerd zijn aan de meest prestigieuze universiteit van Rusland, die van Sint-Petersburg. Net zoals Poetin waren velen in dienst bij het stadsbestuur van het voormalige Leningrad alvorens uitverkoren te worden voor de presidentiële administratie of voor de regering van Rusland. Zo is er bijvoorbeeld Dmitri Kozac, een oudgediende van de elitetroepen, de VDV, die later glansrijk afstudeerde in de rechten en zijn oversten bij het parket van Sint-Petersburg verraste door zijn onomkoopbaar karakter; in 1999 trad hij toe tot de administratie van de president. Eén van de meest bekenden is natuurlijk Dmitri Medvedev, die een beslissende rol speelde gedurende de twee presidentiële mandaten, in het bijzonder bij het beheer van gasreus Gazprom en tijdens de energiecrisis die Rusland en Oekraïne tegenover elkaar plaatste vanaf 2006. Als doctor in de rechten doceerde Medvedev gedurende vijftien jaar aan de universiteit van Sint-Petersburg vooraleer raadgever te worden van Anatoli Sobtsjak, aan de zijde van Vladimir Poetin. Hij volgde Poetin op als president van de Russische Federatie in 2008, terwijl deze laat-ste toen de functie van eerste minister bekleedde.

Deze beurtrol in de uitoefening van de hoogste staatsfuncties eerbiedigde de voorwaarden van de grondwet (in plaats van deze naar believen aan te passen): de constitutie verbiedt immers om meer dan twee opeenvolgende presidentiële mandaten te bekleden. De regeling tussen Poetin en Medvedev verzekert Rusland van een continuïteit in de machtsoefening en een politieke stabiliteit die men als providentieel mag bestempelen. Alle pronostieken – die overigens onderling tegenstrijdig waren – over een Dmitri Medvedev die slechts een schijnpresident zou zijn of die omgekeerd in zijn ambitie zijn meester zou willen overtreffen om in zijn eentje aan het hoofd van de staat voor een persoonlijk avontuur te zorgen – wat bij ons in het Westen inderdaad de regel is! – werden gelogenstraft. In 2012 werd tussen de twee mannen afgesproken dat de ene naar het presidentschap zou terugkeren terwijl de andere hem opnieuw zou bijstaan op de post van eerste minister. Het vormt een bewonderenswaardig bewijs dat deze twee staatslieden elk eigenbelang opzij schuiven om samen te werken ten dienste van hun land.

Derde en laatste groep van medewerkers van Vladimir Poetin: zij die men aanduidt met de uitdrukking « siloviki », de mensen van de veiligheidsdiensten zoals de KGB of de FSB. Nemen we als voorbeeld Sergej Ivanov, oud-generaal van de externe inlichtingendiensten in de schoot van de KGB. Hij werd tot adjunct-directeur van de FSB benoemd aan de zijde van Vladimir Poetin en volgde deze laatste naar Moskou om achtereenvolgens directeur van de Veiligheidsraad van de Staat, minister van Defensie en vervolgens vice-eerste minister te worden. Hij was het die het Nationaal concept over de veiligheid opstelde, door het definiëren van de grote lijnen van de Russische buitenlandse politiek: strijd tegen het internationaal en binnenlands terrorisme, handhaving van de territoriale integriteit...

De grote afwezigen bij de rolverdeling voor de entourage van Poetin waren de oligarchen en hun handlangers. En ongetwijfeld waren zij de eersten om te beseffen dat de nieuwe president niet de marionet zou zijn die Jeltsin was. Overigens was de opvallende aanwezigheid van zoveel juristen een duidelijk voorteken dat de frauduleuze privatiseringen van de jaren 1990, waarop het fortuin en de macht van de oligarchen gebouwd was, wel eens in vraag zouden kunnen gesteld worden. Ze kregen snel uitsluitsel over hun lot, vanaf 28 juli 2000, tijdens een door Poetin voorgezeten bijeenkomst waarop hij een zeer eenvoudige, duidelijke en vastberaden taal sprak die blijk gaf van een wijze en glasheldere politiek.

Ten eerste werden de privatiseringen zelf niet in vraag gesteld. Dat is heel begrijpelijk. Vladimir Poetin wou aan een kwaad geen ander kwaad toevoegen door een campagne op gang te brengen voor nationalisering en herprivatisering, met het risico heel de economie uit evenwicht te brengen. Omgekeerd werden de belanghebbenden verwittigd dat hij geen algemene amnestie zou uitspreken, zoals de bankiers nochtans hadden durven vragen met betrekking tot de financiële en meer bepaald fiscale inbreuken begaan in de voorbije jaren.

Ten tweede werden de oligarchen verzocht de wet toe te passen zoals iedereen. En de wet toepassen betekende vooreerst hun belastingen betalen. Poetin vroeg hen ook om op te houden met hun gebruikelijke tactieken voor vermindering of omzeiling van de belastingen, zelfs als het om legale tactieken ging, en hun geld opnieuw in Rusland te investeren, meer bepaald door de staat te helpen met zijn grote projecten.

Ten derde werd hen dringend op het hart gedrukt om te stoppen met aan politiek te doen. In feite verbood Poetin de toplui van de industrie en de financiële wereld niet om in de politiek te gaan, maar hij verbood hen wel om hun financiële en zelfs mediatieke macht aan te wenden als hefboom om oppositie te voeren tegen diegenen die belast waren met de leiding van de staat. Het was aan hen om hun zaken en hun concerns te beheren in het belang van Rusland en onder het gezag van de staat... en niet omgekeerd.

Daarmee kwam een einde aan het statuut dat de oligarchen zichzelf toegekend hadden. Ze konden doorgaan met het beheer van hun zaken, maar ze moesten voortaan overeenkomstig de wet handelen en in het belang van Rusland. De meerderheid van de « bojaren » zegde toe in de pas te zullen lopen. Maar drie onder hen weigerden.

Vladimir Goesinski, eigenaar van een belangrijke mediagroep (MediaMost), werd nog voor de bijeenkomst van 28 juli aangehouden op beschuldiging van verschillende inbreuken. Enkele dagen later werd hij terug vrijgelaten, waarop hij meteen richting Spanje vluchtte en vervolgens naar Israël, met achterlating van een concern dat tot over de oren in de schulden zat.

Boris Berezovski, de leider van de oligarchen en de kwade genius van Boris Jeltsin, verzette zich openlijk tegen Vladimir Poetin en beloofde “onthullingen” te doen over de nieuwe sterke man. Tot op heden is het nog steeds wachten op deze onthullingen, terwijl de gerechtelijke onderzoeken Berezovski wel gedwongen hebben het Russisch grondgebied te ontvluchten en het statuut van “politiek vluchteling” aan te vragen in het Verenigd Koninkrijk. Vanuit dat land financiert hij elke mogelijke vorm van oppositie tegen Poetin: hij ondersteunde de zogenaamde gekleurde revoluties in Georgië en Oekraïne, het Tsjetsjeens terrorisme, enz.

Bijzonder sprekend is het geval van Michail Chodorkovski. Van de zeven oligarchen was hij ongetwijfeld degene die het meest geprofiteerd had van de privatiseringen, door de oliemaatschappij Yukos op te kopen voor de belachelijke som van 300 miljoen dollar – terwijl ze meerdere miljarden waard was. Vanaf 2003 begon Chodorkovski in de Doema financiële steun te geven aan alle mogelijke opposanten om een fiscaal hervormingsproject te kelderen dat de belasting op winsten uit de oliemaatschappijen wou verhogen van 5 naar 30%. Daarmee overschreed hij de door Poetin getrokken gele lijn, die aan de zakentop verbood om rechtstreekse druk uit te oefenen op politieke beslissingen. Bovendien onderhandelde Chodorkovski met de Amerikaanse bedrijven Exxon-Mobil en Texaco-Chevron om hen 40% van het kapitaal van Yukos aan de hand te doen, wat erop neerkwam dat zij nagenoeg de volledige controle zouden verkrijgen over het Russisch bedrijf. Tenslotte overwoog de oligarch, om te ontsnappen aan het monopolie voor het transport van olieproducten in Rusland dat toegekend was aan de maatschappij Transneft, om in samenwerking met China een olieduct te bouwen dat dit land rechtstreeks zou verbinden met de voorraden van Yukos. Kortom, Chodorkovski vertoonde niet de minste bekommernis voor de belangen van zijn land en daagde het gezag van de staat openlijk uit.

Op 25 oktober 2003 werd Michail Chodorkovski tijdens een tussenstop op de luchthaven van Novosibirsk aangehouden en onmiddellijk opgesloten. Op beschuldiging van gigantische fiscale fraude en verduistering van gelden werd hij in 2005 tot acht jaar opsluiting veroordeeld. In 2010 onderging hij een tweede veroordeling voor de diefstal van 218 miljoen ton olie, waardoor hij tot 2017 in de gevangenis zal moeten blijven. De oliemaatschappij Yukos was het voorwerp van een fiscale reorganisatie tot het niveau van de begane fraude; doordat zij dit financieel niet kon opbrengen werd ze in alle wettelijkheid ontmanteld en werden haar aandelen door de staat aangeslagen en overgebracht naar Gazprom en Rosneft.

Vladimir Poetin is werkelijk de redder van Rusland: in grote wijsheid heeft hij de juiste maatregelen genomen om zijn land te bevrijden uit de klauwen van een egoïstische oligarchie en het te behoeden voor de anarchie.

NAAR DE BEKERING VAN RUSLAND

Twintig jaar na de gebeurtenissen lijkt de ineenstorting van de Sovjet-Unie nog altijd omgeven door een waas van mysterie. Zeker, de voornaamste etappes en de onmiddellijke oorzaken zijn voldoende gekend, de verpletterende verantwoordelijkheid van Gorbatsjov en Jeltsin staat als een paal boven water, en toch is het onverklaarbaar dat een dergelijk opper-machtig imperium, 74 jaar lang met ijzeren hand geleid, op slechts enkele maanden tijd kon ineenstorten, zonder revolutie en bijna zonder doden, terwijl de KGB en het Rode Leger passief toekeken.

Ging het hier om de realisatie van het mirakel van de bekering van Rusland, beloofd door Onze-Lieve-Vrouw in Fatima in 1917?

In de lijn van abbé de Nantes en broeder Bruno kunnen wij alleen maar antwoorden: Neen, neen en nog eens neen! Neen, omdat de toewijding van Rusland aan het Onbevlekt Hart van Maria niet uitgesproken is en omdat Rusland, zelfs bevrijd van het communisme, zich niet bekeerd heeft. Neen, omdat Rusland ten gevolge van de gebeurtenissen van 1991 een deel van zijn rijk kwijtgespeeld is, met de hele geopolitieke chaos die daarvan het gevolg was. Neen, omdat de jaren die volgden op de ineenstorting van de USSR dramatisch zijn geweest voor Rusland toen het geregeerd werd door « karnavaltsaar » Boris Jeltsin.

Niettemin kan men niet ontkennen dat al deze gebeurtenissen providentieel zijn geweest, omdat ze de voorbereiding waren op het aan de macht komen van Vladimir Poetin, net op het ogenblik waarop alles voor Rusland verloren leek. Het is in die omstandigheden onmogelijk er niet de hand van de H. Maagd in te zien: het is aan haar Onbevlekt Hart dat Rusland werd toevertrouwd, om het te redden.

Wanneer de H. Vader zich eindelijk zal verwaardigen Rusland toe te wijden aan het Onbevlekt Hart van de Moeder Gods, zal het land zich bekeren tot het katholiek geloof. « Door zijn verbazingwekkende bekering zal Rusland iedereen met verstomming slaan en een werktuig van heil zijn voor alle andere volkeren die tot anarchie, immoraliteit en apostasie vervallen zijn », schreef abbé de Nantes. « En dan zal het bekeerde Rusland de hele wereld evangeliseren. »

Broeder Pierre-Julien van de Goddelijke Maria


(1) Tijdens deze woelige periode na de dood van Ivan de Verschrikkelijke steunden een aantal machtige bojaren (feodale aristocraten) de machtsaanspraken van de zgn. valse Dmitri’s, troonpretendenten die naar voren geschoven werden door Polen.