VLADIMIR POETIN, DE REDDER VAN RUSLAND
1. Van de Sovjet-Unie over Gorbatsjov tot Jeltsin
DE RUSSISCHE REVOLUTIE VAN 1917:
EEN ANTIRUSSISCHE AANSLAG
ONZE geschiedenisboeken willen ons doen geloven dat de Oktoberrevolutie van 1917 het onvermijdelijk gevolg was van de autocratie van de tsaren, van hun hardheid, hun onbekwaamheid, hun godsdienstig fanatisme, hun sociale onrechtvaardigheid en hun economisch immobilisme. Het Russische volk zou door dat alles zo ontevreden geworden zijn dat het de tsaar door toedoen van een algemene revolutie verjoeg. « Niets is minder waar », stelt abbé de Nantes met klem.
« Tijdens de zo dramatische negentiende eeuw traden de tsaren van Rusland op als goede en rechtgeaarde vorsten, bekommerd om het welzijn van hun volkeren. Ze vervulden allemaal hun zending van “Vertegenwoordigers van God op Russische bodem en Verdedigers van de orthodoxe volkeren”. Zonder echte moeilijkheden slaagden zij erin om de vreedzame unie van de verschillende volksgroepen in hun reusachtig rijk in stand te houden, enkel en alleen door de trouw en toewijding aan hun gewijde Persoon – zelfs ten tijde van de gedwongen “russificering” die men hen terecht verweten heeft. De autonomisten die streefden naar onafhankelijkheid van een of ander onderdeel van het rijk stelden nooit veel voor, behalve wanneer zij de steun kregen van vrijmetselaarsorganisaties gefinancierd met (vooral) Pruisisch, (vaak) Engels of (soms) Frans geld.
« De tsaren lieten de Russische samenleving evolueren in de moeilijke richting van ontvoogding van de lijfeigenen, decentralisatie van de provincies en administratieve zelfstandigheid van de steden. Tenslotte slaagden zij erin om hun rijk toegankelijk te maken voor de industriële ontwikkeling, en tussen 1881 en 1914 veroverden zij stap voor stap de eerste plaats op de lijst van landen met een sterke economische groei » (Georges de Nantes, Rusland vóór en na 1983, CRC nr. 184, december 1982).
Het Russische rijk kreeg ondertussen echter te maken met opstanden, omwentelingen en terreur. De opdrachtgevers daarvan moeten in het buitenland gezocht worden: « In al die agitatie kan men gemakkelijk de hand ontdekken van de westerse maçonnieke en kapitalistische machten. In de revolutionaire bewegingen is er in feite niets dat echt Russisch is » (ibid.).
Maar « de vergissing van de tsaren, net zoals die van veel Europese vorsten en zelfs van paus Pius IX vóór 1848, was te geloven in de mogelijkheid van een compromis met de revolutie. Zij accepteerden het constitutioneel regime als een recht van de volkeren en een definitieve en onschendbare verworvenheid van de vrijheid! Zo werkte Alexander I in 1812 een project van grondwet uit dat stopgezet werd toen de revolutionaire onrust opnieuw de kop opstak in het Europa van 1815. En Nicolaas II tolereerde in 1917, in volle oorlog, de schandalige defaitistische en revolutionaire politiek van de Doema, het parlement in Sint-Petersburg, terwijl hijzelf aan het front de invasie probeerde in te dijken » (ibid.).
Op 15 maart 1917 voelde de tsaar zich verplicht om troonsafstand te doen, waarop hij onmiddellijk vervangen werd door een voorlopige regering voorgezeten door prins Lvov... die begon met de keizerlijke familie te laten arresteren! Lenin, die gevlucht was naar Zwitserland, keerde terug naar Rusland in een geblindeerde treinwagon onder de bescherming van de Duitse regering. In juli trad Lvov af en werd hij opgevolgd door Kerenski. Deze riep de bolsjewieken ter hulp tegen de opstand van opperbevelhebber generaal Kornilov, die aan het hoofd van zijn leger de macht wilde grijpen. Alles eindigde op 25 oktober 1917 met de triomf van de bolsjewistische revolutie onder leiding van Lenin.
« Men had deze bolsjewistische revolutie in de kiem moeten smoren, deze schande voor de mensheid die uitgebroed was door het joods kapitalisme en in Rusland binnengevoerd door de Duitse legerstaf. Het Westen haastte zich de revolutie te erkennen, te steunen en op alle mogelijke manieren te helpen om te triomferen over Rusland, dat ertegen in opstand kwam » (ibid.).
Alles voltrok zich zoals de Heilige Maagd Maria enkele maanden tevoren in de Cova da Iria voorzegd had aan de drie herdertjes. Het communisme nam bezit van Rusland en onderwierp het aan een door en door onmenselijk, satanisch regime.
« De balans aan mensenlevens van dat regime was, zoals men weet, abnormaal groot. De burgeroorlogen en de buitenlandse conflicten, de hongersnoden, ziekten en ecologische verwoestingen hebben bij benadering honderd miljoen menselijke wezens gedood of verhinderd om geboren te worden. Daarbovenop komen de massamoorden... Het Sovjetcommunisme heeft tussen 1917 en 1987 niet minder dan 61,9 miljoen burgers vermoord, Russen en vreemdelingen... Tot 1953 werden er in de Goelag, het netwerk van de concentratiekampen, tussen 2 en 4 miljoen gevangenen vastgehouden, met een sterftegraad van 25 tot 50% per jaar... » (Gurfunkel en Federovski, Le retour de la Russie, pp. 56-57).
OP WEG NAAR DE WERELDHEERSCHAPPIJ
Het Russische rijk werd in 1922 de Unie van Socialistische Sovjetrepublieken (USSR), die een formidabele uitbreiding zou kennen. Van de zes republieken uit de beginperiode (Rusland, Oekraïne, Wit-Rusland, Azerbeidzjan, Georgië en Armenië) ging de Sovjet-Unie over naar elf republieken met de aanhechting van de gebieden in Centraal-Azië in 1936. Vier jaar later werden Moldavië en de drie Baltische staten met geweld ingelijfd, ten gevolge van het Molotov-Ribbentroppact (1939). De ondertekening van dat geheime niet-aanvalsverdag tussen de Sovjet-Unie van Stalin en het nazistische Duitsland van Hitler maakte de weg vrij voor de Tweede Wereldoorlog, voorspeld door de H. Maagd in Fatima op 13 juli 1917.
De opmars van het Rode Leger tot in Berlijn in 1945 liet de USSR toe nagenoeg heel Centraal-Europa onder zijn gezag te plaatsen en er communistische regimes te installeren. De opbouw van « een wereldrijk gedomineerd door een absolute, onfeilbare en naar de alleenheerschappij strevende ideologie » (abbé de Nantes) werd een feit, zoals Onze-Lieve-Vrouw in Fatima voorzegd had, omdat de pausen Pius XI en Pius XII Rusland niet hadden willen toewijden aan haar Onbevlekt Hart. Rusland verspreidde zijn dwalingen over de wereld en vernietigde de naties die onder zijn juk terechtkwamen...
Omdat de USSR geen genoegen nam met de overheersing van heel het oostelijk deel van Europa, strekte de communistische tirannie haar klauwen uit naar de westelijke landen. Zo begon de Koude Oorlog, gevoerd door Stalin en Chroesjtsjov.
Parallel daarmee behaalde de Sovjet-Unie aanzienlijke successen in de rest van de wereld. Moskou droeg bij tot de vestiging van een communistisch regime in China. Met bepaalde invloedrijke Arabische landen werden allianties aangeknoopt, met India kwam een nauw partnerschap tot stand. De USSR ondersteunde het bewind van Fidel Castro op Cuba en daagde daarmee de Amerikanen rechtstreeks uit. In Afrika profiteerden de Sovjet-Russen van de dekolonisatie, meer bepaald in Angola en Mozambique, om voet aan de grond te krijgen in een regio die op strategisch vlak van essentieel belang was. Zij verankerden en vergrootten hun aanwezigheid in de Hoorn van Afrika door steun te verlenen aan het nieuwe regime in Ethiopië na de omverwerping van keizer Haile Selassie. In Azië versterkte Moskou zijn positie in Vietnam door in te stemmen met de interventie van dat land in het Cambodja van de Rode Khmer. In 1979 volgde tenslotte de militaire inval in Afghanistan.
« Op het einde van de jaren zeventig », besluit Anne de Tanguy, « was de USSR zowat overal in de wereld aanwezig. De Sovjet-Unie had aangetoond dat hij in staat was op talrijke situaties te wegen, en hij was er blijkbaar in geslaagd de fameuze machtsbalans te doen overhellen ten gunste van het socialisme. Niets leek zijn verdere expansie te kunnen tegenhouden » (L’effrondement de l’Empire soviétique, Brussel 1998, p. 33).
De Koude Oorlog « bereikte zijn hoogtepunt onder de dictatuur van Brezjnev, toen besloten werd tot de brutale invasie van West-Europa in de loop van de jaren 1980. De verkiezing van Ronald Reagan leidde ondertussen, in 1981, tot de militaire heropstanding van de Verenigde Staten en de NAVO. Onder impuls van generaal Alexander Haig werd besloten tot de installatie van Pershing II- en kruisraketten in Europa, waardoor Rusland in het hart zelf, Moskou, bedreigd werd. Voor de machthebbers in het Kremlin bleef een window of opportunity van drie jaar over om voordeel te halen uit het onevenwicht dat door de dwaze jaren van het tijdperk-Carter ontstaan was. Daarna zou het te laat zijn... » (CRC nr. 268, oktober-november 1990, p. 1).
Abbé de Nantes sprak in verband met deze window of opportunity over « l’échéance 1983 », « de vervaltermijn 1983 »: hij voorzag uiterlijk in dat jaar de algemene invasie van West-Europa door de So-vjettroepen. Daarna zou de kans verkeken zijn voor Moskou, want de economie van de USSR kende ernstige structurele tekorten die de twee prioritaire doelstellingen van het regime, namelijk de ontwikkeling van één van de machtigste militair-industriële complexen ter wereld en vooral het onderhoud van het grootste leger van de planeet, in vraag konden doen stellen.
Om de dreigende zondvloed van vuur en staal te voorkomen – hoewel het Westen die ruimschoots verdiend had door zijn hardnekkige weigering om boete te doen – liet onze geestelijke vader de vrienden van de KCR en hun kinderen vurig bidden. De verschrikkelijke straf bleef ons bespaard ten gevolge van providentiële gebeurtenissen. Het begon met de dood van « die bruut van een Brezjnev » in november 1982, waardoor Joeri Andropov aan de macht kon komen, iemand die een grotere intellectueel was dan zijn voorganger en die voorstander was van een meer subtiele strategie. Maar hij was toen al ernstig ziek. Hij liet het jaar 1983 voorbijgaan zonder iets te ondernemen, terwijl de Amerikanen op hetzelfde moment hun Strategic Defense Initiative opstartten, beter bekend onder de bijnaam Star Wars, met de bedoeling het grondgebied van de VS te beschermen tegen een vernietigende regen van Sovjetraketten.Daarop stierf Andropov (2 januari 1984). Hij werd opgevolgd door Konstantin Tsjernenko, pleitbezorger van een Blitzkrieg, die de hele voorbereiding van een invasie van West-Europa opnieuw in gang zette.
Maar dan, op 13 mei 1984 – een dertiende mei, feestdag van Onze-Lieve-Vrouw van Fatima! – deed zich een vreselijke explosie voor in de zeemachtbasis van Severomorsk [zie kadertekst p. 5]. De ontploffing werd gevolgd door een brand die vijf dagen aanhield en de basis en het arsenaal haast volledig verwoestte. Tachtig procent van de enorme voorraad raketten die er gestockeerd waren werd vernietigd.
Enkele maanden later deed zich een nieuwe catastrofe voor die een groot wapencomplex in Siberië tot schroot herleidde. Daarna stierven kort na elkaar de minister van Defensie, maarschalk Oestinov (december 1984), en Tsjernenko zelf (maart 1985).
GORBATSJOV, EEN POLITIEKE REUS
De nieuwe machthebber werd dan een zekere Michail Gorbatsjov, slechts 54 jaar oud. Met hem leek het gevaar van een algemene overrompeling van West-Europa door Sovjettroepen afgewend te zijn, zoveel is zeker. Maar niemand kon zich toen voorstellen dat de jonge secretaris-generaal zes jaar later tot de ontbinding van de Sovjet-Unie zou overgaan.
Abbé de Nantes zag in Gorbatsjov onmiddellijk een uitzonderlijke figuur, één van de intelligentste, krachtigste en meest charismatische staatsleiders van dat moment. Hij voerde een nieuwe methode in, een nieuw spel dat kon omschreven worden als “wie verliest, wint”: het kwam er op neer dat hij bij voorbaat toegaf dat hij verslagen was en dat zijn kamp decadent en gedemoraliseerd was, om in het andere kamp medelijden te verwekken en een gelijkaardige militaire en geestelijke ontbinding teweeg te brengen. Met de magische termen glasnost (transparantie) en perestrojka (herstructurering) weende Gorbatsjov over het economisch verval van zijn land – wat trouwens de realiteit was – waarop de rijke landen zich haastten om hem ter hulp te komen. Maar eigenlijk was het er hem om te doen, zoals Viktor Koeznetsov in 1998 noteerde, « het politieke en ideologische regime te versterken, net zoals de strategische posities van de USSR in de wereld » (L’effondrement de l’Empire soviétique, p. 337).
« Bij ons werkt niets meer », verklaarde Gorbatsjov onomwonden tijdens een officiële toespraak op 11 juni 1985. « Nog enkele jaren voort met dit systeem, en we zijn er geweest. » In de mond van de secretaris-generaal van de communistische partij van de USSR hadden dergelijke uitspraken het effect van een schokgolf.
Op het internationale plan begon Gorbatsjov met een politiek van opening, van politieke detente die meer bepaald een wederzijdse dooi in de wapenwedloop behelsde. Hij deed zelfs nooit voordien gehoorde voorstellen tot ontwapening. Op 1 juli 1985 moest de schijnbaar voor het leven benoemde Andrej Gromyko, minister van Buitenlandse Zaken sinds 1957, plaats maken voor Edvard Shevardnadze, een Georgiër. Met deze laatste kondigde Gorbatsjov op 29 juli een eenzijdige stopzetting van de nucleaire testen aan. Op 17 oktober deed hij de terugtrekking van het Rode leger uit Afghanistan goedkeuren door het Politburo, en een maand later ontmoette hij Ronald Reagan in Genève. Op 15 januari 1986 sprak hij zich uit voor de totale eliminatie van nucleaire wapens vanaf het jaar 2000. Op 8 december 1987 ondertekenden de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie het verdrag van Washington, dat voorzag in de vernietiging van de kernraketten van middellange afstand.
In ruil voor deze toegevingen verkreeg de USSR niet alleen een adempauze in de wapenwedloop, die het regime niet meer bij machte was vol te houden, maar vooral ook leningen en verschillende vormen van hulpverlening van de kant van de grote westerse staten.
Tot aan de herfst van 1989 behield de Sovjetleider onafgebroken het initiatief in de internationale politiek. Door zijn onverwachte voorstellen en toegevingen, meer bepaald op het vlak van ontwapening, kreeg hij de wereldopinie altijd aan zijn kant. Gesterkt door zijn internationale successen had Gorbatsjov meer gezag om binnen de Sovjet-Unie een hervormingspolitiek te voeren die echter veel minder spetterend zou zijn.
DE MISLUKKING VAN DE PERESTROJKA
De « herstructurering » werd met veel publiciteit op de internationale scène aangekondigd. Uiteindelijk bleek het te gaan om een reeks nogal gewone maatregelen, zeker in het begin, om de productiviteit en de kwaliteit van de arbeid te vergroten: vervanging van een groot aantal kaderleden in de industrie, disciplinaire ingrepen met betrekking tot de kwaliteitscontrole, een grootscheepse campagne tegen het alcoholgebruik (waarvan het effect enkel was dat de fiscale inkomsten er ernstig onder leden). Parallel daarmee werd een politiek gelanceerd om de investeringen in de mechanische constructie te verhogen.
In een tweede fase werd de perestrojka toegepast op de landbouw, het systeem van de coöperatieven en de economische relaties met het buitenland, die geliberaliseerd werden. En tenslotte werd de « herstructurering » losgelaten op het hart zelf van het systeem: de industriële staatssector.
Gorbatsjov hield het socialistisch regime wel in stand maar erkende tegelijkertijd dat het verenigbaar was met activiteiten die niet door de staat geleid werden – in de praktijk: het privé-initiatief. De doelstelling was de verbetering van de bevoorrading van de bevolking, zonder echter een inbreuk te plegen op de inkomsten van de staatssector. Dat werd geconcretiseerd in het toelaten van individuele arbeid en in het creëren van kleine ondernemingen, verbonden aan een lokale administratie of aan een staatsbedrijf maar genietend van fiscale voordelen. In de landbouw mochten autonome “brigades” contracten sluiten met kolchozen en eigen grond bewerken. En bepaalde ministeries of grote ondernemingen kregen de toelating rechtstreekse relaties met buitenlandse partners aan te gaan, wat tot dan toe verboden was.
In 1987 tenslotte voerde een wet op de ondernemingen een dubbel beheersregime in. Het doel was om de centraal geleide planeconomie geleidelijk aan terug te schroeven ten voordele van autonome activiteiten.
De perestrojka liep evenwel uit op een complete mislukking. De hele Sovjeteconomie geraakte uit haar verband: budgettair deficit, buitenlandse schuldenlast, inkrimping van de fiscale inkomsten, toenemende inflatie en tenslotte alsmaar meer schaarste, even zoveel tekenen die de chaos aankondigden die Rusland in de jaren negentig zou kennen.
Nog erger was dat het uiteenvallen van het gecentraliseerd systeem en het ontbreken van nieuwe regels in de praktijk toelieten dat er een parallelle economie naar kapitalistisch model tot stand kwam. In 1990 telde de USSR ongeveer 6 miljoen nieuwe coöperatieven die in werkelijkheid echte privé-bedrijfjes waren. In de marge van de staatsbedrijven ontstonden structuren waarvan de activiteiten al snel erg winstgevend bleken voor de initiatiefnemers ervan, terwijl ze ook een middel vormden om staatssubsidies te doen afvloeien. Het was onder de perestrojka dat mensen zoals Berezovski en Chodorkovski, de latere « oligarchen », bijzonder winstgevende activiteiten konden ontwikkelen.
Het besluit dringt zich op. De hervormingen van Gorbatsjov, bedoeld om het Sovjetsocialisme een tweede adem te geven, leidden tot een mislukking op economisch vlak. Tegelijkertijd maakten ze van de Sovjetleider zelf en de federale structuren onder zijn gezag een obstakel op de snelle, radicale en onomkeerbare weg naar een kapitalistische economie zoals die door bepaalde figuren gewild werd, met Boris Jeltsin als hun spreekbuis.
Severomorsk, 13 mei 1984
In het noorden van het schiereiland Kola, aan de Barentszzee, op 25 km van Moermansk, ligt de zeemachtbasis van Severomorsk, ten tijde van de USSR het hoofdkwartier van de noordelijke vloot van de Sovjet-Unie.
Op 13 mei 1984 deed zich daar volgens westerse militaire experts « de ergste catastrofe in de geschiedenis van de zeemacht van de Sovjet-Unie sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog » voor. In de opslagruimte waar de strategische raketten, de torpedo’s en de mijnen gestockeerd waren, in Okolnaya, kwam het tot een reeks geweldige ontploffingen gevolgd door een gigantische brand.
Igor Solovjev was als achttienjarige inwoner van Severomorsk oog-getuige van de ramp:
« Ik zat thuis toen ik plots opmerkte dat in de lucht boven Okolnaya enorme projectielen begonnen rond te vliegen die op raketten leken. Tien of twaalf minuten later deed een krachtige ontploffing de stad beven. Wie Severomorsk kent, weet dat mijn straat vrij ver van de baai ligt ; alles wat op Okolnaya gebeurde, was natuurlijk niet volledig te zien, hoewel we op de vierde verdieping woonden. Instinctief klom ik op de vensterbank en begon te kijken naar de heuvels die ik kon zien. Ik weet niet meer hoeveel minuten ik daar stond toen er een explosie plaatsvond met zo’n kracht dat de ramen uit verschillende appartementen wegvlogen. Ik viel op de vloer. In de hemel aan de kant van Okolnaya verschenen rookwolken die erg deden denken aan de paddestoelwolken na een kernontploffing. Ik was nog niet bekomen toen er een derde ontploffing weerklonk... » (bron: http://admiral-umashev.narod.ru/okolnaya.htm).
Boven de basis steeg inderdaad een reusachtige paddestoelwolk van zwarte rook op, terwijl nog meer daverende explosies weerklonken en raketten in alle richtingen door de lucht vlogen. Een apocalyptisch tafereel... De autoriteiten, beducht dat de kernonderzeeërs van de noordelijke vloot in de catastrofe zouden meegesleurd worden, bereidden in paniek de evacuatie voor van Moermansk, een stad van 330.000 inwoners.
De verwoestende brand duurde vijf dagen. Twee derde van de raketvoorraad werd vernietigd, honderden wetenschappers en technici kwamen om. Bovendien werden duizenden inwoners van Severomorsk vergiftigd door de fall-out van de paddestoelwolk.
Voor de NAVO was het duidelijk dat er een verschrikkelijke ramp had plaatsgevonden, maar van de kant van de Sovjets werd er met geen woord over gerept... Het lijdt geen enkele twijfel dat de eventuele plannen voor een invasie van West-Europa door deze catastrofe aanzienlijk vertraagd werden, als het al niet tot een algemene afgelasting leidde.
HET IJZEREN GORDIJN SCHEURT OPEN
Door voortdurend ontwapening en vrede voor de hele wereld aan te kondigen, door het gevoelen te geven dat de ijzeren Sovjetgreep gelost werd, in het bijzonder door begrip te betonen tegenover bepaalde politieke hervormingen in liberale zin in Oost-Europa, sloeg de machine tenslotte op hol en keerde zij zich tegen het kamp van de man die haar in beweging gebracht had.
Op 9 november 1989 viel de Berlijnse Muur en werd de grens tussen de twee Duitslanden ontmanteld. Gorbatsjov leek toen gunstig te staan tegenover « een stapsgewijze toenadering tussen de twee Duitse staten, een proces waarbij elke toegeving door Oost-Duitsland en de USSR gecompenseerd zou moeten worden door toegevingen vanwege de Bondsrepubliek en het Westen in termen van economische bijstand, ontwapening en veiligheid » (Jacques Lévesque in L’effondrement de l’Empire soviétique, p. 337).
Maar op 28 november 1989 zorgt de West-Duitse kanselier Helmut Kohl voor een verrassing door aan de Bundestag een plan voor de hereniging van Duitsland voor te leggen.
Voor Oost-Duitsland komt de hereniging neer op niets minder dan het einde van het communisme, integratie in de Bondsrepubliek, terugtrekking uit het Warschaupact en aansluiting bij de NAVO. Gorbatsjov verzet zich tegen de hereniging maar, anders dan zijn voorgangers in 1956 (Boedapest) en in 1968 (Praag), stuurt hij zijn tanks niet... Vanaf die datum kan men zeggen dat hij het initiatief verliest in de internationale politiek, die hij tot op dat ogenblik met zoveel succes leidde.
Dan gaat het allemaal snel. Het IJzeren Gordijn scheurt volledig open, waarop ook de andere satellietstaten van de Sovjet-Unie zich losmaken. In Tsjecho-Slovakije heft het Politburo van de communistische partij zichzelf op. Bulgarije schuift Zhivkov, secretaris-generaal sedert 1954 en president sedert 1971, aan de kant. Roemenië executeert zijn dictator Ceaucescu. In Polen wint de vakbond Solidarnosc het pleit.
De onderworpen landen roepen overal hun onafhankelijkheid uit in naam van het zogezegde zelfbeschikkingsrecht van de volkeren. En het ongelooflijkst is wel dat alles zich voltrekt met de goedkeuring van Michail Gorbatsjov, « die de zaak van de opstandelingen tegen hun stalinistische leiders ondersteunt. Dankzij hem komt die ontzaglijke ommekeer overal tot stand zonder bloedvergieten, straatgevechten of vernielingen [behalve dan in Boekarest]. Het lijkt alsof we dromen », schreef abbé de Nantes (CRC nr. 268, oktober-november 1990, p. 2).
DE UNIE IN HET DEFENSIEF
De onafhankelijkheidsbeweging sloeg daarna snel over naar de vijftien republieken van de USSR. Begin 1990 scheurden de drie Baltische staten zich af. Belangrijker nog was wat gebeurde op 12 juni van datzelfde jaar: de Opperste Sovjet van de Russische republiek, voorgezeten door Boris Jeltsin, stemde een verklaring van soevereiniteit waardoor Rusland zichzelf het recht toekende om zich in alle vrijheid los te maken van de Sovjet-Unie ; de republiek bevestigde ook de voorrang van zijn eigen wetten op de Sovjetwetgeving.
Deze beslissing was zwaarwichtig, want het ging om een eerste stap in de richting van een eventuele volledige onafhankelijkheid van Rusland. De uittreding van de voornaamste republiek, goed voor 76% van het grondgebied van de Unie en 52% van de bevolking, zou neerkomen op een liquidatie van de USSR door zichzelf – iets wat niemand zich toen had durven inbeelden. De Russische verklaring van soevereiniteit leidde ogenblikkelijk tot gelijkaardige stappen in de elf andere republieken, terwijl de communistische partij de daaropvolgende maanden haar voorrangspositie kwijtspeelde en begon te verbrokkelen.
De samenhang en het bestaan zelf van de Sovjet-Unie waren bijgevolg rechtstreeks bedreigd. Gorbatsjov probeerde daarom de federale verhoudingen tussen de republieken die nog in de Unie wilden blijven opnieuw te definiëren. Hij bereidde een nieuw federaal verdrag voor gebaseerd op de soevereiniteit van de republieken, terwijl de federale regering slechts een secundaire rol zou toebedeeld krijgen. De tekst werd gepubliceerd op 20 juli 1991 en moest op 20 augustus ondertekend worden door de vertegenwoordigers van de republieken. Gorbatsjov zou persoonlijk voor de goedkeuring van het verdrag pleiten in een toespraak voorafgaand aan de stemming.
Deze toespraak, die door abbé de Nantes uitvoerig geciteerd en becommentarieerd werd, ademde een heel nieuwe geest na 74 jaar marxistisch-leninistische dictatuur. « Wij hebben een definitief punt gezet », aldus Gorbatsjov, « achter onze vroegere buitenlandse politiek die ten dienste stond van een utopisch doel: de communistische ideeën over de wereld verspreiden. Deze politiek heeft ons doen terechtkomen in de doodlopende straat van de “koude oorlog”, heeft het volk de ondraaglijke last van de militaire uitgaven opgelegd en heeft ons tenslotte meegesleurd in avonturen zoals dat van Afghanistan. Voor de eerste keer in vele decennia voeren wij nu een buitenlandse politiek die onderworpen is aan onze nationale belangen en die op binnenlands vlak in ons voordeel werkt. »
De stichter van de Katholieke Contrareformatie in de twintigste eeuw reageerde geestdriftig: « Hier spreekt iemand van het kaliber van een Maurras of een Salazar! » (CRC nr. 278, december 1991, p. 25).En nog: « Na zeventig jaar bolsjewistische terreur en stalinistische Goelag slaagt een man er in van dat land een land van vrijheid te maken: een mirakel van politieke wijsheid en morele kracht waarvan in de hele geschiedenis haast geen tweede voorbeeld te vinden is » (ibid., p. 23).De Sovjetpresident pleitte vurig voor het behoud van een staat « die vorm gekregen heeft gedurende een heel millennium ». Wat betekenden die woorden ? « Dat Marx in Moskou uitgepraat is, dat het stalinistisch en collectivistisch keurslijf opengebroken wordt en dat het Heilige Rusland opnieuw tot leven komt. Rusland verlangt er in de persoon van zijn president – zijn redder ? – naar om opnieuw toe te treden tot het concert van beschaafde, Europese, christelijke naties » (ibid., p. 24).
Maar de bijeenkomst van de Opperste Sovjet wordt verhinderd door een staatsgreep die plaatsvindt op 19 augustus. Een zelf uitgeroepen « Staatscomité voor de noodtoestand » houdt Gorbatsjov onder toezicht in zijn vakantieverblijf op de Krim en roept voor zes maanden de noodtoestand uit. Het comité wordt geleid door de vice-president van de Unie, Gennadi Janajev, en omvat ondermeer het hoofd van de KGB en de ministers van Defensie en Binnenlandse Zaken.
HET EINDE VAN DE USSR
Op het moment zelf vermoedde abbé de Nantes dat het ging om opgezet spel vanwege het “slachtoffer” zelf, met de bedoeling eerst kopje onder te gaan en alles mee de dieperik in te sleuren waarvan hij zich wou ontdoen, in het bijzonder de communistische Partij, om vervolgens terug boven water te komen en weer het initiatief te nemen (cf. De reus Gorbatsjov in CRC nrs. 276 en 277). Inderdaad leek de poging tot staatsgreep zo slecht voorbereid en door zo’n zwakke figuren geleid dat het een gewettigde vraag was of het geen doorgestoken kaart was. Totaal onwaarschijnlijk was bijvoorbeeld dat Boris Jeltsin een groteske “contrarevolutie” kon organiseren midden in Moskou zonder dat de leiders van de “coup” hem ook maar een strobreed in de weg legden. Nog ongeloofwaardiger was dat een driemanschap dat de KGB, het Rode Leger en het ministerie van Binnenlandse Zaken controleerde en dus alle repressieve krachten commandeerde, niet slaagde in zijn onderneming.
Twintig jaar later is het moeilijk om de ware beweegredenen van deze povere rebellen te kennen. Voor de hypothese van opgezet spel door Gorbatsjov lijken er geen harde bewijzen te zijn, tenzij we aannemen dat hij in feite zijn hand overspeeld heeft in een zeer gewaagde gok. Zeker, de poging tot staatsgreep eindigde na drie dagen en Gorbatsjov nam onmiddellijk de touwtjes terug in handen, zoals abbé de Nantes trouwens voorzien had. Maar de hele gebeurtenis maakte dat de dagen van de Sovjet-Unie definitief geteld waren. Michail Gorbatsjov slaagde er niet in de republieken van de Unie te doen instemmen met een nieuw federaal verdrag, en zijn gezag had een onherstelbare knauw gekregen. Naast hem was ondertussen de ster gerezen van Boris Jeltsin, de president van de Russische Federatie. Daarvoor had Jeltsin niet meer moeten doen dan op een tank klimmen en een speech houden tegen de putschisten, waarna hij dat beeld de wereld liet rondgaan. Een belachelijk tafereel, maar één dat helaas volstond om deze « karnavaltsaar », zoals onze geestelijke vader hem noemde, in de ogen van de Russen en van de hele wereld te doen doorgaan als de redder van een pas ontloken Russische democratie.
Ten overstaan van een centraal gezag dat overduidelijk verbrokkeld was en een Boris Jeltsin die meer dan ooit vastbesloten was om de Russische Federatie binnen te loodsen in de kapitalistische wereldeconomie, en haar dus te bevrijden van het Sovjetjuk, namen de overige republieken ingrijpende beslissingen: ze riepen de een na de ander hun onafhankelijkheid uit, waartegen Michail Gorbatsjov niets kon inbrengen.
Abbé de Nantes trok op het moment zelf een belangrijke politieke les uit de gebeurtenissen, die hij koppelde aan een klare kijk op wat Rusland het komende decennium te wachten stond:
« Naar mijn bescheiden mening is het een politieke vergissing en een ernstige morele fout om zich te verheugen in het sociale verval en de anarchie bij de buurman of zelfs bij de vijand. Het risico op oorlog vergroot erdoor, misschien zelfs op heel korte termijn. De opborrelende passies steken de grenzen over, en storten de wereld in het verderf. Daarom zegt mijn instinct me sinds 19 augustus [de dag van de staatsgreep] dat ik moet hopen op het herstel van de USSR en zijn president Michail Gorbatsjov, terwijl ik slechts walging en afkeer voel wanneer ik Boris Jeltsin zie, die clown, die karnavaltsaar, die zich plotseling zou kunnen ontpoppen tot een nieuwe Stalin of Chroesjtsjov. Ik hoop op de terugkeer van Gorbatsjov en ik voorzie die terugkeer ook, tegelijk met de voortzetting van zijn groot plan, waarvan de draagwijdte en de genialiteit ongeëvenaard zijn » (CRC nr. 278, december 1991, p. 23). De gebeurtenissen in Rusland in de daaropvolgende jaren zouden de ongerustheid van onze geestelijke vader ruimschoots bevestigen. Maar datgene waarvan hij hoopte dat Gorbatsjov het zou realiseren zou verwezenlijkt worden door een andere Russische staatsman.
Op 8 december 1991 verklaarden de presidenten van de Russische Federatie, Oekraïne en Wit-Rusland dat « de USSR als begrip in het internationaal recht en geopolitieke realiteit opgehouden heeft te bestaan. »
In de vaststelling dat de Sovjet-Unie door de uittreding van alle republieken had opgehouden te bestaan, en overeenkomstig wat hij zelf aangegeven had wanneer dit feit zich zou voordoen, nam Michail Gorbatsjov – opvolger van Lenin, Stalin, Chroesjtsjov, Brezjnev, Andropov en Tsjernenko – op 25 december ontslag als president van de USSR. Om middernacht kwam in rechte en in feite een einde aan de Sovjet-Unie.
Op hetzelfde tijdstip vormden de oude Sovjetrepublieken, met uitzondering van de drie Baltische staten, onder elkaar de Gemeenschap van Onafhankelijke Staten (GOS). Het leadership van het GOS werd in handen gegeven van de belangrijkste staat ervan: Rusland, teruggekeerd naar de grenzen die het had in de 17deeeuw.
JELTSIN, DE LEERLING-TOVENAAR
De destabilisering van Gorbatsjov door de staatsgreep van 19 augustus 1991 gaf Boris Jeltsin vrij spel om voor de Russische Federatie een ultraliberaal programma op poten te zetten dat uitgewerkt was door een ploeg jonge economen rond Egor Gajdar. Dat programma werd ondersteund, om niet te zeggen doorgedrukt, door de Wereldbank en het IMF, die door de Russische president uitgenodigd waren om voorstellen tot samenwerking te doen en deel te nemen aan de economische hervormingen. Alleen het vertrek van Gorbatsjov ontbrak nog om in werking te stellen wat men de « schoktherapie » noemde, maar wat in feite een schok zonder therapie zou blijken.
Op 1 januari 1992 werd de regulering van de prijzen door de staat nagenoeg volledig afgeschaft: 80% van de prijzen van de groothandel en 90% van die van de kleinhandel werden vrijgemaakt. De beslissing was revolutionair, want ze kwam neer op de brutale invoering, van de ene dag op de andere, van het fundament zelf van een kapitalistische economie na 74 jaar communisme. Het resultaat was dat de prijzen op één maand tijd met 250% stegen. We zouden moeten wachten op het jaar 1996 om een zich stabiliserende inflatie van rond de 22% te zien. Deze maatregel was dramatisch, want alle spaarders werden erdoor geruïneerd, te beginnen met de gepensioneerden. Een groot deel van de Russische bevolking werd in een diepe armoede gestort.
Een ander luik van de economische hervormingen: de privatisering van de ondernemingen, in twee fasen doorgevoerd door Anatoli Tsjoebais, een andere minister van Jeltsin. Het begon met een massale privatisering door de bedeling van coupons (vouchers) aan de bevolking, die deze kon gebruiken om aandelen te kopen in de vroegere staatsbedrijven. De coupons hadden een waarde van 10.000 roebel en werden verondersteld de spontane privatiseringen van de perestrojka te vermijden. In de realiteit waren het de bedrijfsleiders zelf die alle aandelen in handen kregen en zo beslag konden leggen op de ondernemingen of hun productiemiddelen. Het merendeel van de kleine aandeelhouders haalde geen enkel voordeel uit de hele massa-privatisering, die integendeel leidde tot een geweldige toename van de corruptie.
Vanaf 1994 werd de tweede fase van de privatisering op de sporen gezet met de verkoop bij opbod van aandelen in de ondernemingen behorend tot de energiesector, de metaalsector en de sector van de telecommunicatie. Het doel was een einde te maken aan het deficit van het budget, dat in 1994 opgelopen was tot 10,6% van het Russische bruto binnenlands product. Maar de inkomsten van deze operatie bleven onder de verwachtingen, wat de staat op de gedachte bracht leningen aan te gaan bij de banken met als onderpand aandelen in de kroonjuwelen van de Sovjetindustrie, die de banken op die manier konden verwerven. Het was tijdens deze tweede fase dat conglomeraten ontstonden zoals Gazprom en Lukoil rond zeven banken met aan het hoofd zeven “bojaren” of oligarchen. Het ging om een handvol zakenlui die tegen belachelijke prijzen kolossale industriële en financiële complexen konden tot stand brengen. Vanaf 1996 gaven ze te kennen dat ze rechtstreeks tussenbeide wilden komen in de beslissingen van de regering, meer in het bijzonder in de gevoelige kwestie van de privatiseringen, in functie van hun persoonlijke belangen.
De macht van de oligarchen was zo groot dat zij benoemd werden op de sleutelposten van de presidentiële administratie. Vladimir Potanin van de investeringsgroep Interros bekwam zo de functie van eerste vice-premier naast Viktor Tsjernomyrdin, met recht van inzage in de hele economische politiek. Boris Berezovski, eigenaar van autoconstructeur Avtovaz maar ook van zeer invloedrijke media zoals de televisieketen ORT, werd op 29 oktober 1996 benoemd tot voorzitter van de nationale Veiligheidsraad, ter vervanging van generaal Lebed ; deze post gaf hem toegang tot de meest gevoelige informatie met betrekking tot het landsbestuur, en het recht om deel te nemen aan de vergaderingen van de ministerraad.
Dat was de prijs die Jeltsin moest betalen voor zijn herverkiezing tot president in 1996 na een campagne die door de oligarchen gefinancierd was ten belope van 140 miljoen dollar! Berezovski onthulde in november van hetzelfde jaar in een interview verschenen in de Financial Times dat een groep van zeven bankiers de herverkiezing van het staatshoofd verzekerd had, en voegde eraan toe dat de “zeven” de helft van de economie controleerden. Deze tot in de instellingen zelf verankerde onderwerping van het politiek gezag aan een handvol zakenlui was één van de grote schandalen van de periode 1991-1999.
DE NEERGANG VAN LEGER EN DIPLOMATIE
Het derde en laatste luik van de hervorming betrof het geld en de begroting, die een gapend tekort vertoonde. Om daaraan te verhelpen stelde Anatoli Tsjoebais een politiek in van staatsbons met een uiterst aantrekkelijke vergoeding. Maar de betalingscrisis veralgemeende zich ten gevolge van de hoge intrestvoet, met gebrek aan liquide middelen en kapitaalvlucht tot gevolg. Daarbovenop kwamen het falen van het productiesysteem en de opschorting van staatsbestellingen. De staat bleek overigens de slechtste betaler van het land te zijn, met talloze achterstallen in de uitbetaling van salarissen en pensioenen aan het personeel in de publieke sector.
Om te kunnen voldoen aan hun engagementen waren de ondernemingen verplicht allerlei noodoplossingen te bedenken, zoals de uitgave van kredietnota’s. In 1994 werd de helft van de betalingen voor elektriciteit en een kwart van die voor de federale belastingen in natura gedaan! Dat leidde dan weer tot een parallelle economie van fiscale fraude, zwendel en handel in verboden producten – goed voor 40 en zelfs 50% van het BBP...
De zgz. schoktherapie van Boris Jeltsin leidt Rusland regelrecht naar de catastrofe. Vanaf eind 1997 kunnen de fiscale inkomsten de uitgaven van de staat niet meer dekken, waardoor een schuldenberg ontstaat. Men kiest echter voor de vlucht vooruit. Om de erg hoge vergoeding te financieren voor de bons die zelf moesten zorgen voor de aflossing van de staatsschuld, worden nieuwe bons uitgegeven. Tussen oktober 1997 en mei 1998 worden niet minder dan 53 miljard roebels uitgegeven enkel en alleen om intresten op de staatsbons te betalen. De Russische economie bevindt zich daardoor aan de rand van de verstikking, wat nog verergerd wordt door de internationale conjunctuur 1. Deze toestand leidt tot de roebelcrisis 2. Rusland moet alle betalingen staken.
Het Russische leger is één van de grootste slachtoffers van de economische politiek. De regering heeft de middelen niet meer om een belangrijke financiële inspanning te doen voor de defensie. De economische crisis verhindert elke diepgaande hervorming van het militair materieel. Gevolg: vermindering van de operationele mogelijkheden, trainingen tot minder dan het noodzakelijke minimum herleid, systematisch uitstel van aankopen “tot betere dagen”, groeiende impopulariteit van de legerdienst en massieve desertie (cf. Isabelle Facon in La Russie contemporaine, p. 187). Deze situatie ligt ongetwijfeld voor een groot deel aan de basis van de tegenslagen die het leger oploopt tijdens de eerste oorlog in Tsjetsjenië. De hellevaart van het leger, dat in de Sovjetperiode nog het machtigste ter wereld was samen met dat van de VS, leidt onvermijdelijk ook tot de neergang van de Russische diplomatie.
Deze evolutie doet zich het duidelijkst gevoelen in de Kaukasus. In 1994 worden belangrijke oliereserves ontdekt in de Kaspische Zee. De Russische diplomatie kan echter niet op tegen de groeiende macht van de Verenigde Staten in deze regio. Het land ziet zich ook meer en meer aan de kant geschoven wanneer het gaat om grote internationale beslissingen. Vanaf 1993 neemt Washington een meer offensieve houding aan tegenover Moskou met de uitbreiding van de NAVO in de richting van de voormalige landen van het Oostblok, in het bijzonder Hongarije, Polen en de Tsjechische republiek. De stem van het land wordt evenmin nog echt gehoord in de onderhandelingen over de strategische wapens. De ondertekening van het Start-2-verdrag (3 januari 1993) betekent een grote overwinning voor de VS, die erin slagen de wapens te doen elimineren die tot de militaire macht van de Sovjet-Unie hebben geleid, terwijl ze hun eigen vuurkracht bewaren.
Deze enkele voorbeelden volstaan om het besluit van Christophe Romer over de buitenlandse politiek van Rusland onder Jeltsin te rechtvaardigen: « Vandaag beschikt Rusland nog amper over de middelen van zijn diplomatie. Dat heeft evenzeer te maken met het gevoelen van almacht dat Washington uitstraalt als met de zeer reële zwakheid van Rusland, dat niet meer de mogelijkheden heeft voor een grote diplomatie. Het beeld van Rusland en zijn president heeft geleidelijk aan steeds meer schade opgelopen. De westerse wereld heeft ontdekt wat al vanaf 1991 kon onderscheiden worden [onze geestelijke vader had het inderdaad gezien en geschreven in dat jaar, toen de invloed van Gorbatsjov begon te tanen], namelijk dat Boris Jeltsin niet uit het hout van een echte staatsman gesneden is. » Dat is wel het minste wat men kan zeggen...
DE OMMEKEER VAN HET JAAR 1999
Deze ommekeer had eerst en vooral te maken met Kosovo, een provincie in het zuiden van het orthodoxe Servië die in meerderheid bewoond werd door mohammedaanse en separatistische Albanezen.
Toen de oorlogen in Kroatië en Bosnië in 1995 voorbij waren, was ook de Joegoslavische federatie uit elkaar gevallen. De Kosovaarse onafhankelijkheidsbeweging UCK verhevigde toen haar terroristische acties en verplichtte het Servische leger ertoe tussenbeide te komen om de soevereiniteit van de staat over dit gebied te vrijwaren en de Servische minderheid te beschermen. Maar de Amerikanen kiezen partij voor de Albanezen. Op 24 maart 1999 schendt de NAVO alle internationale wetten door luchtaanvallen op Servië te lanceren, ondanks het protest van Rusland. Op 9 juni wordt Servië gedwongen een akkoord te ondertekenen waarin het zich engageert zijn strijdkrachten uit Kosovo terug te trekken.
Maar op 12 juni, op het moment dat de NAVO zijn bezettingsmacht ontplooit in de opstandige Servische provincie, slagen tweehonderd Russische soldaten er in het grootste geheim in zich meester te maken van het vliegveld van Pristina en zich op te stellen tussen het tot de terugtocht gedwongen Servische leger en de strijdkrachten van de NAVO. Deze perfect geleide operatie snijdt de westerse landen de pas af ; zij zijn niet bij machte de Russen uit Kosovo te verdrijven en kunnen hen ook niet integreren in de NAVO-troepen.
« Een ommekeer in de bondgenootschappen », onderstreepte abbé de Nantes onmiddellijk. De Russen kwamen tussenbeide om hun Slavische en orthodoxe broeders te redden – met Stalin en Tito had dit niets meer te maken. Sterker nog, Rusland wierp zich op als de enige verdedigingswal van het christelijke westen tegen de islam en zijn nieuwe bondgenoot, de Verenigde Staten.
Deze ommekeer vond plaats op een twaalfde juni, feest van het Onbevlekt Hart van Maria volgens de moderne kalender. Nauwelijks twee maanden later zou een nieuwe gebeurtenis voor een beslissende wending in de geschiedenis van Rusland zorgen.
Daarvoor moeten we teruggaan naar het moment van de roebelcrisis en de financiële crash in augustus 1998, toen de massieve devaluatie van de roebel het eerste teken vormde van de terugkeer naar de politieke wijsheid. In plaats van de beloofde welvaart te kennen was Rusland geruïneerd, uitgehongerd, bestolen en vernederd. Het land keek aan tegen een ongeziene uitbarsting van georganiseerde corruptie en misdaad. De situatie was catastrofaal en de mislukking van de politieke en economische hervormingen zonneklaar. De aangerichte ravage wekte uiteindelijk een unanieme reactie van verwerping op.
« De term “democraat” krijgt langzamerhand een negatieve en zelfs beledigende betekenis in de publieke opinie », stelt Marlène Laruelle terecht. « Men duidt er de politici mee aan die de plundering van de rijkdommen van het land door de oligarchen weigeren te erkennen. De Europese vanzelfsprekendheid is geen referentie meer, de democratie wordt gelijkgesteld met de ellende aangericht door het kapitalisme en de politieke rechten worden als secundair beschouwd » in het licht van de noodzaak om de grootheid van Rusland te herstellen en in het licht van de materiële noden die het land in zijn armoede heeft moeten onder ogen zien (La Russie contemporaine, p. 345). Eigenlijk kan men zeggen dat de armoede Rusland op de weg van de redding gezet heeft.
Jeltsin, die fysiek bijzonder verzwakt is door toedoen van zijn alcoholisme, wordt door de gebeurtenissen gedwongen om een eerste-minister aan te stellen die het land uit de afgrond kan trekken waarin hij het als president gestort heeft ; dat is voor hem ook het enige middel om zijn hoofd te redden. Welke kwaliteiten moet die politicus bezitten ? Het moet een man zijn die loyaal is... tegenover de president, die bekwaam is om de Doema, de ex-KGB en het leger vertrouwen in te boezemen en die het prestige van Rusland op het internationale vlak kan verzekeren.
Jeltsin stelt eerst Jevgeni Primakov aan op 1 september 1998, en vervolgens Sergej Stepasjin in mei 1999. Maar wanneer deze laatste zich op verplaatsing in Dagestan bevindt, waar een moslimrebellie is uitgebroken, verneemt hij daar dat hij aan de dijk gezet is. Het lot van Rusland kantelt met de aanstelling van een nieuwe eerste-minister, onbekend bij het grote publiek en de kanselarijen overal ter wereld: Vladimir Poetin.
broeder Pierre-Julien van de Goddelijke Maria
(1) In de zomer van 1998 komt het tot een wereldwijde daling van de prijs van olie, gas en hout, wat een ramp betekent voor Rusland: het land is immers een grote exporteur van deze producten.
(2) De Russische munt moet devalueren, het spaargeld verliest de helft van zijn waarde en de inflatie stijgt de maanden daarop tot 84%!